Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatsblad 2025, 187 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatsblad 2025, 187 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 18 april 2024, 2025-0000086493, directie Financiële Markten;
Gelet op Verordening (EU) 2024/2987 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstellingen aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie, Richtlijn (EU) 2024/2994 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 wat betreft de behandeling van het concentratierisico dat voortvloeit uit blootstellingen aan centrale tegenpartijen en het risico van tegenpartijen bij centraal geclearde derivatentransacties en de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, vierde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, aanhef en onderdeel b, 1:81, eerste lid en 4:61, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2025, nr. W06.25.00097/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 30 juni 2025, 2025-0000120149, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bijlage 5 van het Besluit EU-verordeningen Wft wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder 1 komt te luiden:
De Nederlandsche Bank: ten aanzien van de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 4 bis, 4 ter, eerste en tweede lid, 6 bis, tweede lid, 7 bis, 7 ter, 7 quinquies, 11, 12, voor zover de tegenpartij een bank, clearinginstelling, herverzekeraar, pensioenfonds of verzekeraar is, alsmede ten aanzien van de artikelen 7 sexies, 14 tot en met 21, 25 tot en met 35 en 40 tot en met 54.
De Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van de artikelen 4, eerste en tweede lid, 4 bis, 4 ter, eerste tot en met derde lid, 6 bis, tweede lid, 7 bis, 7 ter, 7 quinquies, 11, 12, voor zover de tegenpartij geen bank, clearinginstelling, herverzekeraar, pensioenfonds of verzekeraar is, alsmede ten aanzien van de artikelen 4, derde lid bis, 4 ter, vijfde lid, 5 tot en met 7, 7 quater, 8 tot en met 10, 36 tot en met 39, 57, 59, 61 tot en met 63, 68 en 71 tot en met 74.
B
De tabel onder 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De volgende rijen vervallen:
|
4 bis |
4 bis |
3 |
|
36 tot en met 38 |
36 en 37 |
2 |
|
38 |
1 |
2. In de numerieke volgorde worden de volgende rijen ingevoegd:
|
4 bis, eerste tot en met derde lid |
4 bis, eerste tot en met derde lid |
3 |
|
4 bis, vierde lid (RTS) |
4 bis, vierde lid (RTS) |
3 |
|
4 ter, eerste, tweede en vijfde lid |
4 ter, eerste, tweede en vijfde lid |
3 |
|
4 ter, zesde lid (RTS) |
4 ter, zesde lid (RTS) |
3 |
|
7 bis, eerste tot en met vierde lid |
7 bis, eerste tot en met vierde lid |
3 |
|
7 bis, achtste lid (RTS) voor zover betrekking hebbende op het derde lid |
7 bis, achtste lid (RTS) voor zover betrekking hebbende op het derde lid |
3 |
|
7 bis, achtste lid (RTS) voor zover betrekking hebbende op artikel 7 ter |
7 bis, achtste lid (RTS) voor zover betrekking hebbende op artikel 7 ter |
2 |
|
7 ter |
7 ter |
2 |
|
7 quater, eerste tot en met derde lid |
7 quater, eerste tot en met derde lid |
2 |
|
7 quater, vierde lid (RTS) |
7 quater, vierde lid (RTS) |
2 |
|
7 quinquies, eerste lid |
7 quinquies, eerste lid |
2 |
|
7 quinquies, tweede lid (RTS) |
7 quinquies, tweede lid (RTS) |
2 |
|
7 quinquies, derde lid (ITS) |
7 quinquies, derde lid (ITS) |
2 |
|
7 sexies, eerste lid |
7 sexies, eerste lid |
2 |
|
7 sexies, tweede lid (RTS) |
7 sexies, tweede lid (RTS) |
2 |
|
7 sexies, derde lid (ITS) |
7 sexies, derde lid (ITS) |
2 |
|
11, twaalfde lid bis (DA) |
11, twaalfde lid bis (DA) |
2 |
|
14, zesde lid (RTS) |
14, zesde lid (RTS) |
3 |
|
14, zevende lid (ITS) |
14, zevende lid (ITS) |
3 |
|
15, vierde lid (ITS) |
15, vierde lid (ITS) |
3 |
|
15 bis, eerste lid |
15 bis, eerste lid |
2 |
|
15 bis, tweede lid (RTS) |
15 bis, tweede lid (RTS) |
2 |
|
36 |
36 |
2 |
|
37, eerste tot en met zesde lid |
37, eerste tot en met zesde lid |
2 |
|
37, zevende lid (RTS) |
37, zevende lid (RTS) |
2 |
|
38, eerste tot en met negende lid |
38, eerste tot en met negende lid |
1 |
|
38, tiende lid (RTS) |
38, tiende lid (RTS) |
1 |
|
49, zesde lid (ITS) |
49, zesde lid (ITS) |
2 |
|
49 bis, eerste en derde lid |
49, eerste en derde lid |
2 |
|
54, vijfde lid (RTS) |
54, vijfde lid (RTS) |
3 |
Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 komt de definitie van financieel derivaat te luiden als volgt:
financieel instrument als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel d, e, f of g, van de wet;
B
In artikel 134 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt telkens «niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld» vervangen worden door «niet door een centrale tegenpartij met een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de EMIR-verordening of met een erkenning als bedoeld in artikel 25 van de EMIR-verordening worden gecleard».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 3 juli 2025
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, E. Heinen
Uitgegeven de veertiende juli 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Dit uitvoeringsbesluit strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2024/29871 (hierna: de verordening), door middel van wijziging van het Besluit EU-verordeningen Wft (BEUv). De verordening wijzigt de Europese verordening betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (European Market Infrastructure Regulation, beter bekend als EMIR)2, de verordening betreffende de Europese Autoriteit voor effecten en markten (de ESMA-verordening)3, de verordening kapitaalvereisten4 en de verordening geldmarktfondsen5. De verordening is op 4 december 2024 gepubliceerd en op 24 december 2024 in werking getreden, wat tevens de datum is waarop de verordening van toepassing werd. Enige uitzondering hierop zijn de wijzigingen van de artikelen 4 bis, eerste tot en met derde lid, en artikel 10, eerste tot en met derde lid, EMIR. Deze wijzigingen, die zien op de berekening van de drempel voor de clearingverplichting6, worden pas van toepassing als de bijbehorende technische reguleringsnorm van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) door de Europese Commissie in een gedelegeerde verordening is aangenomen.
