Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2024, 281 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2024, 281 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 augustus 2024, nr.2024-0000546265;
Gelet op de artikelen 17, 43, eerste lid, en 55 van de Ambtenarenwet BES en artikel 21, tweede lid, onder a, van de Veiligheidswet BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 augustus 2024, nr. W04.24.00185/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 september 2024, nr. 2024-0000753732;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
de Sectorale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius en Saba, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit overlegstelsel BES.
B
Artikel 23a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, wordt «USD 52,38» vervangen door «USD 58,67» en «USD 104,75» door «USD 117,32».
2. Aan het zevende lid wordt toegevoegd «Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.».
C
Aan artikel 25a, derde lid, wordt toegevoegd «Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.».
D
Artikel 25aa wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt toegevoegd «Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.».
2. In het derde lid, wordt «USD 349» vervangen door «USD 390,88».
3. Aan het derde lid toegevoegd «Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.».
E
Aan artikel 25b, derde lid, wordt toegevoegd «Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.».
F
Artikel 25d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onder a, wordt «USD 285,97» vervangen door «USD 320,29».
2. In het derde lid, onder b, wordt «USD 572,98» vervangen door «USD 641,74».
3. In het derde lid, onder c, wordt «USD 858,95» vervangen door «USD 962,02».
4. In het vijfde lid, onder a, wordt «USD 471,38» vervangen door «USD 527,95».
5. In het vijfde lid, onder b, wordt «USD 576,13» vervangen door «USD 645,27».
6. In het vijfde lid, onder c, wordt «USD 686,11» vervangen door «USD 768,44».
7. Het zevende lid komt te luiden:
7. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, worden de bedragen, genoemd in het derde en vijfde lid, met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat bij ministeriële regeling op gelijke voet gewijzigd. Als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, wordt voor de toepassing van dit lid uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt of het percentage dat met toepassing van artikel 2.2 van het Besluit overlegstelsel BES is afgesproken.
G
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:
2. Aan een ambtenaar kan door het bevoegd gezag ontheffing worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien:
a. er sprake is van een dringende situatie die redelijkerwijs niet op een andere manier kan worden opgelost; en
b. met de opdracht van het overheidsorgaan inzake de werken, leveringen of dienstverrichtingen geen bedrag is gemoeid van hoger dan USD 30.000.
3. In de ontheffing worden de omstandigheden vermeld die het verlenen van de ontheffing rechtvaardigen.
4. De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan, als het een ambtenaar in dienst van de Staat betreft, slechts worden gemandateerd aan de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ondermandaat is niet toegestaan.
5. In afwijking van het vierde lid, kan de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid, als het een ambtenaar van de brandweer betreft, slechts worden gemandateerd aan de directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan wie de bevoegdheden van de Minister van Justitie en Veiligheid als korpsbeheerder van het korps brandweer Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd. Ondermandaat is niet toegestaan. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat hierover schriftelijk overleg is gevoerd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. In afwijking van het vierde lid, kan de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid niet worden gemandateerd als het een ambtenaar van het Bureau van de Rijksvertegenwoordiger betreft. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat hierover schriftelijk overleg is gevoerd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
7. De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan, als het een ambtenaar in dienst van een openbaar lichaam betreft, niet worden gemandateerd. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat de gezaghebber hierover schriftelijk overleg heeft gepleegd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
H
In artikel 71a, eerste lid, wordt «een diensttijd van 10, 20, 30 of 40 jaar» vervangen door «een diensttijd van 10, 20, 30, 35, 40 of 45 jaar», «een 30-jarig ambtsjubileum» door «een 30- of 35-jarig ambtsjubileum» en «een 40-jarig ambtsjubileum» door «een 40- of 45-jarig ambtsjubileum».
Het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
de Sectorale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius en Saba, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit overlegstelsel BES.
