Wijziging Regeling vrijstelling machtiging niet-ingezetenen

10 juli 1995

HDTP/O/290338.JZ

Hoofddirectie Telecommunicatie en Post

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel D.4.1 van het Besluit radio-elektrische inrichtingen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vrijstelling machtiging zendinrichtingen niet ingezetenen1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na hoofdstuk III wordt een nieuw Hoofdstuk ingevoegd, luidende:

IV. Radiocommunicatie ten behoeve van bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen.

Artikel 10

Aan leden van hulpverleningsdiensten uit het buitenland, die in het kader van daartoe door Nederland afgesloten internationale overeenkomsten op Nederlands grondgebied bijstand verlenen bij het bestrijden van rampen en ongevallen, wordt vrijstelling verleend van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van de door hen meegevoerde zendinrichtingen, voorzover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11.

Artikel 11

1. De meegevoerde zendinrichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de in het land van herkomst geldende technische en administratieve voorschriften.

2. De in het land van herkomst afgegeven machtigingsbescheiden dienen op eerste aanzegging van een toezichthoudend ambtenaar te worden getoond.

3. De houder van de zendinrichting dient met betrekking tot het gebruik van de zendinrichtingen en de te gebruiken frequentie de aanwijzingen op te volgen die door of namens het voor de bestrijding van een ramp en het ongeval bevoegde gezag worden gegeven.

B. Hoofdstuk IV wordt vernummerd in Hoofdstuk V en artikel 11 in artikel 12.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.


’s-Gravenhage, 10 juli 1995. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

1 Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 november 1991 (Stcrt. 1991, 229).

Naar boven