Besluit van 25 september 2025 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap in verband met het uitbreiden van de intermediaire activiteit [KetenID WGK26093]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 mei nr. WJZ/52323281 (ID 26093), gedaan mede in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 19a, zesde lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juli, nr. W05.25.00134/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 september 2025, nr. WJZ/5391151 (ID 26093);

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT ONDERWIJSVOORZIENINGEN VOOR JONGEREN MET EEN HANDICAP

Het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

c. intermediaire activiteit:

persoonlijke dienstverlening die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende lichaamsfunctie;

d. cluster 1, 2, 3 onderscheidenlijk 4:

de clusters, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. intermediaire activiteiten;

2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. voorzieningen waarvoor een regeling is getroffen bij of krachtens:

    • 1°. de Wet op het primair onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of

    • 2°. de Wet op de expertisecentra, tenzij het gaat om intermediaire activiteiten voor leerlingen die ingeschreven zijn op een school behorend tot cluster 2, ten behoeve van het volgen van een stage of symbiose-onderwijs als bedoeld in artikel 9, respectievelijk artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC, of om intermediaire activiteiten voor leerlingen die ingeschreven staan op een school behorend tot cluster 1, 3 of 4.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 8. Intermediaire activiteiten

2. In het eerste lid vervalt «als bedoeld in artikel 19a, tweede lid, van de wet,».

D

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2025.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 september 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, K.M. Becking

Uitgegeven de derde oktober 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Aanleiding

Het UWV was tot voor kort enkel bevoegd om een intermediaire activiteit aan leerlingen met een auditieve beperking toe te kennen. Een intermediaire activiteit is een persoonlijke dienstverlening die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende lichaamsfunctie.1 Het gaat dan bijvoorbeeld om de tolkvoorziening en voorleeshulp. Uit het onderzoek naar de hardvochtigheden in wet- en regelgeving van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW)2 bleek dat dit in individuele gevallen een hardvochtige uitwerking kan hebben, omdat een leerling met een spraakbeperking in sommige gevallen ook niet zonder tolk kan participeren in het onderwijs.

Daarnaast volgen steeds meer cluster 2-leerlingen met een auditieve beperking (hierna: cluster 2-leerlingen) voor een deel van de week symbioseonderwijs op een reguliere school. Zij hebben veelal een tolk nodig om de lessen binnen het regulier onderwijs te kunnen volgen, omdat daar (hoofdzakelijk) niet wordt gecommuniceerd via Nederlandse Gebarentaal (NGT) of Nederlands met Gebaren (NmG). Dit geldt ook voor cluster 2-leerlingen die stage lopen op een werkplek waar NGT vaak niet de voertaal is. Vanwege de toename van leerlingen die symbioseonderwijs volgen of stage lopen, drukten de kosten van de tolkvoorziening steeds meer op de begroting van de cluster 2-instellingen. Dit ging ten koste van andere onderwijsdoeleinden en op den duur mogelijk van het onderwijs. De verantwoordelijkheid en bekostiging van de tolkvoorzieningen lag namelijk bij de cluster 2-instellingen zelf, en niet bij het UWV.

Dit besluit regelt daarom op twee punten een uitbreiding van de bevoegdheid van het UWV. Ten eerste is het UWV voortaan bevoegd een intermediaire activiteit toe te kennen aan elke leerling die vanwege ziekte of gebrek een belemmering ondervindt bij het volgen van het onderwijs, ongeacht van welke beperking sprake is, mits de intermediaire activiteit de leerling ook in staat stelt het onderwijs te volgen. Ten tweede is het UWV nu ook bevoegd om onder bepaalde voorwaarden een intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen binnen het speciaal onderwijs.

2. Hoofdlijnen van het besluit

Met dit besluit wordt het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (hierna: Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen)3 op twee onderdelen gewijzigd.

Ten eerste wordt met dit besluit geregeld dat in het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor alle leerlingen en studenten geen onderscheid meer wordt gemaakt op basis van beperking, wat aansluit bij het gedachtegoed van inclusief onderwijs. Voorheen was het UWV enkel bevoegd om een intermediaire activiteit toe te kennen in het geval van een auditieve beperking.4 Leerlingen met een andere beperking, bijvoorbeeld een motorische, visuele of spraakbeperking, konden in het onderwijsdomein geen beroep doen op een intermediaire activiteit zoals een tolkvoorziening bij het UWV.5 Uit het onderzoek naar de hardvochtigheden in wet- en regelgeving van OCW6 bleek dat dit in individuele gevallen een hardvochtige uitwerking kan hebben, omdat een leerling met een spraakbeperking in sommige gevallen niet zonder tolk kan participeren in het onderwijs. Daarom regelt dit besluit dat het UWV bevoegd is om aan elke leerling die vanwege ziekte of gebrek een belemmering ondervindt bij het volgen van het onderwijs en waarbij de intermediaire activiteit de leerling ook in staat stelt het onderwijs te volgen, een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toe te kennen.7 Het is dus niet meer relevant welke beperking de leerling heeft. In het besluit wordt aldus geen onderscheid meer gemaakt op basis van beperking, wat zoals genoemd aansluit bij de ingezette beweging naar inclusief onderwijs.

Ten tweede wordt met dit besluit voorzien in een uitbreiding van de bevoegdheden voor het UWV om onder bepaalde voorwaarden een intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen die ingeschreven staan in het speciaal onderwijs. Tot voor kort was het UWV op basis van wet- en regelgeving enkel bevoegd om een intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen met een auditieve beperking in het reguliere onderwijs. Het UWV had geen bevoegdheid om een intermediaire activiteit (onder andere een tolkvoorziening) toe te kennen aan cluster 2-leerlingen met een auditieve beperking die voor het volgen van symbioseonderwijs8 of stage een tolkvoorziening nodig hadden. De verantwoordelijkheid voor het regelen en bekostigen van een tolkvoorziening voor deze leerlingen lag bij de speciaal onderwijsinstellingen zelf, waarbij met name binnen cluster 2-instellingen de toenemende kosten van de tolkvoorziening drukten op de onderwijsbegroting. Op basis van afspraken tussen OCW en UWV is het sinds 2017 wel reeds mogelijk dat leerlingen met een auditieve beperking die ingeschreven staan op een cluster 1-, 3- of 4-school een tolkvoorziening kunnen aanvragen bij het UWV. Dit is sinds 2017 de huidige uitvoeringspraktijk, maar tot voor kort nog niet verankerd in regelgeving. Met dit besluit wordt daarom mogelijk gemaakt dat ook voor leerlingen die ingeschreven staan in het speciaal onderwijs, onder voorwaarden een intermediaire activiteit kan worden toegekend door het UWV (zie over de redenen hiervoor nader paragraaf 3 onder B).

Die voorwaarden zien niet op het soort beperking van de leerling. Hoewel het binnen het speciaal onderwijs, en met name het cluster 2-onderwijs, in de praktijk voornamelijk gaat om leerlingen met een auditieve beperking, wordt hier geen onderscheid meer gemaakt op basis van beperking. Op deze manier wordt het mogelijk dat ook een leerling met een andere soort beperking binnen het speciaal onderwijs een beroep kan doen op een intermediaire activiteit. Voor de toekenning daarvan gelden dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd. Daar wordt in de volgende paragraaf op ingegaan.

