Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 306 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 306 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 juni 2025, nr. 2025-0000355710 ;
Gelet op artikel 81, tweede lid, van de Woningwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 augustus 2025, No. W04.25.00136/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 6 oktober 2025, nr. 2025-0000531793;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit Woningbouwimpuls 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduidingen a tot en met f komen te vervallen en de begripsbepalingen worden op alfabetische volgorde gerangschikt.
2. De begripsbepaling «afgebakend projectgebied» vervalt.
3. Onderdelen 2° en 3° van de begripsbepaling «betaalbare woning» komen als volgt te luiden:
2° huurwoning voor middenhuur: huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste:
i. het bedrag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit huurprijzen woonruimte; of
ii. het onder i bedoelde bedrag met inbegrip van een vermeerdering als bedoeld in artikel 8a, eerste, derde, vierde of vijfde lid, voor zover het gaat om een huurwoning als bedoeld in die leden;
3° betaalbare koopwoning: koopwoning met een koopprijs vrij op naam bij eerste verkoop van ten hoogste de geïndexeerde bovengrens, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Huisvestingswet 2014;
4. De begripsbepaling van Onze Minister komt te luiden:
Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
B
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onze Minister kan op aanvraag van een college een specifieke uitkering verstrekken aan de gemeente voor bijdragen in projecten die:
a. Het realiseren of het versnellen van de bouw van een substantieel aantal betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving tot doel hebben;
b. Nog niet in de uitvoerende fase zijn;
c. Binnen afzienbare tijd opgestart kunnen worden; en
d. Door de bij het project betrokken partijen zelf van een substantiële financiële bijdrage worden voorzien.
2. De aangevraagde uitkering bedraagt ten hoogste het aantoonbare financiële tekort van een gemeente op de voor het project noodzakelijke publieke investeringen verminderd met bijdragen als bedoeld in het eerste lid, onder d, en publieke opbrengsten verbonden aan het project.
3. Bij ministeriële Regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
C
In artikel 3 komen onder vernummering van het tweede tot het eerste lid en het vierde tot het tweede lid het eerste en derde lid te vervallen.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. Onder vernummering van de leden 3 tot en met 5 tot 2 tot en met 4 komt het tweede lid te vervallen.
E
Artikel 5, eerste lid, wordt «artikel 4, derde lid» vervangen door «artikel 4, tweede lid» en wordt «artikel 4, vijfde lid» vervangen door «artikel 4, vijfde lid».
F
In het eerste lid, onderdeel c, en het derde lid, onderdeel a, van artikel 6 wordt «artikel 3, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 3, eerste lid,».
G
In artikel 7, derde lid, wordt «artikel 4, eerste of tweede lid,» vervangen door «artikel 4, eerste lid,» en na «bedoelde aanvraagtijdvak» wordt ingevoegd «welke termijn de commissie, door schriftelijke kennisgeving daarvan aan Onze Minister binnen die termijn, eenmalig kan verlengen met een door de commissie daarbij te bepalen termijn van ten hoogste vier weken».
H
In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 4, derde lid,» vervangen door «artikel 4, tweede lid,»
I
Artikel 11 komt te luiden:
Aan het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452) wordt na artikel 5 een artikel toegevoegd, luidende:
Lasten en bevelen dat dit Besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 8 oktober 2025
Willem-Alexander
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
In het regeerprogramma (2024)1 heeft het kabinet het terugdringen van het woningtekort als topprioriteit benoemd en een maatregelenpakket aangekondigd om verschillende aspecten van het woningtekort aan te pakken. Dit wordt uitgewerkt in wet- en regelgeving en in bestuurlijke afspraken, zoals het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, de Woondeals en de Nationale Prestatieafspraken. Al deze onderdelen vormen een stevige basis om samen met medeoverheden, marktpartijen en corporaties te werken aan de gezamenlijke opgave om de woningbouwproductie langjarig hoog te houden, zodat het tekort wordt aangepakt.