Tegelijkertijd met de verordening is ook Richtlijn (EU) 2024/29947 (hierna: de richtlijn) gepubliceerd, die voorziet in een klein aantal gerichte aanpassingen aan de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten8, de richtlijn kapitaalvereisten9 en de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen10. De implementatietermijn van de richtlijn eindigt op 25 juni 2026.
In paragraaf 2 wordt de inhoud van de verordening en richtlijn beschreven. Paragraaf 3 beschrijft kort de inhoud van dit uitvoeringsbesluit. In paragraaf 4 worden de financiële gevolgen en regeldrukkosten beschreven. Paragraaf 5 beschrijft de uitvoering en paragraaf 6 bespreekt de consultatiereacties. Vervolgens zullen artikelsgewijs de wijzigingsonderdelen van het onderhavige uitvoeringsbesluit worden besproken. In de bijlage zijn transponeringstabellen opgenomen met de bepalingen uit de verordening en richtlijn.
De verordening voorziet in de eerste plaats in wijzigingen van EMIR. EMIR beoogt de stabiliteit en transparantie van de financiële markten te bevorderen, door regels te stellen voor de centrale11 clearing van otc-derivaten, centrale tegenpartijen (CTP’s) en transactieregisters.12 Een belangrijk element hiervan is het verplicht stellen, dan wel stimuleren van clearing voor bepaalde klassen van derivaten (de zgn. «clearingverplichting»). Clearing is het garanderen, netteren en administreren van een effectentransactie en de tweede stap in de keten van handelen-clearing-afwikkeling door een CTP. CTP’s zijn de ondernemingen die centrale clearing uitvoeren en zijn hiermee een belangrijk onderdeel van de financiële marktinfrastructuur. Een CTP plaatst zich tussen de partijen bij een effectentransactie en wordt zo de koper van elke verkoper en de verkoper van elke koper. Mocht een van de partijen niet leveren, dan zal de CTP alsnog de vordering leveren aan de tegenpartij. Hierdoor concentreert al het (tegenpartij)risico zich bij een CTP. CTP’s zijn erop gericht om dit (tegenpartij)risico te beheren en te mitigeren. Dit doet een CTP onder andere door de veelvoud van transacties te netteren, waardoor het algehele risico in de markt kleiner wordt. Naast het verplichten van clearing voor bepaalde klassen van derivaten kent EMIR ook een vergunningstelsel voor CTP’s. CTP’s krijgen een vergunning als zij voldoen aan de organisatorische, gedrags- en prudentiële vereisten uit EMIR. EMIR bepaalt verder dat tegenpartijen en CTP’s gegevens over elk derivatencontract dat zij sluiten aan een geregistreerd (erkend) transactieregister (TR) moeten doorgeven. Tot slot verplicht EMIR tegenpartijen die een niet door een CTP gecleard otc-derivatencontract sluiten tot risico-inperkingstechnieken, om het risico van deze niet-geclearde transacties te verkleinen voor de betrokken partijen.
De Nederlandsche Bank (DNB) houdt, samen met de Autoriteit Financiële Markten (AFM), toezicht op CTP’s in Nederland uit hoofde van EMIR. In Nederland zijn op dit moment twee CTP’s gezeteld.
In december 2022 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel gedaan om EMIR aan te passen13, waarover in februari 2024 overeenstemming is bereikt door de Raad en het Europees Parlement.
De wijzigingen in EMIR waarin de verordening voorziet beogen de aantrekkelijkheid van clearing bij in de EU gevestigde CTP’s (EU CTP’s) te vergroten en het toezicht op EU CTP’s te versterken. De aanpassingen beogen ook de stabiliteitsrisico’s te adresseren die voortkomen uit overmatige concentratie van clearing door EU-marktpartijen bij CTP’s in staten die geen lidstaat van de EU zijn (hierna: derde landen). Het gaat hierbij specifiek om de afhankelijkheid van de Europese kapitaalmarkten van derde land CTP’s die zijn aangemerkt door de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) als systeemrelevant (Tier 2 CTP’s).14 Het uiteindelijke doel is het versterken van de financiële stabiliteit en de open strategische autonomie van de EU.
Om de aantrekkelijkheid van clearing bij EU CTP’s te vergroten wordt het proces van vergunningverlening aan EU CTP’s, of voor de uitbreiding van een eerder verstrekte vergunning, vereenvoudigd en worden er maximumtermijnen gesteld aan verschillende stappen in het proces van vergunningverlening.
