Besluit van 14 juli 2025, houdende wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en enkele andere besluiten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014, en Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1005/2009

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Klimaat en Groene Groei van 12 februari 2025, nr. WJZ / 96593096;

Gelet op Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014, en Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1005/2009, Verordening (EU) 2024/2174 van de Europese Commissie van 2 september 2024 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vorm van de etiketten voor bepaalde producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2068, Verordening (EU) 2024/2195 van 4 september 2024 tot vaststelling van de vorm van de indiening van de rapportage van gegevens zoals bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1191/2014 en Verordening (EU) 2024/2215 van 6 september 2024 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor de afgifte van certificaten aan natuurlijke en rechtspersonen en de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning van dergelijke certificaten betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur, organische rankinecycli en koeleenheden van koelwagens, van koelaanhangwagens, van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers en van gekoelde treinwagons die gefluoreerde broeikasgassen of alternatieven daarvoor bevatten, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067;

Gelet op de artikelen 8.40, 9.2.2.1, eerste lid, en 11a.2, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer, artikel 4.3, eerste lid, onderdeel b, van de Omgevingswet en artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 april 2025, nr. W19.25.00030/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Klimaat en Groene Groei van 9 juli 2025, nr. WJZ / 98537865;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. F-gassenverordening:

Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014;.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. Onze Minister:

Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. Verordening ozonlaagafbrekende stoffen:

Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1005/2009;.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Voor de toepassing van dit besluit wordt een eigenaar aangewezen als zijnde eveneens verantwoordelijk voor de verplichtingen van een exploitant indien hij de feitelijke macht over het technisch functioneren van de onder de F-gassenverordening vallende producten, apparatuur of inrichtingen contractueel heeft overgedragen aan een dienstverlener.

C

Artikel 3 komt als volgt te luiden:

Artikel 3

Onze Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 4, 7, 8, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 22, 23, 24, 28, 29 en 31 van de F-gassenverordening.

D

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de F-gassenverordening:

  • a. artikel 4;

  • b. artikel 5, eerste lid, in verbinding met artikel 5, tweede tot en met vierde lid en zesde lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 5, eerste lid, tweede, derde en vierde alinea en vijfde lid van de F-gassenverordening;

  • c. artikel 6;

  • d. artikel 7, eerste lid, in verbinding met artikel 7, tweede lid;

  • e. artikel 7, derde lid, in verbinding met artikel 11, zesde lid;

  • f. artikel 7, vierde lid, in verbinding met artikel 11, zevende lid;

  • g. artikel 7, vijfde lid;

  • h. artikel 8, eerste lid, in verbinding met artikel 8, tweede, derde, vierde en vijfde lid;

  • i. artikel 8, zesde tot en met elfde lid;

  • j. artikel 10, eerste, tweede en twaalfde lid;

  • k. artikel 11, eerste lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 11, eerste lid, tweede, vierde en vijfde alinea en tweede lid, van de F-gassenverordening;

  • l. artikel 11, eerste lid, derde alinea, eerste volzin, in verbinding met artikel 11, eerste lid, eerste alinea en met bijlage IV. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 11, eerste lid, derde alinea, tweede en derde volzin, van de F-gassenverordening;

  • m. artikel 11, derde lid, eerste alinea, eerste en tweede volzin, in verbinding met artikel 11, derde lid, tweede alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 11, derde lid, eerste alinea, derde volzin, van de F-gassenverordening;

  • n. artikel 11, vierde lid, zesde lid, eerste alinea, zevende en achtste lid;

  • o. artikel 12, eerste lid en derde lid, derde alinea, in verbinding met artikel 12, derde lid, eerste en tweede alinea, en vierde lid;

  • p. artikel 12, tweede lid, in verbinding met artikel 11, vijfde lid, en artikel 16, vierde lid;

  • q. artikel 12, vijfde tot en met dertiende, vijftiende en zestiende lid;

  • r. artikel 12, veertiende lid, eerste alinea, in verbinding met artikel 12, achtste tot en met twaalfde lid;

  • s. artikel 13, eerste, tweede, achtste en achttiende lid;

  • t. artikel 13, derde lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13, derde lid, tweede, derde en vierde alinea, van de F-gassenverordening;

  • u. artikel 13, vierde lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13, vierde lid, tweede alinea, en zesde lid van de F-gassenverordening;

  • v. artikel 13, vijfde lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13, vijfde lid, tweede en derde alinea, en zesde lid, van de F-gassenverordening;

  • w. artikel 13, zevende lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13, zevende lid, derde alinea, van de F-gassenverordening;

  • x. artikel 13, negende lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13, tiende tot en met zeventiende lid, van de F-gassenverordening;

  • y. artikel 13, negentiende lid in verbinding met artikel 13, twintigste lid;

  • z. artikel 14, tweede lid. Dit verbod is niet van toepassing in het geval, genoemd in artikel 14, vijfde lid, eerste volzin, van de F-gassenverordening;

  • aa. artikel 16, eerste lid, in verbinding met artikel 16, vijfde en zesde lid, artikel 17 en artikel 21, vierde lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 16, tweede lid en vierde lid, van de F-gassenverordening;

  • ab. artikel 19, eerste lid, in verbinding met artikel 19, tweede, derde en vijfde lid, en artikel 21, vierde lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 19, zesde lid, van de F-gassenverordening;

  • ac. artikel 20, vierde lid, in verbinding met artikel 18, derde lid, eerste alinea;

  • ad. artikel 21, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, tweede volzin;

  • ae. artikel 22, eerste lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen, genoemd in artikel 22, eerste lid, tweede alinea, van de F-gassenverordening;

  • af. artikel 22, derde lid, eerste alinea. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 22, derde lid, tweede alinea, en vierde lid, van de F-gassenverordening;

  • ag. artikel 22, vijfde lid;

  • ah. artikel 23, derde, zesde tot en met achtste lid, tiende lid, tweede alinea en twaalfde lid, derde alinea;

  • ai. artikel 25, eerste lid, in verbinding met artikel 25, vierde lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 25, derde en vijfde lid, van de F-gassenverordening; en

  • aj. artikel 26.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2068 van de Commissie van 17 november 2015 (PbEU L 301)» vervangen door «artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2174 van de Europese Commissie van 2 september 2024».

2. In het vierde lid wordt «artikelen 3, eerste lid, en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Europese Commissie van 17 november 2015 (PbEU L 301)» vervangen door «artikelen 3, eerste lid, eerste volzin en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2215 van de Europese Commissie van 6 september 2024».

3. In het negende lid wordt «uitvoeringsverordening (EU) 1191/2014» vervangen door «Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2195 van de Europese Commissie van 4 september 2024».

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, eerste alinea, van de F-gassenverordening, alsmede voor de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen uit klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/40/EG vallen, beschikt een natuurlijk persoon over een certificaat dat is verleend door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning.

2. In het tweede lid wordt «artikel 10, zesde lid» vervangen door «artikel 10, tweede lid».

3. In het derde lid, onderdeel a, wordt «, respectievelijk het verkrijgen en behouden,» vervangen door «en behouden».

4. In het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de eisen aan een natuurlijk persoon voor het verkrijgen en behouden van een opleidingsattest als bedoeld in artikel 10, eerste lid, tweede alinea, van de F-gassenverordening.

5. In het vierde lid wordt «de artikelen 4, derde lid, en 5» vervangen door «de artikelen 5, zesde lid, en 6».

6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het bepaalde in het eerste lid en tweede lid geldt niet voor taken en werkzaamheden aan apparatuur waarvoor nog geen eisen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn gesteld.

G

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de F-gassenverordening worden digitaal verstrekt aan Onze Minister.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid wordt tevens de oorzaak van elke lekkage verstrekt als deze kon worden vastgesteld.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

    • a. de vorm van de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens;

    • b. de wijze waarop de gegevens moeten worden opgesteld en bijgehouden;

    • c. de termijnen waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt;

    • d. overige aspecten met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen exploitanten van bepaalde apparatuur worden uitgezonderd van de verplichting bedoeld in het eerste lid.

H

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7

Onze Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10, 13 tot en met 18, 20, 21, 24 tot en met 27 van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen.

I

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen:

    • a. de artikelen 4, 5, en met gedelegeerde handelingen op grond van artikel 6, tweede, derde en vierde lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 6, eerste lid, de artikelen 7 tot en met 10, artikel 11, eerste lid, of de artikelen 12 tot en met 14 van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

    • b. artikel 11, tweede lid, in verbinding met artikel 9;

    • c. de artikelen 11, derde lid, 15, 16, tweede, derde, vijfde en tiende lid, 17, derde, zesde, zevende en achtste lid, tiende lid, tweede alinea, en elfde lid, tweede alinea;

    • d. artikel 19, eerste en vierde lid, en met gedelegeerde handelingen op grond van artikel 19, tweede lid. Dit verbod is niet van toepassing in de gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in artikel 19, derde lid, en in uitvoeringshandelingen op grond van artikel 19, vijfde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

    • e. artikel 20, eerste tot en met vierde en zesde lid;

    • f. artikel 20, vijfde lid, in verbinding met artikel 20, eerste tot en met vierde lid en met gedelegeerde handelingen op grond van artikel 20, zevende lid;

    • g. artikel 21, eerste tot en met vijfde lid, en artikel 24, eerste lid.

  • 2. Het is verboden om chloorfluorkoolstoffen- of chloorfluorkoolwaterstoffenhoudende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben die afkomstig is van particuliere huishoudens of van anderen dan particuliere huishoudens voor zover deze apparatuur naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met die van particuliere huishoudens.

J

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. Voor de terugwinning van ozonafbrekende stoffen, bedoeld in artikel 20, eerste, vierde en vijfde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen en de controle op lekkage, bedoeld in 21, derde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen, beschikt een natuurlijk persoon over een certificaat dat is verleend door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning.

  • 2. Voor installatie, onderhoud of service, reparatie en buitendienststelling van apparatuur of systemen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen, die ozonafbrekende stoffen bevat, beschikt zowel de natuurlijk persoon die deze werkzaamheden verricht als de onderneming die deze werkzaamheden voor een derde verricht over een certificaat dat is verleend door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «, respectievelijk het verkrijgen en behouden,» vervangen door «en behouden».

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van artikel 20, achtste lid, en artikel 21, tweede en vijfde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen nadere regels worden gesteld. Deze regels kunnen inhouden dat bepalingen van de F-gassenverordening van overeenkomstige toepassing zijn op werkzaamheden als bedoeld in het eerste of tweede lid of andere handelingen als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen.

K

In artikel 12, eerste lid, onder f, wordt «van de registraties die ingevolge artikel 6» vervangen door «die ingevolge artikel 7».

L

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Met een certificaat voor een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, voor de uitvoering van de taken waarbij uitsluitend ammoniak, een brandbaar koudemiddel of kooldioxide als natuurlijk koudemiddel betrokken is, wordt tot uiterlijk 12 maart 2029 gelijkgesteld een geldig vakbekwaamheidsbewijs afgegeven op grond van een examen waarvoor de eindtermen minimaal gelijkwaardig waren aan de minimumeisen zoals beschreven in de betreffende uitvoeringshandeling op grond van artikel 10, achtste lid, van de F-gassenverordening, voor zover het taken en apparatuur betreft waarvoor het vakbekwaamheidsbewijs geldt.

ARTIKEL II

Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder a, wordt na «broeikasgassen» ingevoegd: «, afzonderlijk of in een mengsel».

2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

  • b. een ozonafbrekende stof als bedoeld in de verordening ozonlaagafbrekende stoffen of een isomeer ervan, afzonderlijk of in een mengsel.

B

Bijlage I, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «verordening gefluoreerde broeikasgassen» komt te luiden:

verordening gefluoreerde broeikasgassen:

Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014.

2. De begripsbepaling «verordening ozonlaag afbrekende stoffen» komt te luiden:

verordening ozonlaagafbrekende stoffen:

Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1005/2009.

ARTIKEL III

Artikel 1, eerste lid, onderdeel 6, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen komt te luiden:

  • 6. voorwerpen en preparaten die een ozonafbrekende stof of een isomeer ervan bevatten als bedoeld in Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1005/2009 of een gefluoreerd broeikasgas als bedoeld in Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014;

ARTIKEL IV

Bijlage II bij het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

1. De rij boven feitcode BO 400 komt te luiden:

 

Nummers BO 400 - BO 403: Verordening (EU) nr. 2024/573, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, Verordening (EU) 2024/590 en Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen - Broeikasgassen/Ozonlaag

   

2. De omschrijving van feitcode BO 400 komt te luiden:

BO 400

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitengebruikstelling door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd

10 lid 2 Verordening (EU) 2024/573 jo. 6 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, resp. 20 lid 1 Verordening (EU) 2024/590 jo. 9 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

3. De omschrijving van feitcode BO 401 komt te luiden:

BO 401

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitengebruikstelling, lekcontroles of terugwinning door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd

10 lid 1 Verordening (EU) 2024/573 jo. 6 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, resp. 20 lid 1 Verordening (EU) 2024/590 jo. 9 lid 1 en lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

4. De omschrijving van feitcode BO 402 komt te luiden:

BO 402

het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) 2024/573 jo. 4, onderdeel d, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en/of artikel 21 lid 5 Verordening (EU) 2024/590 jo. 8, onderdeel g, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, genoemde informatie is opgenomen

7 lid 1 Verordening (EU) 2024/573 jo. 4, onderdeel d, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, resp. 21 lid 5 Verordening (EU) 2024/590 jo. 8, onderdeel g, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

5. Na de rij met feitcode BO 402 wordt een rij ingevoegd, luidende:

BO 403

het verrichten van onderhoud of service, reparatie, lekcontroles of terugwinning door een natuurlijk persoon die daarvoor geen opleidingsattest heeft

10 lid 1 Verordening (EU) 2024/573

1/2

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van Artikel I, onderdeel G, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juli 2025

Willem-Alexander

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Uitgegeven de eenentwintigste juli 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Dit wijzigingsbesluit strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014 (hierna: F-gassenverordening) en Verordening (EU) 2024/590 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1005/2009 (hierna: OAS-verordening). In onderdeel III van deze toelichting is een transponeringstabel opgenomen.

