Besluit van 27 oktober 2025 tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2026

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 3 juli 2025, nr. WJZ / 99718594;

Gelet op artikel 9.25, eerste lid, van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2025, nr. W11.25.00167/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 20 oktober 2025, nr. WJZ / 100398971;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit diergezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 1,490454» vervangen door «€ 0,754455».

b. In onderdeel b wordt «€ 0,124461» vervangen door «€ 0,067361».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 0,375475» vervangen door «€ 0,203214».

b. In onderdeel b wordt «€ 1,948455» vervangen door «€ 0,986291».

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 0,034008» vervangen door «€ 0,018404».

b. In onderdeel b wordt «€ 0,014684» vervangen door «€ 0,007947».

B

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 2,036631» vervangen door «€ 1,030925».

b. In onderdeel b wordt «€ 0,214822» vervangen door «€ 0,112193».

c. In onderdeel c wordt «€ 0,062868» vervangen door «€ 0,034027».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 2,825901» vervangen door «€ 1,430447» .

b. In onderdeel b wordt «€ 0,369519» vervangen door «€ 0,194406 ».

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 1,037400» vervangen door «€ 0,561462».

b. In onderdeel b wordt «€ 0,539449» vervangen door «€ 0,291961».

c. In onderdeel c wordt «€ 0,337156» vervangen door «€ 0,182475».

d. In onderdeel d wordt «€ 0,219508» vervangen door «€ 0,118802».

4. In het vijfde lid wordt «€ 0,042897» vervangen door «€ 0,023217».

C

Artikel 5.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 0,136261» vervangen door «€ 0,073748».

2. In onderdeel b wordt «€ 0,252823» vervangen door «€ 0,136832 ».

D

In het eerste lid van artikel 5.9 wordt «€ 0,037068» vervangen door «€ 0,020061».

E

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 4,402» vervangen door «€ 5,075».

2. In het tweede lid wordt «€ 0,613» vervangen door «€ 0,607».

F

Artikel 5.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 1,205» vervangen door «€ 1,231».

2. In het tweede lid wordt «€ 1,789» vervangen door «€ 1,918».

G

Artikel 5.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 0,275» vervangen door «€ 0,221».

b. In onderdeel b wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».

c. In onderdeel c wordt «€ 0,096» vervangen door «€ 0,077».

2. Het tweede wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 0,275» vervangen door «€ 0,221».

b. In onderdelen b en c wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».

c. In onderdeel d wordt «€ 0,096» vervangen door «€ 0,077».

3. In het derde en vierde lid wordt «€ 0,138» vervangen door «€ 0,111».

4. In het vijfde en zesde lid wordt «€ 0,041» vervangen door «€ 0,033».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2025

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Uitgegeven de vierde november 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt het Besluit diergezondheid. Het Besluit diergezondheid bevat voorschriften over onder meer de diergezondheidsheffing. Via de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren en andere ondernemers in de dierlijke productieketen bij aan de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten, die uit het Diergezondheidsfonds worden betaald. De heffing voor het houden van dieren wordt geheven over het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden of uit de stal is afgevoerd. Uitzondering hierop is pluimvee, waar voor de meeste categorieën wordt geheven per koppel dat in een stal wordt binnengebracht.

In dit besluit zijn voor het jaar 2026 de tarieven van de diergezondheidsheffing vastgesteld. Hiermee is invulling gegeven aan artikel 9.25, tweede lid, van de Wet dieren, dat bepaalt dat de tarieven voor de diergezondheidsheffing per kalenderjaar worden vastgesteld.

2. Tarieven diergezondheidsheffing

2.1 Achtergrond

Op grond van de in hoofdstuk 9, paragraaf 4, van de Wet dieren opgenomen regels over heffingen wordt een diergezondheidsheffing geheven bij degenen die in de uitoefening van hun bedrijf kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, varkens of runderen houden, of broedeieren of vaccinbroedeieren inleggen. Tevens wordt een diergezondheidsheffing geheven bij niet-bedrijfsmatige houders van geiten en schapen indien zij 25 of meer schapen of geiten hebben. Deze heffingen komen ten goede aan het Diergezondheidsfonds. Uit het fonds worden de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten betaald. Via de diergezondheidsheffing dragen de betrokken houders dus bij aan de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten.

