Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2025, 429 | Klein Koninklijk Besluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2025, 429 | Klein Koninklijk Besluit |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 december 2025, nr. 2025-0000264237
Gelet op artikel 6.7 van de Wet kinderopvang BES en artikel 5.2 van het Besluit kinderopvang BES;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. De Wet kinderopvang BES treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van:
– Artikel 1.1, voor zover het gaat om de begrippen: aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang, flexibele opvang en plusopvang;
– Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, derde lid en vijfde lid, onderdeel b;
– Artikel 2.4, vierde lid, voor zover het gaat om de zinsnede «en flexibele opvang»;
– Artikel 2.10a tot en met artikel 2.13;
– Artikel 2.17 tot en met artikel 2.19;
– Artikel 3.2, eerste lid, aanhef, voor zover het gaat om de zinsnede «of flexibele opvang» en onderdeel f;
– Artikel 3.2, tweede lid, onderdeel c;
– Artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, voor zover het gaat om de zinsnede «of flexibele opvang»;
– Artikel 3.4, tweede en derde lid;
– Artikel 3.5, onderdeel a, onder 4°;
– Artikel 3.13;
– Artikel 3.14, voor zover het gaat om de zinsnede «, de aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang en de subsidie, bedoeld in artikel 3.17, eerste lid,»;
– Artikelen 3.16 en 3.17;
– Artikel 4.2, eerste lid, aanhef, voor zover het gaat om de zinsnede «of de aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang», onderdeel a, voor zover het gaat om het woord «en» aan het slot van het onderdeel alsmede onderdeel b;
– Artikel 4.3, eerste lid, onderdelen b en c, voor zover het in dat onderdeel gaat om de zinsnede «of een aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang»;
– Artikel 4.4, eerste lid, voor zover het gaat om de zinsnede «, het besluiten over het verstrekken van een aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang en de betaling van die tegemoetkoming»;
– Artikel 5.1, eerste lid, voor zover het gaat om de zinsnede «en de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 2.18,»;
– Artikel 5.11, tweede lid;
– Artikel 6.3, derde lid, voor zover het gaat om de zinsnede «, «flexibele opvang»».
2. Artikel 3.13 van de Wet kinderopvang BES treedt in werking met ingang van 1 april 2026.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 5 december 2025
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Uitgegeven de elfde december 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
Dit besluit regelt de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet kinderopvang BES en het Besluit kinderopvang BES. Het gaat hierbij om de inwerkingtreding van alle onderdelen van de Wet kinderopvang BES, met uitzondering van de onderdelen die betrekking hebben op bepalingen over:
1) plusopvang;
2) flexibele opvang;
3) de delegatiegrondslag om op advies van het bestuurscollege een maximum te stellen aan het totaal aantal dagdelen per maand voor de soort kinderopvang of gastouderopvang waarvoor een kinderopvangvergoeding kan worden verstrekt;
4) deskundige bij strafbare feiten in de kinderopvang; en
5) de betaling van de ouderbijdrage door het bestuurscollege.
Plusopvang is in de Wet kinderopvang BES gedefinieerd als dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang waarin ook of alleen opvang wordt geboden voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om kinderen met een verstandelijke of fysieke handicap, ontwikkelachterstand of gedragsproblemen. Plusopvang vraagt meer van kinderopvangorganisaties dan «reguliere» opvang. Het vraagt om goed (hoger) opgeleid personeel dat in staat is om de ontwikkeling van deze kinderen te signalen en te stimuleren. Ook vraagt het om bijvoorbeeld aangepast materiaal en aangepaste ruimtes. De kinderopvangorganisaties staan voor de uitdaging om de kwaliteit van de kinderopvang over de gehele breedte verbeteren. Daar moeten nog belangrijke stappen in worden gezet.1 Zo concludeert de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) dat de kwaliteit van de kinderopvang in Caribisch Nederland afgelopen jaar op verschillende vlakken is verbeterd. Op de meeste locaties gaat de kwaliteit stap voor stap vooruit. Tegelijkertijd geeft de Inspectie aan dat de kwaliteit nog verder moet verbeteren. Zo voldoet het merendeel van de kinderopvanglocaties in Caribisch Nederland nog niet aan alle voorwaarden uit de exploitatievergunning, onder andere op het gebied van pedagogisch beleid. Daarnaast zijn binnen- en buitenruimtes niet altijd veilig, toegankelijk en passend ingericht voor het aantal en de leeftijd van de kinderen en wordt de ontwikkeling van kinderen nog te weinig gestimuleerd of wordt er niet op een positieve manier omgegaan met de kinderen.
