Besluit van 15 februari 2024, houdende wijziging van het Besluit digitale overheid in verband met regels over directe bevraging van de gezagsmodule

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 oktober 2023, nr. 2023-0000590819/CZW/SB;

Gelet op de artikelen 5, vijfde lid, en 16, vierde lid van de Wet digitale overheid;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2023, nr. W04.23.00308/I);

Gezien het nader rapport van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 februari 2023 nr. 2024-0000042489/CZW/SB;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit digitale overheid wordt als volgt gewijzigd

A

In artikel 1 wordt in de definities binnen de alfabetische volgorde ingevoegd:

afnemer van de gezagsmodule:

een bestuursorgaan dat of aangewezen organisatie die bij de gezagsmodule een verzoek indient om een gezagsverklaring;.

B

Artikel 3b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van de gezagsmodule voor het verstrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 7b, onderdeel b, de volgende persoonsgegevens over:

    • a. de persoon waarop het verzoek ziet:

      • 1. de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortegegevens en de reden voor de opschorting van de verwerking van de gegevens op de persoonslijst in de basisregistratie personen;

      • 2. een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt of tot een persoon kan worden herleid, waaronder het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan of het door de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel, uniek toegekende nummer aan een rechtspersoon of een onderneming die in Nederland is gevestigd en toebehoort aan een natuurlijke persoon;

      • 3. gegevens over de familierechtelijke betrekkingen van de persoon waarop het verzoek ziet, voor zover deze relevant zijn om ouderlijk gezag vast te stellen;

      • 4. gegevens betreffende de inschrijving van de desbetreffende persoon in de Basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

      • 5. gegevens betreffende de ouderlijk gezagsrelatie tussen de persoon waarop het verzoek ziet en leden van de familie van die persoon;

    • b. een persoon waarmee de persoon waarop het verzoek ziet een ouderlijk gezagsrelatie heeft;

      • 1. de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortegegevens en de reden voor de opschorting van de verwerking van de gegevens op de persoonslijst in de basisregistratie personen;

      • 2. een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt of tot een persoon kan worden herleid, waaronder het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan of het door de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel, uniek toegekende nummer aan een rechtspersoon of een onderneming die in Nederland is gevestigd en toebehoort aan een natuurlijke persoon;

      • 3. gegevens over de familierechtelijke betrekkingen van de persoon waarop het verzoek ziet, voor zover deze relevant zijn om ouderlijk gezag vast te stellen;

      • 4. gegevens betreffende de inschrijving van de desbetreffende persoon in de Basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

      • 5. gegevens betreffende eventuele beperkingen van de handelingsbevoegdheid van de desbetreffende persoon;

      • 6. gegevens betreffende de ouderlijk gezagsrelatie tussen de desbetreffende persoon en de persoon waarop het verzoek ziet.

    • c. afnemers van de gezagsmodule: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de afnemer van de gezagsmodule, waaronder, indien van toepassing, de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van de bevoegdheidsverklaringsdienst en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.

C

Artikel 7b komt te luiden:

Artikel 7b. Verstrekkingen in verband met de gezagsmodule

Onze Minister verstrekt uit de gezagsmodule:

  • a. aan de bevoegdheidsverklaringsdienst, indien sprake is van een ouderlijk gezagsrelatie tussen de beoogd vertegenwoordiger en de beoogd vertegenwoordigde:

    • 1. het burgerservicenummer van de beoogd vertegenwoordiger en de beoogd vertegenwoordigde; en

    • 2. een bevestiging van het bestaan van een ouderlijk gezagsrelatie tussen de beoogd vertegenwoordiger en de beoogd vertegenwoordigde;

  • b. op verzoek van een afnemer van de gezagsmodule aan die afnemer:

    • 1. een overzicht van de burgerservicenummers van de personen met ouderlijk gezag over de persoon waarop het verzoek ziet;

    • 2. een overzicht van de burgerservicenummers van de personen waarover de persoon waarop het verzoek ziet ouderlijk gezag heeft; of

    • 3. indien sprake is van een ouderlijk gezagsrelatie tussen de personen waarop het verzoek ziet, een bevestiging van het bestaan van die ouderlijk gezagsrelatie en het soort ouderlijk gezag onder vermelding van de burgerservicenummers van die personen.