ESMA dient technische reguleringsnormen op te stellen met betrekking tot, onder andere, de documentatievereisten voor vergunningverlening. Daarbij wordt in de verordening bepaald dat ESMA deze vereisten waar mogelijk moet stroomlijnen en ervoor moet zorgen dat de informatie die moet worden verstrekt door de CTP proportioneel is. Daarmee wordt voorkomen dat het proces van vergunningverlening onnodig complex, omslachtig of onevenredig is.
Daarnaast wordt bepaald dat voor een uitbreiding van de vergunning voor activiteiten die niet onder de bestaande vergunning van een EU CTP vallen, maar die de risico’s bij de CTP niet significant verhogen, niet meer de volledige beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. In dergelijke gevallen zal een versnelde procedure voor uitbreiding van de vergunning gelden. Bepaalde wijzigingen zullen bovendien worden vrijgesteld van goedkeuringsprocedures. CTP’s moeten de nationale toezichthouder, het college van toezichthouders en ESMA wel in kennis stellen wanneer zij besluiten van een dergelijke vrijstelling gebruik te maken.
Deze wijzigingen gelden eveneens voor het proces van het aanpassen van de interne modellen van een CTP, die gebruikt worden om risico’s en bijdrages van clearingleden te berekenen. De nationale toezichthouder moet voortaan de doorgevoerde wijzigingen toetsen in het kader van haar jaarlijkse proces van toetsing en evaluatie. Ook zal alle informatie die tussen de CTP enerzijds en de nationale toezichthouder, het college van toezichthouders en ESMA anderzijds wordt uitgewisseld via één, door ESMA op te zetten, centrale databank verlopen. Hiermee wordt een centrale plek gecreëerd voor de uitwisseling van informatie in plaats van dat de nationale toezichthouder geacht wordt, zoals in het verleden het geval was, ontvangen informatie door te zenden naar het college van toezichthouders en ESMA. ESMA ontwikkelt tevens formulieren, formats en templates voor de meest voorkomende handelingen zodat informatie op uniforme wijze ingediend kan worden.
Om de risico’s voor de financiële stabiliteit van buitensporige blootstellingen van EU financiële marktpartijen aan systeemrelevante CTP’s (Tier 2-CTP’s) uit derde landen aan te pakken, wordt het verplicht voor marktpartijen om een rekening aan te houden en een representatief aantal transacties te clearen bij een EU CTP.15 Deze verplichting om een actieve rekening aan te houden bij een EU CTP zal gelden voor de clearingdiensten die door ESMA zijn aangemerkt16 als substantieel systeemrelevant voor de EU of haar lidstaten. Het gaat hierbij om in euro en Poolse Zloty gedenomineerde otc-rentederivaten en in euro gedenomineerde kortetermijnrentederivaten. De verplichting om een actieve rekening aan te houden moet ervoor zorgen dat het voor marktpartijen mogelijk is om op korte termijn transacties van een derde land (Tier-2) CTP, naar een EU CTP te verplaatsen. Ook moet deze verplichting bijdragen aan het stimuleren van marktpartijen om transacties in de EU te clearen.
Om ervoor te zorgen dat het vereiste van een actieve rekening bijdraagt aan de overkoepelende doelstelling om buitensporige blootstellingen bij derde landen CTP’s te verminderen en om te zorgen dat het niet om een slapende rekening gaat, moet een minimaal aantal derivatencontracten op de actieve rekeningen worden gecleard. Die contracten moeten representatief zijn voor verschillende aangewezen subcategorieën derivatencontracten (de «representativiteitsverplichting»). De representativiteitsverplichting moet de diversiteit weerspiegelen van de portefeuilles van marktpartijen die aan het vereiste van een actieve rekening onderworpen zijn. Op basis van in de verordening opgenomen criteria, zoals volume, omvang en looptijd, zal ESMA de vijf meest relevante subcategorieën van derivatencontracten bepalen. Marktpartijen moeten in elke relevante subcategorie ten minste vijf transacties per half jaar clearen. Partijen die minder dan € 6 miljard aan derivaten hebben uitstaan in de clearingdiensten die zijn aangemerkt als substantieel systeemrelevant behoeven niet aan de representativiteitsverplichting te voldoen. Daarmee wordt beoogd de lastendruk voor de betreffende marktpartijen te beperken. Daarnaast is er specifiek rekening gehouden met het bedrijfsmodel van de uitvoerders van pensioenregelingen. In verscheidene gevallen hebben dergelijke uitvoerders een beperkt aantal transacties in rentederivaten, die geconcentreerd, langlopend en met een hoog nominaal bedrag zijn. Omdat de reguliere representativiteitsverplichting een disproportionele belasting zou betekenen voor dergelijke pensioenuitvoerders, bevat de verordening een proportionaliteitsbepaling, waarbij in de meest relevante subcategorieën per referentieperiode één transactie moet worden gecleard in plaats van vijf.
Ter ondersteuning van de maatregel om een verplichte rekening aan te houden bij een EU CTP, introduceert de verordening tevens enkele rapportageverplichtingen voor de verschillende partijen actief in de clearingsector. Hierdoor kan toezicht worden gehouden op de naleving van de verplichtingen uit de verordening en kunnen de Europese toezichthouders zich een beeld vormen van de effectiviteit van de maatregel. Mocht de verplichte actieve rekening onvoldoende effect sorteren in het verminderen van de afhankelijkheid van clearing in derde landen, dan kan ESMA na gedegen onderzoek aanbevelingen doen aan de Commissie om de wetgeving aan te scherpen. Om overlap in de rapportageverplichtingen te voorkomen, moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van informatie die reeds gerapporteerd wordt door marktpartijen.
