Besluit van 26 februari 2025 tot wijziging van het Besluit EU-verordeningen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter uitvoering van Verordening (EU) 2023/2631 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (Uitvoeringsbesluit verordening Europese groene obligaties)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 15 januari 2025, 2024-0000563560, directie Financiële Markten;

Gelet op Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties en de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, aanhef en onderdeel b, 1:81, eerste lid, 1:94, eerste lid, aanhef en onderdeel i, en 1:97, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 februari 2025, nr. W06.25.00014/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 24 februari 2025, 2025-0000040677, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In de bijlagen bij het Besluit EU-verordeningen Wft wordt voor bijlage 38 een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 37. Verordening (EU) 2023/2631 (EuGBR – Europese groene obligaties)

Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties

1. Bevoegde autoriteit in de zin van de verordening

De Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van de gehele verordening, voor zover de Nederlandsche Bank ten aanzien titel II, hoofdstuk 2 en de artikelen 18 en 19 niet als bevoegde autoriteit is aangewezen.

De Nederlandsche Bank: ten aanzien van titel II, hoofdstuk 2 en de artikelen 18 en 19 van de verordening voor zover het een initiator als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van Verordening (EU) 2017/2402 (SECR) betreft.

2. Handhaving door middel van last onder dwangsom of bestuurlijke boete

Last onder dwangsom

Bestuurlijke boete

 

Artikelen

Artikelen

Boetecategorie

 

3

3

2

P

4

4

2

P

5

5

2

P

6

6

2

P

7, eerste en tweede lid

7, eerste en tweede lid

2

P

8

8

2

P

10, eerste en derde lid

10, eerste en derde lid

2

P

11, eerste en tweede lid, vierde tot en met achtste lid

11, eerste en tweede lid, vierde tot en met achtste lid

2

P

12, eerste en derde lid

12, eerste en derde lid

2

P

13

13

2

P

14, eerste en vierde lid

14, eerste en vierde lid

2

P

15

15

2

P

18

18

2

P

19

19

2

P

21, tweede en derde lid

21, tweede en derde lid

2

P

3. Openbaarmaking overtredingen

De bevoegde autoriteit kan bij een overtreding van het bij of krachtens de verordening bepaalde, in voorkomend geval met inachtneming van artikel 45, eerste lid, onderdeel n, van de verordening, de overtreding en de naam van de overtreder door middel van een openbare verklaring openbaar maken.

4. Onmiddellijke publicatie

De bevoegde autoriteit maakt op grond van artikel 1:97, derde lid, van de wet een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter zake van een in de tabel onder 2 met een «P» aangeduide overtreding zo spoedig mogelijk openbaar.

ARTIKEL II

In artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector worden in de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Algemeen deel in de numerieke volgorde de volgende artikelnummers met bijbehorende boetecategorieën ingevoegd:

1:77o

3

1:94, derde lid

2

ARTIKEL III

In artikel 51b, onderdeel k, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt «een toelichting» vervangen door «een duidelijke en beknopte toelichting».

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL V

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit verordening Europese groene obligaties.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 februari 2025

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, E. Heinen

Uitgegeven de zeventiende maart 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur strekt, tezamen met de Uitvoeringswet verordening Europese groene obligaties, ter uitvoering van de Verordening (EU) 2023/2631 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (hierna: de verordening). De verordening heeft tot doel investeringen in duurzame activiteiten te stimuleren door de invoering van geharmoniseerde normen voor ecologisch duurzame obligaties. Het besluit stelt eisen aan instellingen die willen voldoen aan de EU-standaard en daarmee een duurzame obligatie mogen uitgeven met het label «Europese groene obligatie» of «EuGB». Lidstaten dienen uiterlijk op 21 december 2024 maatregelen te hebben getroffen om te voldoen aan de artikelen 45 en 49 van de verordening Europese groene obligaties (de handhavingsbevoegdheden van de toezichthouders).