3. Uitbreiding bevoegdheid UWV

A. Uitbreiding bevoegdheid UWV: geen onderscheid naar beperking

Op basis van de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS) kan een voorziening worden toegekend indien een leerling of student, vanwege ziekte of gebrek, een belemmering ondervindt bij het volgen van het onderwijs.9 Het UWV kan de voorziening toekennen indien de voorziening de leerling in staat stelt het onderwijs te volgen.10 Op deze manier wordt er gekeken welke voorziening het meest passend is bij de ondersteuningsbehoefte. Op basis van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (oud) kon een intermediaire activiteit, waaronder een tolkvoorziening, vervolgens enkel worden toegekend aan leerlingen met een auditieve beperking.11 Het besluit maakte naast het geboden wettelijk kader aldus onderscheid naar beperking. Leerlingen met een andere beperking, bijvoorbeeld een visuele, motorische of spraakbeperking, konden bij het UWV geen beroep doen op een intermediaire activiteit.

Zoals genoemd in de inleiding blijkt uit het onderzoek naar de hardvochtigheden in wet- en regelgeving van OCW12 dat leerlingen met een spraakbeperking in sommige gevallen niet zonder tolk kunnen participeren in het onderwijs. Ook leerlingen die zich onvoldoende verstaanbaar kunnen maken, kunnen een intermediaire activiteit nodig hebben om deel te kunnen nemen aan het onderwijs. Deze leerlingen waren tot voor kort afhankelijk van toelating tot een cluster 2-school of de financiële situatie van hun ouders voor een tolkvoorziening, omdat de tolkvoorziening niet kon worden toegekend door het UWV. Het leidt er veeleer toe dat deze kinderen in sommige gevallen niet volwaardig deel kunnen nemen aan het onderwijs, hetgeen mogelijk kan leiden tot kansenongelijkheid. Het voorliggende besluit neemt deze hardvochtigheid weg en maakt voor de toekenning van een intermediaire activiteit geen onderscheid meer naar beperking. Dit betekent dat elke leerling of student die valt binnen het wettelijk kader dat de WOOS biedt, aanspraak kan maken op een intermediaire activiteit in het onderwijsdomein. Dit zorgt voor toegankelijker onderwijs en het draagt in brede zin bij aan de beweging naar inclusief onderwijs. Tegelijkertijd is dit een uitvoering van een toezegging aan de Tweede Kamer.13

B. Uitbreiding bevoegdheid UWV: speciaal onderwijs

Het UWV is op basis van artikel 19a, tweede lid, WOOS bevoegd om voorzieningen toe te kennen die leerlingen in staat stellen onderwijs te volgen. Artikel 5, eerste lid, Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen regelt wat onder «voorzieningen» wordt verstaan. Artikel 5, tweede lid, onder a, Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen regelt dat voorzieningen waarvoor reeds een regeling is getroffen op basis van één van de daar genoemde onderwijswetten, waaronder de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC), niet valt onder voorzieningen. Dit betekent dat indien op basis van de WEC reeds een voorziening getroffen kan worden voor leerlingen, het UWV niet bevoegd is om eenzelfde voorziening toe te kennen aan leerlingen. Op basis van deze wetgevingssystematiek lag de verantwoordelijkheid en bekostiging van de tolkvoorziening binnen het speciaal onderwijs (alle clusters) – ook in het geval van symbioseonderwijs en stage vanuit een cluster 2-insteling – tot voor kort aldus bij de speciaal-onderwijsinstellingen zelf. Dat wordt met dit besluit gewijzigd. Onderstaand wordt ingegaan op de ratio en argumentatie daarachter.

Cluster 2

Binnen het speciaal onderwijs kennen we de clusters 1, 2, 3 en 4.14 Op een cluster 2-school voor leerlingen met een auditieve beperking is geen tolk nodig, omdat er op deze scholen zowel via gesproken (Nederlandse) taal als NGT en NmG wordt gecommuniceerd en les wordt gegeven.

Er zijn echter steeds meer leerlingen met een auditieve beperking op een cluster 2-school die gebruik maken van symbioseonderwijs.15 Zij volgen een deel van de onderwijstijd onderwijs op een reguliere school. Zij hebben dan veelal een tolk nodig om de lessen binnen het regulier onderwijs te kunnen volgen, omdat daar (hoofdzakelijk) niet wordt gecommuniceerd via NGT of NmG. Daarnaast willen leerlingen met een auditieve beperking op een cluster 2-school ook stage lopen op een werkplek waar NGT vaak niet de voertaal is.16 Ook in dat geval hebben zij een tolk nodig. Zoals uit het bovenstaande blijkt, konden deze leerlingen, ingeschreven op het cluster 2-onderwijs, in beide situaties geen tolkvoorziening aanvragen bij het UWV. Het UWV was daartoe niet bevoegd; de tolkvoorziening werd geregeld en bekostigd door de cluster 2-instelling zelf.

Vanwege de toename van leerlingen die symbioseonderwijs volgen of stage lopen, drukten de kosten van de tolkvoorziening steeds meer op de begroting van de cluster 2-instellingen. Dit ging ten koste van andere onderwijsdoeleinden binnen het onderwijs. Het voortduren van deze situatie kon ertoe leiden dat cluster 2-instellingen steeds vaker keuzes moesten maken over onderwijsdoeleinden binnen het onderwijs, wat ten koste zou gaan van het onderwijs.

Daarom regelt dit besluit dat het UWV tevens de bevoegdheid krijgt om een intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen die ingeschreven staan op een cluster 2-school en symbioseonderwijs volgen of stage lopen. Dit betekent dat ook deze leerlingen, net als leerlingen binnen het reguliere onderwijs, voortaan rechtstreeks een intermediaire activiteit kunnen aanvragen bij het UWV en dat die verantwoordelijkheid en bekostiging niet meer ligt bij de instellingen van het speciaal onderwijs zelf. Dit zorgt ervoor dat cluster 2-scholen de bekostiging, die anders besteed zou worden aan de tolkvoorziening, nu ten volle kunnen inzetten voor de onderwijsdoeleinden.

Zoals eerder genoemd is het voor de toekenning van de intermediaire activiteit geen voorwaarde dat sprake is van een auditieve beperking bij een leerling. Hoewel het in de praktijk bij de intermediaire activiteit binnen het speciaal onderwijs (en met name cluster 2-onderwijs) vrijwel altijd gaat om een leerling met een auditieve beperking, is het belangrijk om ook hier het onderscheid naar beperking in de regelgeving los te laten. Dit komt overeen met de andere wijziging binnen dit besluit (zie onder A) en de beweging naar inclusief onderwijs.