In andere wet- en regelgeving opgenomen en op te nemen instrumenten en bestuurlijke afspraken alleen zijn niet altijd voldoende om starters en gezinnen snel aan een betaalbare woning te helpen. De financiële uitdagingen om voldoende woningen te bouwen zijn namelijk groot. Dat geldt voor alle partijen op de woningmarkt, van gemeente tot ontwikkelaar, en van woningcorporatie tot bouwer, als ook voor het Rijk. Grond is schaars en de kosten van gebiedsontwikkeling zijn vaak hoog. Externe factoren hebben bouwontwikkelingen de recente periode fors duurder gemaakt. Hoewel ook de opbrengsten zijn gestegen, is dat niet in dezelfde mate gebeurd als de kostenstijging. In de gevallen waarin een gemeente het financiële kader niet sluitend krijgt, dreigt uit- of afstel van het woningbouwproject.
Het doel van het kabinet is dat er 100.000 woningen per jaar worden gebouwd, waarvan tweederde betaalbaar is met daarbinnen 30% sociale huur. Daarvoor heeft het kabinet € 5 miljard vrijgemaakt in de periode t/m 2029. Het Rijk voorziet medeoverheden onder meer in financiële ondersteuning om plannen voor de realisatie van betaalbare woningen financieel haalbaar te maken. De financiële inzet van het Rijk verloopt primair met een algemene bijdrage voor de woningbouwopgave met de voorgenomen introductie van de Realisatiestimulans. Maar het realiseren van tweederde betaalbare woningen kan op sommige locaties ertoe leiden dat, ondanks inzet van alle partijen, plannen een financieel tekort kennen. Veelal mede als gevolg van specifieke eisen en locatie gebonden beperkingen. Voor die locaties wordt de Woningbouwimpuls in aangepaste vorm voortgezet. Het kabinet heeft daarvoor 530 miljoen euro vrijgemaakt, als onderdeel van de eerdergenoemde € 5 miljard.
De Woningbouwimpuls (Wbi) is een bestaande specifieke uitkering die met een aantal wijzigingen wordt voortgezet. Deze wijziging is nodig omdat, naast het voortzetten van de Woningbouwimpuls, een nieuwe reguliere woningbouwbijdrage wordt geïntroduceerd via de beoogde Realisatiestimulans. Met de introductie van de beoogde Realisatiestimulans dient de Woningbouwimpuls op onderdelen te worden aangepast. De beoogde Realisatiestimulans is een voorspelbare bijdrage per gemeente, gebaseerd op het aantal woningen waarvan de realisatie in dat jaar is gestart. Het doel van de beoogde Realisatiestimulans is om bij te dragen aan de woningbouwopgave door gemeenten een financiële impuls te geven om woningen in het betaalbare segment te realiseren. Deze wijzigingen van de Wbi zien op de actualisatie van de begripsbepalingen van middenhuur en betaalbare koop en de nadere voorwaarden ten aanzien van de activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt worden verplaatst naar de Regeling Wbi. Deze worden bij de wijziging van de Regeling aangescherpt.
Er zijn locaties waar grote investeringen gedaan moeten worden om de locatie geschikt of beschikbaar te maken. Met de Woningbouwimpuls wordt gestuurd op een snelle(re) ontwikkeling van de projecten met een substantieel aantal betaalbare woningen, door een deel van het onrendabele tekort te subsidiëren. Het instrument richt zich op het verkleinen van de onrendabele top die ontstaat doordat de publieke opbrengsten uit het kostenverhaal, grondverkoop en andere rijksbijdragen niet toereikend zijn om de noodzakelijke publieke investeringen te dekken en dus het risico bestaat dat een project niet of veel later gerealiseerd wordt. Als het financiële knelpunt dermate significant is kan een gemeente een bijdrage aanvragen uit de Woningbouwimpuls om planuitstel of -afstel te voorkomen. Het doel is om de woningbouw te versnellen en het aanbod van betaalbare woningen te vergroten door rand voorwaardelijke maatregelen voor woningbouw te ondersteunen.
Om de Woningbouwimpuls effectief in te zetten is een wijziging van het huidige instrument noodzakelijk. De wijziging van het Besluit Woningbouwimpuls (hierna: Besluit) is tweeledig.
