Vrijstellingsregeling stuifbestrijding veenkoloniaal bouwplan, bloembollenteelt en Texel

«Wet bodembescherming»

9 juni 1995

Nr. DWL/15295008

Directoraat-Generaal Milieubeheer/Directie Drinkwater, Water, Landbouw

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming;

Gezien het advies van de Technische commissie bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt onder veenkoloniaal bouwplan, bouwland, maïsland en niet-beteelde grond verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen.

Artikel 2

1. Van het verbod, gesteld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitge- oefend, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

2. Van het verbod, gesteld in artikel 30, eerste lid, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten, (Stb. 1991, 385).

Artikel 3

1. Van het verbod, gesteld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden in gebruik voor de teelt van bloembollen, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

2. Van het verbod, gesteld in artikel 30, eerste lid, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden in gebruik voor de teelt van bloembollen, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

Artikel 4

1. Van het verbod, gesteld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden in gebruik als bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, indien deze gronden zijn gelegen op Texel.

2. Van het verbod, gesteld in artikel 30, eerste lid, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor gronden in gebruik als bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, indien deze gronden zijn gelegen op Texel.

Artikel 5

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt, voor wat betreft artikel 2, terug tot en met 1 februari 1995.

2. Zij vervalt met ingang van 1 januari 1996.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling stuifbestrijding veenkoloniaal bouwplan, bloembollenteelt en Texel.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 9 juni 1995. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer.

Toelichting

Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen is het verboden om dierlijke meststoffen te gebruiken op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, tenzij de dierlijke meststoffen emissie-arm worden aangewend. Het tweede lid van dit artikel bevat een uitzondering op dit verbod voor gronden in gebruik voor de teelt van bloembollen alsmede voor gronden waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend. Deze uitzondering gold tot en met 31 december 1994.

De reden waarom in bovenbedoelde gevallen het niet emissie-arm aanwenden van dierlijke meststoffen werd toegestaan, is dat met die wijze van aanwenden verstuiving van landbouwgronden kan worden tegengegaan. De beperking tot 31 december 1994 is aangebracht in de verwachting dat voor die tijd alternatieve methoden van stuifbestrijding beschikbaar zouden zijn.

In 1993 en 1994 is, in overleg met het bedrijfsleven, een aantal demonstratieprojecten uitgevoerd om de inzetbaarheid en de effectiviteit van alternatieve stuifbestrijdingsmiddelen te verbeteren. Deze projecten gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de beschikbaarheid van alternatieve stuifbestrijdingsmiddelen.

De milieuverordeningen van de provincies Groningen en Drente bevatten een verbod van alle organische meststoffen, anders dan die onder het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen en het Besluit gebruik dierlijke meststoffen vallen. Voor één van de belangrijkste alternatieve stuifbestrijdingsmiddelen, namelijk vloeibare cellulose, dient daarom een provinciale ontheffingsprocedure gevolgd te worden. De uitkomst van deze procedure is niet duidelijk, omdat in de eerdergenoemde milieuverordeningen zeer strenge normen worden toegepast.

Omdat daarmee de beschikbaarheid van één van de belangrijkste alternatieve stuifbestrijdingsmiddelen (vloeibare cellulose) onzeker is, is het, met het oog op de bestrijding van erosie, gewenst om het gebruik van drijfmest in het veenkoloniaal bouwplan ook voor het jaar 1995 mogelijk te maken.

De regering heeft de Tweede Kamer, in het kader van het Algemeen Overleg over de voortgang van het mest- en ammoniakbeleid op 12 oktober 1994, toegezegd om het gebruik van drijfmest voor de periode van één extra jaar toe te staan via een vrijstelling op basis van de Wet bodembescherming.

Deze vrijstelling houdt in dat de bovengenoemde uitzondering in artikel 7, tweede lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen, voor wat betreft het veenkoloniaal bouwplan, in feite met een jaar wordt verlengd.

In het Algemeen overleg met de Vaste commissie van de Tweede Kamer voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 4 april 1995 is de problematiek van de stuifbestrijding weer aan de orde gekomen. De meerderheid van die commissie heeft tijdens dat overleg aangedrongen op het verlenen van een vrijstelling voor het emissie-arm aanwenden voor die gebieden waar zich problemen voordoen met de stuifbestrijding.