Op deze manier wordt het mogelijk dat ook een leerling met een andere soort beperking binnen het speciaal onderwijs een beroep kan doen op een intermediaire activiteit. Voor de toekenning daarvan dient echter wel te zijn voldaan aan de voorwaarden die de WOOS stelt. Een leerling dient, vanwege ziekte of gebrek, een belemmering te ondervinden bij het volgen van het onderwijs, en de voorziening dient de leerling in staat te stellen het onderwijs te volgen. De intermediaire activiteit, de tolkvoorziening of voorleeshulp, dient aldus wel de belemmering in het onderwijs weg te nemen. Dit brengt mee dat het voornamelijk zal gaan om cluster 2-leerlingen met een auditieve beperking en niet voor leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis (hierna: TOS). Immers, een tolkvoorziening dan wel voorleeshulp zullen geen oplossing zijn voor TOS-leerlingen om het onderwijs te volgen.

Al met al kan Het UWV middels dit besluit een intermediaire activiteit toekennen aan leerlingen binnen cluster 2-onderwijs die symbioseonderwijs volgen op een reguliere school dan wel stage (willen) lopen op een werkplek waar niet in NGT of NmG wordt gecommuniceerd. Hieronder valt bij symbioseonderwijs tevens de mogelijkheid voor leerlingen om op basis van wendagen te kijken of ze kunnen overstappen naar een symbioseregeling of naar het regulier onderwijs. Tijdens een stage is er in de meeste gevallen niet fulltime een tolk nodig. Tolkinzet kan bijvoorbeeld nodig zijn tijdens een sollicitatiegesprek, eerste werkdag, instructiemomenten, stagevoortgangsgesprekken met praktijkbegeleider van het bedrijf en werkoverleggen. Het uitgangspunt is dat de leerling een goede start kan maken in diens werkzame leven en daarbij geen belemmeringen moet ervaren.

Cluster 1, 3 en 4

Cluster 1-, 3- en 4-onderwijs is niet specifiek onderwijs voor auditief beperkte leerlingen. Het kan echter wel voorkomen dat het clusteronderwijs 1, 3 of 4 voor een auditief beperkte leerling beter passend is dan cluster 2-onderwijs, waardoor er in dat geval voor de leerling toch behoefte is aan een tolk om te kunnen participeren in het onderwijs.

Zoals eerder genoemd is het, op basis van afspraken tussen OCW en UWV, sinds 2017 mogelijk dat leerlingen met een auditieve beperking die ingeschreven staan op een cluster 1-, 3- of 4-school een tolkvoorziening kunnen aanvragen bij het UWV. Dit is sinds 2017 aldus de huidige uitvoeringspraktijk, maar tot voor kort nog niet verankerd in regelgeving. Voor leerlingen in cluster 1, 3 en 4 die een tolkvoorziening nodig hebben om het onderwijs binnen hun cluster te volgen, betreft de wijziging van dit besluit dan ook een codificatie van de huidige uitvoeringspraktijk, waarbij ook hier het onderscheid naar beperking wordt losgelaten. Het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen wordt zo aangepast dat de intermediaire activiteit beschikbaar wordt voor leerlingen die staan ingeschreven op cluster 1-, 3- en 4-scholen, die vanwege ziekte of gebrek een belemmering ondervinden bij het volgen van het onderwijs en waarbij de intermediaire de leerling in staat stelt het onderwijs te volgen. Ook hier is het geen voorwaarde dat sprake dient te zijn van een auditieve beperking.

4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

A. Uitbreiding bevoegdheid UWV: geen onderscheid naar beperking

Door de wijziging van dit besluit zullen alle leerlingen en studenten die een belemmering ondervinden bij het volgen van het onderwijs als gevolg van ziekte of gebrek aanspraak kunnen maken op een intermediaire activiteit, mits het UWV oordeelt dat deze intermediaire activiteit het meest passend is bij de ziekte of het gebrek van de leerling en daarmee tegemoet komt aan de ondersteuningsbehoefte. Deze wijziging zorgt er allereerst voor dat leerlingen kunnen participeren in het onderwijs, maar draagt in brede zin ook bij aan meer passend en inclusief onderwijs. Zo moeten ook leerlingen met een beperking volwaardig en gelijkwaardig een plek krijgen op school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden.

B. Uitbreiding bevoegdheid UWV: speciaal onderwijs

Door dit besluit krijgt het UWV een grondslag om een intermediaire activiteit toe te kennen aan cluster 2-leerlingen die symbioseonderwijs volgen of stage lopen. Allereerst zullen hierdoor naar verwachting meer cluster 2-leerlingen gebruik kunnen maken van symbioseonderwijs, hetgeen ertoe kan leiden dat het onderwijssysteem inclusiever wordt.17 Dat zorgt ervoor dat de kansen van leerlingen worden vergroot om beter te participeren in de maatschappij, zowel binnen het onderwijs als op de arbeidsmarkt. Daarnaast kan de bekostiging van cluster 2-scholen voortaan volledig worden ingezet voor onderwijsdoeleinden.

Tot slot krijgt het UWV met deze wijziging een grondslag om de intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen in cluster 1-, 3- en 4-scholen. Gevolg is dat de uitvoeringspraktijk in lijn is met wet- en regelgeving.

4.1 Gevolgen voor de regeldruk

Omdat de deelonderwerpen (A en B) van dit besluit grotendeels inhoudelijk samenhangen worden deze voor de toelichting in de volgende paragrafen samengevoegd.

1. Ervaren nut

Uit gesprekken met de doelgroep en betrokkenen18 is gebleken dat er veel draagvlak is om het UWV de bevoegdheid te geven om een intermediaire activiteit toe te kennen aan cluster 2-leerlingen die symbioseonderwijs volgen of stage lopen. De cluster 2-scholen kunnen hierdoor de bekostiging die zij van de minister van OCW ontvangen voortaan volledig inzetten voor de onderwijsdoeleinden.

De geschatte kosten voor tolkvoorzieningen voor cluster 2-scholen zijn 1,8 miljoen euro. Deze kosten worden met het besluit weggenomen bij cluster 2-scholen en zullen voortaan vanuit de bekostiging van OCW komen.

2. De werkbaarheid

Een leerling die onderwijs volgt kan een aanvraag indienen voor een intermediaire activiteit bij het UWV. Voor de toekenning toetst het UWV vervolgens of de aanvraag voldoet aan de wettelijke vereisten. Hoe vaak een intermediaire activiteit wordt aangevraagd is afhankelijk van de duur van het programma van de onderwijssector en of de leerling het programma in één keer doorloopt of doubleert. Bijvoorbeeld als een leerling met een auditieve beperking een vmbo-diploma nominaal behaalt, gaat het om één aanvraag voor vier onderwijsjaren.

De aanvraag voor de intermediaire activiteit gaat via het bestaande UWV-portaal. Bij vragen kan contact worden opgenomen met de klantenservice van het UWV. Het UWV streeft ernaar de aanvraag van een intermediaire activiteit binnen acht weken af te handelen. Het UWV neemt contact op met een aanvrager indien de aanvraag incompleet is. Daarnaast maakt het UWV voor de dienstverlening van de tolkvoorziening gebruik van een commerciële partij.19 De klantenservice van deze partij kan ook geraadpleegd worden.

