Besluit van 25 november 2024 tot wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2025 vanwege de jaarlijkse indexering

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2024, nr. 2024-0000789945;

Gelet op de artikelen 3a, vijfde lid, 7, eerste, derde en zesde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 6 november 2024, nr. W04.24.00293/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 november 2024, nr. 2024-0000871021;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In de in de kolommen B tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van het Besluit paspoortgelden wordt de in kolom F opgenomen tekst vervangen door de in kolom G opgenomen tekst.

A

B

C

D

E

F

 

G

 

nr.

artikel

lid

onderdeel

onder

oud

 

nieuw

 

1a.

6

1

a

47,00

48,65

1b.

       

USD

51,30

USD

52,00

1c.

       

ANG

92,00

ANG

93,85

1d.

       

AWG

92,00

AWG

93,85

2a.

6

1

a

26,56

27,50

2b.

       

USD

28,99

USD

29,35

2c.

       

ANG

52,00

ANG

53,05

2d.

       

AWG

52,00

AWG

53,05

3a.

6

1

b

 

26,56

27,50

3b.

       

USD

28,99

USD

29,35

3c.

       

ANG

52,00

ANG

53,05

3d.

       

AWG

52,00

AWG

53,05

4a.

6

1

c

43,34

44,90

4b.

       

USD

47,30

USD

47,95

5a.

6

1

c

8,44

8,70

5b.

       

USD

9,22

USD

9,30

6.

6

1

d

 

8,44

8,70

7.

6

1

e

 

57,09

59,10

8a.

6

2

a

83,87

86,85

8b.

       

USD

134,78

USD

140,15

9a.

6

2

a

63,42

65,70

9b.

       

USD

112,47

USD

116,95

10a.

6

2

b

 

63,42

65,70

10b.

       

USD

112,47

USD

116,95

11a.

6

2

c

75,80

78,50

11b.

       

USD

116,16

USD

120,80

12a.

6

2

c

40,92

42,35

12b.

       

USD

78,07

USD

81,15

13.

6

2

d

 

36,93

38,25

14.

6

2

e

 

57,09

59,10

15a.

6

2

f

 

18,01

18,65

15b.

       

USD

19,79

USD

20,55

16.

6

3

a

126,43

130,95

17.

6

3

a

105,99

109,90

18.

6

3

b

 

105,99

109,80

19a.

6

3

c

121,95

126,30

19b.

       

USD

131,98

USD

135,05

19c.

       

ANG

237,56

ANG

243,70

19d.

       

AWG

237,56

AWG

243,70

20a.

6

3

c

87,04

90,15

20b.

       

USD

95,00

USD

96,35

20c.

       

ANG

171,01

ANG

173,95

20d.

       

AWG

171,01

AWG

173,95

21.

6

3

d

 

83,07

86,05

22.

6

3

e

 

30,01

31,05

23a.

12

1

a

96,05

99,50

23b.

       

ANG

189,00

ANG

192,00

23c.

       

AWG

189,00

AWG

192,00

24a.

12

1

a

75,62

78,30

24b.

       

ANG

149,00

ANG

151,10

24c.

       

AWG

149,00

AWG

151,10

25a.

12

1

b

 

75,62

78,30

25b.

       

ANG

149,00

ANG

151,10

25c.

       

AWG

149,00

AWG

151,10

26a.

12

1

c

 

57,00

59,05

26b.

       

USD

62,30

USD

63,10

26c.

       

ANG

112,00

ANG

113,95

26c.

       

AWG

112,00

AWG

113,95

27a.

12

2

a

159,95

165,70

27b.

12

2

a

139,40

144,40

28.

12

2

b

 

139,40

144,40

29a.

12

2

c

158,65

164,35

29b.

12

2

c

121,80

126,15

30.

12

2

d

 

115,45

119,60

31.

12

2

e

 

57,00

59,05

32.

12

2

g

 

11,75

12,15

33.

12

2

h

 

25,40

26,30

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 november 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z. Szabó

Uitgegeven de achtentwintigste november 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Deze algemene maatregel van rijksbestuur strekt tot wijziging van het Besluit paspoortgelden (hierna: Bppg) in verband met de aanpassing van de in het Bppg opgenomen tarieven voor reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten per 1 januari 2025 in het kader van de jaarlijkse indexering van die tarieven.