Het Rijk en de betrokken sectoren hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten, zoönosen en ziekteverwekkers in de periode van 2025 tot en met 2029 in het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2025–2029 (hierna «het convenant»). Overeenkomstig artikel 9.25, zesde lid, van de Wet dieren zijn de vertegenwoordigers van de sectoren met wie het convenant is gesloten betrokken bij de totstandkoming van de tarieven voor het jaar 2026. Voor pluimvee heeft stichting AVINED, net als voorgaande jaren, in afstemming met Wageningen University & Research, op basis van onder meer de aantallen dieren en de waarde van de verschillende pluimveesoorten, een voorstel gedaan voor een verdeling tussen de verschillende typen pluimveehouderijen. Dit voorstel is in dit besluit overgenomen.

2.2 Begroting fonds

De begroting voor het fonds voor het jaar 2026 is gebaseerd op de uitgaven vanuit het Diergezondheidsfonds in 2024, lopende contracten en verwachte veranderingen in deze kosten (inclusief indexatie). Bij het bepalen van de hoogte van de diergezondheidsheffing is, naast de begroting, tevens gekeken naar het saldo van elke sector in het Diergezondheidsfonds, ofwel de eventueel opgebouwde tekorten of overschotten. Voor pluimvee, geiten, schapen en varkens beheert het Diergezondheidsfonds ook de crisisreserve. Deze sectoren dienen een saldo in het Diergezondheidsfonds te hebben conform de reserves, genoemd in artikel 5.5 van het Besluit diergezondheid.

De totale ontwerpbegroting van het Diergezondheidsfonds voor 2026 bedraagt € 38,1 miljoen, waarvan € 22,5 miljoen voor de basismonitoring en specifieke monitoringsprogramma’s, € 7,6 miljoen voor crisisparaatheid, waaronder waakvlamcontracten en vaccinbanken, € 4,9 miljoen voor verdenkingen en bestrijding en € 3 miljoen voor overige kosten, waaronder voor de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit, monitoring paard en operationele kosten van het Diergezondheidsfonds. Dit is een stijging ten opzichte van 2025. Toen bedroeg de begroting € 36,4 miljoen. Over de gehele linie is een stijging van de kosten zichtbaar ten gevolge van gestegen kosten van leveranciers. Het merendeel van de begrote uitgaven voor verdenkingen en bestrijding, € 4,2 miljoen, is voor de verdenkingen en bestrijding van Salmonella en hoogpathogene aviaire influenza (HPAI). Voor HPAI is in de begroting uitgegaan van circa 5 HPAI besmette bedrijven in 2026. Deze inschatting is gemaakt op basis van het aantal HPAI-uitbraken in 2023, 2024 en begin 2025. In de ontwerpbegroting zijn geen uitgaven aan bestrijding van (grote) dierziektecrises opgenomen. Deze zijn te onvoorspelbaar en kunnen in eerste instantie gefinancierd worden uit de crisisreserve van elke sector.

De verdeling van de kosten tussen de minister en de sectoren vindt plaats conform de afspraken in het convenant. Van de begrote uitgaven van het Diergezondheidsfonds wordt € 13,2 miljoen gedekt door het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en € 24,9 miljoen via de heffingen. Dit is zonder de Rijksbijdrage aan de high containment unit (HCU) van Wageningen Bioveterinary Research, welke rechtstreeks via de begroting van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt gefinancierd.

2.3. Bijdragen en tarieven per sector en diercategorie

In tabel 1 tot en met 4b staat een overzicht van de opbouw van de tarieven voor 2026. In de tabellen is inzichtelijk gemaakt welk aandeel van de begroting van het Diergezondheidsfonds voor 2026 op basis van de afspraken over kostenverdeling in het convenant bij een sector horen.

Voor één sector (runderen) zijn ook kosten in het tarief verwerkt die voortkomen uit ontstane saldotekorten in het verleden. Dit saldotekort is deels ontstaan in 2019 waardoor de heffing van runderen structureel een jaar achterloopt op de uitgaven. In 2025 is gestart met het inlopen hiervan. Ten gevolge van blauwtongdiagnostiek waren tevens de uitgaven in 2024 hoger dan begroot, waardoor het saldotekort is toegenomen. Met de vereniging ZuivelNL, stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK) en de vakgroep Vleesveehouderij van Land- en Tuinbouw Organisatie is afgesproken om dit saldotekort verspreid over de komende twee jaren (2026 en 2027) aan te vullen door dit te verwerken in de heffingen. Voor pluimvee, varkens, schapen en geiten is het saldo in het Diergezondheidsfonds op peil. Bij de tarieven voor runderen hebben ZuivelNL, SBK en LTO afspraken gemaakt voor een andere verdeling tussen rund >1 jaar en rund <1 jaar. Veelal was deze verdeling in de begroting 88.7%–11.3% (8:1). Dit is aangepast naar 90%–10% (9:1). De tarieven voor runderen ouder dan 1 jaar stijgen daarom procentueel wat sterker terwijl de tarieven voor runderen jonger dan 1 jaar licht dalen.