3. Regeldrukkosten

De verplichtingen die uit de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voortvloeien hebben gevolgen voor de regeldruk van burgers. Het gaat om personen die een aanvraag doen voor een intermediaire activiteit in het onderwijsdomein bij het UWV. Naar verwachting gaat het om circa 200 cluster 2-leerlingen met een auditieve beperking binnen het speciaal onderwijs en enkele leerlingen binnen het regulier, middelbaar beroeps- of hoger onderwijs met een andersoortige ziekte of gebrek, niet zijnde een auditieve beperking. Bij het UWV en het ministerie van OCW zijn van de afgelopen jaren vier casussen bekend van leerlingen met een spraakbeperking, waarvan twee maal de oplossing was om onderwijs te volgen op een cluster 2-school, en één casus van een leerling met een visuele beperking, waarbij de intermediaire activiteit een passende oplossing was voor het wegnemen van de belemmering bij het volgen van onderwijs.

Voor deze groep bestaat de regeldruk uit het verkrijgen van informatie over de voorziening en vervolgens het aanvragen van de voorziening. In onderstaande tabel zijn de totale kosten van de regeldruk weergegeven. Onder de tabel worden deze per post toegelicht.

Categorie

Minuten

Tarief per uur

Kosten per aanvraag

Aanvragers

Totale kosten

Informatie verkrijgen

20

€ 17

€ 5,67

200

€ 1.134

Aanvragen

60

€ 17

€ 17

200

€ 3.400

Totale kosten

80

€ 17

€ 22,67

200

€ 4.534

Informatie verkrijgen over de voorziening

De inschatting is dat een aanvrager ca. 20 minuten nodig heeft om zich te oriënteren op de aanvraag en daarmee informatie te vergaren alsmede persoonsinformatie te verschaffen. Omdat het om een burger gaat, wordt het standaardtarief van €17 per uur hiervoor berekend.20 De totale kosten voor het verkrijgen van informatie zijn uitgewerkt in bovenstaande tabel en komen neer op € 5,67 per aanvrager, in totaal € 1.134.

De voorziening aanvragen

Om een intermediaire activiteit aan te vragen, dient te worden ingelogd met DigiD. Vervolgens dient het aanvraagformulier te worden ingevuld en een bewijs van inschrijving van school of instelling te worden aangeleverd.21 Hiervoor is gemiddeld 30 minuten nodig. De totale kosten voor het aanvragen komen daarmee neer op € 17 per aanvrager, in totaal € 3.400. Hier is uitgegaan van de maximale kosten. Indien de aanvrager bekend is met het aanvragen van een intermediaire activiteit, is de verwachting dat het minder tijd kost dan 30 minuten.

De totale regeldrukkosten voor het aanvragen van de voorziening zullen neerkomen op € 4.534.

4. Advies van het Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft op 12 december 2024 advies uitgebracht over de gevolgen voor de regeldruk van onderhavig besluit. Hier wordt in paragraaf 9.2 nader op ingegaan.

4.2 Verwerking van persoonsgegevens

De gevolgen op het gebied van persoonsgegevensverwerkingen zullen beperkt zijn. Het UWV heeft op basis van de wet overige OCW-subsidies, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen reeds een wettelijke taak om te bevorderen dat belemmeringen worden weggenomen die jongeren ondervinden bij het volgen van onderwijs vanwege ziekte of gebrek.

Voor het uitvoeren van deze taak is het noodzakelijk dat het UWV persoonsgegevens verwerkt. Dit betreffen persoonsgegevensverwerkingen van personen die een aanvraag indienen om een voorziening te ontvangen. Omdat ook gegevens over ziekte of gebrek worden verwerkt, behelst dit ook de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Bijzondere persoonsgegevens betreffende de gezondheid mogen in dat kader ook verwerkt worden op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringswet AVG.

Met dit wijzigingsbesluit vindt een tweetal wijzigingen plaats ten opzichte van de reeds door het UWV toegepaste systematiek. Een eerste wijziging is dat voorheen de voorziening alleen toegewezen kon worden in het geval van een auditieve beperking. Deze eis wordt door het wijzigingsbesluit niet meer gesteld. Dit zal als indirect resultaat zorgen voor een toename van het aantal aanvragen, en daarmee het aantal gegevensverwerkingen. Daarnaast zal het voor een aanvrager dus niet langer noodzakelijk zijn om specifiek aan te tonen dat het om een auditieve beperking gaat. Daarnaast wordt het mogelijk om een intermediaire activiteit aan te vragen voor leerlingen in het speciaal onderwijs. Daarmee wordt de doelgroep van personen die een voorziening kan aanvragen uitgebreid. Voorzien is dat daarmee ook het aantal aanvragen, en dus het aantal gegevensverwerkingen, zal toenemen.

Qua gegevensverwerkingen zal worden aangesloten bij de reeds toegepaste systematiek. Dat betekent dat een persoon die een intermediaire activiteit aanvraagt een aantal persoonsgegevens dient aan te leveren bij het UWV. Het gaat allereerst om de naam, adres, woonplaats, geboortedatum, telefoonnummer, emailadres, het BSN-nummer en een medische indicatieverklaring waarmee wordt aangetoond dat de leerling belemmeringen ondervindt bij het volgen van onderwijs als gevolg van ziekte of gebrek. Deze medische verklaring is alleen zichtbaar voor de verzekeringsarts en wordt voor andere werknemers van het UWV afgeschermd. Daarnaast dient de aanvrager een inschrijfbewijs22 van diens school aan te leveren. Deze is alleen zichtbaar voor de voorzieningenbeslisser en wordt voor andere werknemers van het UWV afgeschermd. Het geslachtsgegeven wordt niet uitgevraagd bij de aanvraag, maar staat wel in het UWV-systeem geregistreerd.

Voor het toekennen van een tolkvoorziening zal sprake zijn van gegevensuitwisseling tussen het UWV, de leerling of aanvrager die de intermediaire activiteit namens de leerling aanvraagt en de commerciële partij. Deze partij bemiddelt tussen tolken en tolkgebruikers. De gegevensuitwisseling met de commerciële partij is noodzakelijk om deze bemiddelingstaak te kunnen uitvoeren. Ze ontvangen daartoe de volgende gegevens: naam, adres, woonplaats, geslacht, e-mailadres, telefoonnummer, geboortedatum en eenmalig het BSN.

De naam van de leerling is nodig om vast te kunnen stellen dat de tolkvoorziening voor de juiste persoon wordt ingezet. Het adres en de woonplaats zijn nodig om de tolk naar de juiste locatie te sturen om de begeleiding van de tolkgebruiker te verzorgen indien dit vanuit het huis van de tolkgebruiker plaatsvindt en om een tolk te selecteren die in de regio van de tolkgebruiker woont of werkt. Deze gegevens zijn tevens nodig voor het factureren van de voor tolkgebruiker ingezette tolkuren door de tolk aan de commerciële partij.