D

Aan artikel 12b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid worden de gegevens over afnemers, bedoeld in artikel 3b, tweede lid, onderdeel c, bewaard voor de duur van het gebruik door de afnemer, en daarna maximaal vijf jaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 februari 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Uitgegeven de zesde maart 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In het Besluit digitale overheid is geregeld dat een module, de gezagsmodule, op basis van gegevens in de Basisregistratie personen een verklaring kan opstellen over gezag van een specifieke persoon over een minderjarige. Deze verklaring kan worden gebruikt bij de beslissing van (semi-)overheidsinstanties (hierna: publieke dienstverleners) om ouders toegang te verlenen tot elektronische overheidsdiensten voor degene waarover zij gezag uitoefenen.

Met dit besluit wordt geregeld dat de gezagsmodule ook rechtstreeks door publieke dienstverleners kan worden gebruikt om een verklaring te krijgen over de personen die bevoegd zijn om namens een minderjarige te handelen. Daarvoor wordt het Besluit digitale overheid gewijzigd en worden de verwerkingsgrondslagen en andere juridische randvoorwaarden toegevoegd die het afgeven van deze verklaringen mogelijk maken.

2. Juridisch kader

Artikel 3b van het Besluit digitale overheid regelt al dat een gezagsmodule via de bevoegdheidsverklaringsdienst aan publieke dienstverleners een verklaring kan afgeven over de vraag of een persoon gezag heeft over een andere persoon. Die regels zijn behalve op artikel 16 van de Wet digitale overheid ook gebaseerd op artikel 5, vijfde lid, van die wet. Dat artikel biedt een basis voor het inrichten, in stand houden en de werking van aanvullende voorzieningen van de generieke digitale infrastructuur.

3. Verwerking persoonsgegevens

Op de verwerking van persoonsgegevens is de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de gegevens die voor het rechtstreeks gebruik van de gezagsmodule worden verwerkt.

De gezagsmodule verwerkt persoonsgegevens over de persoon waarover een gezagsverklaring wordt gevraagd, over de personen die met de desbetreffende persoon een gezagsrelatie hebben en over de publieke dienstverlener die de gezagsverklaring vraagt.

3.1 Gegevens over de persoon waarover een gezagsverklaring wordt gevraagd

Het burgerservicenummer, naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven worden gebruikt ter identificatie. Het gegeven geboortedatum wordt gebruikt om de leeftijd te bepalen van de persoon waarop het verzoek ziet, omdat relevant is of die persoon jonger is dan 18 jaar. De reden voor opschorting van de persoonslijst in de basisregistratie personen is nodig om te bepalen of de minderjarige is overleden of geëmigreerd.

Dit besluit maakt het verder mogelijk om gegevens te verwerken ter vaststelling van de familierechtelijke betrekkingen. Die gegevens worden verwerkt om vast te stellen of de ouders van de persoon waarop de verklaring ziet op het moment van gebruik van de gezagsmodule met elkaar zijn getrouwd dan wel een geregistreerd partnerschap hebben en of de persoon waarop het verzoek ziet staande een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geboren. Dat is van belang voor het al dan niet bestaan van een gezagsrelatie over deze minderjarige. Het gaat verder om gegevens die worden gebruikt om te bepalen wat de reden van ontbinding van een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geweest. Dit kan namelijk van invloed zijn op het gezag over de minderjarige. Deze gegevens worden ook gebruikt bij de bepaling of door een recente gebeurtenis het gezag toch (weer) van rechtswege is ontstaan, ondanks een eerder rechtsfeit. Dat is bijvoorbeeld het geval bij adoptie of hertrouwen van gescheiden ouders.