Beide verordeningen hebben tot doel het milieu te beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) respectievelijk ozonlaagafbrekende stoffen (OAS) te verminderen. EU-verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten. Om een volledige en effectieve toepassing van de genoemde verordeningen in de Nederlandse rechtsorde te verwezenlijken, is een aantal uitvoeringsbepalingen in de nationale regelgeving noodzakelijk. Omdat beide voorgaande verordeningen veel raakvlakken vertoonden, is er in het verleden voor gekozen om de uitvoeringsbepalingen te concentreren in één algemene maatregel van bestuur, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen (hierna: Besluit F-gassen en OAS)(Stb. 2015, 356). Dat besluit is met dit wijzigingsbesluit gewijzigd. Daarnaast zijn met dit wijzigingsbesluit enkele verwijzingen naar de verordeningen in andere besluiten aangepast. Tegelijk met dit wijzigingsbesluit is de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen (hierna: Regeling F-gassen en OAS) aangepast.

In de verordeningen zijn diverse uitvoeringsverordeningen aangekondigd, deels ter wijziging van eerdere uitvoeringsverordeningen. Voor zover de uitvoering van deze uitvoeringsverordeningen bepalingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur vergen, zijn deze voor de inmiddels gepubliceerde uitvoeringsverordeningen opgenomen in dit besluit (Onderdeel E) en zullen deze voor later te publiceren uitvoeringsverordeningen middels een tweede wijzigingsbesluit volgen.

De verordeningen vereisen dat enkele nieuwe sanctiemogelijkheden beschikbaar komen voor de handhaving. Daartoe wordt een implementatiewetsvoorstel opgesteld. In het tweede wijzigingsbesluit zullen de onderhavige wetsbepalingen als grondslagen aan het Besluit F-gassen en OAS worden toegevoegd zodat de sancties toepasbaar worden voor de daarin opgenomen verbodsbepalingen en verplichtingen.

Het Besluit F-gassen en OAS is niet van toepassing op het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit vloeit voort uit het feit dat in het Besluit (EU) 2021/1764 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie is vastgelegd dat het VWEU en het op basis daarvan vastgestelde afgeleide recht niet automatisch van toepassing zijn op de landen en gebieden overzee. In beide verordeningen, gebaseerd op met name artikel 192, eerste lid, van het VWEU, is niet uitdrukkelijk vastgelegd dat deze gelden voor de landen en gebieden overzee. Het Besluit F-gassen en OAS dient ter uitvoering van beide verordeningen.

2. Hoofdlijnen van de herziene verordeningen

De herziening van beide verordeningen bouwt voort op de beide voorgaande verordeningen. De herzieningen zijn bedoeld om extra emissiereductie te realiseren voor deze sterke broeikasgassen. Dit met het oog op het als Europese Unie bereiken van de bredere klimaatdoelstelling van ten minste 55% emissiereductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Daarnaast is het doel om de Europese regelgeving volledig in overeenstemming te brengen met het Montreal Protocol ter bescherming van de ozonlaag, in het bijzonder het Kigali Amendement inzake fluorkoolwaterstoffen (HFK’s). De herzieningen zijn verder bedoeld om de implementatie en de handhaving te verbeteren, om illegale handel en emissies door lekkages effectiever te kunnen aanpakken. Daarnaast worden monitoring en rapportage verbeterd en zijn de verordeningen duidelijker en consistenter met elkaar en met andere wetgeving gemaakt.

In de F-gassenverordening is sprake van aanscherpingen en uitbreiding van de werkingssfeer. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er mogen minder HFK’s op de markt worden gebracht, de groep F-gassen met het grootste marktvolume. Het afbouwschema met een periodiek dalende hoeveelheid is aangescherpt en eindigt nu op nul in 2050. In het verlengde hiervan is een afbouwschema voor productie binnen de EU toegevoegd.

  • Diverse toepassingen van F-gassen worden verboden, in aanvulling op de lijst van productverboden in de voorgaande verordening. Voor andere toepassingen wordt verplichtingen toegevoegd hoe met de F-gassen om te gaan, zoals lekcontroles en terugwinning, om emissies te voorkomen.

  • Voor meer werkzaamheden van installateurs en monteurs gaat een opleidings- of certificeringsplicht gelden, met name in de mobiele sector. Deze plicht gaat ook gelden voor het werken met meer gassen, waaronder onverzadigde fluorkoolwaterstoffen (HFO’s) en natuurlijke koudemiddelen1, zodat men veilig kan omgaan met deze alternatieven voor F-gassen.

In de OAS-verordening is sprake van vereenvoudigingen ter verlaging van de administratieve lasten, omdat de toepassing van ozonlaagafbrekende stoffen reeds is beperkt tot uitzonderingen. Wel bevat de herziening een nieuwe verplichting om OAS terug te winnen uit schuimpanelen die vrijkomen bij het opknappen of slopen van gebouwen en vervolgens te vernietigen. Eenzelfde bepaling staat in de F-gassenverordening voor HKF’s in schuimpanelen.

3. Inhoud van het wijzigingsbesluit

3.1 Aanvulling verbodsbepalingen

In de F-gassenverordening en de OAS-verordening zijn diverse bepalingen opgenomen die een bepaalde handelwijze verplichten of verbieden. Ten dele betreft het nieuwe bepalingen, ten dele bepalingen die reeds in de voorgaande verordeningen stonden. De laatsten zijn soms wel in een ander artikel(-lid) terecht gekomen. De bepalingen zijn in het Besluit F-gassen en OAS aangewezen zodat ze handhaafbaar zijn (Onderdelen Den I).

3.2 Verbreding kwalificatieplicht

Om emissies te voorkomen, is het nodig dat degene die werkzaamheden uitvoert met OAS of F-gassen voldoende is gekwalificeerd. De F-gassenverordening bevat daartoe voor een deel van de werkzaamheden een certificeringsverplichting, voor een deel een verplichting tot het hebben van een opleidingsattest, en voor een deel van de werkzaamheden wordt benoemd dat sprake moet zijn van passende kwalificaties. De certificeringsverplichting geldt in bepaalde gevallen niet alleen voor de natuurlijke personen die werken met de gassen, maar ook voor de rechtspersonen2 bij wie zij in dienst zijn. De F-gassenverordening kondigt uitvoeringsverordeningen aan met minimumvoorschriften voor certificaten en opleidingsattesten. Lidstaten hebben vervolgens een jaar om deze te implementeren. De F-gassenverordening biedt de ruimte aan lidstaten om de certificeringsplicht voor meer werkzaamheden dan de genoemde in te voeren. De OAS-verordening verplicht lidstaten minimumeisen te stellen aan de kwalificatie van bij bepaalde werkzaamheden betrokken personeel.

Ook de voorgaande verordeningen bevatten reeds zulke bepalingen. In het verleden is daarom een nationaal certificeringssysteem ingericht, zowel voor F-gassen als voor OAS en voor meer werkzaamheden met F-gassen dan waarvoor de voorgaande verordening certificering verplicht stelde. Dit stelsel is juridisch verankerd in het Besluit F-gassen en OAS, de Regeling F-gassen en OAS, en in enkele Beoordelingsrichtlijnen die zijn vastgesteld door Rijkswaterstaat als beheerder van de certificeringsschema’s.

In de F-gassenverordening en de OAS-verordening zijn de kwalificatieverplichtingen uitgebreid. Ten eerste zijn voor meer producten en apparatuur kwalificatieverplichtingen opgenomen. Ten tweede zijn sommige verplichtingen aangescherpt: waar eerst alleen een opleiding of een passende kwalificatie werd vereist, is nu certificering verplicht. Ten derde zijn de verplichtingen nu voor bepaalde werkzaamheden ook van toepassing voor de relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen. Dit laatste is ingegeven door het feit dat dergelijke alternatieven weliswaar geen of een heel laag broeikaseffect hebben, maar vaak wel giftig of ontvlambaar zijn en doorgaans onder hoge druk worden toegepast. Personen moeten dus voldoende gekwalificeerd zijn om risico’s zoveel mogelijk te beperken. Ten vierde is een certificaat of opleidingsattest voor natuurlijke personen niet langer levenslang geldig, maar moet dit ten minste om de zeven jaar worden opgefrist door deelname aan een cursus of een evaluatieprocedure.

Behalve uitbreidingen, kennen de kwalificatieverplichtingen ook nieuwe mogelijkheden voor vrijstellingen. De uitvoeringsverordeningen die zijn en worden opgesteld met minimumvoorschriften voor certificaten bieden lidstaten beleidsruimte om een vorm van vrijstellingen te geven. Instellingen kunnen dan een certificaat of opleidingsattest toekennen zonder examen of verplichte opleiding of op basis van een gedeeltelijk examen, als een persoon de betreffende competenties al bezit. Dat ligt bijvoorbeeld voor de hand als de minimumeisen overlappen met nationale verplichtingen op het vlak van veilig werken aan installaties, zoals bij een VCA-certificaat of een las-certificaat.

De bepalingen in het Besluit F-gassen en OAS en de Regeling F-gassen en OAS zijn vanwege deze uitbreidingen aangepast. Daarnaast worden de Beoordelingsrichtlijnen gefaseerd aangepast. Deze fasering is nodig omdat de uitvoeringsverordeningen met te implementeren minimumeisen niet allemaal gelijktijdig zijn en worden gepubliceerd, en omdat de toepassing ervan voorbereidingen vergt bij de certificerende instellingen. Voor de beleidskeuze om vrijstellingen toe te staan, is geen aparte bepaling in het Besluit F-gassen en OAS nodig. De mogelijkheid voor vrijstellingen is verwerkt in de Regeling F-gassen en OAS en wordt uitgewerkt in de Beoordelingsrichtlijnen.

Per categorie apparatuur of producten zijn hieronder de wijzigingen beschreven. Deze komen er in de kern op neer dat de uitbreiding van de verplichtingen een op een is doorgevoerd. Tegelijk is, met het oog op de lasten voor bedrijven, de certificeringsplicht ingetrokken voor op één na alle categorieën waar die plicht nationaal was ingesteld maar in de F-gassenverordening niet is voorgeschreven. Voor de certificeringen is het bestaande nationale certificeringssysteem uitgebreid. Voor de opleidingsattesten en overige passende kwalificaties zijn geen nadere nationale regels gesteld maar is volstaan met een verbod om zonder zulke kwalificaties de werkzaamheden te verrichten.

Ter implementatie van de opfrisverplichting voor certificaathouders is gekozen voor een herexamenplicht, waarna een nieuw certificaat wordt verstrekt met een beperkte looptijd. Conform de F-gassenverordening is de uiterlijke datum voor de eerste hercertificering 12 maart 2029. Het Besluit F-gassen en OAS bood reeds een grondslag in artikel 6, derde lid, onderdeel a, om dit bij ministeriële regeling te regelen. Ter implementatie van de opfrisverplichting voor houders van een opleidingsattest is een grondslag toegevoegd (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, derde lid, onderdeel e).

De verplichting in de OAS-verordening om minimumeisen te stellen aan natuurlijke personen die terugwinning uitvoeren, is in het verleden voor de meeste categorieën apparatuur vormgegeven door het nationale certificeringssysteem voor F-gassen gelijkluidend van toepassing te verklaren voor OAS. Deze werkwijze is voortgezet (artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 9, eerste lid). In de praktijk zal er overigens nauwelijks meer oude apparatuur met OAS in werking zijn die onder dit certificeringssysteem valt.

Stationaire apparatuur

Voor werkzaamheden aan stationaire apparatuur, met uitzondering van organische rankinecycli, gold reeds een certificeringsplicht bij gebruik van F-gassen en OAS. Deze is voor installatie, onderhoud of service, reparatie en buitengebruikstelling uitgebreid naar gebruik van relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste en tweede lid). In de praktijk betreft het ammoniak, koolwaterstoffen als propaan en iso-butaan, en CO2. Voor deze natuurlijke koudemiddelen is door de markt reeds een kwalificatiesysteem ontwikkeld, het vakmanschapsbewijs voor natuurlijke koudemiddelen. Omdat de minimumeisen die hierbij worden gehanteerd streng zijn, wordt dit beschouwd als voldoende kwalificatie. Dit draagt bij aan een lastenluwe implementatie omdat de personen die onder dat marktsysteem zijn gekwalificeerd niet op korte termijn onder het nationale systeem hoeven te worden gecertificeerd. Door de hercertificeringsplicht zullen zij na afloop van de beperkte geldigheid van hun vakmanschapsbewijs wel onder het nationale certificeringssysteem gaan vallen, en wel uiterlijk op 12 maart 2029 (artikel I, onderdeel L, ten aanzien van artikel 18, vijfde lid). Voor de eenduidigheid is ervoor gekozen om de in de F-gassenverordening gegeven uiterlijke datum voor hercertificering voor F-gassen ook toe te passen voor deze overgangsbepaling voor natuurlijke koudemiddelen. De algemene formulering van die overgangsbepaling, in de vorm van verwijzing naar de minimumeisen uit de betreffende uitvoeringshandelingen, biedt de ruimte voor eventuele andere marktgebaseerde kwalificatiesystemen.

Koelwagens en koelaanhangwagens

Voor gebruik van F-gassen en OAS in de koeleenheden van deze categorie apparatuur gold reeds een certificeringsplicht. Voor installatie, onderhoud of service, reparatie en buitengebruikstelling is deze uitgebreid naar het gebruik van relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste en tweede lid). In tegenstelling tot stationaire apparatuur bestond voor natuurlijke personen niet reeds een marktgebaseerd kwalificatiesysteem voor zulke alternatieven. Dit betekent dat natuurlijke personen, vanaf het moment dat de Beoordelingsrichtlijn voor deze werkzaamheden geldt, zulke werkzaamheden pas mogen verrichten als zij daarvoor een certificaat hebben behaald.

Lichte koelvoertuigen, gekoelde intermodale containers met inbegrip van reefers, en gekoelde treinwagons

Voor het werken aan koeleenheden in deze categorie apparatuur bevat de F-gassenverordening gedifferentieerde kwalificatieverplichtingen. Voor installatie, service, onderhoud, reparatie of buitengebruikstelling is certificering verplicht gesteld voor zowel natuurlijke als rechtspersonen, voor lekcontroles alleen voor natuurlijke personen. Voor terugwinning is ten minste een opleidingsattest verplicht gesteld. Deze kwalificatieverplichtingen gelden voor het uitvoeren van lekcontroles en terugwinning pas vanaf 12 maart 2027.

De beoordelingsrichtlijnen zullen worden aangepast aan de hand van de minimumeisen uit de betreffende uitvoeringsverordening. Certificerende instellingen kunnen dan alvast met certificering beginnen zodat iedereen die dat wil tijdig is gecertificeerd. Ook opleidingen kunnen hun curriculum aanpassen om tijdig te zorgen voor opleidingsattesten in lijn met de minimumeisen.

