Besluit van 18 juni 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën nr. 2025-0000167649;

Gelet op artikel 14 van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 juni 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit koninklijk besluit wordt geregeld dat de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling (hierna: de wet) met ingang van 1 juli 2025 in werking zal treden. In de wet is het tegemoetkomingsbeleid vastgelegd voor burgers van wie een verzoek tot medewerking aan buitengerechtelijke schuldregeling (hierna: MSNP-verzoek) door de Belastingdienst onterecht is afgewezen. In de periode 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2021 heeft de Belastingdienst – al dan niet namens de Dienst Toeslagen – MSNP-verzoeken onterecht afgewezen op basis van gehanteerde grensbedragen, een kwalificatie opzet/grove schuld, een registratie in de Fraude Signalering Voorziening of een fraude-indicatie. Achteraf bezien is het onjuist geweest dat verzoeken enkel op één van de eerdergenoemde gronden zijn afgewezen. Een onterechte afwijzing kan vergaande gevolgen voor de betreffende burgers hebben gehad. Burgers kunnen bijvoorbeeld in de dwanginvordering of persoonlijk faillissement terecht zijn gekomen. Daarnaast is een groep burgers van wie een MSNP-verzoek ten onrechte is afgewezen, door de onterechte afwijzing pas (veel) later of helemaal niet toegelaten tot een schuldregeling. Het in de wet vastgelegde tegemoetkomingsbeleid voorziet in een financiële tegemoetkoming voor alle burgers van wie een MSNP-verzoek onterecht is afgewezen. Daarnaast voorziet de wet in de mogelijkheid om voor burgers van wie een MSNP-verzoek onterecht is afgewezen en die later niet zijn toegelaten tot een schuldregeling, alsnog een schuldenvrije start te kunnen creëren. Met het in de wet vastgelegde tegemoetkomingsbeleid wordt recht gedaan aan de fout die de Belastingdienst heeft gemaakt en is er sprake van erkenning van leed van de getroffen burgers.

Gezien de gevolgen die een onterechte afwijzing voor burgers heeft kunnen hebben in combinatie met de omstandigheid dat sinds de onterechte afwijzing al meer dan tien jaar kan zijn verstreken, wordt het wenselijk geacht dat de Belastingdienst het tegemoetkomingsbeleid op zeer korte termijn daadwerkelijk gaat toepassen. Daarnaast wacht een groep getroffen burgers al jaren op een oplossing voor hun problematische schulden. Met het tegemoetkomingsbeleid kan mogelijk alsnog een schuldenvrije start worden gecreëerd voor burgers die na de onterechte afwijzing niet zijn toegelaten tot een schuldregeling. Deze burgers kunnen zich thans (nog steeds) in een benarde situatie bevinden. Gelet hierop is gekozen voor inwerkingtreding per 1 juli 2025. Als gevolg van de wens om getroffen burgers zo snel mogelijk tegemoet te kunnen komen wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn en bedraagt de termijn tussen de publicatiedatum van de wet en het tijdstip van inwerkingtreding minder dan twee maanden. Voldoen aan deze voorwaarde zou betekenen dat de wet op zijn vroegst – met inachtneming van de vaste verandermomenten − per 1 januari 2026 in werking kan treden. Een latere inwerkingtreding dan 1 juli 2025 betekent dat getroffen burgers nog langer moeten wachten op een tegemoetkoming en het mogelijk creëren van een schuldenvrije start, hetgeen onwenselijk wordt geacht.

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

Naar boven