De inschrijving van de persoon waarover het gezag wordt gevraagd in de Basisregistratie personen wordt verwerkt om te bepalen of die persoon in het buitenland is geboren of in het buitenland woonachtig is geweest. Als dit zo is dan kan niet of niet met voldoende zekerheid door de gezagsmodule worden bepaald wie het gezag over de minderjarige heeft.

Gegevens betreffende de ouderlijk gezagsrelatie tussen de persoon waarop het verzoek ziet worden gebruikt om te bepalen of zich een rechtsfeit heeft voorgedaan, zoals een rechterlijke uitspraak, met betrekking tot het gezag over een minderjarige en, indien dit zo is, wie als gevolg van dit rechtsfeit het gezag over die minderjarige heeft. Indien het gezag als gevolg van het rechtsfeit (mede) toekomt aan een derde, dan kan niet of niet met voldoende zekerheid worden bepaald wie het gezag over de minderjarige heeft.

3.2 Andere personen ter vaststelling van een mogelijke gezagsrelatie met de persoon waarop het verzoek ziet

Het burgerservicenummer, de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven worden gebruikt ter identificatie. Minderjarigen zijn onbevoegd tot ouderlijk gezag (artikel 1:246 BW). Het gegeven van de geboortedatum wordt gebruikt om de leeftijd van een potentiële persoon die ouderlijk gezag heeft, en diens bevoegdheid tot het hebben van gezag te bepalen. De reden voor opschorting van de persoonslijst in de basisregistratie personen is nodig om te bepalen of ingeschrevene is overleden of geëmigreerd. Het eerste geval resulteert in het einde van een ouderlijk gezagsrelatie, het tweede geval niet.

Om de gezagsrelatie tussen de persoon waarop het verzoek ziet en andere personen vast te kunnen stellen zijn gegevens betreffende de familierechtelijke betrekking over de betrokken personen nodig. Hierbij gaat het onder andere over het aantal juridische ouders van de minderjarige, namelijk twee ouders, één ouder, geen ouders of het feit dat er geen ouders bekend zijn in de basisregistratie personen. Ook is de burgerlijke staat van desbetreffende ouder(s) van belang, namelijk het feit of ouders een huwelijk of geregistreerd partnerschap aan zijn gegaan, of juist het feit dat ouders zijn gescheiden. Daarbij kunnen dus bijvoorbeeld gegevens betreffende de (ex)partners van de ouders van de minderjarige verwerkt worden. Verder is de reden van ontbinding van het huwelijk of geregistreerd partnerschap relevant. De gezagsrelatie van desbetreffende ouder(s) tot de minderjarige wordt beïnvloed door de reden van ontbinding. In geval van bijvoorbeeld scheiding blijft het ouderlijk gezag in stand, terwijl dat niet het geval is bij het overlijden van de partner of bij een nietig huwelijk. De burgerlijke staat van de desbetreffende ouders is dus van belang op het moment dat de minderjarige geboren wordt, tot het moment dat de minderjarige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Gegevens betreffende de inschrijving van de desbetreffende persoon in de basisregistratie personen worden verwerkt omdat de vaststelling van het gezag plaatsvindt aan de hand van de gegevens in de basisregistratie personen. Wanneer een persoon die potentieel ouderlijk gezag heeft niet staat ingeschreven in de basisregistratie personen kunnen mogelijke gezagsrelaties niet worden afgeleid aan de hand van de gegevens in de basisregistratie personen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de desbetreffende persoon in het buitenland verblijft.

Gegevens betreffende eventuele beperkingen van de handelingsbevoegdheid van een persoon met een mogelijke gezagsrelatie met de persoon waarop het verzoek ziet worden verwerkt ter controle of deze persoon handelingsbevoegd is. Zo kan een dergelijke persoon onder curatele staan, waardoor deze geen gezag kan uitoefenen over een ander.