Zware voertuigen, bestelwagens, niet voor de weg bestemde mobiele machines die worden gebruikt voor landbouw-, mijnbouw- en bouwactiviteiten

Voor terugwinning van F-gassen uit de klimaatregeling van deze categorie apparatuur gold nationaal reeds een certificeringsplicht. In de F-gassenverordening is voor alle werkzaamheden door natuurlijke personen ten minste een opleidingsattest verplicht gesteld. Deze kwalificatieverplichtingen gelden voor het uitvoeren van lekcontroles en terugwinning pas vanaf 12 maart 2027.

De nationale certificeringsplicht is voor deze categorie vervallen (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste lid). Er is een verbodsbepaling opgenomen om zonder opleidingsattest de betreffende werkzaamheden uit te voeren (artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, onderdeel h). Dit verbod geldt vanaf de genoemde datum. Er is ook een grondslag opgenomen voor het aanduiden in de Regeling F-gassen en OAS van de minimumeisen waaraan een opleidingsattest moet voldoen en voor het vastleggen van de opfrisverplichting (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, derde lid, onderdeel e).

Treinen, metro’s, trams en vliegtuigen

Voor het werken aan klimaatregelingsapparatuur en warmtepompen in deze categorie apparatuur die F-gassen of alternatieven bevatten, kent de F-gassenverordening een verplichting tot een opleidingsattest voor natuurlijke personen. Er geldt geen certificeringsverplichting voor rechtspersonen. De kwalificatieverplichting geldt voor het uitvoeren van lekcontroles en terugwinning pas vanaf 12 maart 2027. Er is een verbodsbepaling opgenomen om zonder opleidingsattest de betreffende werkzaamheden uit te voeren (artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, onderdeel h).

Personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen

Dit betreft de categorie klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/40/EG vallen (voertuigcategorieën M1 en N1). Voor terugwinning van F-gassen uit deze apparatuur gold nationaal reeds een certificeringsplicht voor natuurlijke personen. In de F-gassenverordening is voor terugwinning, onderhoud en service en reparatie door natuurlijke personen ten minste een opleidingsattest verplicht gesteld. Voor onderhoud en service en reparatie geldt deze plicht ook voor relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen. Er is geen kwalificatieverplichting gesteld aan lekcontroles.

Er is voor gekozen om de nationale certificeringsplicht voor terugwinning voor deze categorie voertuigen voort te zetten (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste lid). Dit biedt een betere waarborg dan een opleidingsattest dat de terugwinning zoveel mogelijk emissievrij plaatsvindt. De verplichting met betrekking tot een opleidingsattest behelst namelijk slechts het deelnemen aan een opleiding, zonder formele beoordeling of de deelnemer stof beheerst, terwijl dit bij certificering wordt geëxamineerd. Dit is in het bijzonder bij deze categorie relevant vanwege de hoge emissies (mobiele airconditioning is veruit de grootste bron van emissies van F-gassen in Nederland, 0,3 Mton CO2eq in 2021, het laatste jaar waarover is gerapporteerd), het grote aantal voertuigen en het grote aantal garagebedrijven en monteurs. Weliswaar wordt in nieuwere auto’s een ander gas gebruikt met een laag broeikaseffect, beide gassen zijn tevens een grote bron van PFAS en dus een gevaar voor de volksgezondheid.

De certificeringsplicht leidt niet tot extra regeldruk omdat voor deze werkzaamheid reeds een certificeringsplicht gold en de meeste monteurs dus reeds zijn gecertificeerd. Voor nieuwe monteurs geeft de certificeringsplicht een lagere regeldruk dan een opleidingsattest omdat de tijdsinvestering in een certificeringsexamen lager is dan in een opleiding. Uiteraard is het ook voor certificering nodig om de benodigde kennis op te doen, maar dat kan op diverse manieren, zoals via collega’s in plaats van via een verplichte cursus.

Voor onderhoud of service en reparatie wordt wel aangesloten bij de F-gassenverordening en is minimaal een opleidingsattest verplicht(artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, onderdeel j). Men kan er wel voor kiezen om in plaats daarvan een certificaat te halen als die mogelijkheid door een certificerende instelling wordt aangeboden.

Overige motorvoertuigen

Dit betreft onder meer voertuigen met meer dan 8 zitplaatsen (categorieën M2, M3), twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (categorie L) en militaire voertuigen. Alleen voor de werkzaamheid terugwinning geldt de verplichting tot het hebben van een opleidingsattest. Dit is vormgegeven als verbodsbepalingen (artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, de onderdelen i en j). De nationale certificeringsplicht voor de terugwinning van F-gassen uit klimaatregelingssystemen in deze voertuigen is vervallen (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste lid).

Organische rankinecycli

In de voorgaande verordening gold voor deze categorie apparatuur, welke wordt toegepast bij warmte-krachtkoppeling, geen kwalificatieplicht. In de F-gassenverordening is voor genoemde werkzaamheden een certificeringsplicht voor zowel natuurlijke als rechtspersonen opgenomen. De certificeringsplicht geldt ook als bij de werkzaamheden relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen, betrokken zijn. Voor lekcontroles betreft de verplichting alleen natuurlijke personen en alleen F-gassen. Met dit wijzigingsbesluit is de certificeringsplicht vastgelegd (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, eerste lid). Omdat het een nieuwe certificering betreft, wordt de Beoordelingsrichtlijn hiervoor pas van kracht wanneer de benodigde voorbereidingen zijn getroffen om de certificering ook daadwerkelijk uit te voeren. Er is geregeld dat de verplichting pas vanaf dat moment gaat gelden (artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 6, vijfde lid).

Overige producten en apparatuur

De F-gassenverordening en OAS-verordening bevatten bepalingen dat de terugwinning van F-gassen uit schuimpanelen en gelamineerde platen moet worden uitgevoerd door natuurlijke personen die over passende kwalificaties beschikken. In nationale regelgeving is vooralsnog geen uitwerking aan de kwalificatie gegeven. Weliswaar is sprake van een significante hoeveelheid emissies die door terugwinning kan worden voorkomen, er is nog geen eenduidig beeld van de mogelijke werkwijzen om dit in de praktijk uit te voeren. Daarom is nu volstaan met verbodsbepalingen (artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, onderdeel i, en onderdeel I, ten aanzien van artikel 8, eerste lid, onderdeel e).

De F-gassenverordening bevat de bepaling dat terugwinning van F-gassen uit overige producten en apparatuur moet plaatsvinden door natuurlijke personen die over passende kwalificaties beschikken. Hiervoor gold nationaal reeds een certificeringsplicht. Die was echter in de onderliggende beoordelingsrichtlijn alleen ingevuld voor apparatuur waarvoor in de F-gassenverordening nu aparte categorieën zijn aangewezen. Voor overige producten en apparatuur met F-gassen die buiten de aparte categorieën valt, is in nationale regelgeving geen uitwerking aan de passende kwalificaties gegeven maar slechts een verbodsbepaling opgenomen (artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel 4, onderdeel h).

De OAS-verordening bevat een vergelijkbare bepaling zonder aanwijzing van specifieke producten of apparatuur (artikel 20, achtste lid), met als verschil dat lidstaten worden geacht minimumeisen vast te stellen. Dit is nationaal naar aanleiding van de voorgaande verordening ingevuld met een algemene certificeringsplicht en deze is nu gehandhaafd (artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 9, eerste lid). In de onderliggende beoordelingsrichtlijn is wel specifieke apparatuur aangewezen en betreft het alleen de werkzaamheid terugwinning. De bepaling in de OAS-verordening spreekt ook van bij recycling, regeneratie en vernietiging betrokken personeel. Aangezien die werkzaamheden niet door monteurs maar door gespecialiseerde bedrijven gebeuren waarvoor doorgaans vergunningsvereisten gelden, is ervan afgezien om daar minimumkwalificatie-eisen voor te stellen. Wat betreft terugwinning kan het zijn dat er producten of apparatuur zijn waarvoor formeel geen certificering mogelijk is gemaakt. Omdat dit uitzonderingen betreft, wordt de bepaling als voldoende ingevuld beschouwd.

Andere alternatieven voor gefluoreerde broeikasgassen

Zoals aan het begin van deze paragraaf beschreven, zijn sommige kwalificatieverplichtingen in de F-gassenverordening ook van toepassing op relevante alternatieven voor F-gassen, met inbegrip van natuurlijke koudemiddelen. De bedoeling is dat technici veilig met alternatieve technologieën kunnen omgaan. In het nationale certificeringssysteem is dit ingevuld voor de meest toegepaste alternatieven: koolstofdioxide, brandbare koudemiddelen zoals propaan, en ammoniak. Ook water wordt wel toegepast als koudemiddel, maar omdat daar geen vergelijkbare veiligheidsrisico’s spelen, is daarvoor geen certificering geoperationaliseerd. Andere alternatieven zijn momenteel niet in beeld. De certificeringsverplichting en de verboden tot het uitvoeren van werkzaamheden zonder opleidingsattest zijn algemeen geformuleerd zodat als zulke alternatieven aan de orde zouden komen, deze verplichting wel geldt. Operationalisering in de onderliggende beoordelingsrichtlijn is daarvoor op voorhand echter nog niet mogelijk omdat nog niet duidelijk is welke veiligheidsrisico’s en voorzorgsmaatregelen dan aan de orde zijn. Er zijn ook geen uitvoeringsverordeningen aangekondigd met minimumeisen voor andere dan bovengenoemde alternatieven.

3.3 Overige wijzigingen
Aanwijzen eigenaar als exploitant

De F-gassenverordening definieert de exploitant als «de onderneming die de feitelijke macht over het technisch functioneren van de onder deze verordening vallende producten, apparatuur of inrichtingen uitoefent, of de eigenaar die door een lidstaat is aangewezen als zijnde verantwoordelijk voor de verplichtingen van de exploitant in specifieke gevallen».

Doorgaans is de eigenaar ook de exploitant. Er zijn echter situaties waarin de feitelijke macht contractueel en praktisch is overgedragen aan een installatiebedrijf of andersoortige dienstverlener, bijvoorbeeld bij een full service contract waarin de dienstverlener zich ook zelfstandig toegang kan verschaffen tot de apparatuur. Die dienstverlener is dan de exploitant als bedoeld in het eerste deel van de definitie en kan door de toezichthouder worden aangesproken op het voldoen aan de betreffende bepalingen uit de F-gassenverordening. Als zo’n dienstverlener zich in geval van een overtreding echter beroept op de beperkingen in diens contractuele en praktische afspraken, bijvoorbeeld een te beperkt budget om noodzakelijke reparaties uit te voeren, dan is het wenselijk dat de eigenaar ook kan worden aangesproken. Daarom is hierbij de eigenaar die een dergelijk contract heeft afgesloten eveneens aangewezen als zijnde verantwoordelijk voor de verplichtingen van de exploitant (artikel I, onderdeel B, ten aanzien van artikel 2a).

Databank

De F-gassenverordening verplicht exploitanten van apparatuur om voor alle apparatuur die volgens de verordening op lekken moet worden gecontroleerd gegevens te registreren. Doorgaans betekent dit dat de monteurs die werkzaamheden aan de apparatuur verrichten een papieren of digitaal logboek invullen. De gegevens bieden exploitanten inzicht in lekkages, wat al kan bijdragen aan verbeteringen die de hoeveelheid emissies verminderen. Daarnaast kunnen de gegevens worden gebruikt door de bevoegde autoriteiten voor toezicht op de naleving van de verplichtingen en voor inzicht in de toepassing en de emissies van F-gassen. Zij moeten de gegevens daartoe nu wel opvragen van de exploitanten.

De F-gassenverordening biedt de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om een databank op te zetten. Zeker wanneer dit gepaard gaat met verplichte aanlevering van gegevens, kan dit leiden tot verbetering van de kwaliteit van de gegevens en een groter nut voor de hiervoor genoemde toepassingen. Er wordt daarom gewerkt aan het opzetten van een gecentraliseerd electronisch systeem. Er is nog niet besloten of daarbij sprake zal zijn van een centrale databank in de enge zin van het woord; een ander systeem waarbij de data primair decentraal blijft maar wel centraal kan worden benaderd, kan mogelijk efficiënter zijn en wordt eveneens beschouwd als invulling van de genoemde mogelijkheid. Met dit wijzigingsbesluit is een bepaling opgenomen die de aanlevering van de bedoelde gegevens verplicht en nadere bepalingen bij ministeriële regeling mogelijk maakt (artikel I, onderdeel G, ten aanzien van artikel 6a). De grondslag hiervoor is gelegen in artikel 9.2.2.1, tweede lid, onderdeel i, van de Wet milieubeheer. Zodra het systeem operationeel is, kunnen deze bepalingen in werking treden (artikel V).

Eén van de gegevens betreft de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon die de activiteiten uitvoert (artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van de F-gassenverordening). Er zal nader moeten worden bepaald of ervoor wordt gekozen ook persoonsgegevens in het systeem op te nemen. Dit hoeft niet het geval te zijn, bijvoorbeeld als alleen een certificaatnummer wordt opgenomen. Op basis van dat nummer zou dan mogelijk in het bestaande register van certificaten (bij het Centraal Register Techniek) of bij het installatiebedrijf waar de monteur werkzaam is zo nodig de identiteit kunnen worden achterhaald. In het geval dat ervoor wordt gekozen om in het systeem ook de naam van de monteur of andere persoonsgegevens op te nemen, zal voor de ministeriële regeling worden voldaan aan de relevante bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens.

4. Gevolgen

4.1. Gevolgen voor burgers

De juridische gevolgen voor burgers betreffen de verplichtingen die de F-gassenverordening stelt aan hun rol als exploitant van apparatuur zoals warmtepompen, airconditioning en auto’s. Exploitanten moeten voorzorgsmaatregelen nemen om de onopzettelijke emissie van F-gassen te voorkomen. Bij stationaire apparatuur moeten ze ook zorgen voor terugwinning van de gassen na afdanking van de apparatuur. Boven bepaalde drempelwaarden moeten zij bovendien zorgen voor jaarlijkse lekcontroles van stationaire apparatuur door een gecertificeerde installateur. Dit laatste komt maar bij een beperkt deel van de huishoudelijke apparatuur voor, als sprake is van een relatief grote hoeveelheid F-gas met een hoog broeikaspotentieel.

Deze verplichtingen zijn niet nieuw, werken rechtstreeks en er is geen sprake van nationale keuzeruimte, en dus geen mogelijkheid om rekening te houden met het doenvermogen van burgers of een variant te kiezen met een lagere regeldruk. Doorgaans worden deze verplichtingen al ingevuld door opdrachtverlening aan een installateur dan wel autobedrijf, voor aanschaf en installatie, verwijdering of onderhoud, die vaak toch al plaatsvinden en niet specifiek vanwege de onderhavige verplichtingen. De verbodsbepalingen uit de F-gassenverordening en dit besluit leiden er op termijn toe dat de verplichtingen en dus de lasten voor burgers verminderen.