Wat die tarieven betreft, gaat het concreet om de vaststelling op grond van de artikelen 3a en 7 van de Paspoortwet (hierna: Ppw) van:

  • a) de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Ppw bedoelde kosten die gemeenten, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk zijn verschuldigd voor de productie van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, indien de aanvragen voor die documenten zijn ingediend bij de burgemeesters, de gezaghebbers onderscheidenlijk de daartoe door de gouverneurs aangewezen autoriteiten (artikel 6, eerste lid, Bppg);

  • b) de in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, Ppw bedoelde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen als de aanvraag voor het reisdocument of de Nederlandse identiteitskaart wordt ingediend bij een andere daartoe bevoegde autoriteit dan een autoriteit als bedoeld onder a) (bijvoorbeeld bij de Koninklijke Marechaussee of een buitenlandse post) (artikel 12, eerste en tweede lid, Bppg);

  • c) de rechten die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, Ppw maximaal aan een aanvrager van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart in rekening mag brengen (artikel 6, tweede en derde lid, Bppg);

  • d) de in artikel 3a, vijfde lid, Ppw bedoelde kosten die ten laste worden gebracht voor vervaardiging en verstrekking van een publiek identificatiemiddel (verwerkt in de tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart).

De tarieven worden met ingang van 1 januari 2025 gecorrigeerd voor de inflatie. Hiernaast worden de tarieven in andere valuta dan de euro gewijzigd in verband met de gehanteerde wisselkoersen, gecombineerd met de voortzetting van een afrondingsmaatregel voor tarieven in Antilliaanse guldens (ANG) en Arubaanse florins (AWG).1

2. Tariefopbouw

De (maximum)tarieven die in het kader van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Ppw door uitgevende instanties bij een aanvrager van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart in rekening mogen worden gebracht, bestaan uit twee delen.

Het eerste deel bestaat uit de aan het Rijk verschuldigde kosten voor de productie van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten. Deze kosten zijn opgenomen in artikel 6, eerste lid, Bppg. De aan het Rijk verschuldigde kosten zijn samengesteld uit de kosten die gemaakt worden voor de productie, personalisatie en distributie van de documenten, de apparaatskosten van het onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat met de zorg voor de reisdocumentenketen is belast en een jaarlijkse opslag om grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Dit laatste onderdeel van de tarieven is in 2014 ingevoerd en betreft een opslag ten behoeve van de egalisatierekening die wordt gevuld om vanaf 2019 een deel van de kosten die het Rijk ten behoeve van de reisdocumenten maakt, te dekken. Deze egalisatierekening maakt het mogelijk om gedurende tien jaar een stabiel prijsniveau te hanteren. Zonder deze maatregel zouden de tarieven elke vijf jaar sterk schommelen als gevolg van de invoering van de tienjarige geldigheidsduur van de documenten in 2014 en de daardoor veroorzaakte pieken en dalen in het aantal aanvragen.

Het tweede deel van de tarieven bestaat uit de rechten (leges) die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. De tarieven worden op basis van kosten en baten berekend, zodanig dat deze in evenwicht zijn met elkaar. Deze tarieven zijn opgenomen in de artikelen 6, tweede en derde lid, en 12, eerste en tweede lid, Bppg.

3. Tariefwijzigingen

3.1 Indexering

Alle tarieven worden geïndexeerd. Bij de op grond van artikel 6, eerste lid, Bppg af te dragen kosten aan het Rijk en de (maximum)tarieven die door gemeenten en openbaar lichamen, de commandanten van de Koninklijke Marechaussee en de gouverneurs van Sint Maarten, Aruba en Curaçao mogen worden geheven, wordt uitgegaan van het prijsindexcijfer van de materiële overheidsconsumptie (hierna: IMOC). De indexering bestaat uit de raming van het IMOC voor het aankomende jaar en een correctie op basis van de bekende realisatiecijfers. Deze realisatiecijfers zullen één jaar achterlopen, aangezien de gerealiseerde inflatiecijfers pas het volgende jaar bekend zijn. De raming voor 2025 en de gerealiseerde inflatie in 2023 is in het Centraal Economisch Plan van 2024 door het Centraal Plan Bureau (hierna: CPB) vastgesteld op 2,2% en 4,1%.2 Voor 2023 is destijds gerekend met een inflatieraming van 2,7% De correctie voor 2023 wordt daarmee 1,4 procentpunt. Het uiteindelijke indexeringscijfer wordt daarmee 3,6%.3 Tarieven in andere valuta dan de euro kunnen vanwege de wisselkoersen en de afrondingsmaatregel afwijken van dit percentage.4

