Besluit van 23 januari 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 januari 2025, nr. 2025-0000006010;

Gelet op artikel XX, derde lid, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 januari 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane T. van Oostenbruggen

Uitgegeven de vierde februari 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit koninklijk besluit wordt geregeld dat artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017met ingang van 1 januari 2027 in werking zal treden. Met artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 worden de artikelen 25 en 26 van de Invorderingswet 1990 gewijzigd. Die bepalingen geven de ontvanger de bevoegdheid om bij beschikking uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden te verlenen. Het wijzigen van de artikelen 25 en 26 van de Invorderingswet 1990 zal de rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden verbeteren en moderniseren door de beschikkingen hiertoe voor bezwaar vatbaar te maken. De bestaande administratief beroepsprocedure wordt in deze gevallen vervangen door een bezwaarprocedure. Na bezwaar wordt de fiscale rechter – waarmee de bestuursrechter bij de rechtbank (in eerste aanleg), het gerechtshof (in hoger beroep) en de Hoge Raad (in cassatie) worden bedoeld – bevoegd. De Raad voor de rechtspraak verwacht als gevolg van de inwerkingtreding van deze onderdelen van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 voor belastingschulden een aanzienlijke toename van de hoeveelheid werk. De onderhavige onderdelen van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 zullen daarom met ingang van 1 januari 2027 alleen voor rijksbelastingen gaan gelden en op een later – nog nader te bepalen – moment voor de lokale heffingen. Om de wijziging eerst voor rijksbelastingen in werking te laten treden en op een later moment door te voeren voor lokale heffingen zijn wetswijzigingen noodzakelijk welke worden opgenomen in de Fiscale verzamelwet 2027.

De inwerkingtreding van artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 geschiedt bij koninklijk besluit omdat de inwerkingtreding van het totaalpakket aan onderdelen van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 welke zien op het stroomlijnen van invorderingswetgeving (Wet Stroomlijnen) – als gevolg van benodigde aanpassingen in de automatisering – niet eerder mogelijk was. Overeenkomstig de toezegging in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag wordt onderzocht welke overige onderdelen van de Wet Stroomlijnen, al dan niet in aangepaste vorm, nog steeds wenselijk zijn voor de burger.¹ Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat artikel XIII, onderdeel C, onder 2, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 geen onderdeel uitmaakt van de verbetering en modernisering van de rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. De beoordeling of de wetswijziging van artikel XIII, onderdeel C, onder 2, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 nog wenselijk is wordt meegenomen bij de hiervoor omschreven heroverweging van de Wet Stroomlijnen.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane T. van Oostenbruggen

---

1 Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4.