In het belang van de financiële stabiliteit krijgt ESMA meer bevoegdheden om in een noodsituatie op te treden bij CTP’s die een risico voor de financiële stabiliteit vormen. In dergelijke noodsituaties moet ESMA een coördinerende rol tussen de verschillende nationale toezichthouders, college van toezichthouders en afwikkelingsautoriteiten krijgen om een gecoördineerde respons te ontwikkelen. Daarbij krijgt ESMA meer mogelijkheden om relevante informatie op te vragen bij toezichthouders en CTP’s die nodig is voor deze coördinatierol. Verder krijgt ESMA de bevoegdheid om de erkenning van een CTP uit een derde land te kunnen intrekken als die CTP ernstig en systematisch inbreuk heeft gemaakt op de vastgestelde toepasselijke vereisten. Dit kan het geval zijn als de CTP uit een derde land systeemrelevant geacht wordt voor de EU en niet meer voldoet aan de vereisten die uit EMIR volgen. Intrekking van de erkenning betekent dat EU marktpartijen bij het afnemen van diensten van die CTP veel zwaardere risicogewichten moeten aanhouden voor de risico’s die zij als gevolg hiervan lopen.
Ook wordt het verboden voor CTP’s om clearinglid te zijn bij een andere CTP, om de daaraan verbonden risico’s te voorkomen.
Specifiek voor niet-financiële tegenpartijen, bijvoorbeeld energiebedrijven die actief zijn op de derivatenmarkt en centraal clearen, komen er aanvullende regels die de financiële stabiliteit moeten versterken. De extreme volatiliteit op de grondstoffenmarkten in 2022 en de problemen bij grondstof- en energiehandelaren hebben laten zien dat ook problemen bij niet-financiële tegenpartijen een risico kunnen vormen voor de financiële stabiliteit. Deze niet-financiële tegenpartijen hebben vaak minder goede toegang tot liquiditeit en zijn ook niet onderworpen aan dezelfde strenge prudentiële vereisten. Daarom wordt het op grond van de verordening verboden voor dit type marktpartijen om clearingdiensten aan te bieden aan niet-financiële tegenpartijen buiten dezelfde groep. Ook moeten nationale toezichthouders niet-financiële tegenpartijen die als clearinglid zijn aangesloten bij een CTP beter monitoren en aan ESMA en het college van toezichthouders rapporteren over de geclearde producten, de blootstelling, en de geïdentificeerde risico’s.
De verordening wijzigt zoals eerder beschreven ook de ESMA-verordening, maar brengt daaraan geen wijzigingen aan die van inhoudelijke betekenis zijn. ESMA was reeds bevoegd haar taken uit te oefenen op het gebied van de EMIR verordening, hetgeen nu wordt verduidelijkt door toevoeging van EMIR aan de opsomming van verordeningen.
De wijzigingen in de verordening kapitaalvereisten en de verordening geldmarktfondsen, waarin met onderhavige verordening wordt voorzien, volgen op de wijzigingen die in EMIR zijn aangebracht.
In EMIR worden enkele aanpassingen gemaakt in het regime omtrent intragroepstransacties. Er wordt een eenvoudiger kader voorgesteld, waardoor de Europese Commissie niet voor elk land apart hoeft te bevestigen dat het land regelgeving heeft met minstens hetzelfde niveau als EMIR voor intragroepstransacties. In de verordening kapitaalvereisten werd verwezen naar de bepalingen rondom intragroepstransacties in EMIR. Omdat de bepalingen in EMIR gewijzigd zijn, is het nodig om de artikelen in de verordening kapitaalvereisten daarop aan te passen.
Als gevolg van de aanpassingen in EMIR worden voor de beoordeling of er door een CTP wordt voldaan aan de minimale clearingverplichting contracten die gecleard worden bij een centrale tegenpartij met vergunning onder EMIR of erkenning door ESMA niet meer meegeteld, gezien het lagere risico dat aan deze centraal geclearde transacties wordt toegekend. In de verordening geldmarktfondsen werd voor derivaten dezelfde concentratielimiet gesteld, ongeacht of deze wel of niet centraal gecleard werden. Hierdoor was er een specifieke limiet aan de hoeveelheid derivaten waarin een geldmarktfonds kon investeren, ongeacht of dit centraal geclearde derivaten waren of niet. De wijzigingen in de verordening geldmarktfondsen zorgen ervoor dat geclearde producten en transacties een minder zware concentratielimiet krijgen, waardoor een geldmarktfonds gestimuleerd kan worden te kiezen voor de geclearde variant van financiële derivaten en geldmiddelen. Ook de wijzigingen die de richtlijn aanbrengt in de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten houden hiermee verband. Het verlaagde risico dat aan geclearde derivatentransacties is verbonden wordt voortaan ook meegewogen voor transacties die instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) uitvoeren.
De wijzigingen van de richtlijn kapitaalvereisten en richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen vergen van banken en beleggingsondernemingen dat zij het risico van excessieve blootstellingen aan een CTP meenemen en mitigeren in hun interne governanceregelingen. Anderzijds past de richtlijn de toezichtmaatregelen aan die toezichthouders op grond van deze richtlijnen kunnen nemen. Hierdoor kunnen de toezichthouders voortaan voorschrijven dat banken of beleggingsondernemingen hun blootstellingen aan een CTP verminderen of blootstellingen op hun clearingrekeningen aanpassen, indien de toezichthouder oordeelt dat er sprake is van een buitensporig concentratierisico dat voortvloeit uit blootstellingen aan die CTP.