De basiskwaliteit van de kinderopvang moet dus de komende jaren verder verbeterd worden. Dat vraagt om de nodige inspanningen van de kinderopvangorganisaties en daar is tijd voor nodig. Van belang is dat kinderopvangorganisaties dit – de basis – op orde hebben. Dat roept de vraag op of het opportuun is om nu over de volle breedte te investeren in het aanbieden voor plusopvang. Daarbij speelt ook mee dat het vinden van geschikt personeel op zich al een uitdaging is. Het vinden van hoger opgeleid personeel is nog een grotere uitdaging. De bestuurscolleges van de eilanden hebben aangegeven de komende jaren te willen inzetten op het verbeteren van de basiskwaliteit. Daarom heeft het kabinet in samenspraak met de bestuurscolleges van de eilanden besloten om alle artikelen met betrekking tot plusopvang vooralsnog niet in werking te laten treden.
Concreet betekent dit dat de volgende artikelen met betrekking tot plusopvang nog niet in werking treden:
– De begrippen «plusopvang» en «aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang» (artikel 1.1)
– Het verbod om zonder vergunning van het bestuurscollege een plusopvang te exploiteren (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b)
– Het verlenen van een vergunning voor plusopvang door het bestuurscollege gedurende een bepaalde termijn (artikel 2.1, derde lid)
– Advisering door het expertisecentrum onderwijszorg (EOZ) aan het bestuurscollege over een vergunning voor plusopvang (artikel 2.1, vijfde lid, onderdeel b)
– Delegatiegrondslag voor het stellen van regels over de voorwaarden voor het aanbieden van plusopvang (artikel 2.17)
– Het zorgdragen van deskundige ondersteuning door het EOZ bij de opvang van kinderen met mogelijk een extra ondersteuningsbehoefte (artikel 2.18)
– De grondslag om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken (artikel 2.19)
– De hoogte van de kinderopvangvergoeding is afhankelijk van de extra ondersteuningsbehoefte van het kind (artikel 3.5, onderdeel a, onder 4)
– De financiële dekking voor plusopvang op grond van de Wko BES en de subsidie aan het EOZ voor de taken, bedoeld in artikel 2.18 (artikel 3.14)
– Het verstrekken van een aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang (artikel 3.16)
– De subsidie aan het EOZ voor de taken, bedoeld in artikel 2.18 (artikel 3.17)
– Het verstrekken van gegevens door de houder van een kindercentrum of gastouder ten behoeve van de aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang (artikel 4.2, een gedeelte van de aanhef van het eerste lid en het eerste lid, onderdeel b)
– Het verstrekken van gegevens door ouders ten behoeve van de vaststelling van de extra ondersteuningsbehoefte of de aanvullende tegemoetkoming plusopvang (artikel 4.3, eerste lid, onderdeel b en een gedeelte van onderdeel c)
– Gegevensverwerking ten behoeve van het besluiten over het verstrekken van een aanvullende tegemoetkoming voor plusopvang en de betaling van die tegemoetkoming (artikel 4.4, een gedeelte van het eerste lid)
– De grondslag voor de aanwijzing van een toezichthouder op het EOZ bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.18 (artikel 5.1, een gedeelte van het eerste lid)
– Het schorsen of intrekken van een vergunning voor plusopvang door het bestuurscollege als er gedurende een bepaalde periode geen kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte opgevangen worden (artikel 5.11, tweede lid).
Na de wetsevaluatie (voorzien in 2031) zal het kabinet besluiten op welk moment bovenstaande artikelen in werking treden. Het blijft uiteraard wel van belang dat ouders met kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte gebruik kunnen maken van de opvang en dat deze kinderen zich verder kunnen ontwikkelen. Daarom heeft het kabinet besloten om de bestaande pilots plusopvang te continueren en door te ontwikkelen. Het kabinet stelt daar vanaf 2025 extra middelen voor beschikbaar.
De Wet kinderopvang BES maakt het mogelijk dat ouders die onregelmatige tijden werken (in de avond, nacht of weekend) in aanmerking komen voor gesubsidieerde kinderopvang: flexibele opvang. Onder flexibele opvang wordt verstaan: kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met de leeftijd dat ze naar het voortgezet onderwijs kunnen gaan die in de avond, de nacht of het weekeinde plaatsvindt. De bestuurscolleges van de eilanden hebben aangegeven de komende jaren geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om flexibele opvang aan te bieden. De prioriteit ligt op het verbeteren van de kinderopvang over de gehele linie. Bovendien zijn de middelen ontoereikend om dit te kunnen financieren en is onduidelijk of er voldoende vraag is naar deze vorm van opvang.
