Besluit van 6 mei 2025 tot wijziging van het Algemeen douanebesluit in verband met de invoering van de Wet cameratoezicht douane (Besluit cameratoezicht douane)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 februari 2025, nr. 2025-0000039039;

Gelet op artikel 1:23h van de Algemene douanewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2025, nr. W06.25.00032/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2025, nr. 2025-0000120669;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen douanebesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1 wordt «1:19» vervangen door «1:19, 1:23h».

B

Na afdeling 1.2 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 1.2A VERWERKING PERSOONSGEGEVENS BIJ HET GEBRUIK VAN CAMERA’S

Artikel 1:4a

De overeenkomst, bedoeld in artikel 1:23a, zesde lid, van de Algemene douanewet, niet zijnde een overeenkomst als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119), regelt in ieder geval:

  • a. de wijze waarop en de mate waarin de inspecteur over de camera waarbij persoonsgegevens worden verwerkt kan beschikken;

  • b. welke passende algemeen aanvaarde beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1:23g, eerste lid, van de Algemene douanewet worden getroffen met betrekking tot:

    • 1°. de fysieke toegang van de gemandateerden, bedoeld in dat lid, tot de ruimte waarin de camerabeelden kunnen worden bekeken; of

    • 2°. de overdracht van de camerabeelden aan de inspecteur;

  • c. de procedures bij wijzigingen in apparatuur, software of procedures die betrekking hebben op het verlenen van toegang dan wel overdracht van de camerabeelden aan de inspecteur;

  • d. op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan artikel 1:23g, tweede lid, van de Algemene douanewet;

  • e. de medewerking aan de audit, bedoeld in artikel 1:23g, vierde lid, van de Algemene douanewet.

Artikel 1:4b

De inspecteur legt vast:

  • a. de tijdvakken waarin de camera’s waarbij persoonsgegevens kunnen worden verwerkt worden gebruikt voor de taken en de doelen, bedoeld in de artikelen 1:23a tot en met 1:23f van de Algemene douanewet;

  • b. de namen van de ambtenaren die de camerabeelden waarbij persoonsgegevens kunnen worden verwerkt inzien en het tijdvak, bedoeld in onderdeel a, waarin;

  • c. het aantal gevallen en de aanleiding waarbij de persoonsgegevens zijn gebruikt voor het identificeren van natuurlijke personen voor de persoonlijke veiligheid van een ambtenaar of zijn directe omgeving, bedoeld in artikel 1:23a, derde lid, van de Algemene douanewet, en wat met die persoonsgegevens is gedaan;

  • d. de dringende gevallen waarvoor toestemming is gevraagd, bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, onderdeel d, van de Algemene douanewet, onder vermelding van de reden, waar de camera’s op werden gericht dan wel in of op welke locaties deze werden ingezet en de resultaten van het gebruik van die camera’s;

  • e. welke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1:23g, eerste lid, van de Algemene douanewet zijn genomen;

  • f. welke ambtenaren zijn gemandateerd als bedoeld in artikel 1:23g, eerste lid, van de Algemene douanewet;

  • g. het tijdstip en de wijze van vernietiging van de persoonsgegevens die zijn verkregen met camera’s, bedoeld in artikel 1:23g, derde lid, van de Algemene douanewet;

  • h. indien de persoonsgegevens die zijn verkregen met camera’s niet binnen vier weken nadat ze zijn verkregen zijn vernietigd, de reden waarom en een verwijzing naar het daarbij behorende dossier;

  • i. indien ingevolge een bij of krachtens de wet bestaande verplichting de persoonsgegevens die zijn verkregen met camera’s zijn verstrekt, aan wie deze zijn verstrekt onder vermelding van de grondslag daarvan;

  • j. de eventuele inbreuken op de wet- en regelgeving, die zich hebben voorgedaan ten aanzien van het gebruik van camera’s waarbij persoonsgegevens worden verwerkt.