De verordening heeft rechtstreekse en directe werking in de Nederlandse rechtsorde en is verbindend in al zijn onderdelen. De inhoud van dit uitvoeringsbesluit is daarom relatief summier en ziet alleen op de bevoegdheidsverdeling tussen de toezichthouders DNB en AFM en op de handhaving van de verplichtingen die voortvloeien uit de verordening. Vanwege enkele gewijzigde of nieuw ingevoegde artikelen in EMIR wordt in bijlage 5 BEUv, waar het toezicht op en de handhaving van de naleving van EMIR is geregeld, de bevoegdheidsverdeling tussen de toezichthouders aangepast. Daarnaast wordt in de bijlage de tabel met de handhaafbare artikelen uit de verordening aangepast. Zie hiervoor uitgebreider de artikelsgewijze toelichting.
Daarnaast is artikel 134 het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) aangepast. De begrenzingen voor tegenpartijrisico’s van de icbe bij een transactie in financiële derivaten zijn niet meer afhankelijk van de vraag of de financiële derivaten op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld. In plaats daarvan zijn deze begrenzingen afhankelijk van de vraag of een derivaat centraal is gecleard door een CTP met een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de EMIR-verordening, of met een erkenning als bedoeld in artikel 25 van de EMIR-verordening.
De wijzigingen van de richtlijn kapitaalvereisten en de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen, waarin de richtlijn voorziet, zullen geïmplementeerd worden middels het implementatietraject voor Richtlijn (EU) 2024/161917 die strekt tot wijziging van de richtlijn kapitaalvereisten. De wijzigingen van de richtlijn kapitaalvereisten waarin de onderhavige richtlijn voorziet betreffen namelijk artikelen die ook gewijzigd worden door Richtlijn (EU) 2024/1619. Hiermee wordt een consistente implementatie van de genoemde wijzigingen gewaarborgd.
Dit uitvoeringsbesluit geeft uitvoering aan de verordening en levert geen regeldruk op, aangezien alle verplichtingen rechtstreeks volgen uit de verordening zelf. In de effectbeoordeling die de Europese Commissie heeft opgesteld ten behoeve van het voorstel voor de verordening wordt geschat dat de versimpeling van procedures een gemiddelde kostenbesparing oplevert die neerkomt op € 5–15 miljoen voor alle centrale tegenpartijen in de EU tezamen.18 De verordening en richtlijn bevatten geen lidstaatopties of vrije beleidskeuzes.
De wijzigingen in het BGfo die volgen uit de richtlijn instellingen voor collectieve beleggingen in effecten kunnen positief zijn voor icbe’s, nu geclearde derivatencontracten niet meer meetellen in de concentratierisicolimieten voor dit type ondernemingen. Hierdoor geraken icbe’s mogelijk minder snel de concentratierisicolimieten die voor derivatencontracten gelden. Uit contact met DUFAS19 blijkt dat in de praktijk al veelvuldig gebruik gemaakt wordt van geclearde derivaten, waardoor de positieve materiële effecten van de wijziging gering zullen zijn.
Een ontwerp van het uitvoeringsbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het geen significante gevolgen voor de regeldruk heeft.
DNB en de AFM hebben op verzoek een uitvoeringstoets uitgevoerd. DNB schrijft dat de wijzigingen uit de verordening maar in beperkte mate en incidenteel extra capaciteit vereisen. Deze capaciteit wordt opgevangen binnen het huidige kostenkader. Omdat er nog veel uitwerking op het niveau van gedelegeerde wetgeving plaats moet vinden ter invulling van materiële normen uit de verordening, is de verwachte capaciteitsinzet wel met enige onzekerheid omgeven, aldus DNB. De AFM stipt in haar uitvoeringstoets hetzelfde punt aan. Daarnaast concludeert ook de AFM in haar uitvoeringstoets dat de wijzigingen uit de verordening maar een beperkte toename in capaciteit zullen vergen, die eveneens zal worden opgevangen binnen het huidige kostenkader.
Na de publicatie van het voorstel van de Europese Commissie in maart 2022 is ten behoeve van de standpuntbepaling van Nederland in de onderhandelingen gesproken met de AFM en DNB als toezichthouders op centrale tegenpartijen en daarbij aangesloten clearingleden en cliënten, als ook met ABN AMRO Clearing Bank, de Nederlandsche Vereniging van Banken, Cboe Clear Europe, vertegenwoordiging van de Intercontinental Exchange groep (ICE) en de Europese belangenvereniging voor CTP’s (EACH).
Dit besluit is openbaar geconsulteerd op http://www.internetconsultatie.nl van 12 februari 2025 tot 12 maart 2025.20 Er zijn geen reacties ontvangen.
Het toezicht op EMIR en centrale tegenpartijen is verdeeld tussen DNB en de AFM. DNB is de vergunningverlenende autoriteit en houdt toezicht op prudentiële aspecten van EMIR. De AFM is verantwoordelijk voor het gedragstoezicht. De artikelen 1 tot en met 13 bis bevatten bepalingen over otc-derivaten in het algemeen, waardoor die artikelen relevant zijn voor alle marktpartijen actief op de derivatenmarkt. De verdeling van het toezicht tussen DNB en de AFM volgt voor die artikelen de verdeling op basis van het type onderneming dat aan de bepalingen omtrent otc-derivaten moet voldoen. Zo houdt DNB toezicht voor zover de tegenpartij een bank, herverzekeraar, pensioenfonds of verzekeraar is, en houdt de AFM toezicht op de overige marktpartijen.