Met het e-mailadres wordt het account in het Tolkportaal gecreëerd.23 Met dit account wordt ook de beschikking gekoppeld aan het account van de desbetreffende cliënt (op basis van het e-mailadres). Het e-mailadres van de betrokkene wordt ook gedeeld met de commerciële partij, zodat digitaal met de tolkgebruiker kan worden gecommuniceerd. Bijvoorbeeld om afspraken te plannen dan wel digitale correspondentie te delen. Daarnaast wordt het e-mailadres gebruikt voor het inloggen op mijn.tolkcontact.nl.24 Hier kan de aanvrager de toegekende en resterende tolkuren inzien. Als de tolkgebruiker het wachtwoord is vergeten, wordt het wachtwoord hersteld via het e-mailadres. Het telefoonnummer van de betrokkene wordt gedeeld met de commerciële partij zodat per telefoon met de tolkgebruiker kan worden gecommuniceerd. Bijvoorbeeld om afspraken te plannen dan wel wijzigingen en afspraken direct, persoonlijk, en tweezijdig af te kunnen stemmen. De geboortedatum wordt in combinatie met de naam, adres en woonplaats gegevens gebruikt om de klant te identificeren en te valideren. Bij communicatie over bijvoorbeeld een bestaande of nieuwe tolkopdracht wordt de geboortedatum gevraagd ter bevestiging van de identiteit de aanvrager. Dit ook ter voorkoming van het delen van informatie met iemand anders de aanvrager zelf.

Sinds oktober 2022 wordt het geslachtsgegeven niet meer door de commerciële partij opgevraagd. Het UWV deelt dit persoonsgegeven via de gegevensbestanden nog wel met de commerciële partij, maar deze registreert het geslacht niet. Voor specifieke opdrachten, bijvoorbeeld wanneer dit om culturele redenen van belang is, kan het gewenst zijn om het geslacht te weten om te komen tot een gewenste match van de tolkgebruiker en tolk.

Het BSN wordt bij de commerciële partij gebruikt als identificatienummer voor nieuwe aanvragers die nog niet in de database van de commerciële partij bekend zijn, omdat een naam of geboortedatum vaker kunnen voorkomen. Indien de commerciële partij vragen heeft bij de eerste identificatie aan het UWV, dan wordt het BSN gebruikt in de communicatie. Voor deze nieuwe leerlingen wordt een uniek (order)nummer gegenereerd, wat vervolgens gebruikt wordt in de systemen. Het BSN wordt dus enkel gebruikt voor een eerste identificatie van een nieuwe leerling. Zodra deze is geregistreerd in Tolkcontact wordt het BSN niet meer gebruikt en is het niet zichtbaar voor de tolkgebruiker, tolk, UWV-medewerkers die toegang hebben tot de systemen van de commerciële partij en medewerkers van de commerciële partij, met uitzondering van de beheerder(s).

Het UWV is eindverantwoordelijk voor deze gegevensuitwisseling. Het UWV heeft de risico’s van deze verwerkingen geïdentificeerd en maatregelen genomen om deze risico’s van de voorgenomen gegevensverwerkingen voor de vrijheden en rechten van de betrokkenen tegen te gaan.

De persoonsgegevens die het UWV nodig heeft voor de uitvoering van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen waren reeds nodig voor de toekenning van een voorziening. Met de wijziging van het besluit dient het UWV voortaan, in plaats van te controleren op een auditieve beperking, te controleren of er sprake is van belemmering bij het volgen van het onderwijs als gevolg van ziekte of gebrek. Deze wijziging zal daarmee niet zorgen voor aanvullende risico’s voor de rechten en vrijheden van betrokkenen.

5. Uitvoering

Het UWV is de uitvoerder die beoordeelt of een intermediaire activiteit wordt toegekend aan een leerling die een belemmering ondervindt bij het volgen van regulier dan wel speciaal onderwijs als gevolg van ziekte of gebrek. Bij cluster 2-leerlingen dient het dan wel te gaan om leerlingen die stage willen lopen of symbioseonderwijs willen volgen. Een intermediaire activiteit wordt door het UWV toegekend indien voldaan is aan de criteria die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en het Protocol voorzieningen van het UWV.25 In de praktijk beoordeelt de UWV-verzekeringsarts meestal met één consult of er sprake is van een structureel functionele beperking als gevolg van ziekte of gebrek. De richtlijn voor het onderwijsdomein is dat de beperking ten minste drie maanden voortdurend aanwezig is. Indien de beperking van dusdanige aard is dat deze niet gedurende de gehele schoolloopbaan van de leerling aanwezig blijft, kan er een tijdelijke voorziening worden toegekend, waarna het UWV na een bepaalde periode kijkt of de voorziening gecontinueerd dient te worden. In dat laatste geval is er een tweede consult nodig bij de verzekeringsarts. De wijziging van het besluit brengt geen verandering in de huidige werkwijze.

Zoals eerder genoemd maakt het UWV bij het eventueel toekennen van een tolkvoorziening gebruik van een commerciële partij. Deze partij bemiddelt tussen tolkgebruikers en tolken (externe partij zoekt tolk of leerling levert zelf tolk aan) en handelt ook de facturatie af. In het tolkportaal van de commerciële partij worden uren klaargezet voor de aanvrager. De uren worden geaccordeerd door de aanvrager. Vervolgens worden de gefactureerde uren doorgezet naar het UWV, die de betaling aan de tolk doet.

Vooruitlopend op onderhavig besluit heeft het UWV vanaf het schooljaar 2024–2025 ingestemd met de start van de uitvoering om een intermediaire activiteit toe te kennen aan leerlingen met een auditieve beperking die ingeschreven staan op een cluster 2-school en symbioseonderwijs volgen dan wel stage lopen en aan leerlingen met een spraakbeperking. Voor cluster 1, 3 en 4 geldt deze afspraak reeds vanaf 2017.

Met de inwerkingtreding van onderhavig besluit wordt zoals eerder genoemd het vereiste van een auditieve beperking zowel binnen het speciaal als regulier onderwijs losgelaten. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit besluit is tussen OCW en UWV afgesproken dit reeds te kunnen uitvoeren per schooljaar 2025–2026. Onderhavig besluit heeft dan ook terugwerkende kracht tot 1 augustus 2025.

Dit besluit is voor toetsing op de uitvoering voorgelegd aan het UWV. Op basis van uitvoeringstoets heeft UWV kenbaar gemaakt de reikwijdte bij symbioseonderwijs of stage beperkend te vinden voor cluster 2-leerlingen, omdat het kan voorkomen dat zij naast een tolk gebruik maken van andere voorzieningen, zoals een meeneembare voorziening. Door alleen te focussen op de tolkvoorziening kan het zijn dat de doelgroep niet optimaal ondersteund wordt als zij wennen of lessen volgen op het regulier onderwijs of stage lopen. Het ministerie van OCW heeft hierover tot op heden geen signalen ontvangen van de cluster 2-scholen. Het ministerie van OCW en het UWV hebben afgesproken dat signalen hierover tijdig worden gemeld.

Omdat er na de uitvoeringstoets van het UWV nog wijzigingen in het besluit zijn doorgevoerd heeft het UVW nogmaals een impactanalyse uitgevoerd. Op basis van de impactanalyse acht het UWV het uitbreiden van de doelgroep van de intermediaire voorziening uitvoerbaar. Het UWV merkt op dat dat past binnen zijn visie op voorzieningen en bijdraagt aan inclusief onderwijs. Het UWV heeft ingestemd met de start van de uitvoering per juni 2025, zodat de intermediaire voorziening voor de verruimde doelgroep beschikbaar is vanaf het schooljaar 2025–2026.

