Besluit van 24 februari 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van drie artikelen van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (KetenID WGK013857)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 18 februari 2025, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 6033017;

Gelet op artikel 5.2 van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden treden in werking met ingang van 1 maart 2025. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 28 februari 2025, treden de voornoemde artikelen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 februari 2025

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

Uitgegeven de zesentwintigste februari 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Dit inwerkingtredingsbesluit bepaalt dat de artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (BGS) in werking treden met ingang van 1 maart 2025. Op die datum treden ook de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) en de overige artikelen van het BGS in werking. Dat is bepaald in artikel 4.1 van het BGS.1

Uit de artikelen 2.3, derde lid, en 2.11, derde lid, WGS volgt dat op de artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 BGS een nahangprocedure van toepassing is, zodat pas na afronding daarvan de datum van inwerkingtreding kan worden bepaald. De artikelen wijzen aanvullende deelnemers van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen en het Financieel Expertisecentrum aan.

De nahangprocedure houdt in dat de artikelen moesten worden toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal, waarna ten minste 20% van de leden van een Kamer gedurende vier weken kon verzoeken om de inwerkingtreding van deze drie artikelen bij wet te regelen. Op 18 december 2024 zijn de drie artikelen overgelegd aan beide Kamers.2 Op 16 januari 2025 heeft de commissie van Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer naar aanleiding hiervan vragen gesteld, die bij brief van 7 februari 2025 zijn beantwoord.3

Op 11 februari 2025 zijn de vereiste vier weken, aangevuld met de verlenging vanwege het kerstreces (conform aanwijzing 2.38 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) verstreken. Geen van beide Kamers der Staten-Generaal heeft verzocht om regeling van de inwerkingtreding bij formele wet. Dat betekent dat het onderhavige inwerkingtredingsbesluit kon worden genomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


X Noot
1

Daarbij is ook de afwijking van de vaste verandermomenten gemotiveerd (zie Stb. 2024, 380, blz. 103). In artikel 4.1 BGS is overigens een uitzondering gemaakt voor de artikelen 1.3, vijfde lid, en 1.4, derde lid, eerste volzin, van de WGS, die in werking treden met ingang van 1 juli 2025.

X Noot
2

Kamerstukken II 2024/25, 35 447, nr. 30 / Q.

X Noot
3

Kamerstukken II 2024/25, 35 447, nr. 31.

Naar boven