Ten eerste wordt het Besluit inhoudelijk gewijzigd. Zo wordt in het Besluit het begrip «middenhuur» aangepast overeenkomstig de definitie uit de Wet betaalbare huur2 en voor het begrip betaalbare koopwoning wordt voortaan verwezen naar de Huisvestingswet 2014. Daarmee wordt duidelijkheid en uniformiteit verschaft aan alle betrokken partijen in de woningmarkt met betrekking tot de huur- en koopprijsgrenzen. Daarnaast wordt verduidelijkt dat een aanvraag ten minste bestaat uit een toelichting inclusief grondexploitatie, in plaats van een haalbaarheidsstudie. De grondexploitatie is de financiële boekhouding van een gebiedsontwikkeling. Het is de financiële vertaling van ruimtelijk beleid naar een specifieke locatie. Een grondexploitatie is een specifieke begroting die de grondkosten en grondopbrengsten van een gebiedsontwikkeling in beeld brengt. Met de grondexploitatie geeft de gemeente inzicht in de financiële haalbaarheid, de marktconformiteit en realiteit van de gevraagde bijdrage.
Ten tweede zijn onderdelen uit het Besluit verplaatst naar de Regeling Woningbouwimpuls (hierna: Regeling). Dit betreft onder andere de bijdragen aan projecten ten behoeve waarvan een uitkering kan worden toegekend (artikel 2). Dit komt deels door voortschrijdend inzicht en deels is het om het instrument toekomstbestendig te maken. Nieuwe inzichten om het instrument doelgerichter, doelmatiger en rechtvaardiger in te zetten zijn met een wijziging van de Regeling sneller te implementeren en zo kan beter worden ingespeeld op de snel veranderende woningmarkt ook in verband met andere maatregelen die de regering op dit moment neemt om de evenwichtige verdeling van betaalbare woningen in de woningvoorraad te vergroten.
Rand voorwaardelijk voor het verstrekken van een specifieke uitkering is dat voor de bouw van betaalbare woningen bepaalde publieke maatregelen genomen worden door de gemeente die leiden tot een publiek tekort voor de gemeente. Met de focus op projecten met een publiek tekort wordt voorkomen dat bijdragen terechtkomen bij projecten die dit niet nodig hebben. In een zorgvuldig proces, ondersteund door een ambtelijk secretariaat en een pool van analisten, beoordeelt een onafhankelijke toetsingscommissie of de bijdrage marktconform, realistisch is. Door de Woningbouwimpuls te richten op publieke onderdelen wordt voorkomen dat de winsten van ontwikkelaars vergroot worden ten koste van de publieke partijen die bij de ontwikkeling betrokken zijn.
Om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit de Woningbouwimpuls moeten gemeenten inzicht geven in de financiën van het betreffende project. Een marktconform en realistisch tekort is een belangrijke grondslag voor het verstrekken van een bijdrage. Het publieke tekort en de gevraagde bijdrage die daaruit volgt dienen gemeenten te onderbouwen aan de hand van een grondexploitatie, die inzicht geeft in alle noodzakelijke publieke kosten en opbrengsten.
Door de komst van de beoogde Realisatiestimulans is er voor minder projecten een Woningbouwimpulsbijdrage nodig, doordat projecten met de bijdrage uit de Realisatiestimulans het financiele tekort vaker kunnen dekken. Gemiddeld ontvangt een gemeente ca. €7.000,– (incl. btw) per betaalbare woning uit de beoogde Realisatiestimulans. De gemiddelde gevraagde bijdrage uit de Woningbouwimpuls- is ca. €9.000,– (incl. btw) per betaalbare woning. Het is logischerwijs te verwachten dat er locaties zijn waar ondanks de inzet van de beoogde Realisatiestimulans nog een tekort resteert, maar dat dit maar een beperkt aantal projecten zal zijn. In deze projecten moeten significante investeringen gedaan worden om de locatie geschikt of beschikbaar te krijgen.