Bij de gegevens betreffende de gezagsrelatie tussen de desbetreffende persoon en de persoon waarop het verzoek ziet worden de gegevens betreffende de gezagsindicatie van het minderjarig kind verwerkt. Indicatie «gezag minderjarige» wordt gebruikt om te bepalen of zich een rechtsfeit heeft voorgedaan, zoals een rechterlijke uitspraak, met betrekking tot het gezag over de minderjarige en, indien dit zo is, wie als gevolg van dit rechtsfeit het gezag over de minderjarige heeft. Indien het gezag als gevolg van het rechtsfeit (mede) toekomt aan een derde (bijvoorbeeld op grond van artikel 253sa of 253t van het boek 1 van het Burgerlijk wetboek), dan kan niet of niet met voldoende zekerheid worden bepaald wie het gezag over de minderjarige heeft. Tevens wordt aan de afnemers van de gezagsmodule de aard van de bevoegdheid (de gezagssoort) van beoogd vertegenwoordiger om te handelen namens de beoogde vertegenwoordigde verstrekt. Het gaat er daarbij om of bijvoorbeeld sprake is van ouderlijk gezag tweehoofdig, ouderlijk gezag eenhoofdig, gezamenlijk gezag, geen gezag of een geval waarin niet kan worden bepaald of er een gezagsrelatie is.

3.3 Bewaartermijnen

Als gevolg van de in het voorgaande beschreven processen is het bewaren van de verwerkte gegevens na het afgeven van een verklaring niet meer nodig. De bewaartermijn is daarom gesteld op de duur van de sessie, na een sessie moeten deze gegevens zijn verwijderd. Een uitzondering geldt voor de gegevens die nodig zijn voor contact met de publieke dienstverleners voor welke de gezagsmodule een verklaring opstelt. Die gegevens worden bewaard zolang de desbetreffende dienstverlener gebruik maakt van deze voorzieningen en ten hoogste vijf jaar daarna.

4. Privacy en verhouding tot Algemene verordening gegevensbescherming

De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) werkt rechtstreeks. Dit besluit bevat enkel bepalingen die een uitwerking vormen van de waarborgen van de AVG ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens. Andersom is het zo, dat voor alles wat dit besluit niet regelt over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van toegang tot elektronische dienstverlening, de bepalingen van de AVG gelden, zoals voorschriften over transparantie en recht van inzage en rectificatie. De diverse aspecten van de bescherming van persoonsgegevens in verband met dit besluit, zullen hieronder nader worden toegelicht.

4.1 Grondslag voor verwerking

In de artikelen van dit besluit die de verwerking van persoonsgegevens mogelijk maken. Bij de verwerkingsgrondslagen in dit besluit is sprake van verwerking op grond van de in artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG genoemde rechtsgrond (verwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang), voor verwerken van gegevens door de gezagsmodule. Met dit besluit is verder voldaan aan het vereist in artikel 6, derde lid, onder b, van de AVG dat de rechtsgrond voor verwerking moet zijn vastgelegd bij lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is.

De gezagsmodule verwerkt het burgerservicenummer. Wat betreft de verwerking van het burgerservicenummer bepaalt artikel 87 van de AVG dat bij nationaal recht specifieke voorwaarden kunnen worden gesteld voor de verwerking van een nationaal identificatienummer. De Uitvoeringswet AVG regelt het gebruik van wettelijk voorgeschreven nummers; voor de verwerking van het burgerservicenummer dient te worden voorzien in een wettelijke grondslag. De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer biedt die grondslag voor overheidsorganisaties. Daarbij geldt dat gebruik van het burgerservicenummer tot een minimum wordt beperkt en zoveel mogelijk wordt gewerkt met pseudonimisering en polymorfe identiteiten. Gelet op het voorgaande is de verwerking van het burgerservicenummer in overeenstemming met de AVG.

4.2 Proportionaliteit en subsidiariteit

De wenselijkheid van verwerking van gegevens moet worden beoordeeld met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze beginselen zijn daarom ook leidend geweest bij de totstandkoming van dit besluit.