Ten eerste betreft het de bovengenoemde jaarlijkse lekcontrole van het beperkte aantal apparaten dat bij huishoudens boven bepaalde drempelwaarden uitkomt. Omdat de F-gassenverordening gefaseerde verbodsbepalingen voor het op de markt brengen van zulke apparatuur bevat, vervalt deze verplichting op termijn. Voor apparatuur zonder F-gassen hoeven burgers geen gecertificeerde installateur in te schakelen voor lekcontroles. Er kunnen echter andere, bovenwettelijke, redenen zijn voor burgers om toch een onderhoudscontract te willen.

Ten tweede betreft het de verplichting om bij de afdanking van apparatuur met F-gassen deze gassen te laten terugwinnen door een gecertificeerde installateur. Vanwege de hiervoor genoemde gefaseerde verbodsbepalingen, hebben burgers uiteindelijk geen apparaten meer in gebruik waarvoor de verplichting geldt, en hoeven zij dus ook geen kosten meer te maken om aan deze verplichting te voldoen.

4.2. Gevolgen voor bedrijven

De verwachting is dat uit de F-gassenverordening, de OAS-verordening en dit besluit geen grote gevolgen voor bedrijven in het algemeen en MKB-bedrijven in het bijzonder voortvloeien, ten opzichte van de gevolgen van de voorgaande verordeningen. Er is daarom geen MKB-toets verricht. Dit mede omdat er nauwelijks nationale beleidsruimte is om eventuele gevolgen te verminderen.

Omdat sprake is van verordeningen die rechtstreeks werken, is de regeldruk alleen in beeld gebracht voor zover er sprake is van nationale implementatiemaatregelen. Het betreft de kwalificatieplicht voor installateurs en het voornemen te komen tot een datasysteem. Wel wordt in deze paragraaf beknopt ingegaan op overige gevolgen voor bedrijven. Bij de kwalificatieplicht, in de vorm van certificering of opleiding, is er beleidsruimte om nationale keuzes te maken. Er is voor gekozen om de kwalificatieplicht gemiddeld lastenluwer te maken dan de beleidskeuzes die onder de voorgaande verordening zijn gemaakt, zoals beschreven in paragraaf 3.2. Bij het datasysteem is sprake van een beleidskeuze, zoals beschreven in paragraaf 3.3. De overige gevolgen voor bedrijven vloeien rechtstreeks voort uit de verordeningen.

Geraakte bedrijven

Het betreft ten eerste de branches die met F-gassen en OAS of apparatuur en producten met deze gassen werken. De installatiebranche van stationaire koeling, airconditioning en warmtepompen, de branche van onderhoud van voertuigen en de bouw- en sloopbranche omvatten duizenden bedrijven, meestal MKB en microbedrijven. Een aantal andere groepen bedrijven is klein qua aantal en sterk variërend qua omvang per bedrijf: producenten en importeurs van en handelaren in F-gassen, OAS en apparatuur met deze gassen, installateurs van elektrische schakelinrichtingen en van brandbeveiligingsapparatuur, laboratoria, ziekenhuizen, specialistische industriële bedrijven die de gassen gebruiken of na de terugwinning verwerken.

Het betreft ten tweede in beginsel alle bedrijven (en burgers en andere organisaties) in Nederland, voor zover zij een apparaat met F-gassen of relevante alternatieven (willen) hebben. Zij worden in de F-gassenverordening aangesproken op hun rol als exploitant.

Het betreft ten derde groot- en detailhandel die apparatuur met F-gassen verkopen en alleen enkele gegevens daarover moeten bijhouden. Dit betreft een beperkt aantal kleinere en grotere (zoals bouwmarktketens) bedrijven.

Het betreft ten vierde een klein aantal certificerende instellingen.

Regeldruk van de kwalificatieplicht voor installateurs en monteurs

In paragraaf 3.2 is beschreven dat voor meer personen en ondernemingen de verplichting gaat gelden om gecertificeerd te zijn of een opleidingsattest te hebben. Dit leidt tot regeldruk voor degenen die zich moeten kwalificeren en voor de kwalificerende instellingen.

De onderstaande kosten zijn ingeschat op basis van de reacties op een uitvraag aan de huidige certificerende instellingen. Voor de uurtarieven moet volgens het Handboek Meting Regeldrukkosten worden uitgegaan van de daarin genoemde uurtarieven uit 2020 (hoogopgeleide medewerkers € 54, administratief personeel € 39, technici € 33). Omdat de werkzaamheden van de certificerende instellingen en opleidingsinstanties door een combinatie van functionarissen zullen worden uitgevoerd, wordt uitgegaan van een gemiddeld uurtarief van € 42. Dit geldt tevens voor de ondernemingen die worden gecertificeerd. De natuurlijke personen die worden gecertificeerd of een opleidingsattest moeten halen, zijn technici.

Certificering natuurlijke personen

Er wordt verondersteld dat het zorgen voor afdoende kennis behoort tot de bedrijfseigen kosten en dus geen regeldruk betreft. De certificeringsplicht om de kwalificatie te bewijzen geldt wel als regeldruk. Hiertoe dient een examen te worden afgelegd, zowel theorie als praktijk, waarna het certificaat wordt uitgereikt. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen een initieel examen en een periodiek herexamen. De F-gassenverordening biedt de mogelijkheid om in plaats van herexamens opfriscursussen te verplichten. Aangezien zulke cursussen een langere aanwezigheid vragen van deelnemers en eveneens moeten worden afgesloten met een toets, is gekozen voor de herexamenplicht als lastenluwere variant. De duur van het examen varieert afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor de persoon wil worden gecertificeerd.

Voor bepaalde categorieën apparatuur is de certificeringsplicht voor alle of een deel van de werkzaamheden nieuw (zie paragraaf 3.2). Er wordt verondersteld dat 1.000 personen aan deze apparatuur werken en niet reeds een F-gassencertificaat hebben voor andere apparatuur, en dus een initieel examen willen afleggen.

Voor bepaalde categorieën apparatuur gold de certificeringsplicht reeds voor alle werkzaamheden, maar wordt deze verbreed naar natuurlijke koudemiddelen. Daarvoor was weliswaar een marktgedragen certificeringssysteem beschikbaar maar dat was niet verplicht. Er wordt verondersteld dat de helft van de ongeveer 23.000 houders van een F-gassencertificaat een initieel examen zullen willen volgen om al eerder dan middels het herexamen ook voor natuurlijke koudemiddelen te worden gecertificeerd.

Er wordt verondersteld dat de andere helft van de personen die nu al een F-gassencertificaat hebben alleen een periodiek herexamen (eens in de 7 jaar) nodig hebben. Er zal ook sprake zijn van toezicht op het hebben van het juiste certificaat, maar aangezien dit jaarlijks maar een deel van de populatie zal betreffen en gemiddeld nauwelijks tijd van de gecertificeerde zal vergen, is de regeldruk hiervan als verwaarloosbaar ingeschat.

Eenmalige kosten: 4-10 uur * € 33 + € 500-750 tarief initieel examen = € 632-1080 per persoon * 12.500 personen = € 7.900.000-13.500.000.

Periodieke kosten: 2-8 uur * € 33 + €400-600 tarief herexamen = € 466-864 / 7 jaar = € 67-123 per persoon per jaar * (12.500+11.500) personen = € 1.608.000-2.952.000 per jaar.

Hierbij is geen rekening gehouden met mogelijke gehele of gedeeltelijke vrijstellingen die personen kunnen krijgen.

Voor enkele categorieën voertuigen is de eenmalige nationale certificeringsplicht vervallen. Als wordt verondersteld dat de komende jaren 500 natuurlijke personen een dergelijk certificaat hadden willen halen, leidt dit vervallen tot een verlaging van de regeldruk van € 632-1080 per persoon * 500 personen = € 316.000-540.000. Voor deze natuurlijke personen geldt nu wel de verplichting tot het halen van een opleidingsattest, waarvan de regeldruk verderop is beschreven.

Certificering ondernemingen

Deze certificering vergt een initiële audit en een periodieke tweejaarlijkse controle-audit. Ondernemingen zullen voorafgaand mogelijk hun processen en systemen moeten aanpassen aan de minimumeisen voor een certificaat.

Een volledige initiële audit is nodig voor ondernemingen die werkzaamheden verrichten aan apparatuur waarvoor de certificeringsplicht nieuw is (organische rankinecycli; koeleenheden van koelwagens en koelaanhangwagens; koeleenheden van lichte koelvoertuigen, van gekoelde intermodale containers met inbegrip van reefers, en van gekoelde treinwagons) en die niet reeds gecertificeerd waren voor werkzaamheden aan andere apparatuur. Er wordt ingeschat dat het 500 ondernemingen betreft.

Voor ondernemingen waarvoor de certificeringsplicht voor F-gassen al gold, wordt de scope uitgebreid naar natuurlijke koudemiddelen. Er wordt verondersteld dat de kosten voor deze uitbreiding van de certificering gelijk zijn aan een initiële audit. In de praktijk zouden de kosten lager kunnen uitvallen, als deze uitbreiding wordt gecombineerd met een periodieke controle-audit die toch al moest plaatsvinden. Er wordt verondersteld dat het alleen de 3136 ondernemingen betreft die nu reeds zijn gecertificeerd en er geen nieuwe ondernemingen bij komen.

Er zal ook sprake zijn van toezicht op het hebben van het juiste certificaat, maar aangezien dit jaarlijks maar een deel van de populatie zal betreffen en gemiddeld nauwelijks tijd van de gecertificeerde zal vergen, is de regeldruk hiervan als verwaarloosbaar ingeschat.

Eenmalige kosten: 8-16 uur voorbereiding * € 42 + 6-12 uur bijwonen audit * € 42 + € 1500-2500 tarief certificerende instelling = € 2088-3676 * 500 ondernemingen = € 1.044.000-1.838.000.

Periodieke kosten: 4-8 uur voorbereiding * € 42 + 4-8 uur bijwonen audit * € 42 + € 1000-1500 tarief CI = € 1336-2172 / 2 jaar = € 668-1086 per jaar per onderneming * 3636 ondernemingen = €2.428.848-3.948.696.

Certificerende instellingen

Dit betreft exameninstellingen (EI’s) die natuurlijke personen certificeren en keuringsinstanties (KI’s) die ondernemingen certificeren. De regeldruk zal per certificerende instelling variëren, onder meer afhankelijk van de scope van de dienstverlening.

De certificerende instellingen zullen hun eigen processen moeten aanpassen aan de verbreding van de certificeringsplicht en de bijbehorende minumumeisen. Het betreft onder andere het aanpassen van systemen, kwalificatie van examinatoren en auditoren, herzien van de examens en rapportagetools. De certificerende instellingen zullen vervolgens moeten aantonen dat zij afdoende zijn gekwalificeerd voor deze verbrede certificering. Voor keuringsinstanties vergt dat accreditatie door de Raad voor Accreditatie, voor exameninstellingen een toetsing door CINOP.

De verbreding van de certificeringsplicht leidt er naar verwachting ook toe dat de certificerende instellingen wat meer tijd kwijt zijn aan de jaarlijkse verplichte werkzaamheden: doorgeven van meer certificaten aan het Centraal Register Techniek, meer schorsingen en intrekkingen van certificaten afhandelen, uitgebreider verslaglegging aan Rijkswaterstaat als schemabeheerder. Ook kunnen de instellingen extra tijd kwijt zijn aan toezicht door de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Het uitvoeren van de examens en audits zelf wordt niet gezien als regeldruk.

Er wordt voor deze inschatting van regeldruk van uitgegaan dat het aantal certificerende instellingen gelijk blijft (6 EI’s en 6 KI’s).

Eenmalige kosten EI’s: 80-240 uur aanpassingen * €42 + €1000-5000 out of pocketkosten + 8-16 uur toetsing * € 42 + €5000-15000 tarief CINOP = € 9.696-30.752 per exameninstelling * 6 EI’s = € 58.176-184.512.

Eenmalige kosten KI’s: 80-240 uur aanpassingen * € 42 + € 0-8000 out of pocketkosten + 16-24 uur accreditatie * € 42 + € 5000-15000 tarief RvA = €9032-34088 per keuringsinstantie * 6 KI’s = € 54.192-204.528.

Periodieke meerkosten: (16 uur verslag RWS + 8 uur doorgeven certificaten + 16 uur schorsingen/intrekkingen + 16 uur ILT-toezicht) * € 42llen v = €2352 per certificerende instelling per jaar * 12 instellingen = € 28.224 per jaar.

Opleidingsattest natuurlijke personen

Een opleidingsattest is letterlijk een bewijs dat een bepaalde opleiding is gevolgd. De F-gassenverordening en de uitvoeringsverordening waarin de minimumeisen aan opleidingsattesten zijn opgenomen, kennen geen verplichte toets aan het eind van de initiële opleiding. Voor de opfrisplicht na zeven jaar bevat de uitvoeringsverordening wel de verplichting om te bewijzen dat de persoon voldoende is gekwalificeerd, hetgeen neerkomt op het afleggen van een toets.

Er wordt verondersteld dat het zorgen voor afdoende kennis behoort tot de bedrijfseigen kosten en dus geen regeldruk betreft. De verplicht te volgen opleiding of opfriscursus zal voor de meeste deelnemers deels reeds verworven kennis bevatten en dus deels als bedrijfseigen kosten kunnen worden gezien. Omdat het deels kennis zal betreffen die de deelnemer nog niet had, is het deels wel te zien als regeldruk. Dat geldt tevens voor de kosten voor de toets.

Men heeft de keuze om, als alternatief voor een opleidingsattest, te kiezen voor certificering, mits dat door een erkende exameninstelling wordt aangeboden voor de betreffende categorie apparatuur en werkzaamheden. Voor degenen die reeds veel kennis bezitten, kan dat een financieel gunstiger oplossing zijn. Voor degenen die daartoe eerst een bepaalde hoeveelheid scholing nodig hebben, kan juist een opleidingsattest gunstiger zijn, omdat dan geen tijd hoeft te worden gestoken in een examen. Dit zal afhankelijk zijn van de vorm van de opleiding en de tarieven die de verschillende instellingen zullen rekenen.