De tarieven per diersoort zijn bepaald door de begroting per sector, plus voor rund het in 2026 aan te vullen saldo, te delen door het totaal aantal dieren per sector of deelsector. Voor rund, varken en geit is hierbij uitgegaan van het aantal registraties in I&R in 2024. De dieraantallen van schapen zijn in 2024 gedaald ten gevolge van blauwtong en daardoor niet volledig representatief. Voor schapen is daarom uitgegaan van het aantal registraties in I&R in 2023. Voor pluimvee heeft AVINED de berekening van het dieraantal gemaakt. In de berekeningen van de tarieven kunnen afrondingsverschillen zitten, die kunnen leiden tot een klein verschil tussen begrote inkomsten en begrote uitgaven.

Ten opzichte van 2025 stijgen de tarieven voor rund > 1 jaar, schaap en geit met 15,3%, 2,2% en 7,2%. Ten opzichte van 2025 dalen de tarieven voor varkens met circa 19,5% en voor rund <1 jaar met 1%. Reden van de daling bij varkens is dat in 2025 ook een saldotekort van circa € 1 miljoen is verwerkt in de tarieven. Eind 2025 wordt geen saldotekort meer verwacht voor de varkenssector. Ten opzichte van 2025 dalen de tarieven voor pluimvee met 45% tot 49%. Reden van de daling bij pluimvee is dat in 2025 zowel een saldotekort als de crisisreserve zijn aangevuld. Door uitbraken van Salmonella, Mycoplasma en HPAI in de voorgaande jaren waren tekorten ontstaan. Die tekorten zijn in 2025 in één jaar aangevuld. Dat betekent dat de tarieven in 2026 normaliseren.

Tabel 1: Rundvee

Rundvee

 

Bedragen in €

   

Runderen ≥ 1 jaar

Runderen < 1 jaar

Begroting 2026

Verdenking en bestrijding

118.222

13.136

 

Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten

7.446.511

660.393

Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF

Inlopen saldotekort in 3 jaar. Tweede jaar

2.394.120

213.161

 

Aanvullen saldo tekort 2024 in 2 jaar. Eerste jaar

1.157.936

128.660

Overige inkomsten

 

0

0

Totaal

 

11.116.789

1.015.351

Aantal dieren

 

2.190.689

1.672.448

Heffing per dier

 

5,075

0,607

Tabel 2: Schapen en Geiten

Schapen en geiten

 

Bedragen in €

   

Schapen

Geiten

Begroting 2026

Verdenking en bestrijding

14.595

14.595

 

Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten

1.120.376

1.184.149

Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF

 

0

0

Overig

10% aftrek.

Uitgezonderd hiervan zijn de basismonitoring, HCU en uitvoeringskosten

– 49.317

– 69.194

Totaal

 

1.085.654

1.129.550

Aantal dieren

 

881.705

588.918

Heffing per dier

 

1,231

1,918

Tabel 3a: Varkens begroting

Varkens

 

Bedragen in €

Begroting 2026

Verdenking en bestrijding

109.465

 

Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten

3.992.103

     

Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF

Verwacht tekort eind 2025

     

Overige inkomsten

 

     

Totaal

 

4.101.568

Tabel 3b: Varkens dieraantallen en tarief per categorie

Varkens categorieën

Aantal dieren

Totaal per categorie in €

Heffing per dier in €

Vleesvarken van A- of B-bedrijf, afgevoerd voor slacht of export

3.231.798

714.227

0,221

Big van A- of B-bedrijf, afgevoerd naar E- of F-bedrijf

3.275.544

252.217

0,077

Zeug, beer, of gelt, afgevoerd van A- of B-bedrijf

824.083

91.473

0,111

Big, afgevoerd van A- of B-bedrijf naar A-, B-, C- of D-bedrijf of voor slacht of export

14.593.555

1.619.885

0,111

Varken, afgevoerd van C- of D-bedrijf

11.893.363

1.320.163

0,111

Varken, afgevoerd van E- of F bedrijf

3.197.540

105.519

0,033

Totaal1

37.015.883

4.103.484

 
X Noot
1

Dit bedrag wijkt af van het begrote bedrag uit de eerste tabel door afronding van de tarieven. Omdat ook de dieraantallen niet vaststaan, kunnen de geïnde en begrote heffing verschillen. Alle tekorten/overschotten worden in een later jaar verrekend.