Wat betreft de eis van proportionaliteit is relevant of de verwerking van persoonsgegevens die met dit besluit mogelijk wordt gemaakt opweegt tegen de effecten voor burgers. Dat is het geval, gelet op de noodzaak voor overheidsinstanties om een overzicht te kunnen krijgen van degenen die gezag hebben over een bepaalde persoon. Dit besluit is daarom het resultaat van een zorgvuldige afweging tussen het maatschappelijke belang van de beschikbaarheid van deze informatie voor deze instanties en het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van die burgers anderzijds. Dit uit zich in de eerste plaats in het feit dat de verwerking van persoonsgegevens beperkt is tot zo min mogelijk gegevens en alleen tot die gegevens van de burger die echt essentieel zijn om de voorziening beschikbaar te kunnen stellen, in stand te kunnen houden, te laten werken en beveiligen en betrouwbaar te houden. Het burgerservicenummer speelt hierbij een cruciale rol.

In het algemeen deel en het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting is uitgebreid ingegaan op de noodzaak en de wijze van de verwerking van de nieuwe gegevens die als gevolg van dit besluit in de bestaande voorziening zullen worden gebruikt. De proportionaliteit van de gegevensverwerking valt ook af te leiden uit de bepalingen over de bewaartermijnen van de gegevens, waarbij de bewaartermijn duidelijk is onderbouwd en beperkt tot het doel van de verwerking. Ook is duidelijk vastgelegd aan wie welke gegevens mogen worden verstrekt. De desbetreffende bepalingen waarborgen dat gegevens niet langer worden bewaard en niet meer gegevens worden verstrekt dan noodzakelijk.

Wat betreft de eis van subsidiariteit moet worden bezien of er nog andere, minder ingrijpende manieren zijn om het doel te bereiken. Ook aan die eis is voldaan. Het afleiden van de conclusies die nodig zijn voor het afleiden van gezag is niet op andere minder ingrijpende wijze mogelijk. Door toepassing van het beginsel van dataminimalisatie is geborgd dat slechts gegevens worden verwerkt die nodig zijn voor het trekken van die conclusies. Voorafgaand aan het gebruik van de gezagsmodule gaat uiteraard de keuze van de desbetreffende overheidsinstanties om informatie via die module op te vragen.

4.3 Privacy impact assessments

Voor de toepassing van de voorziening die met dit besluit wordt gereguleerd is een privacy impact assessment (DPIA) uitgevoerd.

Conform artikel 35 AVG zullen ook in de toekomst DPIA’s worden opgesteld (het betreft een voortdurend proces) en zullen waar nodig de resultaten leiden tot aanpassing van de processen van of de regelgeving over deze voorzieningen.

4.4 Geautomatiseerde besluitvorming

Geautomatiseerde besluitvorming is aan de orde wanneer er sprake is van een besluit dat volledig geautomatiseerd, zonder menselijke tussenkomst tot stand komt en waaraan rechtsgevolgen zijn verbonden, of dat de betrokkene in aanmerkelijke mate treft. Dergelijke besluitvorming is in beginsel niet toegestaan op grond van artikel 22, eerste lid van de AVG en artikel 40 van de Uitvoeringswet AVG.

De gezagsmodule is een module waarbij software aan de hand van afleidingsregels ouderlijk gezag, gebaseerd op de wetgeving uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, helpt bij het ontsluiten van informatie omtrent de gezagssituatie tussen een minderjarige persoon en gezaghebbers voor een publieke dienstverlener. Die informatie wordt samengesteld op basis van actuele gegevens in de Basisregistratie Personen.