De bijdrage die vanuit de beoogde Realisatiestimulans aan gemeenten wordt uitgekeerd is berekend om de gemiddelde publieke tekorten in woningbouwprojecten in Nederland te dekken. Het uitganspunt is daarom dat gemeenten in staat moeten zijn om publieke investeringen te doen met de bijdrage uit de beoogde Realisatiestimulans (in het vooruitzicht), ook als de publieke opbrengsten uit grondverkoop of kostenverhaal niet volledig dekkend zijn. In enkele gevallen zal een gemeente een locatie moeten ontwikkelen waar de investeringen dermate hoog zijn, dat op geen enkele manier de bijdrage uit de realisatiestimulans de investeringen dekt. Bijvoorbeeld in het geval er (hinder)activiteiten uitgeplaatst moeten worden of als er sprake is van (ernstige) vervuiling. In zulke gevallen lopen de publieke kosten al snel op tot een niveau dat er sprake is van een significant publiek tekort. In dat geval kan een gemeente een beroep doen op de Woningbouwimpuls.
Om te voorkomen dat gemeenten de realisatiestimulans niet gebruiken om projecten financieel haalbaar te maken, wordt de drempel verhoogd om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit de Woningbouwimpuls. Op de Woontop is daarover aangekondigd dat de Woningbouwimpuls beschikbaar is voor projecten als de volgende limitatieve lijst van activiteiten op aantoonbare wijze bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor het versnellen of realiseren van de bouw van nieuwe woningen:
1. de infrastructurele ontsluiting;
2. verlaging van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden;
3. bodemsanering in een afgebakend projectgebied;
4. uitplaatsing van (bedrijfs)activiteiten ten behoeve van woningbouw.
De limitatieve lijst aan activiteiten wordt verplaatst naar het niveau van de Regeling die onder het besluit Wbi hangt. Deze lijst wordt alleen gewijzigd als daar directe noodzaak toe is, bijvoorbeeld als uit evaluaties blijkt dat de maatregelen niet toereikend zijn of anderszins een negatief effect op de doelmatigheid of doelbereik hebben.
Met het Besluit is gekozen om alle kaders op hoofdlijnen in het Besluit op te nemen en de nadere uitwerken in een ministeriële Regeling vorm te geven. Na aanpassing van het Besluit wordt dus ook de regeling gewijzigd. De wijziging betreft naast de uitwerking van het type activiteiten waarvoor een bijdrage gevraagd kan worden onder meer een wijziging in de begripsbepaling (o.a. afbakening van het projectgebied). Ook andere aspecten van de regeling worden opnieuw tegen het ligt gehouden en bezien of het nog passend en actueel is en of het leidt tot een effectieve inzet van rijksmiddelen.
Dit Besluit betreft wijziging van het Besluit Woningbouwimpuls 2020. Bij de invoering van dat Besluit is de relatie met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Financiële-verhoudingswet (Fvw) toegelicht. Kort samengevat is de beschikking op grond van dit Besluit een beschikking in de zin van de Awb en er staat dus rechtsbescherming tegen open voor de aanvragende gemeente.
Voorts is de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten geregeld in de Fvw. De (algemene) delegatiegrondslagen voor het regelen van een specifieke uitkering zijn opgenomen in artikel 17 van de Fvw. In het onderhavige geval is echter sprake van een reeds bestaande wettelijke grondslag in artikel 81, tweede lid, van de Woningwet, voor het verstrekken van financiële middelen voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving. Daarom is dit Besluit gebaseerd op de delegatiegrondslag in artikel 81, tweede lid, van de Woningwet.
Zoals toegelicht in de vorige paragraaf volgt op dit Besluit op onderdelen nog een wijziging van de Regeling Woningbouwimpuls 2020. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de paragraaf Vervolgproces van de uitwerking in de Regeling woningbouwimpuls. De gewijzigde Regeling zal gelijktijdig met het gewijzigde Besluit in werking treden.
De beoogde wijziging heeft invloed op gemeenten, marktpartijen en alle overige partijen betrokken bij woningbouwprojecten en de subsidieaanvraag. Indirect heeft de maatschappij belang bij de beoogde wijziging van de Woningbouwimpuls omdat de gelden worden gebruikt om de nodige randvoorwaarden voor woningbouwprojecten te realiseren en daarmee bij te dragen aan de woningbouwproductie van Nederland. Omdat de wijziging direct gevolgen heeft voor gemeenten zijn zij actief betrokken bij de wijzigingen van de Woningbouwimpuls.