Er wordt verondersteld dat 8.000 personen een initieel opleidingsattest zullen willen halen en deze personen vervolgens eens in de zeven jaar een herhalingsopleiding zullen volgen. Er zal ook sprake zijn van toezicht op het hebben van het juiste certificaat, maar aangezien dit jaarlijks maar een deel van de populatie zal betreffen en gemiddeld nauwelijks tijd van de gecertificeerde zal vergen, is de regeldruk hiervan als verwaarloosbaar ingeschat.

Eenmalige kosten: 8-16 uur * € 33 + € 500-750 tarief initiële opleiding = € 764-1278 per persoon * 8.000 personen = € 6.112.000-10.224.000.

Periodieke kosten: 8-16 uur * € 33 + €500-750 tarief herhalingsopleiding inclusief toets = € 764-1278 / 7 jaar = € 109-183 per persoon per jaar * 8.000 personen = € 872.000-1.464.000 per jaar.

Hierbij is geen rekening gehouden met mogelijke gehele of gedeeltelijke vrijstellingen die personen kunnen krijgen.

Opleidingsinstanties

De opleidingsinstanties zullen hun eigen processen moeten aanpassen aan de minimumeisen. Het betreft met name het beperkt aanpassen van de opleidingen en het zorgen dat de opleidingsattesten de juiste gegevens bevatten.

In de Europese F-gassenregelgeving is het opleidingsattest opgenomen als lichtere kwalificatie dan certificering. Daarom is dit in de nationale implementatie ook lichter ingevuld. Er is geen sprake van erkenning van opleidingsinstanties. Wel wordt de markt gefaciliteerd door opleidingsinstanties de gelegenheid te geven om te worden opgenomen op de centrale overheidswebsite voor de F-gassenregelgeving (www.iplo.nl), mits men een eigenverklaring inlevert dat wordt voldaan aan de minimumeisen.

Er wordt verondersteld dat de huidige 5 opleidingsinstanties voor het werken met F-gassen in de mobiele sector zich zullen willen kwalificeren voor het verstrekken van opleidingsattesten.

Eenmalige kosten aanpassingen: 40-80 uur * € 42 * 5 instanties = € 8.400-16.800.

Regeldruk van een databank

Omdat nog niet is bepaald voor welke installaties gegevens zullen moeten worden aangeleverd en de invulling van de databank nog niet is bepaald, kan de regeldruk nog niet worden bepaald. Dit zal gebeuren bij de uitwerking in de ministeriële regeling.

Op voorhand is wel aan te geven dat de regeldruk beperkt zal zijn. De gegevens moeten immers reeds worden verwerkt in het analoge of digitale logboek van een installatie. Indien sprake is van een analoog logboek zal overgeschakeld moeten worden op een digitaal logboek. Sommige leveranciers van installaties bieden de software hiervoor gratis aan. Er zijn ook dienstverleners die dit aanbieden, vaak in combinatie met andere diensten zoals automatische koppeling met facturering, waarmee de digitale werkwijze per saldo tot lagere administratieve kosten kan leiden. De wijze van aanleveren van de gegevens aan het datasysteem is nog niet uitgewerkt, maar vergt naar verwachting een softwarematige voorziening die eenmalig moet worden gerealiseerd. Dit betreft marginale kosten per installatie.

Overige gevolgen voor bedrijven

De Impact Assessment voor de F-gassenverordening (SWD(2022)96) bevat schattingen van de kosten voor bedrijven. Het scenario Options 2 is doorgevoerd in het voorstel voor de verordening. De definitieve verordening komt hier nauw mee overeen; sommige punten zijn aangescherpt, sommige afgezwakt.

De technologische aanpassingskosten voor bedrijven om over te schakelen op klimaatvriendelijker apparatuur zijn geschat op € 11,5 mln per jaar voor 2024-2036 voor de hele EU. Een aandeel van 2,5% hiervan, zijnde het aandeel in inwoners van Nederland ten opzichte van de EU, betreft € 287.500 per jaar. Voor de periode tot 2050 worden overigens EU-breed kostenbesparingen van ruim € 1 mld per jaar verwacht.

De kosten die bedrijven moeten maken om emissies te reduceren, nemen in de periode 2024-2036 af met € 501,1 mln (2,5%=€ 12,5 mln), vooral doordat minder onderhoud nodig is. De zogeheten abatement cost is gemiddeld €-36,3/tCO2-eq.

De kosten voor bedrijven als gevolg van stijgende prijzen van HFK’s betreffen € 409,4 mln per jaar (2,5%=€ 10,2 mln).

De aanvullende administratieve kosten voor bedrijven betreffen € 7,6 mln per jaar (2,5%=€190.000). Deze zijn in Annex 14.2 van de Impact Assessment uitgesplitst naar maatregel, zoals het bijhouden en doorgeven van gegevens en het onderbouwen van een bepaalde handelwijze/uitzondering. Ten dele betreft dit financiële lasten als gevolg van de verplichting om een vergoeding te betalen voor het verkrijgen van quota.

De Impact Assesment voor de OAS-verordening (SWD(2022)99) bevat schattingen van de kosten voor bedrijven. Het scenario Option 2 is doorgevoerd in het voorstel voor de verordening. De definitieve verordening komt hier nauw mee overeen.

De verordening leidt vanwege de verplichte terugwinning en vernietiging van schuimpanelen tot kosten voor vele gebouweigenaren die tot 2050 worden geschat op € 1.980 mln (2,5%=€ 49,5 mln), maar met een relatief geringe zogeheten abatement cost van gemiddeld € 15-18,4/tCEvO2-eq; de impact assessment vermeldt dat de economiebrede kosten om klimaatneutraliteit te bereiken zijn gemodelleerd op €390/tCO2-eq.

De jaarlijkse administratieve kosten voor bedrijven veranderen nauwelijks, een stijging van € 12.500 (2,5%=€ 312,50) plus enige beperkte niet-gekwantificeerde kosten. De eenmalige administratieve lasten dalen met € 85.000-155.000 (2,5%=€ 2125-3875).

Beide verordeningen bevorderen innovatie, vooral inzake de toepassing van alternatieven voor F-gassen, en het afvangen en verwerken van OAS en F-gassen, in het bijzonder voor zover aanwezig in schuimpanelen. De doelvoorschriften zijn techniekneutraal geformuleerd en bieden uitzicht op marktpotentieel door de evaluatiebepalingen gericht op het reguleren op basis van best beschikbare technieken.

De F-gassenverordening grijpt bewust in op de werking van de markt door de introductie van een prijs voor HFK-quotum, teneinde het aantal bedrijven te beperken dat alleen handelde in quotum voor financieel gewin en daarmee de prijs van HKF en de administratieve lasten voor de overheden opdreef.

De F-gassenverordening heeft volgens bovengenoemde Impact Assessment in 2030 geen waarneembaar effect op de werkgelegenheid en in 2050 een heel beperkt effect.

5. Uitvoering

De uitvoering van het certificeringssysteem vindt plaats onder regie van de schemabeheerder. Deze verantwoordelijkheid is belegd bij Rijkswaterstaat; dit is ongewijzigd ten opzichte van de voorgaande verordeningen. De feitelijke uitvoering vindt plaats door de certificerende instellingen, ook dit is ongewijzigd. In paragraaf 3.2 is aangegeven welke inhoudelijke wijzigingen in de uitvoering plaatsvinden. In paragraaf 4.2 is omschreven welke gevolgen dit voor de certificerende instellingen heeft. Bij het doorvoeren van de wijzigingen spelen de Raad voor Accreditatie en CINOP een rol als beoordelaars. Deze taak is ongewijzigd. Ook met hen heeft afstemming plaatsgevonden.

Het Centraal Register Techniek blijft de centrale registratie uitvoeren van de afgegeven certificaten en krijgt de relevante gegevens daartoe van de certificerende instellingen. Voor de opleidingsattesten is geen verplichte registratie ingevoerd; naar verwachting zullen opleidingsattesten wel grotendeels door de markt worden opgenomen in het Centraal Register Techniek.

Voor de databank is de wijze van uitvoering nog niet bepaald. Dit zal worden toegelicht bij de ministeriële regeling waarmee de details van het datasysteem worden vastgelegd.

6. Toezicht en handhaving

Toezichthouders

Toezicht en handhaving blijven de verantwoordelijkheid van de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT), de Douane en de colleges van burgemeester en wethouders (B&W) en de gedeputeerde staten (GS), daarin ondersteund door de regionale omgevingsdiensten.

De ILT kan toezien en handhaven op alle verplichtingen in het Besluit F-gassen en OAS.

De Douane heeft de opdracht om illegale in- en uitvoer van OAS en F-gassen te signaleren en daarmee samen met de ILT te voorkomen. Daartoe controleert de Douane of er overeenstemming bestaat tussen de aangifte, de eventueel benodigde vergunning of registratie, de bijbehorende documentatie en de goederen. In de afhandeling van onregelmatigheden werkt de Douane nauw samen met de ILT.

De omgevingsdiensten zien namens gemeenten en provincies toe op de verplichtingen inzake het beperken van emissies van F-gassen bij bedrijven en instellingen waar in het Besluit activiteiten leefomgeving aangewezen milieubelastende activiteiten plaatsvinden. Deze taak maakt onderdeel uit van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten, op basis van het omgevingsbesluit, bijlage VI, categorie 6. Dit betreft met name verplichtingen rondom lekcontroles en onderhoud van stationaire koelinstallaties, en het vastleggen daarvan in logboeken. In het basistakenpakket valt ook het toezicht op de nieuwe bepalingen in de F-gassenverordening en de OAS-verordening over het zo mogelijk gescheiden verwerken van schuimpanelen met OAS of F-gassen en het vernietigen van die gassen.

Er vinden ook activiteiten met F-gassen plaats die niet in het basistakenpakket van de Omgevingsdiensten vallen, maar waarvoor het college van B&W of GS wel toezichthouder zijn als bevoegd gezag op grond van de Omgevingswet. Dit betreft bijvoorbeeld activiteiten die niet zijn aangewezen als milieubelastende activiteiten maar waarvoor een gemeente wel regels heeft gesteld in haar omgevingsplan of een provincie regels heeft gesteld in haar omgevingsverordening. B&W en GS kunnen het toezicht in zulke gevallen bij Omgevingsdiensten neerleggen maar kunnen dit ook zelf uitvoeren.

Er vindt overleg plaats met vertegenwoordigers van decentrale overheden en omgevingsdiensten om deze verantwoordelijkheden zonodig te verhelderen en om te bevorderen dat de toezichts- en handhavingstaak zo wordt belegd en uitgevoerd dat de efficiency en effectiviteit worden geoptimaliseerd.

Toets ILT op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid

De ILT heeft een toets uitgevoerd op de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van dit besluit en breder de bepalingen in de F-gassenverordening en OAS-verordening. In het algemeen acht de ILT de herziene verordeningen goed te handhaven, op een aantal niet gespecifieerde normen na, die nader onderzoek vereisen. De ILT acht extra middelen nodig voor de uitvoering, deels afhankelijk van de toedeling van bevoegdheden. De fraudegevoeligheid wordt volgens de ILT beïnvloed doordat de ILT enkele sanctiemogelijkheden ontbeert. De toets heeft op één punt aanleiding gegeven dit besluit aan te passen. Aan de gegevens die moeten worden aangeleverd voor opname in het beoogde datasysteem is de oorzaak van een lekkage toegevoegd (Artikel I, Onderdeel G, ten aanzien van artikel 6a, tweede lid), omdat dit beter inzicht biedt of alle nodige maatregelen zijn genomen om lekkages te voorkomen.

Daarnaast worden de resultaten van de toets op andere manieren benut voor het verbeteren van de effectiviteit van toezicht en handhaving. Per thema wordt hieronder op de opmerkingen van de ILT gereageerd.

De ILT wijst erop dat de verordeningen op diverse plekken spreken van technische en economische haalbaarheid als maatstaven waaraan een verplichting of uitzondering moet worden afgemeten. Dat maakt handhaving lastig. Het gebruik van zulke open normen is echter een bewuste keuze van de Europese wetgevers, omdat de variëteit in mogelijke situaties, zeker toekomstige, te groot is om concreter vast te leggen wat verplicht of verboden is. In een concrete situatie waarin een persoon of onderneming zich beroept op een open norm om ergens niet aan te hoeven voldoen, ligt de bewijslast bij hen. De toezichthouder kan de plausibiliteit van het bewijs beoordelen, zo nodig gebruikmakend van externe expertise. Desgewenst kan de toezichthouder voor bepaalde normen in een beleidsregel beschrijven hoe zij omgaat met de beoordelingsruimte die het besluit haar biedt.

De ILT wijst erop dat op onderdelen nog niet duidelijk is wie het bevoegd gezag is en er overlap is tussen bevoegdheden, ook vanwege de komst van de Omgevingswet en onderliggende besluiten. In de voorgaande subparagraaf is de verantwoordelijkheidsverdeling op hoofdlijnen toegelicht. Omdat de verordeningen relevant zijn voor een groot aantal verschillende activiteiten van maatschappelijke actoren, kan het zijn dat voor specifieke gevallen niet snel duidelijk is welke overheidslaag bevoegd gezag is en of het toezicht is belegd bij een omgevingsdienst. Dit zal in goed overleg met de betrokken partijen worden verduidelijkt voor categorieën van activiteiten.

Er is inderdaad sprake van overlap in toezichthoudende bevoegdheden. Deze bestond al onder de voorgaande verordeningen, maar speelt nu op meer thema’s. Het is ongewenst om deze overlap in te perken. Zo maakt de verantwoordelijkheid van decentrale overheden onderdeel uit van hun brede toezichtsrol op de betreffende maatschappelijke activiteiten en is het niet logisch om specifiek het gebruik van F-gassen of OAS bij die activiteiten van het toezicht uit te sluiten. Omgekeerd kunnen er verschillende aanleidingen zijn om juist op landelijk niveau toezicht te houden, zoals een concernaanpak gericht op meerdere vestigingen van eenzelfde bedrijf of branche. De toezichthouders kunnen uiteraard wel samenwerken en taakverdelingsafspraken maken.

Met die samenwerking kan ook invulling worden gegeven aan de structurele uitwisseling van gegevens welke volgens de ILT nog nader moet worden ingevuld. Tevens kan de samenwerking, ook met het Openbaar Ministerie, ertoe bijdragen dat de signalen uit het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 20243 serieus worden opgepakt. Die publicatie gaf geen aanleiding om dit besluit te wijzigen.

De ILT geeft aan dat er sprake is van nieuwe taken en intensivering nodig is op bestaande taken en dat daarvoor extra personele inzet nodig is. Ook geeft zij aan dat voor diverse taken aanvullende middelen nodig zijn voor onderzoek en afhandeling van geconstateerde overtredingen. Hoewel de verordeningen geen kwantitatieve bepalingen bevatten over de hoeveelheid toezicht en handhaving, wordt onderkend dat de scope van het besluit is verbreed en zal daarom worden bezien of daarvoor aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gemaakt.