Artikel 1:4c
  • 1. Het cameraplan, bedoeld in artikel 1:23g, vijfde lid, van de Algemene douanewet, geeft inzicht in de camera’s die de inspecteur gebruikt waarbij persoonsgegevens kunnen worden verwerkt en beschrijft:

    • a. de locaties, bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, onderdelen a en b, van de Algemene douanewet, waar gebruik kan worden gemaakt van vaste camera’s;

    • b. het voorgenomen aantal te gebruiken vaste camera’s per locatie of gebied;

    • c. de locaties, bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, onderdelen a en b, van de Algemene douanewet, waar en de situaties waarin mobiele camera’s kunnen worden ingezet; en

    • d. een onderbouwing voor de voorgenomen inzet van camera’s, tenzij de melding de effectiviteit van het beperken van risico’s ernstig kan benadelen.

  • 2. Het cameraplan ziet op zowel eigen camera’s als die van personen of instellingen die geen inspecteur of ontvanger zijn.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit cameratoezicht douane.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 mei 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

Uitgegeven de negende mei 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Het Algemeen douanebesluit (Adb) wordt aangepast in verband met de wijzigingen in de Algemene douanewet (Adw) als gevolg van de Wet cameratoezicht douane. Hierbij is een expliciete wettelijke grondslag in de Adw opgenomen voor het verwerken van persoonsgegevens bij het gebruik van camera’s door de inspecteur van de douane met de daarbij behorende waarborgen en voorwaarden. Hierbij is tevens een delegatiegrondslag opgenomen waarin wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld voor de juiste uitvoering en toepassing van de artikelen 1:23a tot en met 1:23g Adw. Daarbij is bepaald dat in ieder geval regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van het cameraplan, waaronder de onderbouwing voor de inzet van camera’s waarbij mogelijk persoonsgegevens worden verwerkt. Door middel van de onderhavige wijziging van de Adb wordt uitvoering gegeven aan die delegatiebepaling.

Advies Autoriteit Persoonsgegevens

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is geraadpleegd over de conceptwijziging van het Adb. De AP heeft geadviseerd om in artikel 1:4c Adb helder aan te geven op welke wijze en in welke mate van detail de locaties en situaties waar(in) mobiele camera’s kunnen worden ingezet, worden opgenomen in het cameraplan, en daarbij ook voor te schrijven dat de inzet van die mobiele camera’s via de website van de douane zal worden gemeld. Daarnaast heeft de AP geadviseerd om in de toelichting aandacht te besteden aan de vraag of de bij het cameratoezicht ingeschakelde derden eventueel moeten worden beschouwd als verwerkers in de zin van de AVG en welke consequenties dit heeft voor artikel 1:4a Adb.

Het advies is deels opgevolgd. Alhoewel in de Adw reeds is vermeld op welke locaties en in welke gevallen camera’s mogen worden ingezet, wordt in artikel 1:4c Adb expliciet opgenomen dat het cameraplan hiervan ook melding maakt. Daarbij maakt het cameraplan tevens melding van het voorgenomen aantal vaste camera’s per locatie en de situaties en locaties waarin mobiele camera’s kunnen worden ingezet. Echter, in tegenstelling tot het advies van de AP wordt het niet mogelijk en wenselijk geacht om in alle gevallen meer details over de inzet van mobiele camera’s via de website van de douane te vermelden omdat dit gaat over controle- en toezichtstrategische informatie. Dit zou de effectiviteit van het beperken van risico’s ernstig kunnen benadelen. Hierbij speelt tevens dat het niet mogelijk is om de inzet tot in detail een jaar vooruit te plannen. De inspecteur weet bijvoorbeeld niet ruim van tevoren welke goederen die een mogelijk risico inhouden het douanegebied van de Europese Unie worden binnengebracht. Hij moet dan werken in de actualiteit en op dat moment een besluit nemen of er een mobiele camera zal worden ingezet.