Deze informatie is niet gekoppeld aan een specifiek besluit of een andere handeling met directe gevolgen voor de betrokken personen. Het is aan de ontvanger om, mede op basis van de aard en de gevolgen van de vervolgstappen die door de ontvanger van deze informatie worden genomen om eventuele aanvullende informatie op te vragen of het verstrekken daarvan mogelijk te maken. Daarbij zal die publieke dienstverlener ook artikel 22 van de AVG en artikel 40 van de Uitvoeringswet AVG moeten meewegen. Deze afweging is onderdeel van de verplichting voor dienstverleners om zorgvuldig ten handelen en de kans op een onjuiste uitkomst die gepaard gaat met het gebruik van de gezagsmodule te mitigeren. Indien dat niet mogelijk is kan namelijk geautomatiseerde besluitvorming in de zin van de AVG ontstaan.

5. Gevolgen, uitvoerbaarheid en evaluatie

5.1 Regeldruk

Uit dit besluit vloeien geen gevolgen voort voor de regeldruk voor natuurlijke personen en bedrijven. Dit besluit is van toepassing op organisaties die publieke diensten verlenen. Voor die organisaties wordt het mogelijk om voor de uitoefening van hun publieke taak via de gezagsmodule informatie op te vragen. Dat opvragen is niet verplicht.

5.2 Informatiebeveiliging

Op de werking van de voorzieningen die in dit besluit worden geregeld is de Baseline informatiebeveiliging Overheid van toepassing. Bij de technische werking en de organisatorische inrichting wordt dus voldaan aan de eisen van die Baseline.

6. Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de bepalingen in dit Besluit over de verwerking van persoonsgegevens geschiedt door de Autoriteit persoonsgegevens (artikel 6 Uitvoeringswet AVG), wat betreft toezicht op de beveiliging van persoonsgegevens (artikel 51, eerste lid, AVG in samenhang met artikel 32 AVG).

7. Uitgebrachte adviezen

7.1 Internetconsultatie

In de periode van 4 mei 2023 tot en met 2 juni kon op www.internetconsultatie.nl worden gereageerd op een concept van dit besluit. Daarover zijn twee volgende reacties binnengekomen.

In de eerste reactie werd gevraagd of dit besluit ook geldt in Caribisch Nederland. De basis voor dit besluit is de Wet digitale overheid. Die wet is niet van toepassing op in Caribisch Nederland. Daarom zijn de regels in dit besluit ook niet van toepassing.

In de tweede reactie werd gevraagd in hoeverre andere vormen van vertegenwoordiging (bijvoorbeeld vrijwillige machtiging) elektronisch worden ontsloten, zodat het ook mogelijk is om ook in die gevallen elektronisch aan te tonen dat een dergelijke vertegenwoordigingsrelatie bestaat. Met dit besluit wordt slechts de directe bevraging van de gezagsmodule mogelijk gemaakt. Verdere ontsluiting van de gegevens over andere vormen van vertegenwoordiging worden met dit besluit niet geregeld.

7.2 Advies Autoriteit persoonsgegevens

Op 1 september 2022 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geadviseerd over een concept van dit besluit. Het betrof een concept waarin de directe bevraging van de gezagsmodule waren geregeld, maar ook de indirecte bevraging, via de bevoegdheidsverklaringsdienst, en de werking van die bevoegdheidsverklaringsdienst. Op basis van het advies van de Raad van State wordt de directe bevraging van de gezagsmodule met dit besluit separaat geregeld. Het door de Autoriteit Persoonsgegevens eerder uitgebrachte advies is in dit besluit verwerkt voor zover het ziet op de directe bevraging van de gezagsmodule. Op basis van het advies is de tekst in paragraaf 4.1 over de verwerkingsgrondslag uitgebreid.

