Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatsblad 2025, 321 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatsblad 2025, 321 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 3 juli 2025, nr. WJZ / 99718594;
Gelet op artikel 9.25, eerste lid, van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2025, nr. W11.25.00167/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 20 oktober 2025, nr. WJZ / 100398971;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit diergezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 1,490454» vervangen door «€ 0,754455».
b. In onderdeel b wordt «€ 0,124461» vervangen door «€ 0,067361».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 0,375475» vervangen door «€ 0,203214».
b. In onderdeel b wordt «€ 1,948455» vervangen door «€ 0,986291».
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 0,034008» vervangen door «€ 0,018404».
b. In onderdeel b wordt «€ 0,014684» vervangen door «€ 0,007947».
B
Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 2,036631» vervangen door «€ 1,030925».
b. In onderdeel b wordt «€ 0,214822» vervangen door «€ 0,112193».
c. In onderdeel c wordt «€ 0,062868» vervangen door «€ 0,034027».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 2,825901» vervangen door «€ 1,430447» .
b. In onderdeel b wordt «€ 0,369519» vervangen door «€ 0,194406 ».
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 1,037400» vervangen door «€ 0,561462».
b. In onderdeel b wordt «€ 0,539449» vervangen door «€ 0,291961».
c. In onderdeel c wordt «€ 0,337156» vervangen door «€ 0,182475».
d. In onderdeel d wordt «€ 0,219508» vervangen door «€ 0,118802».
4. In het vijfde lid wordt «€ 0,042897» vervangen door «€ 0,023217».
C
Artikel 5.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «€ 0,136261» vervangen door «€ 0,073748».
2. In onderdeel b wordt «€ 0,252823» vervangen door «€ 0,136832 ».
D
In het eerste lid van artikel 5.9 wordt «€ 0,037068» vervangen door «€ 0,020061».
E
Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «€ 4,402» vervangen door «€ 5,075».
2. In het tweede lid wordt «€ 0,613» vervangen door «€ 0,607».
F
Artikel 5.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «€ 1,205» vervangen door «€ 1,231».
2. In het tweede lid wordt «€ 1,789» vervangen door «€ 1,918».
G
Artikel 5.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 0,275» vervangen door «€ 0,221».
b. In onderdeel b wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».
c. In onderdeel c wordt «€ 0,096» vervangen door «€ 0,077».
2. Het tweede wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «€ 0,275» vervangen door «€ 0,221».
b. In onderdelen b en c wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».
c. In onderdeel d wordt «€ 0,096» vervangen door «€ 0,077».
3. In het derde en vierde lid wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».
4. In het vijfde en zesde lid wordt «€ 0,041» vervangen door «€ 0,033».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 27 oktober 2025
Willem-Alexander
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Uitgegeven de vierde november 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
Dit besluit wijzigt het Besluit diergezondheid. Het Besluit diergezondheid bevat voorschriften over onder meer de diergezondheidsheffing. Via de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren en andere ondernemers in de dierlijke productieketen bij aan de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten, die uit het Diergezondheidsfonds worden betaald. De heffing voor het houden van dieren wordt geheven over het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden of uit de stal is afgevoerd. Uitzondering hierop is pluimvee, waar voor de meeste categorieën wordt geheven per koppel dat in een stal wordt binnengebracht.
In dit besluit zijn voor het jaar 2026 de tarieven van de diergezondheidsheffing vastgesteld. Hiermee is invulling gegeven aan artikel 9.25, tweede lid, van de Wet dieren, dat bepaalt dat de tarieven voor de diergezondheidsheffing per kalenderjaar worden vastgesteld.
Op grond van de in hoofdstuk 9, paragraaf 4, van de Wet dieren opgenomen regels over heffingen wordt een diergezondheidsheffing geheven bij degenen die in de uitoefening van hun bedrijf kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, varkens of runderen houden, of broedeieren of vaccinbroedeieren inleggen. Tevens wordt een diergezondheidsheffing geheven bij niet-bedrijfsmatige houders van geiten en schapen indien zij 25 of meer schapen of geiten hebben. Deze heffingen komen ten goede aan het Diergezondheidsfonds. Uit het fonds worden de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten betaald. Via de diergezondheidsheffing dragen de betrokken houders dus bij aan de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten.
Het Rijk en de betrokken sectoren hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten, zoönosen en ziekteverwekkers in de periode van 2025 tot en met 2029 in het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2025–2029 (hierna «het convenant»). Overeenkomstig artikel 9.25, zesde lid, van de Wet dieren zijn de vertegenwoordigers van de sectoren met wie het convenant is gesloten betrokken bij de totstandkoming van de tarieven voor het jaar 2026. Voor pluimvee heeft stichting AVINED, net als voorgaande jaren, in afstemming met Wageningen University & Research, op basis van onder meer de aantallen dieren en de waarde van de verschillende pluimveesoorten, een voorstel gedaan voor een verdeling tussen de verschillende typen pluimveehouderijen. Dit voorstel is in dit besluit overgenomen.