De mobiele camera’s, waarmee meestal drones die zijn uitgerust met een camera worden bedoeld, worden onder meer ingezet om toezicht uit te oefenen in havengebieden en die inzet kan samenhangen met risicovolle situaties in relatie tot het onttrekken van goederen aan het douanetoezicht (bijvoorbeeld toezicht tussen containers of in een gevaarlijke omgeving om uithalers van goederen, waarvan het binnenbrengen in het douanegebied verboden is, te kunnen waarnemen). Ook worden drones met een camera ingezet voor het toezicht boven binnenwateren en langs de kust, gericht op de zee, dit met het oog op mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot goederen (bijvoorbeeld smokkel). In deze gevallen is een bepaalde mate van onvoorspelbaarheid gewenst, om te voorkomen dat door betrokkenen op voorhand rekening gehouden kan worden met de inzet van die drones, of dat die drones gemanipuleerd kunnen worden.

Daarnaast is artikel 1:4a Adb en de daarbij behorende toelichting uitgebreid om meer duidelijkheid te creëren over twee situaties: 1) de verhouding tussen een derde die zelfstandig als verwerker met eigen doeleinden moet worden aangemerkt in de zin van de AVG1, al dan niet in samenhang met de Uitvoeringswet AVG2 en dus niet de insteek heeft namens de inspecteur persoonsgegevens te verwerken, en 2) een derde die namens de inspecteur in zijn opdracht persoonsgegevens verwerkt en daarbij uitvoering geeft aan een met de inspecteur afgesloten overeenkomt in de zin van artikel 28, derde lid, AVG. De overeenkomsten, die zien op situatie 1 worden geregeld in artikel 1:4a Adb. Overeenkomsten uit situatie 2 worden geregeld in artikel 28, derde lid, AVG.

Budgettaire aspecten

De maatregel in dit voorstel heeft geen budgettaire gevolgen.

Uitvoeringsgevolgen douane

Er heeft een uitvoeringstoets plaatsgevonden door de Douane: het voorstel is uitvoerbaar.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1:1 van het Algemeen douanebesluit)

In artikel 1:1 Adb zijn de delegatiegrondslagen vermeld waarop het Adb is gebaseerd. Met betrekking tot de in het Adb in te voegen afdeling 1.2A wordt de delegatiegrondslag waarop die afdeling is gebaseerd ingevoegd in artikel 1:1 Adb. In deze betreft het artikel 1:23h Adw.

Artikel I, onderdeel B (afdeling 1.2A van het Algemeen douanebesluit)

In het Adb wordt na afdeling 1.2 een afdeling ingevoegd, afdeling 1.2A Verwerken persoonsgegevens bij het gebruik van camera’s. De plaats van de in het Adb in te voegen afdeling is zo gekozen dat de Adb de volgorde van de geregelde onderwerpen van de Adw volgt.

Hierna wordt per artikel van genoemde afdeling 1.2A een toelichting gegeven.

Artikel 1:4a

Als gebruik wordt gemaakt van camera’s van personen en instellingen die geen inspecteur of ontvanger zijn, schrijft artikel 1:23a, zesde lid, Adw voor dat daartoe een overeenkomst moet worden afgesloten tussen de inspecteur en die persoon of instelling. Deze overeenkomst kan twee gedaanten aannemen. De eerste vorm is dat de inspecteur gebruik maakt van de camerabeelden waarbij persoonsgegevens zijn verwerkt die zijn vastgelegd door een derde. De initiële verwerking, zoals het maken van de beelden, geschiedt ten behoeve van doeleinden van en onder verantwoordelijkheid van die derde. De tweede vorm is wanneer de derde namens de inspecteur camerabeelden maakt waarbij persoonsgegevens worden verwerkt. Van deze tweede vorm is ook sprake wanneer de derde niet alleen namens de inspecteur camerabeelden maakt, maar bijvoorbeeld ook namens andere handhavers. De inhoud van de overeenkomst wanneer sprake is van de eerste vorm wordt uitgewerkt in artikel 1:4a Adb. De overeenkomst wanneer sprake is van de tweede vorm is uitgewerkt in artikel 28, derde lid, AVG.