Een prijsindexcijfer van de materiële overheidsconsumptie wordt echter niet vastgesteld voor wat betreft de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de in die openbare lichamen uitgegeven reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten wordt daarom qua indexering uitgegaan van de consumentenprijsindex zoals op de meest recente tijdsbasis berekend en gepubliceerd door het CBS. Voor elk van de openbare lichamen berekent en publiceert het CBS een indexcijfer. Omdat het maximaal te heffen rechten betreft, wordt voor alle drie de openbare lichamen uitgegaan van het hoogste van de drie indexcijfers. Volgens het CBS bedraagt het hoogste indexcijfer over 2023 4,0%.5

3.2 Afronding tarieven

Vanwege de beperkte beschikbaarheid van muntgeld in ANG op Sint Maarten werden voorheen de tarieven in deze valuta afgerond op hele bedragen. Ook de tarieven in AWG werden afgerond op hele bedragen, zodat de tarieven in AWG en ANG gelijk bleven. Aruba heeft aangegeven af te willen stappen van de afronding op hele bedragen.

De NVVB heeft daarnaast verzocht om de maximumbedragen die de gemeenten mogen heffen af te ronden op vijf eurocent. De tarieven voor aanvragen buiten het Koninkrijk (consulaire posten; artikel 12, tweede lid, Bppg) werden voorheen al op vijf eurocent naar beneden afgerond. Ook de tarieven voor nooddocumenten (noodpaspoorten en laissez-passers) werden op verzoek van de Koninklijke Marechaussee afgerond op vijf eurocent naar beneden.

Om de foutgevoeligheid en complexiteit van het besluit te verminderen, is besloten om alle tarieven op de bovengenoemde wijze af te ronden. De gehanteerde tarieven worden immers alleen gemaximeerd. Het staat de landen, openbare lichamen en gemeenten vrij om een lager (evt. op hele bedrag afgerond) tarief te heffen. Alle tarieven worden daarmee afgerond op vijf eurocent naar beneden.

3.3 Wisselkoersen

Voor de tarieven die ook in buitenlandse valuta moeten worden vastgesteld, is de gehanteerde wisselkoers relevant. Om de tarieven tussen Sint Maarten, Aruba en Curaçao niet van elkaar te laten afwijken, is er in 2017 in overleg met Sint Maarten, Aruba en Curaçao voor gekozen om de tarieven tot stand te laten komen via de dollarkoers. Het hanteren van rechtstreekse wisselkoersen zou namelijk leiden tot kleine verschillen in de tarieven voor Sint Maarten, Aruba en Curaçao. Alle bedragen in euro’s zijn – indien van toepassing – omgerekend naar Amerikaanse dollars (USD), gebaseerd op de wisselkoers van 21 juni 2024. Deze datum is gehanteerd omdat op die dag de tarieven werden omgerekend en de betreffende koersen werden geraadpleegd. Van daaruit zijn de bedragen omgerekend naar ANG en AWG volgens de verhouding 1,– USD = 1,80 ANG/AWG. ANG en AWG zijn aldus gekoppeld aan de USD waarbij een koers van 1,80 wordt gehanteerd. De gehanteerde wisselkoersen bedroegen:

 

€ 1,00 =

1,00 USD =

USD

1,07

1,00

ANG

1,93

1,80

AWG

1,93

1,80

4. Tarieven 2025 ten opzichte van 2024

Voor een goed overzicht zijn in onderstaande tabellen per documentsoort de op grond van dit besluit per 1 januari 2025 geldende tarieven opgenomen. Daarbij is ook het tarief voor 2024 (geldend vanaf 1 januari 2024) aangegeven. Onder de tabellen is opgenomen met welk percentage het tarief is veranderd. Boven elke tabel is aangegeven welke tarieven het betreft.

4.1 Artikel 6, eerste lid, Bppg: rijksdeel tarieven

document

valuta

tarieven 2024

tarieven 2025

percentage

paspoort (≥18 jaar)

47,00

48,65

103,5%

 

USD

51,30

52,00

101,3%

 

ANG

92,00

93,85

102,2%

 

AWG

92,00

93,85

102,0%

paspoort (<18 jaar)

26,56

27,50

103,5%

 

USD

28,99

29,35

101,2%

 

ANG

52,00

53,05

101,9%

 

AWG

52,00

53,05

102,0%

reisdocument vreemdeling

26,56

27,50

103,6%

 

USD

28,99

29,35

101,2%

 

ANG

52,00

53,05

101,9%

 