§ 2. Inhoud van het besluit

Onderhavig besluit wijzigt het Besluit EU-verordeningen Wft. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) zijn aangewezen als de bevoegde autoriteiten. De AFM is de bevoegde autoriteit ten aanzien van de gehele verordening tenzij het een initiator van een securitisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van Verordening (EU) 2017/2402 (SECR) betreft.1 In een dergelijk geval is DNB aangewezen als de bevoegde autoriteit (zie artikel 44, tweede lid, van de verordening en artikel 29, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/2402 (SECR). Overweging 33 van de verordening beschrijft dat zowel initiators als SSPE’s betrokken zijn bij een securitisatie en dat daarom zowel de bevoegde autoriteiten van de initiator als die van de SSPE2 moeten samenwerken om een doeltreffend en adequaat toezicht te waarborgen.

Dit betekent dat DNB als de bevoegde autoriteit op initiators van securitisatieobligaties en de AFM (als bevoegde autoriteit op SSPE’s) zullen moeten samenwerken indien een securitisatieobligatie wordt uitgegeven met het label «Europese groene obligatie» of «EuGB». De AFM en DNB hebben de bevoegdheid om een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen indien een uitgevende instelling respectievelijk initiator of SSPE van een securitisatie de artikelen van de verordening overtreedt. In het besluit is geregeld welke boetecategorie geldt voor overtreding van de desbetreffende artikelen. Verder is in het besluit opgenomen dat AFM en DNB de bevoegdheid hebben om openbaar te maken dat een uitgevende instelling van Europese groene obligaties (of de initiator/SSPE als het gaat om securitisatieobligaties) niet aan de verordening voldoet. Daaronder valt ook het openbaar maken dat de uitgevende instelling/initiator of SSPE niet (meer) voldoet aan artikel 3 van de verordening wat betreft het gebruik van de benaming «Europese groene obligatie» of «EuGB». Daarnaast kunnen zij ook het besluit tot opleggen van een bestuurlijke boete zo spoedig mogelijk openbaar maken.

§ 3. Regeldrukkosten

Dit besluit geeft uitvoering aan de verordening en bestaat uit het aanwijzen van de bevoegde autoriteit, het beboetbaar stellen van de relevante artikelen uit de verordening en een openbaarmakingsbevoegdheid voor de bevoegde autoriteiten. Het onderhavige besluit levert derhalve geen regeldruk op. Voor de regeldrukeffecten van de verordening wordt verwezen naar de impact assessment van de Europese Commissie.

§ 4. Consultatie

Het besluit is niet openbaar geconsulteerd omdat het besluit slechts voorziet in enkele uitvoeringsaspecten en aan het besluit geen regeldrukkosten zijn verbonden.

Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit EU-verordeningen Wft)

Bevoegde autoriteiten

Bijlage 37, onder 1, regelt dat de AFM en DNB zijn belast met de uitvoering en handhaving van de bij de verordening gestelde regels. De aanwijzing van AFM en DNB als de bevoegde autoriteit is gebaseerd op de artikelen 1:24, derde lid, en 1:25, derde lid, Wft. Het betreft de implementatie van artikel 44 van de verordening. De AFM is de bevoegde autoriteit ten aanzien van de gehele verordening tenzij het een initiator van een securitisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van Verordening (EU) 2017/2402 (SECR) betreft. Op grond van artikel 44, tweede lid, van de verordening ziet de bevoegde autoriteit die is aangewezen als bevoegde autoriteit op grond van artikel 29, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/2402 (SECR) erop toe dat de initiator voldoet aan titel II, hoofdstuk 2 en de artikelen 18 en 19 van de verordening voor zover het een initiator van een securitisatieobligatie betreft. DNB wordt daarom aangewezen als bevoegde autoriteit voor zover het om een initiator van een securitisatieobligatie gaat.