In het geval van de eerste vorm moeten deze derden een eigen wettelijke grondslag hebben voor de inzet van camera’s waarbij persoonsgegevens worden verwerkt. Die grondslag kan rechtstreeks op de AVG zijn gebaseerd maar kan ook een nationale grondslag hebben indien de AVG dat heeft voorgeschreven. Voor die initiële verwerking door die derde bieden de Adw en het Adb derhalve geen grondslag. Een voorbeeld van deze vorm kan zijn het gebruik maken door de inspecteur van de ANPR3-beelden van Rijkswaterstaat of politie.

De Adw en de Adb regelen – in het geval van camerabeelden waarbij persoonsgegevens door een derde op basis van diens eigen rechtsgrondslag uit de AVG of op grond van nationale wetgeving zijn verwerkt – de grondslag voor de verdere verwerking door de inspecteur. De verantwoordelijkheid van de initiële verwerking blijft dan ook bij die derde liggen. De verwerkingsverantwoordelijke op basis van de Adw, de Minister van Financiën, neemt pas de verantwoordelijkheid op zich op het tijdstip dat de verwerkte persoonsgegevens worden gedeeld met de inspecteur. De overeenkomst tussen de douane en deze derde moet dan voldoen aan de eisen, genoemd in de Adw en het Adb, met name het onderhavige artikel 1:4a Adb. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vanaf het moment dat de inspecteur de bewuste camerabeelden overneemt tot en met het moment dat die overgenomen camerabeelden worden vernietigd. De betrokken derde is verwerkingsverantwoordelijke voor de eerste registratie van de persoonsgegevens op de camerabeelden tot en met het moment dat hij deze heeft vernietigd of heeft overgedragen aan de inspecteur.

In het geval van de tweede vorm, waarbij de inspecteur de initiële verwerking van het maken van camerabeelden waarbij persoonsgegevens worden verwerkt uitbesteedt aan een derde, zodat de camerabeelden worden gemaakt (mede) namens de inspecteur, dan moet die overeenkomst voldoen aan de eisen gesteld in artikel 28, derde lid, AVG en de Adw. De derde treedt dan in een beperkt mandaat op als inspecteur. De verwerkingsverantwoordelijke, in dit geval de Minister van Financiën, is dan verantwoordelijk vanaf de eerste registratie van de persoonsgegevens op de camerabeelden tot en met de vernietiging daarvan.

In het artikel 1:4a Adb worden alleen regels gegeven die ten minste in de overeenkomst moeten worden opgenomen indien de inspecteur niet de initiële verwerker is van de persoonsgegevens die worden vastgelegd op de camerabeelden. Deze zijn:

  • a. De inspecteur kan op verschillende wijzen beschikken over de camera’s, en daarmee de camerabeelden, van derden. Ook de mate waarin de inspecteur over de beelden kan beschikken kan verschillen. Hierover moeten in de overeenkomst afspraken worden vastgelegd. Het is bijvoorbeeld een mogelijkheid dat de inspecteur daadwerkelijk (een kopie van) de beelden overgedragen krijgt. Maar het kan ook zo zijn dat de inspecteur de beelden alleen kan inzien of uitsluitend op verzoek beelden overgedragen krijgt. Voor wat betreft de mate waarin de inspecteur over de camera kan beschikken zijn er ook verschillende mogelijkheden. Bijvoorbeeld alleen op bepaalde uren van de dag of fulltime en real time, eventueel met de mogelijkheid een camerarichting te verzoeken of in te zoomen.