Onderzoeksbureau Rebel heeft een analyse3 gemaakt van het aantal woningen dat vanaf 2025 te maken heeft met een publiek tekort en een inschatting gemaakt van de omvang van dit tekort. Op basis van die gegevens is een inschatting gemaakt van het doelbereik van de instrumenten. Daaruit blijkt dat de beoogde Realisatiestimulans naar verwachting bijdraagt aan het oplossen van het tekort van 360.000 woningen. De verwachting is dat 50.000 woningen met een publiek tekort resteren, die in aanmerking zouden komen voor de Woningbouwimpuls.
Dat betekent dus dat minder projecten dan voorheen in aanmerking komen voor een Woningbouwimpuls-bijdrage (ca. 1,3 mld. euro verdeeld over ~ 230.000 woningen in 6 tranches). Met de gewijzigde Woningbouwimpuls worden de financiële middelen effectiever aan knelpunten in gebiedsontwikkeling besteed, wat er voor zorgt dat de meest complexe woningbouwprojecten binnen gemeenten gerealiseerd kunnen worden. Deze aanscherping past bij de verwachting dat er minder projecten in aanmerking komen voor de Woningbouwimpuls. Door de drempel voor een Woningbouwimpuls-bijdrage te verhogen, komen alleen projecten in aanmerking die een significant tekort hebben door een fysieke maatregel die noodzakelijk is om de locatie geschikt en/of beschikbaar te maken.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat hetgeen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.
Het ontwerp van het Wijzigingsbesluit is via een openbare internetconsultatie geconsulteerd in de periode van 21 maart tot 18 april 2025. Verschillende partijen hebben gereageerd op het Wijzigingsbesluit. Daarnaast heeft de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG)t het belang benadrukt van beperking van regels en criteria die administratieve lasten tot gevolg hebben Hoewel de aanpassing een eerste stap in het vereenvoudigen van de regeling is, verzoekt de VNG de regeling kritisch tegen het licht te houden en te bezien of verdere versimpeling mogelijk is. Voor de VNG heeft vereenvoudiging niet alleen betrekking tot de informatie uitvraag, zoals in de wijziging voorligt. Maar ook in eenduidigheid van begrippen en vereisten, zoals de weging voor de spreiding en de bepaling van de urgentiescore. Rijk en VNG spreken af om in de tweede helft van 2025 te bezien of verdere aanpassingen in de regeling nodig zijn.
In onderstaande paragrafen worden de reacties met betrekking tot het Wijzigingsbesluit gebundeld per onderwerp behandeld. Een volledig consultatieverslag met de resultaten en bevindingen van de consultatie wordt op een later moment gepubliceerd.
De suggestie om de middenhuurgrens voor zorgwoningen te verhogen inclusief de 35% toeslag conform het Besluit huurprijzen woonruimte, mits de woning zonder de 35% toeslag niet boven de gereguleerde middenhuurprijsgrens zou zijn uitgekomen, wordt niet overgenomen. Binnen de Woningbouwimpuls worden geen specifieke kwalitatieve eisen voor middenhuur gesteld. De Woningbouwimpuls bepaalt enkel de maximale prijsgrenzen, die gelijk worden gesteld aan de prijs behorende bij liberalisatiegrens in de wet Betaalbare huur.
Om de extra kosten voor zorgwoningen te dekken, zijn diverse stimuleringsregelingen opgezet, zoals de Stimuleringsregeling Zorggeschikte Woningen (SGZW) en de Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten Ouderen (SOO). Daarnaast is het uitgangspunt om via de beoogde realisatiestimulans een extra opslag beschikbaar te stellen voor iedere zorggeschikte of geclusterde woning die wordt gerealiseerd. Er is in totaal 900 miljoen euro beschikbaar gesteld voor diverse opslagen. De verdeling van het budget voor zorggeschikte en geclusterde woningen in de beoogde realisatiestimulans wordt nog uitgewerkt.
De suggestie heeft ertoe geleid dat de toelichting op onderdelen is aangescherpt. De bijdrage die vanuit de beoogde Realisatiestimulans aan gemeenten wordt uitgekeerd is berekend om de gemiddelde publieke tekorten in woningbouwprojecten in Nederland voor ongeveer 50% te dekken. Het uitganspunt is daarom dat gemeenten met de bijdrage uit de beoogde Realisatiestimulans (in het vooruitzicht), in staat moet stellen om publieke investeringen te doen om woningbouw mogelijk te maken, ook als de publieke opbrengsten uit grondverkoop of kostenverhaal niet volledig dekkend zijn.