In deze bevoegdheidsverdeling wordt een aantal aanpassingen gemaakt. Allereerst zijn er nieuwe artikelen toegevoegd waar zowel DNB, als de AFM toezicht op zal houden, afhankelijk van het type tegenpartij.
Dit betreft ten eerste de posttransactionele risicobeperkingsdiensten uit artikel 4 ter, eerste en tweede lid. Dit betreft specifieke diensten die het risico bij clearing verder kunnen terugdringen en uitgevoerd kunnen worden door vergunninghoudende beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:96 Wft. Omdat verschillende soorten partijen bij dit type transacties betrokken kunnen zijn, houden zowel DNB, als de AFM hier toezicht op.
Artikel 7 bis bevat de verplichting voor marktpartijen om een actieve rekening aan te houden bij een EU CTP. Omdat dit zowel geldt voor ondernemingen onder toezicht van DNB, als ondernemingen onder toezicht van de AFM, wordt artikel 7 bis EMIR aan beide toezichthouders toegewezen. Dit geldt ook voor artikel 7 ter EMIR, dat ziet op een rapportageverplichting voor de onder toezicht staande partijen die op grond van artikel 7 bis EMIR een actieve rekening dienen aan te houden. Als laatste is ook artikel 7 quinquies EMIR toegewezen aan beide toezichthouders. Dit artikel schrijft voor dat, als Nederlandse ondernemingen gebruik maken van de diensten van een overeenkomstig artikel 25 EMIR erkende niet-EU CTP, deze ondernemingen dit rapporteren aan de toezichthouder, inclusief informatie over wat gecleard wordt en aan welke verplichtingen met betrekking tot onderpand en marginbetalingen de ondernemingen gebonden zijn.
Daarnaast zal DNB toezicht houden op artikel 7 sexies EMIR nu deze bepaling ziet op de onder toezicht staande centrale tegenpartijen die maandelijks informatie dienen te verstrekken aan ESMA over onder meer de prudentiële status van de CTP en de rechtstreeks doorgevoerde wijzigingen die de CTP overeenkomstig artikel 15 bis heeft doorgevoerd. De AFM zal toezicht houden op artikel 7 quater EMIR, nu dit artikel ziet op de informatieverstrekking van clearingleden en cliënten aan hun eindgebruikers over de mogelijkheid om hun contracten te clearen via een CTP die in de EU gevestigd is. Daarmee valt dit onder het gedragstoezicht op de financiële markten waarvoor de AFM bevoegd is.
Een andere aanpassing is dat in de opsomming van ondernemingen is opgenomen dat DNB (en dus niet de AFM) toezicht houdt als de tegenpartij een clearinginstelling is. Clearinginstellingen zijn ondernemingen die aangesloten zijn bij centrale tegenpartijen als clearinglid. Dit kunnen zowel banken, beleggingsondernemingen, als ook ondernemingen zijn die alleen maar clearinginstelling zijn (zogenoemde specialised firms). ABN Amro Clearing Bank (AACB) is clearinglid van een veelvoud van CTP’s en is te beschouwen als clearinginstelling.21 Daarnaast zijn er twee buitenlandse clearinginstellingen geregistreerd in Nederland die diensten kunnen verrichten.22 Voor de huidige situatie in Nederland levert deze toevoeging geen verschil op, omdat er op dit moment geen zelfstandige clearinginstelling gezeteld is in Nederland. Niettemin zou het kunnen gebeuren dat een specialised firm zich zetelt in Nederland. Omdat er verschillende vereisten uit EMIR zijn, zoals bijvoorbeeld de clearingverplichting uit artikel 4 bis EMIR en de rapportageverplichting in het nieuwe artikel 7 quinquies EMIR, die aan beide toezichthouders zijn toegewezen, wordt duidelijk gemaakt dat de clearinginstellingen voor de naleving van deze verplichtingen onder het toezichtmandaat van DNB vallen.
Verder bevat de bevoegdheidsverdeling nog twee technische aanpassingen. Allereerst is de opsomming van ondernemingen in alfabetische volgorde opgesomd. Daarnaast is gebleken dat in de opsomming van artikelen waarvoor de AFM bevoegd is bij de overgang naar het huidige besluit een aantal artikelen vervallen zijn uit de opsomming (de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 4 bis en 6 bis, tweede lid). Deze artikelen worden opnieuw toegevoegd aan de opsomming zodat de bevoegdheidsverdeling weer juist is.
In de tabel onder 2 zijn nieuwe en gewijzigde artikelen opgenomen ten aanzien waarvan DNB en de AFM handhavend kunnen optreden, indien zij worden overtreden. Bij overtreding van de bepalingen die opgenomen zijn in de tabel onder 2 kan DNB of de AFM een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. Bij de bestuurlijke boete is tevens een aanduiding van de boetecategorie opgenomen die de maximale boetehoogte bepaalt. In een concreet geval zal de toezichthouder een passende boete bepalen aan de hand van de omstandigheden van het geval, volgens de systematiek die is opgenomen in de artikelen 1 tot en met 4 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. Daarnaast kan het standaard instrumentarium van toezicht en handhaving uit de Wft gebruikt worden door de toezichthouder zoals het geven van een aanwijzing (1:75, eerste en tweede lid, Wft), een tijdelijk verbod voor het bekleden van een functie bij een centrale tegenpartij opleggen (1:87, eerste lid, Wft), de overtreding en de naam van de overtreder openbaar maken (1:94, eerste lid, onderdeel i, Wft), en bij ernstige overtredingen de vergunning intrekken (1:104 Wft).