5.1 Doenvermogen aanvrager intermediaire activiteit

Het ministerie van OCW heeft samen met het UWV navraag gedaan bij de cluster 2-scholen en belangenvertegenwoordigers in hoeverre het bevoegd maken van het UWV om de intermediaire activiteit toe te kennen aan cluster 2-leerlingen, die symbioseonderwijs volgen of stage lopen en een belemmering als gevolg van ziekte of gebrek ondervinden, begrijpelijk is voor de aanvragers (ouder, voogd, gemachtigde of leerling vanaf achttien jaar). De cluster 2-scholen en belangenvertegenwoordigers zien een risico dat nog niet alle aanvragers bekend zijn met het aanvragen van een intermediaire activiteit bij het UWV. De cluster 2-scholen proberen de aanvragers daarin zo goed als mogelijk over te informeren, activeren en ondersteunen.

De aanvraag voor een intermediaire activiteit gaat via het bestaande portaal van het UWV en vraagt, indien de leerling nog niet bij het UWV bekend is, een inschrijfformulier en een medische verklaring. De aanvrager doorloopt via DigiD het aanvraagproces. Indien de aanvraag via DigiD om welke reden dan ook niet lukt kan de aanvrager contact opnemen met het klantcontactcentrum UWV. Voor mensen met een auditieve beperking biedt het UWV verschillende contactmogelijkheden, namelijk chatten, een bericht sturen en bellen via Teletolk met gebarentaal of tekst via een gratis tolk NGT-Nederlands of schrijftolk. Ook is het mogelijk dat de aanvrager per post een aanvraagformulier ontvangt, waarvoor ter identificatie een BSN-nummer wordt gevraagd. Op deze manier wordt de impact op het doenvermogen zo goed als mogelijk ondervangen. Het UWV heeft teksten op de website geschreven op B1-niveau en op de website van de commerciële partij staan begeleidende video’s in NGT met uitleg over de tolkvoorziening en aanvraag. Deze video’s zijn in het najaar van 2024 geüpdatet en aangevuld met informatie over symbioseonderwijs en stage en worden op de website van het UWV geüpload.

Kentalis, Auris, Siméa,26 het UWV en het ministerie van OCW hebben in het voorjaar en najaar van 2024 gesproken over welke aandachtspunten er voor aanvragers zijn bij het doen van een aanvraag van een intermediaire activiteit bij het UWV. De cluster 2-instellingen geven aan dat de meerderheid van de aanvragers, voornamelijk ouders of verzorgers, niet eerder een aanvraag voor een intermediaire activiteit heeft ingediend bij het UWV-portaal. Zoals reeds genoemd proberen de cluster 2-scholen de aanvragers te informeren, activeren en ondersteunen. Echter blijkt in de praktijk dat het activeren tot het doen en uitvoeren van een aanvraag als lastig wordt ervaren, voornamelijk door ouders waarbij sprake is van een taalbarrière. Kentalis, Auris en Siméa, en waar nodig het UWV, blijven daarom met elkaar in gesprek om te verkennen welke acties daartoe kunnen worden genomen ter ondersteuning.

6. Toezicht en handhaving

Het UWV houdt toezicht op de toekenning van een intermediaire activiteit door jaarlijks steekproefsgewijs te controleren of leerlingen daadwerkelijk symbioseonderwijs volgen of stage lopen.27 Verder kan een tolkcoördinator op een cluster 2-school overzicht houden bij welke lessen en stages een tolk wordt ingezet. De tolkcoördinator heeft daarover contact met de leerling of ouders en verzorgers, de reguliere school of de stageplek. Misbruik of oneigenlijk gebruik is daardoor niet aannemelijk.

Leerlingen die een voorziening toegekend krijgen, hebben een inlichtingenplicht zodra er iets in hun situatie wijzigt. Voor de verstrekking van de voorziening die het UWV uitvoert, betekent dit dat de aanvrager wijzigingen bij het UWV moet melden.

7. Financiële gevolgen

Voor het Uitvoeringsbesluit Onderwijsvoorzieningen is structureel budget beschikbaar op artikel 1 van de begroting. Met deze wijzigingen wordt de doelgroep van de intermediaire activiteit in het onderwijsdomein uitgebreid. Hiervoor zijn bij de Voorjaarsnota 2024 gelden vrijgemaakt. Dit betreft € 0,7 miljoen in 2024 en € 1,8 miljoen per jaar in 2025 en verder.

Er zijn geen negatieve financiële gevolgen voor cluster 1-, 2-, 3- en 4-scholen. De reguliere basis-, ondersteunings- en aanvullende bekostiging blijft op hetzelfde niveau. In het verleden hebben de scholen namelijk geen middelen ontvangen met als doel het organiseren en bekostigen van de tolkvoorziening voor leerlingen met een auditieve beperking.

8. Evaluatie

Voor de uitbreiding van de bevoegdheid van het UWV om (A) een intermediaire activiteit toe te kennen op basis van ziekte of gebrek en daarvoor geen onderscheid meer te maken naar het soort beperking en (B) een intermediaire activiteit onder bepaalde voorwaarden toe te kennen aan leerlingen in speciaal onderwijs worden de volgende evaluatieafspraken gemaakt:

  • Indien de begrote prognose (P én Q) in een enkel jaar dreigt te worden overschreden door het UWV, wordt het ministerie van OCW hierover tijdig op de hoogte te gesteld;

  • In de beleidsmonitor28 van het UWV zal middels P*Q geduid worden waaruit de kosten voor symbioseonderwijs of stage bestaan. In de beleidsmonitor rapporteert het UWV halfjaarlijks aan het ministerie van OCW welke voorzieningen zijn toegekend. Het is voor het UWV niet mogelijk een uitsplitsing te maken tussen leerlingen die een intermediaire voorziening aanvragen voor symbioseonderwijs of stage. Mocht het gebruik van de intermediaire activiteit of de kosten sterk afwijken van de prognose, dan wordt geanalyseerd wat de achterliggende oorzaken zijn.

  • Met het ministerie van OCW, als opdrachtgever, en het UWV, de uitvoerder van dit besluit, als opdrachtnemer, bespreken de voortgang van de uitbreiding van de doelgroep van de intermediaire voorziening tijdens de periodieke beleidstafels.

9. Advies en consultatie

Naast de internetconsulatie is dit besluit voor toetsing en advies voorgelegd aan het ATR en de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP).

9.1 Internetconsultatie

Dit besluit is vanaf 21 november 2024 gedurende tien weken in internetconsultatie geweest. De consultatie heeft één reactie opgeleverd, die niet openbaar is. Bij de aanbieding van dit besluit voor internetconsultatie zijn geen vragen voorgelegd.

Het betreft een positieve reactie waarin wordt aangegeven dat de wijzigingen en aanvullingen in dit besluit een goede zaak is. Daarnaast wordt een aantal tekstuele suggesties gedaan die ten dele zijn overgenomen.

9.2 Adviescollege toetsing regeldruk

Het besluit is ter advisering voorgelegd aan het ATR. Het ATR heeft twee adviespunten gegeven over de regeldruk en de regeldrukkosten en adviseert om het besluit in te dienen nadat er rekening is gehouden met de adviespunten.