Naar aanleiding van het overleg heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede namens mij, toegezegd om, met oog op de bestrijding van erosie, een vrijstelling te verlenen van de verplichting tot emissie-arm aanwenden voor de bloembollenteelt en het eiland Texel. Die toezegging is vooral gebaseerd op de constatering dat de beschikbaarheid van vloeibare cellulose, het belangrijkste alternatieve stuifbestrijdingsmiddel, te wensen over laat en zich logistieke problemen voordoen in de betreffende gebieden.

Deze vrijstelling komt, voor wat betreft bloembollenteelt, overeen met de bovengenoemde uitzondering in artikel 7, tweede lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen.

De ammoniakemissie door het verspreiden van drijfmest levert een ongewenst milieuhygiënisch effect op. De vrijstelling is daarom uitdrukkelijk beperkt tot dit jaar. Er wordt van de landbouwsector verwacht dat deze periode voldoende is om de problemen die zich bij de alternatieve stuifbestrijdingsmiddelen, met name cellulose, voordoen, op te lossen. In overleg met de landbouwsector en andere betrokken organisaties zal daartoe een plan van aanpak worden opgesteld.

Voor wat betreft de milieuhygiënische effecten kan verder worden opgemerkt dat de overige regels met betrekking tot het gebruik van dierlijke meststoffen uit het Besluit gebruik dierlijke meststoffen van toepassing blijven. Het betreft bijvoorbeeld de normering van de hoeveelheid fosfaat per hectare en het verbod om van september tot en met januari uit te rijden.

Voor overige organische meststoffen, zoals omschreven in het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen (BOOM), gelden in principe dezelfde uitrij- en onderwerkbepalingen als voor dierlijke meststoffen. Op basis daarvan moet de vrijstelling voor dierlijke meststoffen ook gelden voor de overige organische meststoffen waarvoor momenteel een onderwerkverplichting geldt. Het betreft zuiveringsslib en mengsels van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost en zwarte grond.

Op grond van het bovenstaande is de vrijstelling voor dierlijke meststoffen, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, uitgebreid tot de genoemde overige organische meststoffen.

De Technische commissie bodembescherming heeft op 20 januari 1995 advies uitgebracht, kenmerk TCB S09 (1995), over een concept-vrijstellingsregeling voor het veenkoloniaal bouwplan. Tegen die vrijstelling had de commissie geen overwegende bezwaren. Datzelfde geldt voor de uitbreiding van die vrijstelling met overige organische meststoffen.

Op 11 april 1995 heeft de Technische commissie bodembescherming advies uitgebracht, kenmerk TCB 37 (1995), over de uitbreiding van de vrijstelling voor het veenkoloniaal bouwplan met de bloembollenteelt en Texel. De commissie meent dat een dergelijke brede vrijstelling neerkomt op een herziening van de bepalingen met betrekking tot de emissie-arme mestaanwending in het Besluit gebruik dierlijke meststoffen. Dat vraagt, volgens de commissie, om een zwaardere argumentatie en een bredere wetenschappelijke beoordeling. Daarom adviseert de commissie de vrijstelling niet te verlenen.

Ondanks het negatieve advies van de Technische commissie bodembescherming ben ik van mening dat het, uit een oogpunt van erosiebestrijding, aanvaardbaar is om een vrijstelling te verlenen van de verplichting tot emissie-arm aanwenden voor het veenkoloniaal bouwplan, de bloembollenteelt en Texel. De Tweede Kamer heeft uitdrukkelijk om die vrijstelling verzocht en de vrijstelling heeft een beperkte werkingsduur, namelijk één jaar.

Deze regeling treedt, voor wat betreft het veenkoloniaal bouwplan, in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 februari 1995. Dat is in oktober 1994 aan de Tweede Kamer toegezegd.

Voor wat betreft de bloembollenteelt en Texel is toegezegd dat zo spoedig mogelijk na 5 april 1995 een vrijstellingsregeling in werking zou treden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer.

Naar boven