De begroting voor het fonds voor het jaar 2026 is gebaseerd op de uitgaven vanuit het Diergezondheidsfonds in 2024, lopende contracten en verwachte veranderingen in deze kosten (inclusief indexatie). Bij het bepalen van de hoogte van de diergezondheidsheffing is, naast de begroting, tevens gekeken naar het saldo van elke sector in het Diergezondheidsfonds, ofwel de eventueel opgebouwde tekorten of overschotten. Voor pluimvee, geiten, schapen en varkens beheert het Diergezondheidsfonds ook de crisisreserve. Deze sectoren dienen een saldo in het Diergezondheidsfonds te hebben conform de reserves, genoemd in artikel 5.5 van het Besluit diergezondheid.
De totale ontwerpbegroting van het Diergezondheidsfonds voor 2026 bedraagt € 38,1 miljoen, waarvan € 22,5 miljoen voor de basismonitoring en specifieke monitoringsprogramma’s, € 7,6 miljoen voor crisisparaatheid, waaronder waakvlamcontracten en vaccinbanken, € 4,9 miljoen voor verdenkingen en bestrijding en € 3 miljoen voor overige kosten, waaronder voor de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit, monitoring paard en operationele kosten van het Diergezondheidsfonds. Dit is een stijging ten opzichte van 2025. Toen bedroeg de begroting € 36,4 miljoen. Over de gehele linie is een stijging van de kosten zichtbaar ten gevolge van gestegen kosten van leveranciers. Het merendeel van de begrote uitgaven voor verdenkingen en bestrijding, € 4,2 miljoen, is voor de verdenkingen en bestrijding van Salmonella en hoogpathogene aviaire influenza (HPAI). Voor HPAI is in de begroting uitgegaan van circa 5 HPAI besmette bedrijven in 2026. Deze inschatting is gemaakt op basis van het aantal HPAI-uitbraken in 2023, 2024 en begin 2025. In de ontwerpbegroting zijn geen uitgaven aan bestrijding van (grote) dierziektecrises opgenomen. Deze zijn te onvoorspelbaar en kunnen in eerste instantie gefinancierd worden uit de crisisreserve van elke sector.
De verdeling van de kosten tussen de minister en de sectoren vindt plaats conform de afspraken in het convenant. Van de begrote uitgaven van het Diergezondheidsfonds wordt € 13,2 miljoen gedekt door het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en € 24,9 miljoen via de heffingen. Dit is zonder de Rijksbijdrage aan de high containment unit (HCU) van Wageningen Bioveterinary Research, welke rechtstreeks via de begroting van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt gefinancierd.
In tabel 1 tot en met 4b staat een overzicht van de opbouw van de tarieven voor 2026. In de tabellen is inzichtelijk gemaakt welk aandeel van de begroting van het Diergezondheidsfonds voor 2026 op basis van de afspraken over kostenverdeling in het convenant bij een sector horen.
Voor één sector (runderen) zijn ook kosten in het tarief verwerkt die voortkomen uit ontstane saldotekorten in het verleden. Dit saldotekort is deels ontstaan in 2019 waardoor de heffing van runderen structureel een jaar achterloopt op de uitgaven. In 2025 is gestart met het inlopen hiervan. Ten gevolge van blauwtongdiagnostiek waren tevens de uitgaven in 2024 hoger dan begroot, waardoor het saldotekort is toegenomen. Met de vereniging ZuivelNL, stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK) en de vakgroep Vleesveehouderij van Land- en Tuinbouw Organisatie is afgesproken om dit saldotekort verspreid over de komende twee jaren (2026 en 2027) aan te vullen door dit te verwerken in de heffingen. Voor pluimvee, varkens, schapen en geiten is het saldo in het Diergezondheidsfonds op peil. Bij de tarieven voor runderen hebben ZuivelNL, SBK en LTO afspraken gemaakt voor een andere verdeling tussen rund >1 jaar en rund <1 jaar. Veelal was deze verdeling in de begroting 88.7%–11.3% (8:1). Dit is aangepast naar 90%–10% (9:1). De tarieven voor runderen ouder dan 1 jaar stijgen daarom procentueel wat sterker terwijl de tarieven voor runderen jonger dan 1 jaar licht dalen.