Last onder dwangsom en bestuurlijke boete

De AFM en DNB kunnen op grond van de artikelen 1:79 en 1:80 Wft een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen indien een uitgevende instelling de artikelen uit de verordening overtreedt. Ter uitvoering hiervan is in bijlage 37, onder 2, een tabel opgenomen waarin is opgenomen voor welke bij of krachtens de verordening gegeven voorschriften een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. Bij de kolom voor de bestuurlijke boete is opgenomen dat boetecategorie 2 (maximale boete van € 1.000.000) van toepassing is. Dit betreft de implementatie van artikel 49, vierde lid, onderdelen e en f, van de verordening. In de verordening bedraagt de maximale boete € 500.000 indien het gaat om rechtspersonen en € 50.000 indien het gaat om natuurlijke personen, maar op grond van artikel 49, vijfde lid, kunnen lidstaten voorzien in hogere bestuurlijke boetes. Hiervan is gebruik gemaakt zodat kan worden aangesloten bij de boetesystematiek van de Wft.

Openbaarmaking overtredingen

Op grond van artikel 1:94, eerste lid, aanhef en onderdeel i, Wft is geregeld dat de AFM en DNB overtredingen en de namen van de overtreders van het bij of krachtens de verordening bepaalde door middel van een openbare verklaring bekend kunnen maken. Dit betreft een implementatie van de artikelen 45, eerste lid, onderdeel l, en 49, vierde lid, onderdeel a, van de verordening. AFM en DNB maken doorgaans door middel van een publicatie op hun website de naam van de overtreder en de overtreding bekend. Voor het openbaar maken dat een uitgevende instelling van Europese groene obligaties niet meer voldoet aan artikel 3 van de verordening wat betreft het gebruik van de benaming «Europese groene obligatie» of «EuGB» dient de AFM of DNB de termijn zoals opgenomen in artikel 45, eerste lid, onderdeel n, van de verordening in acht te nemen.

Onmiddellijke publicatie

Op grond van artikel 1:97, derde lid, aanhef en onderdeel b, Wft kan bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld dat AFM en DNB een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete zo spoedig mogelijk openbaar maken indien het een bestuurlijke boete betreft ter zake van een voorschrift dat op grond van artikel 1:81 is gerangschikt in de tweede categorie. Artikel 3, derde lid, onderdeel c, van het BEUv jo. bijlage 37, onder 4, voorziet in de bevoegdheid van de AFM en DNB om spoedig het besluit tot opleggen van een bestuurlijke boete gerangschikt in de tweede boetecategorie openbaar te maken. In de tabel is een «P» opgenomen achter de boetecategorieën zodat een besluit tot het opleggen van een boete door de toezichthouder openbaar kan worden gemaakt onmiddellijk nadat de persoon op wie het besluit van toepassing is, daarvan in kennis is gesteld. Het betreft een implementatie van artikel 52, eerste lid, van de verordening.

Artikel II (Besluit bestuurlijke boetes financiële sector)

In het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt geregeld dat indien een uitgevende instelling respectievelijk een initiator van een securitisatie geen gevolg geeft aan de handhavingsbevoegdheden van de toezichthouder op grond van artikel 1:77o Wft de toezichthouder een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete kan opleggen.

Hetzelfde geldt indien de toezichthouder een overtreder verzoekt de informatie die is opgenomen in de openbare verklaring op zijn website te publiceren en de overtreder niet overgaat tot publicatie. Dan kan de toezichthouder ook een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opleggen. Voor de hoogte van de bestuurlijke boete is aangesloten bij de hoogte van de boete voor vergelijkbare overtredingen.

Artikel III (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

Artikel 51b verwerkt artikel 13 van de richtlijn hypothecair krediet3. Artikel 51b bevat de verplichting voor aanbieders van hypothecair krediet om op hun website, op papier of op een andere duurzame drager (dan papier) algemene informatie beschikbaar te stellen over het hypothecair krediet dat zij op dat moment aanbieden. In onderdeel k van artikel 51b is opgenomen dat, indien van toepassing, dient te worden toegelicht dat de naleving van de kredietovereenkomst niet hoeft te betekenen dat het totale krediet aan het einde van de looptijd is afgelost. Onderdeel k verwerkt artikel 13, eerste lid, onderdeel j, van de richtlijn hypothecair krediet maar onderdeel j is niet volledig geïmplementeerd. Door in artikel 51b, onderdeel k, op te nemen dat de toelichting duidelijk en beknopt dient te zijn, wordt dit hersteld.