AWG

52,00

53,05

102,0%

Nederlandse identiteitskaart (≥18 jaar)

43,34

44,90

103,6%

 

USD

47,30

47,95

101,4%

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

8,44

8,70

103,1%

 

USD

9,22

9,30

100,9%

vervangende Nederlandse identiteitskaart

8,44

8,70

103,1%

spoedlevering

57,09

59,10

103,5%

Bovenstaande tabel toont de kosten die de uitgevende instanties aan het Rijk afdragen. Deze tarieven zijn geïndexeerd met 3,6%. Afwijkingen van dit percentage bij de andere valuta dan de euro worden veroorzaakt door de gehanteerde wisselkoersen en de afrondingsmaatregelen.6

4.2 Artikel 6, tweede lid, Bppg: maximumtarieven gemeenten en openbare lichamen

document

valuta

tarieven 2024

tarieven 2025

percentage

paspoort (≥18 jaar)

83,87

86,85

103,5%

 

USD

134,78

140,15

104,0%

paspoort (<18 jaar)

63,42

65,70

103,6%

 

USD

112,47

116,95

104,0%

reisdocument vreemdeling

63,42

65,70

103,6%

 

USD

112,47

116,95

104,0%

Nederlandse identiteitskaart (≥18 jaar)

75,80

78,50

103,6%

 

USD

116,16

120,80

104,0%

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

40,92

42,35

103,5%

 

USD

78,07

81,15

104,0%

vervangende Nederlandse identiteitskaart

36,93

38,25

103,6%

spoeduitreiking

57,09

59,10

103,5%

bezorging

18,01

18,65

103,6%

 

USD

19,79

20,55

103,8%

Bovenstaande tabel toont de maximumtarieven die gemeenten en openbare lichamen mogen heffen. Deze tarieven bestaan uit het rijksdeel zoals vastgesteld in artikel 6, eerste lid, Bppg met aanvullend de rechten die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van het document en bijbehorende dienstverlening te bekostigen.

De maximumtarieven in euro zijn gewijzigd conform de indexering van 3,6%. Bedragen in USD hebben betrekking op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en kennen een indexering van 4,0% op het dienstverleningsdeel. Afwijkingen van deze percentages worden veroorzaakt door de gehanteerde wisselkoersen en de afrondingsmaatregelen.7

4.3 Artikel 6, derde lid, Bppg: maximumtarieven gemeenten niet-ingezetenen

document

valuta

tarieven 2024

tarieven 2025

percentage

paspoort (≥18 jaar)

126,43

130,95

103,6%

paspoort (<18 jaar)

105,99

109,80

103,6%

reisdocument vreemdeling

105,99

109,80

103,6%

Nederlandse identiteitskaart (≥18 jaar)

121,95

126,30

103,6%

 

USD

131,98

135,05

102,3%

 

ANG

237,56

243,75

102,7%

 

AWG

237,56

243,75

102,5%

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

87,04

90,15

103,6%

 

USD

95,00

96,35

101,4%

 

ANG

171,01

173,95

101,7%

 

AWG

171,01

173,95

101,7%

vervangende Nederlandse identiteitskaart

83,07

86,05

103,6%

bezorging

30,01

31,05

103,5%

Bovenstaande tabel toont de rechten die aangewezen gemeenten maximaal mogen heffen bij personen die niet als ingezetene in de basisregistratie personen (BRP) staan ingeschreven. Alle tarieven zijn verhoogd in overeenstemming met de indexering van 3,6%. Afwijkingen van deze percentages worden veroorzaakt door de gehanteerde wisselkoersen en de afrondingsmaatregelen.8

4.4 Artikel 12, eerste lid, Bppg: tarieven binnen Koninkrijk bij andere bevoegde autoriteiten

document

valuta

tarieven 2024

tarieven 2025

percentage

paspoort (≥18 jaar)

96,05

99,50

103,6%

 

ANG

189,00

192,00

101,6%

 

AWG

189,00

192,00

101,6%

paspoort (<18 jaar)

75,62

78,30

103,5%

 

ANG

149,00

151,10

101,3%

 

AWG

149,00

151,10

101,4%

reisdocument vreemdeling

75,62

78,30

103,5%

 

ANG

149,00

151,10

101,3%

 

AWG

149,00

151,10

101,4%

nooddocument

57,00

59,05

103,6%

 

USD

62,30

63,10

101,3%

 

ANG

112,00

113,95

101,8%

 

AWG

112,00

113,95

101,7%

Bovenstaande tabel toont de tarieven die door de binnen het Koninkrijk bevoegde uitgevende instanties, anders dan gemeenten, geheven mogen worden. Het gaat hier om aanvragen bij de Koninklijke Marechaussee, de gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten (of door hen aangewezen autoriteiten).