Vermeldingswaardig is dat in artikel 7 bis, negende lid, en artikel 12, eerste lid bis, EMIR een maximum voor de dwangsom van 3% van de dagomzet wordt voorgeschreven. Dat maximum zal de toezichthouder in acht moet nemen, naast de bepalingen in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht, bij het opleggen van een last onder dwangsom. Omdat deze voorschriften uit de verordening naar hun aard al rechtstreeks werken zijn ze niet overgenomen in het besluit. Hierbij wordt opgemerkt dat de artikelen 7 bis en 12 EMIR de toezichthouder in bepaalde gevallen de verplichting opleggen om te besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. Dit verplichtende karakter vult de evenredigheidsafweging van artikel 3:4 Awb verder in dan gebruikelijk bij sanctionering van overtredingen in het financiële recht, waardoor er sneller sprake zal zijn van handhaving middels een last onder dwangsom of bestuurlijke boete als een overtreding geconstateerd wordt door de toezichthouder.
In artikel 1 BGfo wordt de definitie van financieel derivaat aangepast. Deze definitie verwijst naar artikel 4:60 Wft, waarin inmiddels de definitie van financieel derivaat niet meer is uitgewerkt nu deze definitie naar artikel 1:1 Wft is verplaatst. Met deze wijziging wordt er nu verwezen naar artikel 1:1 Wft voor de definitie.
Artikel 134 BGfo bevat de implementatie van artikel 52 van de richtlijn instellingen voor collectieve beleggingen in effecten. Artikel 52 van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten bevat concentratierisicolimieten voor de risicoblootstelling van een icbe aan haar tegenpartij(en) bij otc-derivatentransacties. Voorheen gold een concentratielimiet voor alle otc-derivaten, ongeacht of zij centraal gecleard werden of niet. Om de veiligheid te benadrukken van het clearen van derivaten bij centrale tegenpartijen zijn voortaan voor de concentratierisico’s voor een icbe alleen nog de otc-derivatentransacties relevant die niet bij een centrale tegenpartijen met EU-vergunning of EU-erkenning gecleard worden. In artikel 134 BGfo wordt telkens de zinsnede «niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld» vervangen door «niet door een centrale tegenpartij met een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de EMIR-verordening of erkend zijn op grond van artikel 25 van de EMIR-verordening worden gecleard». Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat geclearde transacties veiliger worden geacht dan niet-geclearde transacties. Het vroegere onderscheid dat werd gemaakt tussen derivatentransacties die wel of juist niet op een gereglementeerde markt werden verhandeld is hierdoor niet meer relevant.
Dit besluit treedt in werking een dag nadat het gepubliceerd is in het Staatsblad. De verordening is op 24 december 2024 van toepassing geworden, waardoor de aanpassingen van EMIR reeds gelden. Daarom is gekozen voor een zo snel mogelijke inwerkingtredingstermijn van dit besluit. Voor de wijzigingen uit de richtlijn is geen vantoepassingwordingsdatum opgenomen in de richtlijn, alleen een uiterste implementatiedatum van 25 juni 2026. Daarmee kunnen ook de wijzigingen aan het BGfo de dag na publicatie van het Staatsblad waarin het besluit gepubliceerd wordt inwerking treden.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Transponeringstabel behorende bij Verordening (EU) 2024/2987 ter wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, Verordening (EU) nr. 1095/2010, Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) 2017/1131
Afkortingen:
BEUv = Besluit EU-verordeningen Wft
BGfo = Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
Bpr = Besluit prudentiële regels Wft
Rtgs = Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft
Wft = Wet op het financieel toezicht
|
Gewijzigd artikel in Verordening (EU) nr. 648/2012 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
1, 3 en 4 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
4 bis |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
4 ter (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
6 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
7 bis (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
7 ter (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
7 quater (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
7 quinquies (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
7 sexies (nieuw) |
Artikel I, onderdelen A en B |
Geen |
Bevoegdheidsverdeling onder 1 aangepast en artikel toegevoegd aan de tabel onder 2, BEUv |
|
9 en 10 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
11 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
12 en 13 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
14 en 15 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
15 bis (nieuw) |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
|
|
17 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
17 bis (nieuw) |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
17 ter (nieuw) |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
17 quater (nieuw) |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
18 tot en met 21 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
23 bis |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
23 ter (nieuw) |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
|
|
24 tot en met 24 ter |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
25 tot en met 25 ter |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
25 septies |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
25 sexdecies en 25 septdecies |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
26 tot en met 28 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
30 tot en met 32 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
35 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
36 tot en met 38 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
40 en 41 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
44, 46 en 48 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
49 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
49 bis (nieuw) |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
54 |
Artikel I, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing aan de tabel in Bijlage 5, onder 2, BEUv |
|
81 en 92 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
85, 89 en 90 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
Bijlage III |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
– |
|
Gewijzigd artikel in Verordening (EU) nr. 575/2013 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
382 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
Bepaling is reeds opgenomen in bijlage 8, onder 2, BEUv |
|
Gewijzigd artikel in Verordening (EU) 2017/1131 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
2 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
Definitieartikel |
|
14 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
Bepaling is reeds opgenomen in bijlage 22, onder 2, BEUv |
|
17 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
Bepaling is reeds opgenomen in bijlage 22, onder 2, BEUv |
|
Gewijzigd artikel in Verordening (EU) nr. 1095/2010 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
1 |
Behoeft geen uitvoering |
Geen |
De ESMA-verordening ziet alleen op (het functioneren van) ESMA |
Transponeringstabel behorende bij Richtlijn (EU) 2024/2994 ter wijziging van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2013/36/EU en Richtlijn (EU) 2019/2034.