Artikel IV

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Op grond van artikel 72, vijfde lid, van de verordening dienen de lidstaten uiterlijk op 21 december 2024 de nodige maatregelen te hebben getroffen om te voldoen aan de artikelen 45 en 49 van de verordening. De artikelen 45, eerste lid, onderdelen l en n, en 49, vierde lid, onderdelen a, d tot en met f, van de verordening zijn in dit besluit geïmplementeerd. Derhalve is het voornemen om het besluit zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor wetgeving in verband met de uitvoering van EU-wetgeving.

De Minister van Financiën, E. Heinen

Bijlage. Transponeringstabel bij Verordening (EU) 2023/2631

Awb:

Algemene Wet bestuursrecht

BEUv:

Besluit EU-verordeningen Wft

BGfo:

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

Wft:

Wet op het financieel toezicht

Bepaling in verordening

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

artikelen 1–43

Artikel bevat rechtstreeks werkende voorschriften, is gericht tot Europese instantie of behoeft anderszins naar zijn aard geen implementatie.

   

artikel 44

artikel 2 jo. bijlage 37, onder 1, BEUv.

   

artikel 45, eerste lid, onderdelen a t/m d

artikelen 1:3a, eerste en tweede lid, 1:72 en 1:75 Wft jo. artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b, d, e, f en h, verordening Europese groene obligaties en artikelen 1:79 en 1:80 Wft jo. artikel 3, eerste en tweede lid, en bijlage 37, onder 2, BEUv

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel e

artikelen 1:3a, eerste lid, 1:72 Wft jo. artikelen 5:16 en 5:17 Awb; artikel 1:3, eerste lid, Wft jo. 1:74, eerste lid, Wft.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel f

artikel 1:3a, eerste en tweede lid, 1:72 en 1:75 Wft jo. artikel 21, tweede lid, verordening Europese groene obligaties en artikelen 1:79 en 1:80 Wft jo. artikel 3, eerste en tweede lid en bijlage 37, onder 2, BEUv.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel g

artikelen 1:3a, eerste lid, 1:72 Wft jo. artikelen 5:16 en 5:17 Awb; artikel 1:3, eerste lid, Wft jo. 1:74, eerste lid, Wft.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel h

artikel 1:77o, eerste lid,

onderdeel a.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel i

artikel 1:77o, eerste lid,

onderdeel b.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel j

artikel 1:77o, eerste lid,

onderdeel c.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel k

artikel 1:77o, eerste lid, onderdeel d.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel l

artikel 1:94, eerste lid, onderdeel i, en derde lid, en artikel 3, derde lid, onderdeel b, en bijlage 37, onder 3, BEUv

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel m

artikel 1:77o, eerste lid, onderdeel e.

   

artikel 45, eerste lid, onderdeel n

artikel 1:94, eerste lid, onderdeel i, en derde lid, en artikel 3, derde lid, onderdeel b, en bijlage 37, onder 3, BEUv

   

Artikel 45, eerste lid, onderdeel o

artikelen 1:3a, eerste lid, en 1:72 Wft jo. artikel 5:15, Awb.

   

artikel 45, eerste lid, tweede alinea

Behoeft in Nederlandse situatie geen implementatie.

   

artikel 45, tweede lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, heeft rechtstreekse werking.

   

artikel 45, derde lid

Volgt uit hoofdstukken 1.3 en 1.4 Wft en BEUv.

   

artikel 45, vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, heeft rechtstreekse werking.

   

artikel 46, eerste lid, eerste alinea

Heeft grotendeels rechtstreekse werking en is verder geoperationaliseerd in artikel 1:57a Wft jo. artikelen 5:12 tot en met 5:17 en 5:20 Awb en artikel 1:74 Wft.