Deze tarieven zijn gewijzigd volgens de indexering van 3,6%. De procentuele wijziging van tarieven kan afwijken ten opzichte van de euro vanwege de gehanteerde wisselkoersen voor andere valuta en afrondingsmaatregelen.9

4.5 Artikel 12, tweede lid, Bppg: tarieven buiten Koninkrijk (consulaire posten)

document

valuta

tarieven 2024

tarieven 2025

percentage

paspoort (≥18 jaar)

159,95

165,70

103,6%

paspoort (<18 jaar)

139,40

144,40

103,6%

reisdocument vreemdeling

139,40

144,40

103,6%

Nederlandse identiteitskaart (≥18 jaar)

158,65

164,35

103,6%

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

121,80

126,15

103,6%

vervangende Nederlandse identiteitskaart

115,45

119,60

103,6%

nooddocument

57,00

59,05

103,6%

toeslag spoedaanvraag

11,75

12,15

103,4%

toeslag andere locatie

25,40

26,30

103,5%

Bovenstaande tabel toont de tarieven die door de buiten het Koninkrijk bevoegde uitgevende instanties (consulaire posten) geheven mogen worden.

Deze tarieven zijn gewijzigd volgens de indexering van 3,6%. Afwijkingen van dit percentage worden veroorzaakt door de afrondingsmaatregel.10

5. Regeldrukgevolgen

Dit besluit zal naar verwachting geen (omvangrijke) regeldrukeffecten tot gevolg hebben.

6. Consultatie en advies

Het ontwerpbesluit is van 2 juli 2024 tot en met 16 augustus 2024 ter consultatie voorgelegd aan de uitgevende instanties en hun vertegenwoordigers de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de landen Aruba, Sint Maarten en Curaçao, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

Hierop zijn reacties ontvangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ATR, de Koninklijke Marechaussee, de NVVB, de VNG, Bonaire en Curaçao. Deze reacties hebben tot enkele redactionele wijzigingen geleid.

De NVVB heeft in het bijzonder gevraagd om de toelichting in paragraaf 4.4 aan te passen. De toelichting leek te suggereren dat gezaghebbers van de openbare lichamen niet op grond van artikel 12 tarieven voor nooddocumenten mogen heffen. Op grond van artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Paspoortbesluit is dit echter wel het geval. De tekst van de toelichting is hierop aangepast.

Daarnaast heeft de NVVB verzocht om te onderzoeken of het mogelijk is de rijksleges voor paspoorten in de openbare lichamen te verlagen of te voorzien in een andere vorm van tegemoetkoming. Nu de Nederlandse identiteitskaart in de openbare lichamen niet kan worden gebruikt, wordt het eens te meer van belang geacht om (laagdrempelige) toegang tot paspoorten te blijven garanderen. Dat geldt te meer omdat – vanwege de noodzaak van legitimatie voor medische zorg – veelal voor kinderen bij hun geboorte reeds een paspoort wordt aangevraagd. De VNG heeft aangegeven het belang van een dergelijk onderzoek te onderstrepen. Dit verzoek tot onderzoek wordt meegenomen bij de wijziging van het besluit die voor 2026 is voorzien.

Het ATR heeft te kennen gegeven het ontwerpbesluit niet te hebben geselecteerd voor een formeel advies maar dat ambtelijk te hebben afgedaan, omdat het besluit naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z. Szabó


X Noot
1

Zie paragraaf 3.3 respectievelijk paragraaf 3.2.

X Noot
3

Voor het uiteindelijke indexeringscijfer wordt de geraamde inflatie voor 2025 (2,2%) gecorrigeerd met het verschil tussen de gerealiseerde en de geraamde inflatie voor 2023 (+1,4). Het totale indexcijfer wordt daarmee 2,2 + 1,4 = 3,6%.

X Noot
4

Zie paragraaf 3.3 respectievelijk paragraaf 3.2.

X Noot
6

Zie paragraaf 3.2.

X Noot
7

Zie eveneens paragraaf 3.2.

X Noot
8

Zie eveneens paragraaf 3.2.

X Noot
9

Zie eveneens paragraaf 3.2.

X Noot
10

Zie paragraaf 3.2.

Naar boven