|
Gewijzigd artikel in Richtlijn 2009/65/EG |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
2, eerste lid |
Behoeft geen implementatie |
Geen |
Definitieartikel |
|
52, eerste lid |
Artikel II, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing van artikel 134 BGfo |
|
52, tweede lid, eerste alinea |
Artikel II, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing van artikel 134 BGfo |
|
52, tweede lid, tweede alinea |
Artikel II, onderdeel B |
Geen |
Aanpassing van artikel 134 BGfo |
|
Gewijzigd artikel in Richtlijn 2013/36/EU |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
74, eerste lid |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht in artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Wft en artikel 17 Bpr |
Geen |
|
|
76, tweede lid |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht middels een dynamische verwijzing naar artikel 76, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten in artikel 23b Bpr |
Geen |
|
|
81 |
Artikel 1a Rtgs |
Geen |
Wordt geïmplementeerd bij ministeriële regeling ter implementatie van Richtlijn (EU) 2024/1619 |
|
100, vijfde lid |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie: Bepaling gericht tot EBA |
Geen |
|
|
104, eerste lid, onderdeel o |
Artikel 3:111a Wft |
Geen |
Wordt geïmplementeerd middels een in voorbereiding zijnd wetsvoorstel ter implementatie van Richtlijn (EU) 2024/1619 |
|
Gewijzigd artikel in Richtlijn (EU) 2019/2034 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
3, eerste lid |
Behoeft geen implementatie: Definities worden niet gebruikt |
Geen |
|
|
26, eerste lid |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht door dynamische verwijzing naar artikel 26 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen in artikel 23a, onderdeel a, Bpr. |
Geen |
|
|
29, eerste lid, onderdeel e |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht door dynamische verwijzing naar artikel 26 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen in artikel 23a, onderdeel a, Bpr. |
Geen |
|
|
29, eerste lid, tweede alinea |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht door dynamische verwijzing naar artikel 26 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen in artikel 23a, onderdeel a, Bpr. |
Geen |
|
|
36, eerste lid |
Artikel 1a Rtgs |
Geen |
Wordt geïmplementeerd bij ministeriële regeling ter implementatie van Richtlijn (EU) 2024/1619 |
|
39, tweede lid, aanhef |
Behoeft geen implementatie: bestaand recht in artikel 3:111a.0, eerste lid, jo. 3:17 Wft |
Geen |
|
|
39, tweede lid, onderdeel n |
Artikel 3:111a.0 Wft |
Geen |
Wordt geïmplementeerd middels een in voorbereiding zijnd wetsvoorstel ter implementatie van Richtlijn (EU) 2024/1619 |
|
Artikel in Richtlijn (EU) 2024/2994 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
|
4 |
Behoeft geen implementatie |
Geen |
Uiterlijke omzettingstermijn |
|
5 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Geen |
Inwerkingtredingsbepaling |
|
6 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Geen |
Adresseringsbepaling |
Verordening (EU) 2024/2987 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstellingen aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie.
Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters. Hierna wordt met «EMIR» de geconsolideerde versie van EMIR aangeduid, inclusief de wijzigingen uit de verordening.
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie.
Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.
Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen
De clearingverplichting is het vereiste om, op het moment dat een partij de drempelwaarde overschrijdt in de hoeveelheid derivatentransacties, bepaalde type derivatentransacties centraal te clearen.
Richtlijn (EU) 2024/2994 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2013/36/EU en (EU) 2019/2034 wat betreft de behandeling van het concentratierisico dat voortvloeit uit blootstellingen aan centrale tegenpartijen en het risico van tegenpartijen bij centraal geclearde derivatentransacties.
Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's).
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG.
Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU.
Naast centrale clearing via CTP’s bestaat er ook bilaterale clearing. Hierna wordt «clearing» gebruikt om centrale clearing via een CTP aan te duiden.
EMIR bevat ook regels omtrent transactieregisters, maar in de desbetreffende bepalingen zijn geen wijzigingen aangebracht. Dit gedeelte van EMIR wordt daarom niet besproken in deze toelichting.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad van [xxxx] tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstellingen aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie (COM(2022)697).
Op dit moment zijn er slechts twee CTP’s, beiden in het Verenigd Koninkrijk, aangemerkt als Tier 2 CTP’s.
De verplichting om een actieve rekening aan te houden gaat gelden voor financiële en niet-financiële tegenpartijen die onderhevig zijn aan de clearingverplichting volgend uit EMIR en de drempelwaarde voor clearing overstijgen in een van de derivatenklassen die door ESMA zijn aangewezen als substantieel systeemrelevant voor de EU.
Richtlijn (EU) 2024/1619 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s.
Europese Commissie Impact Assessment Report accompanying the documents Proposal for a
Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulations (EU) No 648/2012, (EU) No 575/2013 and (EU) 2017/1131 as regards measures to mitigate excessive exposures to third-country central counterparties and improve the efficiency of Union clearing markets and Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council amending Directives 2009/65/EU, 2013/36/EU and (EU) 2019/2034 as regards the treatment of concentration risk towards central counterparties and the counterparty risk on centrally cleared derivative transactions SWD(2022) 698, p. 94-95.
Op grond van artikel 2:4, tweede lid, Wft hoeft AACB geen zelfstandige clearinginstelling-vergunning te hebben nu zij reeds een bankvergunning heeft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-187.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.