Specifiek waarschuwt de ILT voor de kosten van vernietiging van inbeslaggenomen gassen, kosten die bij de overheid terechtkomen als het niet mogelijk is de gassen te verkopen of de kosten op de overtreder te verhalen. Deze zorg wordt onderkend en samen met de ILT wordt gezocht naar oplossingen.

Naast financiële middelen geeft de ILT aan dat zij van mening is nog niet te beschikken over toereikend instrumentarium om te kunnen handhaven en daartoe nog instrumenten moeten worden toegevoegd, zoals het instrument bestuurlijke boete. In het implementatiewetsvoorstel genoemd in paragraaf 1 zal het instrument bestuurlijke boete worden geregeld en zullen ook de sanctiemogelijkheden worden geregeld die de verordeningen voorschrijven maar waar de ILT nu nog niet over beschikt.

De ILT wijst erop dat de fraudegevoeligheid zou kunnen verbeteren als zij enkele aanvullende sanctiemogelijkheden ter beschikking zouden hebben. Het betreft het schorsen of intrekken van vergunningen en certificaten. Dat zou immers een afschrikkende werking kunnen hebben die partijen weerhoudt van fraude. Dit is echter juridisch alleen mogelijk door de partij die de vergunningen of certificaten afgeeft. De vergunningen in het kader van de verordeningen worden verstrekt door de Europese Commissie. Geconstateerde overtredingen kunnen wel worden doorgegeven aan de Commissie en aanleiding vormen om vergunningen te schorsen of in te trekken.

Het certificeringssysteem voor werkzaamheden met F-gassen en OAS kent private certificerende instellingen. Het besluit bevat de bepaling dat een certificerende instelling een certificaat moet schorsen of intrekken als de minister van Klimaat en Groene Groei een daartoe strekkende aanwijzing heeft gegeven. Naar aanleiding van de opmerking van de ILT is in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging IG ILT handhaving Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen het mandaat verleend aan de ILT om zulke aanwijzingen direct te geven. In combinatie met de mogelijkheid om andere sancties op te leggen aan certificerende instellingen als zij die aanwijzing niet opvolgen, kan dit de fraudegevoeligheid verbeteren.

In aanvulling op het bovenstaande wordt erop gewezen dat de verordeningen bepalen dat lidstaten moeten zorgen dat een sanctie in de vorm van een tijdelijk verbod mogelijk wordt. Dit zal worden verwerkt in het implementatiewetsvoorstel als genoemd in paragraaf 1. Hoewel dit juridisch niet hetzelfde is als schorsen of intrekken, kan het feitelijk wel hetzelfde positieve effect hebben op het voorkomen van fraude.

De ILT wijst er ook op dat haar zicht op frauduleuze handelingen in het buitenland beperkt is omdat de ILT geen toegang heeft tot het niet-Nederlandse deel van het door de Europese Commissie beheerde OAS-vergunningensysteem. Inmiddels is duidelijk dat de interconnectie tussen de nationale éénloketomgeving voor de douane, de EU-douane-éénloketomgeving en het F-gasportaal en het OAS-vergunningensysteem het zicht voor de ILT afdoende kan verbeteren. Deze interconnectie is een verplichting uit beide verordeningen en moet uiterlijk in maart 2025 zijn gerealiseerd.

De ILT stelt dat bij de definitie van de exploitant niet duidelijk is of de dienstverlener kan worden aangesproken, aangezien onvoldoende is gedefinieerd hoe de exploitant de feitelijke macht delegeert. Voor de duidelijkheid moet worden vermeld dat dit commentaar slaat op de verordening en niet op dit besluit. Met dit besluit wordt slechts geregeld dat àls de dienstverlener de feitelijke macht heeft en dus als exploitant moet worden gezien, ook de eigenaar kan worden aangesproken. De ILT geeft aan dat het Guidance-document van de Europese Commissie uit 20164 aanpassing behoeft. Dit document beschrijft dat de vraag of de dienstverlener moet worden gezien als de exploitant afhankelijk is van de contractuele en praktische afspraken tussen eigenaar en dienstverlener. Daarbij zijn drie elementen genoemd waar de feitelijke macht aan kan worden afgelezen: vrije toegang tot het systeem dat F-gassen bevat, controle over het dagelijks functioneren van het systeem, en de macht om te beslissen over technische aanpassingen en om controles en reparaties te (laten) verrichten. Voor een antwoord op de vraag of de dienstverlener kan worden aangesproken, zal de ILT dus de afspraken moeten beoordelen op deze elementen. Gelet op de grote variëteit aan mogelijke afspraken is het ondoenlijk om dit nader te definiëren. De handhaafbaarheid is in de Nederlandse situatie echter gewaarborgd omdat in ieder geval (ook) de eigenaar kan worden aangesproken.

De ILT stelt dat, naast de eerdervermelde oorzaak van lekverliezen, ook de beheerlijst in het digitaal logboek moet worden opgenomen en daartoe artikel 6a van het Besluit F-gassen en OAS zou moeten worden aangevuld. De term beheerlijst verwijst naar een samenvattend overzicht in een papieren logboek, in aanvulling op de achterliggende detailinformatie over afzonderlijke werkzaamheden. Met de verplichting om gegevens aan te leveren aan een digitaal datasysteem kan vanwege het digitale karakter daarvan reeds de mogelijkheid ontstaan om snel overzicht te krijgen. Dit kan zonodig worden geoptimaliseerd in uitleesmogelijkheden van het systeem, maar vergt dus geen wijziging van dit besluit.

De ILT merkt op dat de ingangsdatum van de bepalingen ertoe leidt dat er onvoldoende voorbereidingstijd is voor de handhavende organisaties om op het door haar gewenste nieuwe uitvoeringsniveau te opereren. Dit wordt onderkend. Er is en wordt voortvarend ingezet op de totstandkoming van nationale uitvoeringsbepalingen en overige uitvoeringshandelingen teneinde de handhavende organisaties zo spoedig mogelijk adequaat te kunnen laten opereren. In dit besluit zijn geen bepalingen opgenomen die de ingangsdatum van één of meer bepalingen vervroegen ten opzichte van de verplichte termijnen in de verordeningen, zodat deze opmerking geen aanleiding geeft om dit besluit te wijzigen.

Toets Douane en Openbaar Ministerie op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

De Douane heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een formele toets. Zij heeft geen opmerkingen gemaakt op het voorgelegde concept-besluit en in de nota van toelichting alleen verzocht om aanpassing van de tekst die de taak van de Douane beschrijft, welke is verwerkt.

Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een formele toets. Zij heeft geen opmerkingen gemaakt op het voorgelegde concept-besluit.

7. Advies en consultatie

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft advies uitgebracht op het ontwerp van dit wijzigingsbesluit. In dat ontwerp was een voorgenomen beleidskeuze verwerkt ten aanzien van de kwalificatie van natuurlijke personen. De F-gassenverordening verplicht voor een deel van de werkzaamheden in de mobiele sector ten minste een opleidingsattest. De voorgenomen beleidskeuze was om voor de meeste personen die verplichting aan te scherpen tot een certificeringsplicht, net zoals dit onder de voorgaande verordening is gebeurd. Dit zou een betere waarborg bieden voor de kwaliteit van de uit te voeren werkzaamheden. Ook werd verondersteld dat de regeldruk hierdoor vermoedelijk lager zou uitpakken, omdat veel personen in de praktijk al voldoende kennis en ervaringen zullen hebben opgedaan. Een verplichte opleiding danwel het achterhalen of eerder gevolgde opleidingen voldeden aan de minimumeisen zou al gauw tot hogere kosten kunnen leiden.

Het ATR heeft geadviseerd om bedrijven de keuze te geven op welke wijze zij aantonen dat zij de juiste kwalificaties hebben om te werken met F-gassen en OAS, wanneer de EU-verordeningen daar de ruimte voor bieden. Een brancheorganisatie heeft dit eveneens bepleit.

Naar aanleiding van dit advies is de beleidskeuze anders ingevuld. Voor de werkzaamheden waar de F-gassenverordening voor het eerst minimaal een opleidingsattest vereist, is dit één op één doorgevoerd. Voor enkele categorieën voertuigen waar in het verleden nationaal een certificeringsplicht is ingevoerd maar de F-gassenverordening minimaal een opleidingsattest vereist, is bovendien de nationale certificeringsplicht losgelaten en is aangesloten bij de verordening. De nationale certificeringsplicht is alleen nog behouden voor terugwinning van F-gassen uit de categorie personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen, om inhoudelijke redenen zoals beschreven in paragraaf 3.2. Voor de categorieën waar een opleidingsattest verplicht is, hebben bedrijven, zoals geadviseerd door het ATR, nu de keuze hoe zij aantonen gekwalificeerd te zijn, uiteraard mits andere kwalificatiemethoden dan een opleidingsattest door de markt worden aangeboden. Het advies is niet zo geïnterpreteerd dat certificerende instellingen verplicht moeten worden om certificering te gaan aanbieden waar de F-gassenverordening dat niet verplicht stelt.

Conform het advies van het ATR zijn de regeldrukgevolgen van deze gewijzigde beleidskeuze in kaart gebracht.

Het ATR heeft geen andere opmerkingen ten aanzien van nut en noodzaak, werkbaarheid en regeldrukgevolgen gemaakt.

Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat het, grotendeels een op een, uitvoeringsbepalingen vanwege EU-regelgeving betreft.

8. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Voor de aangevulde verbodsbepalingen is geen overgangsrecht nodig, omdat dit besluit alleen de handhaafbaarheid van de handelingen regelt, de verplichtingen tot het doen of nalaten van de handelingen vloeien rechtstreeks voort uit de F-gassenverordening en de OAS-verordening.

Voor de verbreding van de certificeringsplicht is overgangsrecht aan de orde voor de natuurlijke personen die reeds een certificaat op basis van een marktgebaseerd certificeringssysteem hebben. Door zo’n certificaat als gelijkwaardig te kwalificeren, wordt houders ervan een overgangsperiode geboden en hoeven zij pas in het kader van de hercertificeringsplicht een certificaat op basis van het nationale systeem te behalen (Artikel I, onderdeel K).

Voor de overige wijzigingen is geen overgangsrecht nodig, omdat deze geen rechtstreekse verplichtingen bevatten voor maatschappelijke partijen, waarvoor een overgangsperiode nodig zou zijn om eraan te kunnen voldoen.

Dit besluit treedt, ingevolge artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, in werking vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Met de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat besluiten met ingang van de eerste dag van een half jaar in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving, hetgeen hier aan de orde is.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, wijziging Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

Onderdeel A

In artikel 1, onderdelen b en d, van het besluit zijn de begripsomschrijvingen van de begripsbepalingen aangepast aan de nieuwe F-gassenverordening en OAS-verordening. Artikel 1, onderdeel c, van het besluit bevat de begripsbepaling voor de aanduiding van de verantwoordelijke minister. Inmiddels is de verantwoordelijkheid voor dit besluit over gegaan op de Minister van Klimaat en Groene Groei. Daarop is de begripsbepaling aangepast.

Onderdeel B

Met een nieuw artikel 2a is de beleidskeuze uit artikel 3, onderdeel 5, van de F-gassenverordening ingevuld door de eigenaren aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de verplichtingen van de exploitant in specifieke gevallen. Zie verder paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Onderdelen C en H

In de artikelen 3 en 7 is de aanwijzing van de minister als bevoegde instantie aangepast naar bevoegde autoriteit omdat de term bevoegde instantie niet voorkomt in de F-gassenverordening en OAS-verordening. De verwijzingen naar de artikelen in die verordeningen waarin wordt gesproken van de bevoegde autoriteit zijn in overeenstemming gebracht met die verordeningen.

Onderdelen D en I

In de artikelen 4 en 8 is voor een groot aantal voorschriften van de F-gassenverordening en de OAS-verordening bepaald dat handelen in strijd daarmee verboden is. Deze artikelen zijn opgenomen in verband met de handhaving van voornoemde verordeningen. Daarmee is duidelijk gemaakt dat overtredingen van de verordeningen zijn te beschouwen als economische delicten volgens artikel 1a, onder 1, van de Wet op de economische delicten.Zie verder paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Het verbod dat is opgenomen in artikel 8, tweede lid, van het Besluit F-gassen en OAS is aanvullend op het verbod van artikel 5, eerste lid, van de OAS-verordening. Dit verbod voor koel- en vriesapparatuur met OAS was reeds opgenomen in het Besluit F-gassen en OAS en is al vanaf 1 januari 1999 in Nederland van kracht (artikel 3 van het voormalige Besluit beheer wit- en bruingoed), zodat sprake is van een continuering van beleid. De aanvulling ten opzichte van artikel 5, eerste lid, van de OAS-verordening bestaat erin dat naast het op de markt brengen ook het voor handelsdoeleinden voorhanden hebben van deze risicovolle apparaten strafbaar is, ook zonder dat ze daadwerkelijk op de markt worden gebracht. Hoewel de hoeveelheid van dit type apparaten dat nog geschikt zou zijn voor de handel in de loop der tijd afneemt, biedt de bepaling de mogelijkheid om te handhaven, mochten zulke apparaten worden aangetroffen.

Onderdeel E

In de verbodsbepalingen van artikel 5 van het besluit worden de volgende artikelen uit uitvoeringsverordeningen opgenomen. In het eerste lid wordt artikel 1 van de uitvoeringsverordening (EU) 2024/2174 opgenomen, ter vervanging van de corresponderende artikelen uit de voorgaande uitvoeringsverordening (EU) 2015/2068. In het vierde lid worden de artikelen 3, eerste lid, eerste volzin en 5 van de uitvoeringsverordening (EU) 2024/2215 opgenomen ter vervanging van de corresponderende artikelen uit de voorgaande uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067. In het negende lid wordt artikel 1 van de uitvoeringsverordening (EU) 2024/2195 opgenomen ter vervanging van artikel 1 uit de voorgaande uitvoeringsverordening (EU) 1191/2014. Een overtreding van artikel 5 is een economisch delict volgens artikel 1a, onder 1, van de Wet op de economische delicten.