Tabel 4a: Pluimvee begroting

Pluimvee

 

Bedragen in €

Begroting 2026

Verdenking en bestrijding

4.200.132

 

Monitoring, crisisparaatheid en overige kosten

6.181.794

     

Aanvullen of inzetten saldo sector in DGF

Saldo-tekort en aanvullen crisisreserve

     

Overige inkomsten

 

     

Totaal

 

10.381.926

Tabel 4b: Pluimvee dieraantallen en tarief per categorie

Pluimvee categorieën

Totaal per categorie (in €)

Aantal dieren

Heffing per dier (in €)

Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier (vlees)

203.703

270.000

0,754455

Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier (vlees)

364.962

5.418.000

0,067361

Grootouderdier (vlees)

152.875

155.000

0,986291

Ouderdier (vlees)

848.622

4.176.000

0,203214

Vleeskuiken (regulier)

1.152.315

145.000.000

0,007947

Vleeskuiken (traaggroeiend)

2.208.480

120.000.000

0,018404

Vrouwelijke vleeskalkoen

25.812

350.000

0,073748

Mannelijke vleeskalkoen

41.050

300.000

0,136832

Eend

60.183

3.000.000

0,020061

Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier (leg)

185.567

180.000

1,030925

Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier (leg)

125.656

1.120.000

0,112193

Kip die bestemd is om te worden opgefokt tot legkip

742.163

21.811.000

0,034027

Grootouderdier (leg)

171.654

120.000

1,430447

Ouderdier (leg)

190.518

980.000

0,194406

Legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren uit aangepaste kooien

246.395

2.074.000

0,118802

Legkip die wordt gehouden voor de productie van scharreleieren

1.917.082

10.506.000

0,182475

Legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren van hennen met vrije uitloop

955.442

3.272.500

0,291961

Legkip die wordt gehouden voor de productie van biologische eieren

782.678

1.394.000

0,561462

Leghanen

6.733

290.000

0,023217

3. Advies en consultatie

Het ontwerpbesluit is van 28 april 2025 tot en met 26 mei 2025 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Op de internetconsultatie zijn 6 reacties binnengekomen, waarvan er 5 openbaar zijn.

In een aantal reacties wordt aangegeven dat men zich kan vinden in het voorgestelde besluit.

Daarnaast wordt een andere verdeling van kosten tussen overheid en sector voorgesteld. Zo wordt aangegeven dat de tarieven voor rundvee niet zouden moeten stijgen omdat de rundveesector reeds schade heeft ondervonden door de dierziekte blauwtong en omdat vaccins tegen blauwtong onvoldoende zouden werken. In een andere reactie wordt aangegeven dat de houders in verhouding juist veel meer zouden moeten betalen met het oog op onder meer zoönose-risico’s die in de intensieve veehouderij zouden ontstaan en toenemen. Deze reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit. Over de verdeling van de kosten tussen de houders van dieren en de minister voor de periode 2025 tot en met 2029 zijn reeds in het convenant bindende afspraken gemaakt is.

Tevens is verzocht dat bij toekomstige tarieven niet alleen gerekend wordt met dieraantallen en risicoverdeling, maar in die berekening ook ruimte gegeven wordt aan houders die aantoonbaar investeren in preventie, bioveiligheid en verduurzaming. De Wet dieren biedt geen ruimte om investeringen die houders doen of gedaan hebben, te gebruiken voor de berekening van de hoogte van tarieven.

Daarnaast wordt in een van de reacties gevraagd aan welke kosten de begrote uitgaven van het Diergezondheidsfonds (in 2026 is dat € 38,1 miljoen) worden gespendeerd. De exacte uitgaven, inclusief aan welke kosten die uitgaven gedaan zijn, zijn te vinden in het Financieel jaarverslag van het Rijk. Dit jaarverslag wordt door de Minister van Financiën jaarlijks aangeboden aan de Tweede Kamer.

De overige reacties hebben geen betrekking op de inhoud van het ontwerpbesluit. Deze reacties worden hier niet behandeld.

4. Regeldruk

Dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen significante gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Notificatie

Dit besluit behoeft geen notificatie bij de Europese Commissie in het kader van richtlijn 2015/15351 of van de Dienstenrichtlijn2, nu het geen technische voorschriften of andere te notificeren voorschriften bevat.

6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026. Dit volgt uit artikel 9.25, tweede en derde lid, van de Wet dieren.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).

X Noot
2

Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).

Naar boven