   

artikel 46, eerste lid, tweede alinea

Bepaling is gericht aan de lidstaat. Behoeft geen implementatie aangezien er niet is gekozen voor strafrechtelijke sancties.

   

artikel 46, tweede tot en met vijfde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, heeft rechtstreekse werking.

   

artikel 46, zesde en zevende lid, eerste alinea

Behoeft geen implementatie (bepaling is gericht aan ESMA).

   

artikel 46, zevende lid, tweede alinea

Behoeft geen implementatie (bepaling is gericht aan de Europese Commissie).

   

artikelen 47 en 48

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, heeft rechtstreekse werking.

   

artikel 49, eerste lid, onderdeel a

artikel 3 en bijlage 37 BEUv.

   

artikel 49, eerste lid, onderdeel b

artikel 5:20 Awb, artikel 1:80 Wft en artikel 3, eerste en tweede lid, en bijlage 37, onder 2, BEUv.

   

artikel 49, tweede lid

Behoeft geen implementatie.

Lidstaatoptie om bepalingen als bedoeld in artikel 49, eerste lid, niet bestuursrechtelijk te sanctioneren, indien deze reeds in het nationale recht aan strafrechtelijke sancties zijn onderworpen.

Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt.

artikel 49, derde lid

Behoeft geen implementatie. Betreft een meldplicht van de lidstaten aan de Europese Commissie en ESMA.

   

artikel 49, vierde lid, onderdeel a

artikel 1:94, eerste lid, aanhef en onderdeel i jo. artikel 3, derde lid, onderdeel b, + bijlage 37, onder 3, BEUv.

   

artikel 49, vierde lid, onderdeel b

artikelen 1:75 en 1:79 Wft.

   

artikel 49, vierde lid, onderdeel c

artikel 1:77o, eerste lid, onderdeel e, Wft.

   

artikel 49, vierde lid, onderdeel d

artikel 1:83 Wft.

   

artikel 49, vierde lid, onderdeel e

artikelen 1:81 en 1:82, eerste lid, Wft + artikel 3, eerste en tweede lid, en bijlage 37, onder 2, BEUv.

 

Overtredingen worden beboetbaar gesteld in BEUv (boetecategorie 2 zal van toepassing zijn)

artikel 49, vierde lid, onderdeel f

artikel 1:81, derde lid, Wft + artikel 3, eerste en tweede lid en bijlage 37, onder 2, BEUv.

 

Overtredingen worden beboetbaar gesteld in BEUv (boetecategorie 2 zal van toepassing zijn)

Artikel 49, vierde lid, tweede alinea

artikel 1:82, derde lid, Wft.

   

artikel 49, vijfde lid

Bepaling is gericht aan lidstaat.

Lidstaatoptie om te voorzien in aanvullende sancties of maatregelen vast te stellen en in hogere bestuursrechtelijke geldboeten.

Aangesloten is bij de bestaande hogere bestuurlijke boetes (boetecategorie 2 is maximum € 1.000.000 (artikel 1:81, tweede lid, Wft) + artikel 1:83 (ten hoogste drie maal het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen i.p.v. twee keer het bedrag).

artikel 50

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, heeft rechtstreekse werking.

   

artikel 51

artikel 1:3a, derde lid, Wft jo Awb.

   

artikel 52, eerste lid

artikel 1:97, derde lid, aanhef en onderdeel b, Wft en artikel 3, derde lid, onderdeel c, en bijlage 37, onder 4, BEUv.

   

artikel 52, tweede tot en met vierde lid

Behoeft geen implementatie (bepaling is gericht tot de bevoegde autoriteiten).

   

artikelen 53–72

Artikel is gericht tot ESMA of een andere Europese instantie of behoeft naar zijn aard geen implementatie.

   

X Noot
1

Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012.

X Noot
2

Securitisation special purpose entity, zie artikel 2, onderdeel 2, Verordening (EU) 2017/2402 voor de definitie.

X Noot
3

Richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Naar boven