  • b. Ingevolge artikel 32 AVG moet de verwerking van persoonsgegevens door de inspecteur worden beveiligd. Naast het feit dat de initiële verwerker al uit hoofde van dat artikel een verantwoordelijkheid heeft moeten er ook in de overeenkomst de beveiligingsmaatregelen worden vastgelegd die van toepassing zijn vanaf het moment dat de inspecteur over de beelden kan beschikken. Hiertoe moeten er afspraken worden gemaakt over passende technische en organisatorische maatregelen die een op het risico afgestemd beveiligingsniveau kunnen waarborgen. Deze maatregelen zullen verschillen afhankelijk of er fysiek toegang gegeven wordt tot een ruimte waarin de beelden worden gekeken of dat de camerabeelden worden overgedragen aan de inspecteur.

  • c. Er moeten in de overeenkomst adequate procedures worden opgenomen in het geval van wijzigingen in apparatuur, software of procedures die de beveiliging van de persoonsgegevens verkregen door middel van de betrokken camera’s zouden kunnen beïnvloeden. Dit voor zover het ziet op de wijze waarop de inspecteur over de camera’s, en de beelden, kan beschikken. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden dat voor bepaalde wijzigingen vooraf toestemming moet worden gevraagd, waardoor de verwerkingsverantwoordelijke kan toetsen of de wijziging aanvaardbaar is.

  • d. Op grond van artikel 1:23g, tweede lid, Adw moet de aanwezigheid van vaste camera’s waarbij persoonsgegevens zouden kunnen worden verwerkt op een duidelijke wijze kenbaar worden gemaakt. Dit geldt ook voor de vaste camera’s van derden waarvan de inspecteur gebruik maakt. Hierover moeten in de overeenkomst afspraken worden gemaakt.

  • e. Onderdeel van de overeenkomst met personen of instellingen die geen inspecteur of ontvanger zijn, is dat deze meewerken aan de audit op privacy- en integriteitsaspecten die de Minister van Financiën minimaal eenmaal per jaar uitvoert ingevolge artikel 1:23g, vierde lid, Adw. Deze medewerking, die zich zal richten op de nakoming van de overeenkomst, kan onontbeerlijk zijn om een volledige en goede audit uit te voeren.

Artikel 1:4b

In artikel 1:4b Adb wordt aangegeven wat de inspecteur moet vastleggen teneinde te kunnen waarborgen dat wordt voldaan aan de voorwaarden van het gebruik van camera’s waarmee persoonsgegevens kunnen worden verwerkt. De vereiste gegevens kunnen een belangrijke rol spelen bij de jaarlijks audit op privacy- en integriteitsaspecten.

Door middel van de vastleggingen zoals opgenomen in de onderdelen a, b, en f kan worden vastgesteld wanneer camerabeelden worden gemaakt en welke ambtenaar op welk moment toegang heeft gehad tot de camera en camerabeelden. Dit kan bijvoorbeeld vastgelegd worden door middel van logging.

Onderdeel c vereist het vastleggen van het aantal gevallen en de aanleiding waarbij persoonsgegevens zijn gebruikt voor het identificeren van natuurlijke personen voor de persoonlijke veiligheid van een ambtenaar of zijn directe omgeving. Ook moet worden vastgelegd wat er vervolgens met die persoonsgegevens is gedaan. Deze vastleggingen kunnen bijdragen aan het veiligheidsbeleid van de douane.

Onderdeel d bepaalt dat de dringende gevallen waarvoor toestemming is gevraagd, bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, onderdeel d, Adw, moeten worden vastgelegd. Het betreft hier wat de reden was voor het geven van de toestemming, waar de camera’s op werden gericht dan wel in of op welke locaties deze werden ingezet en de resultaten van het gebruik van de camera’s.

Onderdeel e van dit artikel vereist een vastlegging van de beveiligingsmaatregelen die zijn genomen op grond van artikel 1:23g, eerste lid, Adw.