Onderdeel F

In artikel 6 is in het eerste lid de aparte verwijzing artikel 10, tweede lid, van de F-gassenverordening verwijderd omdat die taak is ondergebracht in artikel 10, eerste lid, van de F-gassenverordening. De verwijzing naar artikel 8, derde lid, van de F-gassenverordening is ingeperkt tot terugwinning bij personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen, in lijn met de beleidskeuze ten aanzien van het verplicht stellen van certificering waar de F-gassenverordening een opleidingsattest of passende kwalificatie verplicht. In het tweede en vierde lid zijn de verwijzingen naar de F-gassenverordening aangepast vanwege herschikking van de betreffende bepalingen ten opzichte van de voorgaande verordening. Het derde lid is gewijzigd omdat de certificering van natuurlijke personen vanaf nu maar voor een beperkte tijd is en daarna hercertificering nodig is. Tevens is een grondslag toegevoegd om de eisen voor een opleidingsattest nader te kunnen regelen in de Regeling F-gassen en OAS. Er is een vijfde lid toegevoegd vanwege de gefaseerde inwerkingtreding van de minimumeisen voor certificering en opleidingsattesten. Zie ook paragraaf 3.2 van het algemene deel van de toelichting.

Onderdeel G

Met toevoeging van artikel 6a wordt het digitaal aanleveren van gegevens verplicht gesteld en worden nadere bepalingen over de aanlevering en verwerking bij ministeriële regeling mogelijk gemaakt.

In het tweede lid is een gegeven toegevoegd dat niet in artikel 7, eerste lid, van de F-gassenverordening is genoemd, maar dat wel relevant is voor de toezichthouders om te kunnen beoordelen of onderhoud en reparaties op een goede wijze plaatsvinden. Als de oorzaak van een lekkage bijvoorbeeld slijtage is, kan dit erop duiden dat onderdelen niet tijdig volgens de onderhoudsvoorschriften zijn vervangen. Voor stationaire koeling-, klimaatregeling- en warmtepompapparatuur is al in de, nog steeds vigerende, uitvoeringsverordening (EU) 1516/2007 vermeld dat dit gegeven moet worden genoteerd. Voor de Nederlandse praktijk leidt dit artikellid op zichzelf niet tot hogere administratieve lasten omdat de verplichting dit gegeven te noteren voor alle apparatuur reeds was opgenomen in de Beoordelingsrichtlijn voor persoonscertificering.

Onderdeel J

In artikel 9 zijn de verwijzingen naar de OAS-verordening aangepast vanwege herschikking van de betreffende bepalingen ten opzichte van de voorgaande verordening. In het eerste lid is een verwijzing naar artikel 20, vierde lid, van de OAS-verordening toegevoegd omdat dit een nieuwe bepaling is, inzake de terugwinning van halonen, waarvoor een lidstaat op grond van artikel 20, achtste lid, van de OAS-verordening ook minimumeisen voor de kwalificatie van het personeel moet stellen. In het tweede lid zijn de werkzaamheden «installatie» en «onderhoud of service» gehandhaafd omdat in het nationale certificeringssysteem personen standaard voor zowel F-gassen als OAS worden gecertificeerd aangezien de werkzaamheden hetzelfde zijn. Wel is installatie van apparatuur met OAS inmiddels verboden en is onderhoud of service nog slechts mogelijk in combinatie met terugwinning, tenzij het circuit dat OAS bevat niet wordt geopend. Alleen bij de vrijgestelde toepassingen als genoemd in hoofdstuk III van de OAS-verordening is onderhoud of service met opening van een circuit dat OAS bevat nog toegestaan. Het derde lid is gewijzigd omdat de nationale gecombineerde F-gassen- en OAS-certificering van natuurlijke personen vanwege de bepaling terzake in de F-gassenverordening vanaf nu maar voor een beperkte tijd is en daarna hercertificering nodig is. In het vierde lid is de eerste volzin omgezet in een kan-bepaling om de mogelijkheid te behouden bepalingen in te trekken die krachtens dit lid in de Regeling F-gassen en OAS zijn opgenomen, in lijn met de verlaging van de administratieve lasten die met de herziening van de OAS-verordening is beoogd.

Onderdeel K

In artikel 12 is de verwijzing naar de F-gassenverordening aangepast vanwege herschikking van de betreffende bepaling ten opzichte van de voorgaande verordening.

Onderdeel L

Aan artikel 18 is een lid toegevoegd als overgangsbepaling.

In het vijfde lid (nieuw) is geregeld dat houders van een vakbekwaamheidsbewijs voor het werken met natuurlijke koudemiddelen niet direct na inwerkingtreding van de nieuwe certificeringsverplichting zo’n nieuw certificaat moeten hebben of gaan halen. Voor zover een marktgebaseerd vakbekwaamheidssysteem voldoet aan de minimumeisen uit de betreffende uitvoeringsverordening is immers gewaarborgd dat de betreffende persoon voldoende is gekwalificeerd. Dit geldt wel alleen voor de categorie apparatuur (vulinhoud) en het type koudemiddel waarvoor het vakbekwaamheidsbewijs is afgegeven. Ook geldt het hooguit tot 12 maart 2029, in aansluiting op de opfrisverplichting uit de F-gassenverordening. Zie ook paragraaf 3.2 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel II, wijziging Besluit activiteiten leefomgeving

Onderdelen A en B

In Bijlage I zijn de benamingen van de betreffende groepen stoffen aangepast (onderdeel A). Dit is ten eerste nodig omdat in de OAS-verordening niet meer wordt gesproken van gereguleerde stoffen maar van ozonafbrekende stoffen. Ten tweede bevatten beide voorgaande verordeningen voor OAS respectievelijk F-gassen een definitie die ook mengsels, en in het geval van OAS isomeren, omvatte. De OAS-verordening en de F-gassenverordening bevatten niet meer zulke definities. Uit artikel 2 van die verordeningen blijkt dat de mengsels en isomeren nog wel onder het toepassingsgebied van de verordening vallen maar niet meer binnen het begrip OAS respectievelijk F-gassen vallen. Daarom worden mengsels en isomeren in dit onderdeel apart genoemd. Er is dus geen sprake van een uitbreiding van de werkingssfeer maar van een redactionele aanpassing.

Ook zijn de begripsbepalingen van de F-gassenverordening en de OAS-verordening aangepast (onderdeel B).

Artikel III, wijziging Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

In artikel 1, eerste lid, onderdeel 6 is de omschrijving van OAS en F-gassen aangepast vanwege de publicatie van de OAS-verordening en de F-gassenverordening en de omschrijving van de betreffende groepen stoffen daarin.

Artikel IV, wijziging besluit OM-afdoening

In het Besluit OM-afdoening zijn de omschrijvingen van de feitcodes aangepast vanwege herschikking van de betreffende bepalingen in de F-gassenverordening en de OAS-verordening ten opzichte van de voorgaande verordeningen. Er is een feitcode toegevoegd voor handelingen door een natuurlijk persoon die daarvoor niet beschikt over een verplicht opleidingsattest.

Artikel V, inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Vanwege het opzetten van een datasysteem treedt onderdeel G op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking zodra het datasysteem operationeel is.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Bijlage. Transponeringstabellen

Besluit F-gassen en OAS

Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

Regeling F-gassen en OAS

Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

Bepaling F-gassenverordening

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

a t/m e (onderwerp)

Behoeft uit de aard van deze bepaling geen uitvoering

Geen beleidsruimte

Artikel 2 Toepassingsgebied

a (f-gassen, genoemd in bijlage I, II en II)

Rechtstreekse werking volstaat

Geen beleidsruimte

b (producten en apparatuur met F-gassen)

Rechtstreekse werking volstaat

Geen beleidsruimte

Artikel 3 Definities

1 t/m 4 en 6 t/m 46

Rechtstreekse werking volstaat

Geen beleidsruimte

5

Artikel 2a Besluit F-gassen en OAS

Lidstaat kan eigenaren aanwijzen als zijnde verantwoordelijk voor de verplichtingen van de exploitant in specifieke gevallen.

De eigenaar die een contract heeft afgesloten waarin de feitelijke macht, ook praktisch, is overgedragen aan een dienstverlener, is aangewezen als zijnde eveneens verantwoordelijk voor de verplichtingen van de exploitant in specifieke gevallen. Zie ook paragraaf 3.3 van het algemene deel van de toelichting.

Hoofdstuk II

Insluiting

Artikel 4 Preventie van emissies

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder a, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 5 Lekcontroles

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder b, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder b, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder b, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder b, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder b, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder b en artikel 6, vierde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Rechtstreekse werking volstaat

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

 

Artikel 6 Lekkagedetectiesystemen

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder c en artikel 6, vierde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder c en artikel 6, vierde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder c en artikel 6, vierde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder c en artikel 6, vierde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 7 Bewaren van gegevens

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder d, artikel 6a en artikel 12, eerste lid, onder f, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 3, artikel 4, eerste lid, onder d, en artikel 12, eerste lid, onder f, Besluit F-gassen en OAS

Er kan een databank worden opgezet voor de gegevens bedoeld in het eerste lid.

Er wordt gewerkt aan het opzetten van een databank. Zie ook paragraaf 3.3 van het algemene deel van de toelichting.

Derde lid

Artikel 3, artikel 4, eerste lid, onder e, en artikel 12, eerste lid, onder f, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 3, artikel 4, eerste lid, onder f, en artikel 12, eerste lid, onder f, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 3, artikel 4, eerste lid, onder g, en artikel 12, eerste lid, onder f, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 8 Terugwinning en vernietiging

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder h, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder h, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder h, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder h, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder h, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Negende lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder i, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Twaalfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Dertiende lid

Feitelijk handelen

Geen beleidsruimte

Artikel 9 Uitgebreide regelingen voor producentenverantwoordelijkheid

Eerste lid

Zal worden geïmplementeerd door wijziging van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur of door een nieuwe regeling, en door feitelijk handelen.

Geen beleidsruimte

Artikel 10

Certificering en opleiding

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder j, artikel 6, eerste lid en vierde lid, en artikel 18, vijfde lid, Besluit F-gassen en OAS

Implementatie tevens in de Regeling F-gassen en OAS en de daarin aangewezen Beoordelingsrichtlijnen voor natuurlijke personen.

Er kunnen strengere kwalificatieverplichtingen worden opgelegd dan een opleidingsattest.

In plaats van een opleidingsattest is vastgehouden aan de eerder ingevoerde certificeringsplicht voor terugwinning uit klimaatregelingsapparatuur met gefluoreerde broeikasgassen in motorvoertuigen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/40/EG vallen. Zie ook paragraaf 3.2 van het algemene deel van de toelichting.

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder j, en artikel 6, tweede en derde lid, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Implementatie in de Beoordelingsrichtlijnen voor natuurlijke personen aangewezen in de Regeling F-gassen en OAS, en door feitelijk handelen.

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Implementatie in de Beoordelingsrichtlijn voor ondernemingen aangewezen in de Regeling F-gassen en OAS.

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Implementatie in de Beoordelingsrichtlijnen voor natuurlijke personen aangewezen in de Regeling F-gassen en OAS, en door feitelijk handelen.

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Richt zich tot het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Implementatie in de Regeling F-gassen en OAS en de daarin aangewezen Beoordelingsrichtlijnen voor natuurlijke personen.

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Negende lid

Artikel 6, derde lid, onderdelen a en e. Implementatie tevens in de Regeling F-gassen en OAS, en door feitelijk handelen.

Keuze om een opfriscursus dan wel een evaluatieprocedure te verplichten.

Voor natuurlijke personen waarvoor een certificaat verplicht is, is hercertificering verplicht. Voor natuurlijke personen waarvoor een opleidingsattest verplicht is, is een opfriscursus verplicht.

Tiende lid

Eerste lid, feitelijk handelen.

Tweede lid, reeds geïmplementeerd in artikel 17, Besluit F-gassen en OAS, en artikelen 6 en 22, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Twaalfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder j, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Dertiende lid

Niet van toepassing voor Nederland

Geen beleidsruimte

Veertiende lid

Artikel 6, vijfde lid, Besluit F-gassen en OAS

Er kunnen certificerings- en opleidingsprogramma’s worden ingesteld met betrekking tot andere dan in artikel 10, eerste lid, van de F-gassenverordeningen bedoelde apparatuur en activiteiten.

Het bestaande certificeringssysteem is uitgebreid. Zie ook paragraaf 3.2 van het algemene deel van de toelichting.

Hoofdstuk III Regulering van het gebruik

Artikel 11 Beperkingen op het op de markt brengen

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder k en l, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder k, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder m, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder n, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder p, Besluit F-gassen en OAS

Verzoek om vrijstelling van maximaal vier jaar.

Er is vooralsnog geen aanleiding om vrijstelling te vragen.

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder e en n, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder f en n, Besluit F-gassen en OAS en

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 4, eerste lid, onder n, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 12 Etikettering en product- en apparatuurinformatie (van toepassing met ingang van 1 januari 2025)

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder o, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder p, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder o, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder o, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 4, eerste lid, onder q en r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Negende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q en r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q en r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder q en r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Twaalfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder q en r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Dertiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Veertiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder r, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijftiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zestiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder q, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zeventiende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Achttiende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 13 Regulering van het gebruik

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder s, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder s, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder t, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder u, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder v, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder u en v, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder w, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder s, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Dit verbod wordt geïnterpreteerd als geldend voor zowel R-desfluraan als S-desfluraan als mengsels van beide isomeren.

Negende lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Twaalfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Dertiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Veertiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijftiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zestiende lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zeventiende lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder x, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achttiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder s, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Negentiende lid

Artikel 4, eerste lid, onder y, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Twintigste lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder y, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk IV Productierechten en vermindering van de in de handel gebrachte hoeveelheid fluorkoolwaterstoffen

Artikel 14 Productie van fluorkoolwaterstoffen

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder z, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 3 en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder z, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 15 Overdracht en vergunning van productierechten met het oog op industriële rationalisering

Eerste lid

Artikel 3 en rechtstreekse werking volstaat

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 3 en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 3 en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 16 Vermindering van de in de handel gebrachte hoeveelheid fluorkoolwaterstoffen

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder p en aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 17 Vaststelling van referentiewaarden en quotumtoewijzingen voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa, Besluit F-gassen en OAS en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 18 Voorwaarden voor registratie en ontvangst van quota

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ac, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 19 Met fluorkoolwaterstoffen voorgevulde producten of apparatuur

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder ab, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder ab, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ab, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ab, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ab, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 20 Het F-gasportaal

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

-

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Derde lid

Feitelijk handelen

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ac, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Geen implementatie nodig

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 3 en richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Rechtstreekse werking volstaat en richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 21 Overdracht van quota en toestemming om quota te gebruiken voor het in de handel brengen van fluorkoolwaterstoffen in ingevoerde apparatuur

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder ad, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Rechtstreekse werking volstaat

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ad, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aa en ab, Besluit F-gassen en OAS

Hoofdstuk V Handel

Artikel 22 In- en uitvoer

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder ae, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder af, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 3 en artikel 4, eerste lid, onder af, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ag, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 23 Handelscontroles

Eerste lid

Feitelijk handelen

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Vierde lid

Feitelijk handelen

Vijfde lid

Feitelijk handelen

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Achtste lid

Artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Negende lid

Feitelijk handelen

Tiende lid

Eerste alinea, feitelijk handelen.