Ten eerste adviseert het ATR om de aanvraagprocedure van een intermediaire activiteit voor de doelgroep zo min mogelijk belastend te laten zijn voor leerlingen of hun ouders of verzorgers. Leerlingen of ouders of verzorgers vragen voortaan een intermediaire activiteit aan via het UWV-portaal, waardoor de regeldruk voor hen toeneemt. Het ATR merkt op dat de regeldrukberekening het echter niet toe staat om te beoordelen of er minder belastende alternatieven zijn. Zo was ook niet duidelijk met welke frequentie aanvragen voor tolkvoorzieningen moeten worden ingediend.

Op diverse wijzen wordt ervoor gezorgd dat de aanvraagprocedure van de intermediaire activiteit zo min mogelijk belastend is voor de aanvragers. Hier wordt kort op ingegaan in paragraaf 4.1 over de regeldruk (onder 2) en uitgebreider in paragraaf 5.1 (doenvermogen). Zo proberen de cluster 2-scholen de aanvragers daarin zo goed als mogelijk te informeren, activeren en ondersteunen. Verder is op de website van het UWV gekozen voor taalniveau B1 (eenvoudig Nederlands) en worden begeleidende video’s geplaatst over de aanvraagprocedure. Daarnaast kunnen aanvragers altijd contact opnemen met de klantenservice van het UWV. Tot slot wordt er tussen scholen en het UWV nagedacht over een minder belastende manier, bijvoorbeeld doordat scholen gemachtigd worden om namens de aanvrager de aanvraag te doen bij het UWV. Hierover lopen nog gesprekken. De frequentie van de aanvraag van een intermediaire activiteit is afhankelijk van de duur van het programma van de onderwijssector en of de leerling het programma in één keer doorloopt of doubleert. Als een leerling het betreffende onderwijsprogramma nominaal doorloopt gaat het om één aanvraag. Er wordt vanuit gegaan dat de leerlingen die een intermediaire activiteit krijgen toegekend het onderwijsprogramma in principe nominaal doorlopen.

Ten tweede wees de ATR erop dat de regeldrukkosten niet conform de Rijksbrede methodiek waren berekend en deze aan te vullen met een inschatting van de frequentie van de aanvragen en een inschatting van de regeldrukgevolgen voor cluster 2-scholen. Deze zijn geen tijd meer kwijt aan het regelen en betalen van een (tolk)voorziening. Wel ondersteunen ze (op eigen initiatief) aanvragers van zo’n voorziening. Dit moet de werkbaarheid van de nieuwe systematiek verbeteren. Aangezien het een belasting voor de betreffende scholen vormt, verdient het voor goed afgewogen besluitvorming volgens het ATR aanbeveling om ook deze belasting in beeld te brengen.

De berekeningen in paragraaf 4.1 (onder 3) zijn opnieuw uitgevoerd conform de Rijksbrede methodiek en aangevuld met een inschatting van de frequentie van de aanvragen. Wat betreft het regeldrukgevolgen voor de cluster 2-scholen geldt dat de cluster 2-scholen hebben aangegeven dat het uitdagend kan zijn om ouders bij de aanvraag te ondersteunen, maar OCW heeft geen informatie of beeld wat deze inspanning hen (aan tijd) kost. Dit zal ook verschillen per hulpvraag van de aanvrager. Het is dus nog niet mogelijk om deze regelrukgevolgen te kwantificeren.

8.3 Autoriteit persoonsgegevens

Conform artikel 36, vierde lid, AVG is de AP geraadpleegd over dit besluit. De AP heeft op 4 maart 2025 advies uitgebracht. De AP heeft enkele opmerkingen gemaakt die om aanpassing van de toelichting vragen.

De belangrijkste opmerkingen zien op de motivering van het persoonsgegeven geslacht en het BSN-nummer. De AP stelt ten eerste dat in de toelichting de motivering van de noodzaak van de verwerking van het geslacht ontbreekt. Op basis van een nieuwe uitvraag bij het UWV over de verwerking van dit persoonsgegeven is de toelichting in paragraaf 4.2 aangevuld.

Ten tweede stelt de AP dat in de toelichting ook de motivering voor de verwerking van het BSN door de commerciële partij ontbreekt. De commerciële partij treedt voor de verwerking van persoonsgegevens op als verwerker voor het UWV en daartoe is een (verwerkers)overeenkomst gesloten. Deze partij voert namens en onder verantwoordelijkheid van het UWV de begeleidende dienstverlening richting tolk en tolkgebruiker uit. Het eenmalig gebruik van het BSN door deze partij voor identificatie voor nieuwe klanten van de tolkvoorziening lijkt volgens de AP dan niet bezwaarlijk. Volgens de AP zal in de toelichting nog wel op de noodzaak van deze verwerking van het BSN moeten worden ingegaan en ook hoe het eenmalig gebruik van het BSN wordt gegarandeerd en beschermd. De toelichting in paragraaf 4.2 is hierop aangepast.

10. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 augustus 2025. Hoewel dit besluit terugwerkt tot 1 augustus 2025, wordt in eerste instantie afgeweken van de vaste verandermomenten, neergelegd in artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Omdat onderhavig besluit enkel een begunstigend besluit is valt dat te rechtvaardigen.

Aan dit besluit wordt terugwerkende kracht toegekend, omdat vooruitlopend op de vaststelling van dit besluit OCW en UWV overeengekomen zijn dat de intermediaire activiteit per 2025–2026 reeds mag worden toegekend aan leerlingen (al dan niet leerlingen binnen cluster 2-onderwijs die symbioseonderwijs volgen dan wel stage lopen) en studenten, die door ziekte of gebrek, een belemmering ondervinden in het volgen van het onderwijs.29 Daarom is besloten om dit besluit bij inwerkingtreding terug te laten werken tot 1 augustus 2025.

Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdeel A en C [Wijziging artikel 1 en 8 Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen]

In artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen, algemene bepalingen, worden twee begrippen nader geduid. Het eerste begrip is «intermediaire activiteit». Dit wordt gedefinieerd als «persoonlijke dienstverlening die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende lichaamsfunctie». Het begrip intermediaire activiteit is ruimer dan de tolkvoorziening. Hieronder valt bijvoorbeeld ook een voorleeshulp.

Met deze definitie wordt aangesloten bij de definitie die het UVW hanteert in zijn protocol. Dit is tevens afgestemd met het ministerie van SZW.

Omdat het begrip «intermediaire activiteit» in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen wordt gedefinieerd komt de verwijzing in artikel 8 van het besluit naar artikel 19a, tweede lid, van de WOOS te vervallen.

Artikel I, onderdeel B [Wijziging artikel 5 Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen]

Voorheen werd op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel b van uit Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen verstaan onder voorzieningen: «intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een auditieve handicap». Middels deze wijziging komt de explicitering van de doelgroep «ten behoeve van personen met een auditieve handicap» te vervallen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het UWV aan elke leerling, die vanwege ziekte of gebrek een belemmering ondervindt bij het volgen van het onderwijs en waarvoor een intermediaire activiteit een oplossing biedt, deze kan toekennen. Deze twee vereisten zijn neergelegd in artikel 19a van de WOOS. Naast dit wettelijk kader bestaat er met de wijziging van dit besluit aldus geen aanvullende eis meer in de vorm van een specifieke beperking. Dit draagt bij aan een inclusieve benadering van het onderwijs.