De tarieven per diersoort zijn bepaald door de begroting per sector, plus voor rund het in 2026 aan te vullen saldo, te delen door het totaal aantal dieren per sector of deelsector. Voor rund, varken en geit is hierbij uitgegaan van het aantal registraties in I&R in 2024. De dieraantallen van schapen zijn in 2024 gedaald ten gevolge van blauwtong en daardoor niet volledig representatief. Voor schapen is daarom uitgegaan van het aantal registraties in I&R in 2023. Voor pluimvee heeft AVINED de berekening van het dieraantal gemaakt. In de berekeningen van de tarieven kunnen afrondingsverschillen zitten, die kunnen leiden tot een klein verschil tussen begrote inkomsten en begrote uitgaven.
Ten opzichte van 2025 stijgen de tarieven voor rund > 1 jaar, schaap en geit met 15,3%, 2,2% en 7,2%. Ten opzichte van 2025 dalen de tarieven voor varkens met circa 19,5% en voor rund <1 jaar met 1%. Reden van de daling bij varkens is dat in 2025 ook een saldotekort van circa € 1 miljoen is verwerkt in de tarieven. Eind 2025 wordt geen saldotekort meer verwacht voor de varkenssector. Ten opzichte van 2025 dalen de tarieven voor pluimvee met 45% tot 49%. Reden van de daling bij pluimvee is dat in 2025 zowel een saldotekort als de crisisreserve zijn aangevuld. Door uitbraken van Salmonella, Mycoplasma en HPAI in de voorgaande jaren waren tekorten ontstaan. Die tekorten zijn in 2025 in één jaar aangevuld. Dat betekent dat de tarieven in 2026 normaliseren.
|
Rundvee |
Bedragen in € |
||
|---|---|---|---|
|
Runderen ≥ 1 jaar |
Runderen < 1 jaar |
||
|
Begroting 2026 |
Verdenking en bestrijding |
118.222 |
13.136 |
|
Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten |
7.446.511 |
660.393 |
|
|
Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF |
Inlopen saldotekort in 3 jaar. Tweede jaar |
2.394.120 |
213.161 |
|
Aanvullen saldo tekort 2024 in 2 jaar. Eerste jaar |
1.157.936 |
128.660 |
|
|
Overige inkomsten |
0 |
0 |
|
|
Totaal |
11.116.789 |
1.015.351 |
|
|
Aantal dieren |
2.190.689 |
1.672.448 |
|
|
Heffing per dier |
5,075 |
0,607 |
|
|
Schapen en geiten |
Bedragen in € |
||
|---|---|---|---|
|
Schapen |
Geiten |
||
|
Begroting 2026 |
Verdenking en bestrijding |
14.595 |
14.595 |
|
Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten |
1.120.376 |
1.184.149 |
|
|
Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF |
0 |
0 |
|
|
Overig |
10% aftrek. Uitgezonderd hiervan zijn de basismonitoring, HCU en uitvoeringskosten |
– 49.317 |
– 69.194 |
|
Totaal |
1.085.654 |
1.129.550 |
|
|
Aantal dieren |
881.705 |
588.918 |
|
|
Heffing per dier |
1,231 |
1,918 |
|
|
Varkens |
Bedragen in € |
|
|---|---|---|
|
Begroting 2026 |
Verdenking en bestrijding |
109.465 |
|
Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten |
3.992.103 |
|
|
Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF |
Verwacht tekort eind 2025 |
– |
|
Overige inkomsten |
– |
|
|
Totaal |
4.101.568 |
|
Varkens categorieën |
Aantal dieren |
Totaal per categorie in € |
Heffing per dier in € |
|---|---|---|---|
|
Vleesvarken van A- of B-bedrijf, afgevoerd voor slacht of export |
3.231.798 |
714.227 |
0,221 |
|
Big van A- of B-bedrijf, afgevoerd naar E- of F-bedrijf |
3.275.544 |
252.217 |
0,077 |
|
Zeug, beer, of gelt, afgevoerd van A- of B-bedrijf |
824.083 |
91.473 |
0,111 |
|
Big, afgevoerd van A- of B-bedrijf naar A-, B-, C- of D-bedrijf of voor slacht of export |
14.593.555 |
1.619.885 |
0,111 |
|
Varken, afgevoerd van C- of D-bedrijf |
11.893.363 |
1.320.163 |
0,111 |
|
Varken, afgevoerd van E- of F bedrijf |
3.197.540 |
105.519 |
0,033 |
|
Totaal1 |
37.015.883 |
4.103.484 |
Dit bedrag wijkt af van het begrote bedrag uit de eerste tabel door afronding van de tarieven. Omdat ook de dieraantallen niet vaststaan, kunnen de geïnde en begrote heffing verschillen. Alle tekorten/overschotten worden in een later jaar verrekend.