Om die reden treden de volgende bepalingen of onderdelen van bepalingen die zien op flexibele opvang nog niet inwerking:
– Het begrip «flexibele opvang» (artikel 1.1)
– De delegatiegrondslag voor het stellen van regels over de voorwaarden voor verantwoorde kinderopvang met betrekking tot flexibele opvang (artikel 2.4, een gedeelte van het vierde lid)
– Verstrekken van kinderopvangvergoeding met betrekking tot flexibele opvang (artikel 3.2, een gedeelte van de aanhef van het eerste lid, het eerste lid, onderdeel f en het tweede lid, onderdeel c)2
– Enkele verwijzingen naar het begrip «flexibele opvang» (in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6.3, derde lid)
In artikel 3.4, tweede lid, is opgenomen dat op advies van het bestuurscollege een maximum kan worden gesteld aan het totaal aantal dagdelen per maand voor de soort kinderopvang of gastouderopvang waarvoor een kinderopvangvergoeding kan worden verstrekt. Met deze bepaling tracht het kabinet de continuïteit van de kinderopvangorganisaties op de eilanden te beschermen als kinderen overstappen naar nieuwe toetreders. Als er op grote schaal nieuwe toetreders instromen in het kinderopvangstelsel, kan het voortbestaan van bestaande kinderopvangorganisaties – waar de afgelopen jaren veel in is geïnvesteerd – in het geding komen. Dat vindt het kabinet onwenselijk. Op dit moment is er geen aanleiding om gebruik te maken van dit instrument. Sterker nog, voor Bonaire geldt dat er een tekort is aan opvangplekken is. Een toename van nieuwe toetreders die aan de kwaliteitseisen (kunnen) voldoen is dan ook zeer wenselijk. Artikel 3.4, tweede lid, treedt daarom niet in werking.
Artikel 3.4, derde lid, bevat een delegatiegrondslag voor nadere regels met betrekking tot de hierboven beschreven maximering. Van deze delegatiegrondslag is geen gebruik gemaakt. Ook het derde lid treedt daarom niet in werking.
In de Wet kinderopvang BES (artikel 2.10a, eerste lid) is opgenomen dat de minister van SZW één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen als deskundige aanwijst. Houders van kinderopvangorganisaties, pedagogisch medewerkers, gastouders en personen van 18 jaar of ouder die structureel aanwezig zijn op een locatie waar gastouderopvang plaatsvindt, moeten vermoedens van strafbare feiten in de kinderopvang, zoals mishandeling of misbruik, melden bij deze (rechts)perso(o)nen.
Het is de bedoeling om twee deskundigen aan te wijzen: het Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kinderopvang in Caribisch Nederland en de vertrouwensinspectie van de Inspectie van het Onderwijs in Europees Nederland. Artikel 2.10a biedt onvoldoende basis voor de samenwerking die tussen deze twee deskundigen plaats moet vinden. Er is een wetswijziging nodig om dit mogelijk te maken. Daarom kan artikel 2.10a nog niet per 1 januari 2026 in werking treden. Vanwege de samenhang met de deskundige(n) bij strafbare feiten kunnen de opvolgende artikelen 2.11, 2.12 en 2.13 over de overleg-, aangifte- en meldplicht bij strafbare feiten ook niet in werking treden.
De volgende bepalingen over de deskundige bij strafbare feiten zullen niet in werking treden:
– Het aanwijzen van een deskundige (artikel 2.10a)
– De werkwijze bij strafbare feiten in een kindercentrum (artikel 2.11)
– De werkwijze bij strafbare feiten door de houder van een kindercentrum (artikel 2.12)
– De werkwijze bij strafbare feiten in een gastouderopvang (artikel 2.13)
In artikel 3.13, eerste lid is geregeld dat het bestuurscollege de ouderbijdrage kan voldoen aan de houder van het kindercentrum of de gastouder als de ouder de ouderbijdrage niet kan betalen. In het tweede lid is geregeld dat het bestuurscollege bij eilandsbesluit nadere regels stelt met betrekking tot de voorwaarden waaronder het bestuurscollege de ouderbijdrage betaalt. De bestuurscolleges hebben aangegeven meer tijd nodig te hebben om een eilandsbesluit op te stellen. Artikel 3.13 treedt daarom later in werking, per 1 april 2026. UVB zal in het eerste kwartaal van 2026 de ouderbijdrage betalen op advies van de bestuurscolleges zoals de afgelopen jaren het geval was.
Het Besluit kinderopvang BES treedt per 1 januari 2026 in werking, met uitzondering van artikel 2.3 dat gaat over de deskundige bij strafbare feiten in de kinderopvang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Door het nog niet in werking laten treden van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel f, treedt ook het woord «en» aan het slot van het onderdeel nog niet in werking, dat expliciteert dat de voorwaarden in artikel 3.2, eerste lid, cumulatief van aard zijn. Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat de betekenis van artikel 3.2, eerste lid, hetzelfde blijft en de voorwaarden voor kinderopvangvergoeding cumulatief van aard zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-429.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.