In enkele gevallen zal een gemeente een locatie moeten ontwikkelen waar de investeringen dermate hoog zijn, dat op geen enkele manier de bijdrage uit de beoogde Realisatiestimulans de investeringen dekt. Bijvoorbeeld in het geval dat er (hinder)activiteiten uitgeplaatst moeten worden of wanneer er sprake is van (ernstige) bodemverontreiniging. In zulke gevallen kan een gemeente een beroep doen op de Woningbouwimpuls.
Om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit de Woningbouwimpuls moeten gemeenten inzicht geven in de financiën van het betreffende project. Een marktconform en realistisch tekort is een belangrijke grondslag voor het verstrekken van een bijdrage. Het publieke tekort en de gevraagde bijdrage die daaruit volgt dienen gemeenten te onderbouwen aan de hand van een grondexploitatie, die inzicht geeft in alle noodzakelijke publieke kosten en opbrengsten. De ontvangen bijdrage uit de beoogde realisatiestimulans dient ook ter dekking van publieke onrendabele toppen. De gemeente moet laten zien hoe de beoogde Realisatiestimulans bijdraagt aan de dekking van de publieke onrendabele top die wordt bekostigd. Het resterende deel van de publieke onrendabele top kan voor 50% worden bekostigd uit de Woningbouwimpuls.
De grondexploitatie die bij de aanvraag wordt ingediend hoeft nog niet vastgesteld te zijn. De onderhavige uitgangspunten (o.a. ruimtegebruik en programma) en de onderbouwing van kosten (o.a. op basis van ramingen) en opbrengsten (o.a. op basis van afspraken of beleidsdocumenten) hebben niet alleen impact op de beoordeling of het gepresenteerde publieke tekort marktconform en realistisch is, maar ook of startbouw binnen drie jaar haalbaar is.
Onlangs heeft het CPB een rapport gepubliceerd over de effecten van subsidies op woningbouw. In die studie merkt het CPB op wanneer door subsidies zoveel woningen beschikbaar komen dat de marktprijs van woningen daalt, het haalbaar maken van onrendabele projecten ten koste kan gaan van projecten die met een hogere marktprijs wél haalbaar waren. In deze gevallen kunnen subsidies verdringing veroorzaken; door het ene project te subsidiëren wordt het andere project onrendabel. Een ander mogelijk nadeel dat wordt benoemd is het weglekken van subsidies naar de prijs van de grond. Dit gebeurt volgens het CPB wanneer het gesubsidieerde bedrag groter is dan de onrendabele top.
Met de vormgeving van woningbouwbijdragen moet dus rekening gehouden worden met het risico dat middelen ongewenst weglekken. Dit wordt in de WBI gedaan door voorwaarden te stellen aan de projecten die een bijdrage ontvangen. Er worden afspraken gemaakt met gemeenten over het aantal betaalbare woningen, en het langjarige behoud van die woningen. En er wordt gecontroleerd of de gemeente wel de kosten verhaalt die de gemeente verplicht is om te verhalen. Daarnaast draagt de Woningbouwimpuls alleen bij aan projecten waar een aantoonbaar, marktconform en realistisch tekort wordt gepresenteerd. Door de bijdrage te maximeren op 50% van dit tekort worden er geen te grote bijdrage gegeven. Bovendien wordt het project gedurende de uitvoering gemonitord en worden de publieke kosten en opbrengsten gevolgd. Bij afronding van het project wordt een eindafrekening opgemaakt waarin wordt beoordeeld of de bijdrage rechtmatig is en of het voorschot definitief als de bijdrage wordt vastgesteld. Dit borgt dat gemeenten goede financiële voorwaarden blijven stellen.
De 50% cofinanciering is opgenomen in de Woningbouwimpuls omdat uit diverse onderzoeken is gebleken dat de middelen die voor de Woningbouwimpuls staan, samen met de cofinanciering toereikend zijn om de toerekenbare onrendabele toppen te dekken. Bovendien wordt met de 50% cofinanciering beoogd een goede spreiding van de middelen te realiseren.