7.3 Adviescollege Toetsing Regeldruk

Op 1 september 2022 heeft het Adviescollege Toetsing regeldruk geadviseerd over het in 7.2 genoemde concept van dit besluit. De in het advies genoemde punten zien niet op de inhoud van dit besluit, namelijk de directe bevraging van de gezagsmodule. De gezagsmodule kan namelijk rechtstreeks slechts door een aantal publieke dienstverleners voor hun taken worden gebruikt en dat heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers of bedrijven. Dit besluit is opnieuw aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk voorgelegd en het adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024. Dit besluit geeft afnemers van de gezagsmodule de mogelijkheid om op een efficiënte, snelle en laagdrempelige manier informatie op te halen over de gezagssituatie van een minderjarig persoon. Deze informatie is randvoorwaardelijk voor de efficiënte uitoefening van dienstverlening. Het gebruik van de gezagsmodule door bestuursorganen of aanwezen organisaties komt tegemoet aan een grote maatschappelijke behoefte, en is daardoor gebaat bij de inwerkingtreding van dit besluit op 1 april 2024.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A, wijziging van artikel 1

Verder wordt een definitie voor afnemer van de gezagsmodule geïntroduceerd. Met dat begrip worden de publieke dienstverleners aangeduid die niet via de bevoegdheidsverklaringsdienst maar rechtstreeks een verklaring opvragen bij de gezagsmodule. Publieke dienstverleners die een verklaring verkrijgen via de bevoegdheidsverklaringsdienst zijn geen afnemers van de gezagsmodule, omdat zij geen verzoek sturen aan die module, maar aan de bevoegdheidsverklaringsdienst.

Onderdeel B, wijziging van artikel 3b

Met dit onderdeel wordt een tweede lid toegevoegd aan artikel 3b. Dat artikel ziet op de gezagsmodule. Die module kon tot inwerkingtreding van dit besluit een verklaring afgeven aan de bevoegdheidsverklaringsdienst over het ouderlijk gezag over een persoon. Die verklaring vormt vervolgens de basis voor het afgeven van een bevoegdheidsverklaring door de bevoegdheidsverklaringsdienst.

Het nieuwe tweede lid van artikel 3b ziet op gevallen waarin de gezagsmodule rechtstreeks door publieke dienstverleners wordt bevraagd. In dat geval wordt door de gezagsmodule een ander soort verklaring opgesteld. Het gaat in dat geval niet om een conclusie over het gezag van een persoon over een andere persoon, maar om een overzicht van de personen die gezag hebben over de persoon waarop de bevraging ziet. Voor het opstellen van een dergelijke verklaring wordt door de gezagsmodule een andere set met persoonsgegevens verwerkt.

Het tweede lid regelt welke gegevens mogen worden verwerkt voor het opstellen van een verklaring die rechtstreeks door een dienstverlener bij de gezagsmodule wordt opgevraagd en die rechtstreeks aan die dienstverlener wordt afgegeven, ofwel de verklaring als bedoeld in artikel 7b, onderdeel b.

Onderdeel C, wijziging van artikel 7b

Met dit onderdeel wordt aan artikel 7b een onderdeel toegevoegd. Tot het inwerkingtreden van dit besluit bood het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur een basis voor het verstrekken van een gezagsverklaring aan de bevoegdheidsverklaringsdienst. Het nieuwe artikel 7b, aanhef en onderdeel b, regelt het verstrekken van een verklaring die door de gezagsmodule rechtstreeks aan publieke dienstverleners wordt verstrekt en waarin een overzicht wordt gegeven van de natuurlijke personen die gezag kunnen uitoefenen over een natuurlijke persoon of van natuurlijke personen waarover een natuurlijke persoon gezag kan uitoefenen.

Met dit wijzigingsonderdeel wordt enkel onderdeel b, over de directe bevraging van de gezagsmodule toegevoegd aan artikel 7b. Vanwege de overzichtelijkheid van de wijziging is ervoor gekozen het gehele artikel opnieuw vast te stellen.

Onderdeel D, wijziging van artikel 12b

Met dit onderdeel wordt de bewaartermijn van vijf jaar opgenomen voor contactgegevens van publieke dienstverleners die de gezagsmodule bevragen. Hierop wordt in paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting ingegaan. Voor de overige gegevens die op grond van de bepalingen in dit besluit mogen worden verwerkt geldt de algemene bewaartermijn, namelijk de verplichting om deze te verwijderen na de sessie.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Naar boven