|
Pluimvee |
Bedragen in € |
|
|---|---|---|
|
Begroting 2026 |
Verdenking en bestrijding |
4.200.132 |
|
Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten |
6.181.794 |
|
|
Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF |
Saldo-tekort en aanvullen crisisreserve |
– |
|
Overige inkomsten |
– |
|
|
Totaal |
10.381.926 |
|
Pluimvee categorieën |
Totaal per categorie (in €) |
Aantal dieren |
Heffing per dier (in €) |
|---|---|---|---|
|
Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier (vlees) |
203.703 |
270.000 |
0,754455 |
|
Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier (vlees) |
364.962 |
5.418.000 |
0,067361 |
|
Grootouderdier (vlees) |
152.875 |
155.000 |
0,986291 |
|
Ouderdier (vlees) |
848.622 |
4.176.000 |
0,203214 |
|
Vleeskuiken (regulier) |
1.152.315 |
145.000.000 |
0,007947 |
|
Vleeskuiken (traaggroeiend) |
2.208.480 |
120.000.000 |
0,018404 |
|
Vrouwelijke vleeskalkoen |
25.812 |
350.000 |
0,073748 |
|
Mannelijke vleeskalkoen |
41.050 |
300.000 |
0,136832 |
|
Eend |
60.183 |
3.000.000 |
0,020061 |
|
Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier (leg) |
185.567 |
180.000 |
1,030925 |
|
Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier (leg) |
125.656 |
1.120.000 |
0,112193 |
|
Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot legkip |
742.163 |
21.811.000 |
0,034027 |
|
Grootouderdier (leg) |
171.654 |
120.000 |
1,430447 |
|
Ouderdier (leg) |
190.518 |
980.000 |
0,194406 |
|
Legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren uit aangepaste kooien |
246.395 |
2.074.000 |
0,118802 |
|
Legkip die wordt gehouden voor de productie van scharreleieren |
1.917.082 |
10.506.000 |
0,182475 |
|
Legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren van hennen met vrije uitloop |
955.442 |
3.272.500 |
0,291961 |
|
Legkip die wordt gehouden voor de productie van biologische eieren |
782.678 |
1.394.000 |
0,561462 |
|
Leghanen |
6.733 |
290.000 |
0,023217 |
Het ontwerpbesluit is van 28 april 2025 tot en met 26 mei 2025 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Op de internetconsultatie zijn 6 reacties binnengekomen, waarvan er 5 openbaar zijn.
In een aantal reacties wordt aangegeven dat men zich kan vinden in het voorgestelde besluit.
Daarnaast wordt een andere verdeling van kosten tussen overheid en sector voorgesteld. Zo wordt aangegeven dat de tarieven voor rundvee niet zouden moeten stijgen omdat de rundveesector reeds schade heeft ondervonden door de dierziekte blauwtong en omdat vaccins tegen blauwtong onvoldoende zouden werken. In een andere reactie wordt aangegeven dat de houders in verhouding juist veel meer zouden moeten betalen met het oog op onder meer zoönose-risico’s die in de intensieve veehouderij zouden ontstaan en toenemen. Deze reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit. Over de verdeling van de kosten tussen de houders van dieren en de minister voor de periode 2025 tot en met 2029 zijn reeds in het convenant bindende afspraken gemaakt is.
Tevens is verzocht dat bij toekomstige tarieven niet alleen gerekend wordt met dieraantallen en risicoverdeling, maar in die berekening ook ruimte gegeven wordt aan houders die aantoonbaar investeren in preventie, bioveiligheid en verduurzaming. De Wet dieren biedt geen ruimte om investeringen die houders doen of gedaan hebben, te gebruiken voor de berekening van de hoogte van tarieven.
Daarnaast wordt in een van de reacties gevraagd aan welke kosten de begrote uitgaven van het Diergezondheidsfonds (in 2026 is dat € 38,1 miljoen) worden gespendeerd. De exacte uitgaven, inclusief aan welke kosten die uitgaven gedaan zijn, zijn te vinden in het Financieel jaarverslag van het Rijk. Dit jaarverslag wordt door de Minister van Financiën jaarlijks aangeboden aan de Tweede Kamer.
De overige reacties hebben geen betrekking op de inhoud van het ontwerpbesluit. Deze reacties worden hier niet behandeld.
Dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen significante gevolgen voor de regeldruk heeft.
Dit besluit behoeft geen notificatie bij de Europese Commissie in het kader van richtlijn 2015/15351 of van de Dienstenrichtlijn2, nu het geen technische voorschriften of andere te notificeren voorschriften bevat.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026. Dit volgt uit artikel 9.25, tweede en derde lid, van de Wet dieren.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-321.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.