Op grond van onderdeel g moet er steeds een vastlegging worden gemaakt wanneer en op welke wijze er persoonsgegevens, vastgelegd op camerabeelden, zijn vernietigd. Indien persoonsgegevens die zijn verkregen met camera’s niet binnen vier weken nadat ze zijn verkregen zijn vernietigd, wordt dit op grond van onderdeel h vastgelegd. Hiervan kan op grond van artikel 1:23g, derde lid, Adw sprake van zijn als de persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de afhandeling van de uitkomsten van een douanecontrole. Hierbij moet de inspecteur een verwijzing aanbrengen naar het desbetreffende dossier dat bij die afhandeling hoort.

Onderdeel i regelt dat indien een bij of krachtens de wet bestaande verplichting persoonsgegevens die verkregen zijn met camera’s worden verstrekt, wordt dit vastgelegd door de inspecteur. Vastgelegd wordt welke gegevens zijn verstrekt en aan wie, onder vermelding van de wettelijke grondslag.

De eventuele inbreuken op wet- en regelgeving die moeten worden vastgelegd, zoals genoemd in onderdeel j, kunnen bijvoorbeeld blijken bij monitoring en interne controles. Voorbeelden van inbreuken zijn het verwerken van persoonsgegevens voor een ander doel dan genoemd in artikel 1:23a, tweede lid, Adw, of het zonder toestemming inzetten van camera’s in of op andere locaties dan bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, Adw. Deze vastlegging heeft tot doel te bezien of er maatregelen moeten worden genomen of moeten worden aangescherpt.

Artikel 1:4c

In aanvulling op het algemene gedeelte van deze nota van toelichting kan nog het volgende worden opgemerkt. Het, jaarlijks voor 1 januari op te stellen, cameraplan geeft inzicht in de vaste en mobiele camera’s die de douane gebruikt en waarbij mogelijk persoonsgegevens zouden kunnen worden verwerkt. Het cameraplan beschrijft het soort locaties waar cameratoezicht wordt of kan worden ingezet, het aantal gebruikte vaste camera’s per locatie, en de situaties en locaties waarin mobiele camera’s kunnen worden ingezet. De duur van de (voorgenomen) inzet van camera’s wordt hierbij genoemd. Onder locatie wordt begrepen de locaties, bedoeld in artikel 1:23a, vierde lid, onderdelen a en b, Adw. Het cameraplan omvat zowel eigen camera’s als die van personen of instellingen die geen inspecteur of ontvanger zijn.

Het cameraplan bevat daartoe een overzicht van vaste camera’s die zijn geplaatst of ingezet of die worden geplaatst of ingezet in het komende jaar. Hierbij gaat het om een opgave van de aantallen en de gebieden waar vaste camera’s zijn of worden geplaatst. Aangezien het hierbij gaat om controle- en toezichtstrategische informatie, wordt voor het openbare cameraplan alleen de globale plaatsbepaling vermeld. Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat de te gebruiken camera’s worden gemanipuleerd door derden. Daarnaast bevat het cameraplan een opgave van het aantal mobiele camera’s, onderscheiden naar soort (bijv. camera aan een drone, of op een boot), dat kan worden ingezet en de soort gebieden waar deze camera’s kunnen worden ingezet. Ook voor deze camera’s gaat het om een globale plaatsbepaling. Bij de onderbouwing van de beoogde inzet wordt aangegeven hoe wordt voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, bedoeld in artikel 1:21 Adw. Dit kan mede dienstig zijn aan de audit op privacyaspecten, bedoeld in artikel 1:23g, vierde lid, Adw.

Van het vaststellen van het cameraplan wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Het plan wordt gepubliceerd op de website van de douane. Hiermee wordt een optimale transparantie richting de burger gegeven over de mogelijke inzet en gebruik van camera’s waarmee persoonsgegevens kunnen worden verwerkt.

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

X Noot
2

De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verklaart via een schakelbepaling (artikel 3) de AVG mede van toepassing op die terreinen die niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht vallen. Hierna zal alleen de AVG worden genoemd waar beide regelingen worden bedoeld.

X Noot
3

ANPR is automatische kentekenplaatherkenning. De afkorting ANPR staat voor de Engelse term Automatic Number Plate Recognition.

Naar boven