Met de wijziging van het tweede lid wordt mogelijk gemaakt dat het UWV tevens bevoegd is om een intermediaire activiteit toe te kennen voor twee specifieke groepen leerlingen binnen het speciaal onderwijs. Dit was voorheen op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen niet mogelijk.

Deze uitzondering geldt zoals genoemd enkel ten aanzien van twee groepen leerlingen:

  • 1. Leerlingen die staan ingeschreven op een school behorend tot cluster 2-onderwijs en symbioseonderwijs volgen dan wel stage lopen;

  • 2. Leerlingen die staan ingeschreven op een school behorend tot cluster 1, 3 en 4.

Ook aan deze groepen leerlingen kan het UWV een intermediaire activiteit toekennen indien de leerling vanwege ziekte of gebrek een belemmering ondervindt bij het volgen van het onderwijs en de intermediaire activiteit de leerling in staat stelt het onderwijs te volgen. In de praktijk gaat het bij deze groepen leerlingen voornamelijk om leerlingen met een auditieve beperking. Echter wordt dit niet meer opgenomen als voorwaarde in de regelgeving, omdat dit niet strookt de wijziging van artikel 5, eerste lid, van dit besluit, waar het onderscheid naar beperking juist wordt losgelaten. Het wettelijk kader van de WOOS stelt dat de voorziening de leerling in staat moet stellen het onderwijs te volgen. De intermediaire activiteit, de tolkvoorziening of voorleeshulp, dient aldus wel de belemmering in het onderwijs te verhelpen. Dit brengt met zich mee dat het voornamelijk zal gaan om leerlingen met een auditieve beperking. Een tolkvoorziening dan wel voorleeshulp zijn in principe geen oplossing voor TOS-leerlingen om het onderwijs te kunnen volgen. En in dat geval kan het UWV de voorziening niet toekennen. Het is dan ook niet nodig, en tevens niet inclusief, de voorwaarde van «auditieve beperking»» op te nemen bij deze doelgroep binnen het speciaal onderwijs.

Artikel I, onderdeel D [Wijziging artikel 15 Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen]

Met deze wijziging wordt de citeertitel van het besluit gewijzigd. De citeertitel luidde voorheen: Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap. In het kader van passend en inclusief onderwijs, waar onder andere de kwaliteiten en de onderwijsbehoefte van de leerling bepalend zijn en niet de beperkingen, is een beweging ingezet richting meer inclusieve terminologie en wordt met dit artikel de citeertitel gewijzigd in: Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen.

Deze toelichting wordt gegeven in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, K.M. Becking


X Noot
1

Het begrip «intermediaire activiteit» wordt met dit wijzigingsbesluit opgenomen in de begripsbepalingen van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VIII nr. 181.

X Noot
3

Met onderdeel D van onderhavig besluit is de citeertitel van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap gewijzigd naar Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen.

X Noot
4

Zie hiervoor artikel 5, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen zoals het voorheen luidde, waar enkel gesproken werd van «auditieve beperking».

X Noot
5

In het werkdomein kan de intermediaire activiteit worden toegekend aan leerlingen met een visuele, motorische of auditieve beperking. Zie artikel 2:22, tweede lid, onder b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen jonggehandicapten en artikel 35, tweede lid, onder b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

X Noot
6

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VIII nr. 181.

X Noot
7

Deze twee vereisten omvatten het wettelijk kader op basis waarvan de intermediaire activiteit kan worden toegekend, zie artikel 19a Wet Overige OCW-subsidies.

X Noot
8

Met symbioseonderwijs wordt mogelijk gemaakt dat leerlingen in het speciaal onderwijs een deel van de onderwijstijd kunnen participeren in het reguliere onderwijs.

X Noot
9

Zie artikel 19a, eerste lid, WOOS.

X Noot
10

Zie artikel 19a, tweede lid, onder a, WOOS.

X Noot
11

Zie het voorheen geldende artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap.

X Noot
12

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VIII nr. 181.

X Noot
13

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VIII nr. 237.

X Noot
14

Zie artikel 2, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra..Cluster 1: blinde, slechtziende leerlingen; cluster 2: dove, slechthorende leerlingen of leerlingen met een taal-spraakontwikkelingsstoornis; cluster 3: lichamelijk gehandicapte en/of verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke leerlingen (somatisch); cluster 4: langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

X Noot
15

Zie hiervoor art. 12 Onderwijskundig besluit WEC.

X Noot
16

Zie hiervoor art. 9 Onderwijskundig besluit WEC.

X Noot
17

Cluster 2-instellingen hebben aangegeven dat het in 2024 om 195 leerlingen gaat die symbioseonderwijs volgen of stage lopen. De cluster 2-instellingen zetten in op de samenwerking met het regulier onderwijs.

X Noot
18

Cluster 2-leerlingen, Auris, Kentalis, Siméa, Federatie van Ouders van Dove Kinderen (FODOK) en de Nederlandse Beroepsvereniging Tolken Gebarentaal (NBTG) en Nederlandse Schrijftolken Vereniging (NSV).

X Noot
19

Dit is een meerjaarlijkse aanbesteding vanuit het UWV. Momenteel is het aanbesteed bij Berengroep, onder de naam Tolkcontact.

X Noot
20

Tarieven en tijdsbesteding zijn gebaseerd op het Handboek Meting Regeldrukkosten (2023).

X Noot
21

De aanvrager dient zelf een bewijs van inschrijving te verkrijgen bij de betreffende school of instelling.

X Noot
22

Het inschrijfbewijs is het bewijs dat iemand onderwijs volgt en op welke school. Het UWV belt de school niet nog eens na met de vraag of iemand echt op die school zit. Indien het UWV niet zeker is of de school een clusterschool is dan wel onder welk cluster de school valt, kijkt het UWV in een lijst met onderwijsinstellingen die is aangeleverd door OCW. Daar zijn verder geen persoonsgegevens mee gemoeid.

X Noot
24

Idem.

X Noot
25

Artikel 19a, tweede lid, WOOS, en artikel 5, eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen en Protocol Voorzieningen UWV 2024.

X Noot
26

Belangenorganisaties voor volwassenen, jongeren en kinderen met gehoor-, taal-, en spraakmoeilijkheden.

X Noot
27

Het UWV doet nu alleen steekproeven voor cluster 2-leerlingen die symbioseonderwijs volgen of stage lopen en voor leerlingen met een spraakbeperking. Het UWV onderzoekt verder of een bredere steekproef mogelijk is.

X Noot
28

De beleidsmonitor is een UWV instrument dat voor het ministerie van OCW per onderwijssector inzichtelijk maakt welke voorzieningen worden verstrekt en met welke kosten dit gepaard gaat.

X Noot
29

Voor leerlingen met een auditieve beperking in cluster 1, 3 en 4 is dit zoals eerder genoemd op basis van afspraken al mogelijk sinds 2017.

Naar boven