Indien knelpunten optreden bij projecten, kunnen betrokken partijen op gebieds- en/of projectniveau met elkaar in gesprek op basis van het «open boekenprincipe». Hiermee wordt de suggestie niet overgenomen.
De scan heeft in eerdere tranches inzicht geboden in de noodzaak van de maatregelen die met de woningbouwimpuls zijn ondersteund. In de mobiliteitsscans is getoetst op projectniveau en op de bredere netwerkgevolgen. Hierbij zijn de volgende drie vragen getoetst: (1) Past het verwachte mobiliteitsprofiel van de toekomstige bewoners en de opzet van het uitbreidingsplan bij de al aanwezige (rijks)infrastructuur waar de toekomstige bewoners en bezoekers vermoedelijk gebruik van gaan maken? (2) In hoeverre is er voldoende capaciteit op de bestaande (rijks)infrastructuur op de nieuw gegenereerde mobiliteit op te vangen? (3) In hoeverre past het project binnen de afspraken in het MIRT en de brede bereikbaarheidsprogramma’s? De wijze waarop de mobiliteitsscan in de plannen van WBI projecten wordt meegenomen wordt nader uitgewerkt in de Regeling Woningbouwimpuls.
Een kwalitatief goede omgeving is ook een goed bereikbare omgeving. Hiermee wordt de suggestie niet overgenomen.
Dit onderdeel actualiseert de begripsbepalingen van dit Besluit. Het betreft onder andere het vervallen van het begrip afgebakend projectgebied, dit komt terug in de gewijzigde onderliggende Regeling Woningbouwimpuls 2020. Daarnaast zijn de begrippen voor huurwoning voor middenhuur en betaalbare koopwoning aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur en aanpassing van de definitie van deze laatste in de Huisvestingswet 2014. Tevens is de aanduiding van de minister geactualiseerd.
Dit onderdeel wijzigt artikel 2 van het Besluit Wbi waarin de voorwaarden zijn uitgewerkt waar projecten aan moeten voldaan om voor een specifieke uitkering op basis van het Besluit Wbi in aanmerking te komen. Voor toelichting op de wijziging van deze voorwaarden wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Dit onderdeel wijzigt artikel 3 van het Besluit Wbi dat ziet op het uitkeringsplafond. Het derde lid voorzag onder andere in een regeling voor het aanvraagtijdvak voor de eerste openstelling van de regeling en is uitgewerkt en komt te vervallen.
Dit onderdeel wijzigt artikel 4 van het Besluit Wbi dat ziet op de aanvraag voor een specifieke uitkering. Dit proces wordt vereenvoudigd. Het tweede lid zag op een voorziening voor het eerste aanvraagtijdvak van het Besluit ten tijde van inwerkingtreding van het Besluit in 2020 en is dus uitgewerkt en is daarom vervallen. De haalbaarheidsstudie met begroting als aanvraagvereiste in het tweede lid is vervangen door een grondexploitatie. Voor een onderbouwing van deze keuze wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting. Voorts is geregeld dat de minister de beslistermijn van 13 weken na het sluiten van het aanvraagtijdvak, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan de aanvrager, eenmalig kan verlengen met 4 weken om aan te sluiten bij de verlengde termijn voor advisering door de Toetsingscommissie Woningbouwimpuls.
Dit onderdeel past verwijzingen in artikel 5 van het Besluit Wbi naar aanleiding van de in de voorgaande onderdelen aangepaste artikelen.
Deze onderdelen regelen dat de verwijzingen naar de in de voorgaande onderdelen aangepaste artikelen daarop zijn aangepast. Tevens is in onderdeel G geregeld dat de Toetsingscommissie Woningbouwimpuls de termijn voor het uitbrengen van haar advies, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan de minister, eenmalig kan verlengen met 4 weken omdat dit in de praktijk noodzakelijk blijkt.
Dit onderdeel regelt het overgangsrecht voor de aanvraag voor een specifieke uitkering, voor het geval er op het moment gelegen dicht bij de inwerkingtreding van dit Besluit een aanvraagtijdvak wordt geopend. In dat geval worden de aanvragen afgedaan onder het recht zoals dat gold op het moment van het opstellen van het aanvraagtijdvak.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452) te voorzien van een citeertitel.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-306.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.