Tweede alinea, artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Elfde lid

Feitelijk handelen

Twaalfde lid

Eerste en tweede alinea, Artikel 3 Besluit F-gassen en OAS en feitelijk handelen.

Derde alinea, artikel 4, eerste lid, onder ah, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Dertiende lid

Feitelijk handelen

Artikel 24 Maatregelen voor het monitoren van de illegale handel

Eerste lid

Artikel 3 en richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 25 Handel met staten of regionale organisaties voor economische integratie die geen partij zijn bij het protocol

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder ai, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie en artikel 4, eerste lid, onder ai, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder ai, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie en artikel 4, eerste lid, onder ai, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk VI Rapportage en verzameling van emissiegegevens

Artikel 26 Rapportage door de ondernemingen

Eerste lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Eerste en tweede alinea, artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Derde en vierde alinea richten zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Negende lid

Eerste alinea, Artikel 4, eerste lid, onder aj, Besluit F-gassen en OAS

Tweede alinea richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Artikel 27 Verzameling van emissiegegevens

Aanhef

Eerste en tweede alinea feitelijk handelen.

Derde alinea richt zich tot de Europese Commissie

Hoofdstuk VII Handhaving

Artikel 28 Samenwerking en uitwisseling van gegevens

Eerste lid

Artikel 3 Besluit F-gassen en OAS en feitelijk handelen

Tweede lid

Artikel 3 Besluit F-gassen en OAS en feitelijk handelen

Derde lid

Artikel 3 Besluit F-gassen en OAS en feitelijk handelen

Vierde lid

Artikel 3 Besluit F-gassen en OAS en feitelijk handelen

Artikel 29 Verplichting om controles te verrichten

Eerste lid

Feitelijk handelen

De aanwijzing van de bevoegde instanties is reeds geïmplementeerd: Inspectie Leefomgeving & Transport, in artikel 11a.2, eerste tot en met derde lid, juncto 18.2a, derde lid, alsmede 9.2.2.1, eerste lid, juncto 18.2b, tweede lid, Wet milieubeheer, juncto Besluit mandaat, volmacht en machtiging IG ILT handhaving Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

Omgevingsdiensten, in artikel 8.40, eerste lid, juncto artikel 18.2, Wet milieubeheer, juncto artikel 18.2, vijfde lid, Omgevingswet, juncto artikel 13.12, eerste lid, aanhef en onder d, sub 2°, en onder f, juncto bijlage VI, categorie 6, Omgevingsbesluit.

Hoeft voor de Douane niet te worden geïmplementeerd omdat sprake is van rechtstreekse werking van de artikelen 46 en 48, Verordening (EU) 952/2013 (Douanewetboek van de Unie).

Tweede lid

Feitelijk handelen

Derde lid

Feitelijk handelen

Vierde lid

Feitelijk handelen

Vijfde lid

Feitelijk handelen

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zevende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 30 Melding van inbreuken en bescherming van personen die inbreuken melden

Aanhef

Geen implementatie nodig

Hoofdstuk VIII Sancties, overlegforum, comitéprocedure en uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 31 Sancties

Eerste lid

Op grond van artikel 1a, lid 1° van de Wet op de economische delicten zijn economische delicten overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer (inrichtingen), 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (stoffen). Dit zijn de grondslagen voor de verbodsbepalingen in artikelen 4, 5 en 8 van het Besluit F-gassen en OAS.

Op grond van artikel 1a, lid 2° van de Wet op de economische delicten zijn economische delicten zijn overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens 11a.2 eerste en derde lid van de Wet milieubeheer (certificering). Dit is de grondslag voor de verbodsbepalingen in artikel 6 en 9 van het Besluit F-gassen en OAS.

De grondslag voor strafbeschikkingen zijn artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering. Dit staat in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening en nummers BO 400 – BO 402 van Bijlage II van het Besluit OM-afdoening.

De grondslag voor een last onder bestuursdwang zijn artikel 18.4 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

De grondslag voor een last onder dwangsom is artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De grondslag voor het intrekken van een beschikking is 18.10 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Tweede lid

Hoort bij derde lid

Derde lid

De instrumenten bestuurlijke boete (administratieve financiële sancties), de verbeurdverklaring of inbeslagname en het tijdelijke verbod zullen worden toegevoegd door middel van het implementatiewetsvoorstel.

Vierde lid

Hoort bij derde lid

Vijfde lid

Geen implementatie nodig

Artikel 32 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot het Europees Parlement en de Raad

Vierde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vijfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 33 Overlegforum

Aanhef

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 34 Comitéprocedure

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Hoofdstuk IX Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35 Evaluatie

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vierde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vijfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zevende lid

Richt zich tot de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering

Artikel 36 Wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937

Aanhef

Geen implementatie nodig

Artikel 37 Intrekking en overgangsbepalingen

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Derde lid

Geen implementatie nodig

Vierde lid

Geen implementatie nodig

Vijfde lid

Geen implementatie nodig

Artikel 38 Inwerkingtreding en toepassing

Aanhef

Geen implementatie nodig

Bijlagen

Bijlage I

Geen implementatie nodig

Bijlage II

Geen implementatie nodig

Bijlage III

Geen implementatie nodig

Bijlage IV

Geen implementatie nodig

Bijlage V

Geen implementatie nodig

Bijlage VI

Geen implementatie nodig

Bijlage VII

Geen implementatie nodig

Bijlage VIII

Geen implementatie nodig

Bijlage IX

Geen implementatie nodig

Bijlage X

Geen implementatie nodig

Bepaling OAS-verordening

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

Onderwerp

Geen implementatie nodig

Artikel 2 Toepassingsgebied

Onderdeel a

Rechtstreekse werking volstaat

Onderdeel b

Rechtstreekse werking volstaat

Artikel 3 Definities

1 t/m 19

Rechtstreekse werking volstaat

Hoofdstuk II

Verbodsbepalingen

Artikel 4 Verbodsbepalingen met betrekking tot ozonafbrekende stoffen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

-

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

-

Artikel 5 Verbodsbepalingen met betrekking tot producten en apparatuur die ozonafbrekende stoffen bevatten of nodig hebben voor hun werking

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk III Vrijstellingen van verbodsbepalingen

Artikel 6 Grondstoffen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 7 Technische hulpstoffen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 8 Essentiële laboratorium- en analytische toepassingen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 9 Kritische toepassingen van halonen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Artikel 10 Gebruik in noodgevallen van methylbromide

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

 

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 11 Vrijstellingen met betrekking tot producten en apparatuur die ozonafbrekende stoffen bevatten of nodig hebben voor hun werking

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder b, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 12 Vernietiging en regeneratie

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 13 Invoer

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 14 Uitvoer

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Artikel 15 Vrijstellingsvoorwaarden

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 8, eerste lid, onder a, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk IV Handel

Artikel 16 Vergunningensysteem

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Geen implementatie nodig

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zevende lid

Feitelijk handelen

Achtste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Negende lid

Geen implementatie nodig

Tiende lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Feitelijk handelen

Twaalfde lid

Feitelijk handelen

Dertiende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Veertiende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vijftiende lid

Feitelijk handelen

Artikel 17 Handelscontroles

Eerste lid

Feitelijk handelen

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Geen implementatie nodig

Vijfde lid

Geen implementatie nodig

Zesde lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Achtste lid

Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Negende lid

Geen implementatie nodig

Tiende lid

Eerste alinea, feitelijk handelen.

Tweede alinea, Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Elfde lid

Eerste alinea, feitelijk handelen.

Tweede alinea, Artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Twaalfde lid

Geen implementatie nodig

Dertiende lid

Eerste alinea, feitelijk handelen.

Tweede alinea, rechtstreekse werking volstaat.

Artikel 18 Maatregelen voor het monitoren van de illegale handel

Eerste lid

Richt zich tot de Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Commissie

Artikel 19 Handel met staten of regionale organisaties voor economische integratie en gebieden die geen partij zijn bij het protocol

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder d, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder d, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder d, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder d, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder d, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk V Emissiebeheersing

Artikel 20 Terugwinning en vernietiging van gebruikte ozonafbrekende stoffen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder e, en artikel 9, eerste lid, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

-

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder e, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder e, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder e, en artikel 9, eerste lid, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder f, en artikel 9, eerste lid, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 8, eerste lid, onder e, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zevende lid

Artikel 8, eerste lid, onder f, van het Besluit F-gassen en OAS

   

Achtste lid

Artikel 9, derde lid, onderdeel a, en vierde lid van het Besluit F-gassen en OAS, en de in de Regeling F-gassen en OAS aangewezen Beoordelingsrichtlijnen.

Geen beleidsruimte

Artikel 21 Uitstoot van ozonafbrekende stoffen en controles op lekkage

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Derde lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Vijfde lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Zesde lid

Artikel 9, derde lid, onderdeel a, van het Besluit F-gassen en OAS, en de in de Regeling F-gassen en OAS aangewezen Beoordelingsrichtlijnen.

Geen beleidsruimte

Hoofdstuk VI Lijsten van ozonafbrekende stoffen en rapportage

Artikel 22 Wijzigingen van de lijsten van ozonafbrekende stoffen

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 23 Rapportage door de lidstaten

Eerste lid

Feitelijk handelen

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 24 Rapportage door ondernemingen

Eerste lid

Artikel 8, eerste lid, onder g, van het Besluit F-gassen en OAS

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Feitelijk handelen

Derde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vierde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Hoofdstuk VII Handhaving

Artikel 25 Samenwerking en uitwisseling van informatie

Eerste lid

Feitelijk handelen

Tweede lid

Feitelijk handelen

-

Derde lid

Feitelijk handelen

Vierde lid

Feitelijk handelen

Artikel 26 Verplichting om controles te verrichten

Eerste lid

Feitelijk handelen

De aanwijzing van de bevoegde instanties is reeds geïmplementeerd: Inspectie Leefomgeving & Transport, in artikel 11a.2, eerste tot en met derde lid, juncto 18.2a, derde lid, alsmede 9.2.2.1, eerste lid, juncto 18.2b, tweede lid, Wet milieubeheer, juncto Besluit mandaat, volmacht en machtiging IG ILT handhaving Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

Omgevingsdiensten, in artikel 8.40, eerste lid, juncto artikel 18.2, Wet milieubeheer, juncto artikel 18.2, vijfde lid, Omgevingswet, juncto artikel 13.12, eerste lid, aanhef en onder d, sub 2°, en onder f, juncto bijlage VI, categorie 6, Omgevingsbesluit.

Hoeft voor de Douane niet te worden geïmplementeerd omdat sprake is van rechtstreekse werking van de artikelen 46 en 48, Verordening (EU) 952/2013 (Douanewetboek van de Unie).

Geen beleidsruimte

 

Tweede lid

Feitelijk handelen

Derde lid

Feitelijk handelen

Vierde lid

Feitelijk handelen

Vijfde lid

Geen implementatie nodig

Zesde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zevende lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Hoofdstuk VIII Sancties, comitéprocedure en uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 27 Sancties

Eerste lid

Op grond van artikel 1a, lid 1° van de Wet op de economische delicten zijn economische delicten overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer (inrichtingen), 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (stoffen). Dit zijn de grondslagen voor de verbodsbepalingen in artikelen 4, 5 en 8 van het Besluit F-gassen en OAS.

Op grond van artikel 1a, lid 2° van de Wet op de economische delicten zijn economische delicten zijn overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens 11a.2 eerste en derde lid van de Wet milieubeheer (certificering). Dit is de grondslag voor de verbodsbepalingen in artikel 6 en 9 van het Besluit F-gassen en OAS.

De grondslag voor strafbeschikkingen zijn artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering. Dit staat in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening en nummers BO 400 – BO 402 van Bijlage II van het Besluit OM-afdoening.

De grondslag voor een last onder bestuursdwang zijn artikel 18.4 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

De grondslag voor een last onder dwangsom is artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De grondslag voor het intrekken van een beschikking is 18.10 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Geen beleidsruimte

Tweede lid

Hoort bij derde lid

Derde lid

De instrumenten bestuurlijke boete (administratieve financiële sancties), de verbeurdverklaring of inbeslagname en het tijdelijke verbod zullen worden toegevoegd door middel van het implementatiewetsvoorstel.

Geen beleidsruimte

Vierde lid

Hoort bij derde lid

Artikel 28 Comitéprocedure

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Artikel 29 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Eerste lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Derde lid

Richt zich tot het Europese Parlement en de Raad

Vierde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Vijfde lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Zesde lid

Richt zich tot het Europese Parlement en de Raad

Hoofdstuk IX Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30 Evaluatie

Eerst lid

Richt zich tot de Europese Commissie

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Artikel 31 Intrekking en overgangsbepalingen

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Tweede lid

Geen implementatie nodig

Derde lid

Geen implementatie nodig

Vierde lid

Geen implementatie nodig

Artikel 32 Inwerkingtreding en toepassing

Eerste lid

Geen implementatie nodig

Bijlagen

Bijlage I

Geen implementatie nodig

Bijlage II

Geen implementatie nodig

Bijlage III

Geen implementatie nodig

Bijlage IV

Geen implementatie nodig

Bijlage V

Geen implementatie nodig

Bijlage VI

Geen implementatie nodig

Bijlage VII

Geen implementatie nodig

Bijlage VIII

Geen implementatie nodig


X Noot
1

In de nationale regelgeving is de in de Nederlandse praktijk gebruikelijke term koudemiddelen in gebruik, ondanks het feit dat de Nederlandstalige vertalingen van de F-gassenverordening en de voorgaande verordening de term koelmiddelen gebruiken.

X Noot
2

In de nationale regelgeving is hiervoor de term onderneming in gebruik, ondanks het feit dat dit begrip in beide verordeningen en de voorgaande verordeningen op zowel natuurlijke personen als rechtspersonen slaat.

X Noot
3

https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/onderwerpen/publicaties/2024/dreigingsbeeld-milieucriminaliteit-2024.pdf, gepubliceerd op 5 november 2024. De ILT heeft aangegeven dat ze in haar toetsresultaten op deze publicatie doelde met haar referentie naar «concept Criminaliteitsbeeld Milieu 2025».

Naar boven