B
Artikel 23a komt te luiden:
C
Artikel 50 komt te luiden:
1. Aan de ambtenaar van politie wordt vakbondsverlof met behoud van volle bezoldiging verleend, tenzij de desbetreffende vakbond niet is vertegenwoordigd in de Sectorale Overlegcommissie BES of de bedrijfsvoering door het verlof ernstig wordt verstoord.
2. In totaal heeft de ambtenaar van politie ten hoogste 240 uur vakbondsverlof per jaar, of ten hoogste 320 uur per jaar als de ambtenaar van politie lid is van het bestuur, sectie of hoogste ledenorgaan van de vakbond.
3. Het verlof, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt verleend voor de volgende activiteiten:
a. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: maximaal 8 uur per jaar voor deelname aan de algemene ledenvergadering of daarmee vergelijkbare bijeenkomsten van de vakbond;
b. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: maximaal 48 uur per twee jaar voor deelname aan cursussen waarvoor de ambtenaar van politie door een vakbond is uitgenodigd;
c. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: het uitvoeren van bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten waarvoor de ambtenaar van politie door de vakbond is gevraagd en voor zover de activiteiten bijdragen aan de doelstelling van de vakbond;
d. als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: het bijwonen van vergaderingen van de Sectorale Overlegcommissie BES, inclusief één vooroverleg per vergadering en inclusief reistijd;
e. als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: het bijwonen van vergaderingen van in de statuten van de vakbond genoemde onderdelen, vergaderingen van centrale organisaties en internationale werknemersorganisaties waarbij de vakbond is aangesloten, inclusief één vooroverleg per vergadering; en
f. overige vakbondswerkzaamheden.
D
Aan artikel 85 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Aan een ambtenaar van politie kan door het bevoegd gezag met overeenkomstige toepassing van artikel 51, tweede en derde lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES ontheffing worden verleend voor het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder c. Deze bevoegdheid kan slechts worden gemandateerd aan de directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan wie de bevoegdheden van de Minister van Justitie en Veiligheid als korpsbeheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd. Ondermandaat is niet toegestaan. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat hierover schriftelijk overleg is gevoerd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES komt te luiden:
Het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, eerste lid, wordt na «vakantie-uren: uren waarop op grond van artikel 5 aanspraak op vakantie bestaat.» de volgende begripsbepaling ingevoegd:
de Sectorale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius en Saba, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit overlegstelsel BES.
B
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan de ambtenaar wordt vakbondsverlof met behoud van volle bezoldiging verleend, tenzij de desbetreffende vakbond niet is vertegenwoordigd in de Sectorale Overlegcommissie BES of de bedrijfsvoering door het verlof ernstig wordt verstoord.
2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:
3. In totaal heeft de ambtenaar ten hoogste 240 uur vakbondsverlof per jaar, of ten hoogste 320 uur per jaar als de ambtenaar lid is van het bestuur, sectie of hoogste ledenorgaan van de vakbond.
4. Het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt verleend voor de volgende activiteiten:
a. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: maximaal 8 uur per jaar voor deelname aan de algemene ledenvergadering of daarmee vergelijkbare bijeenkomsten van de vakbond;
b. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: maximaal 48 uur per twee jaar voor deelname aan cursussen waarvoor de ambtenaar door een vakbond is uitgenodigd;
c. als lid, bestuurslid of afgevaardigde van een vakbond: het uitvoeren van bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten waarvoor de ambtenaar door de vakbond is gevraagd en voor zover de activiteiten bijdragen aan de doelstelling van de vakbond;
d. als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: het bijwonen van vergaderingen van de Sectorale Overlegcommissie BES, inclusief één vooroverleg per vergadering en inclusief reistijd;
e. als bestuurslid of als afgevaardigde van een vakbond: het bijwonen van vergaderingen van in de statuten van de vakbond genoemde onderdelen, vergaderingen van centrale organisaties en internationale werknemersorganisaties waarbij de vakbond is aangesloten, inclusief één vooroverleg per vergadering; en
f. overige vakbondswerkzaamheden.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. De artikelen I, onderdelen B, onder 1, D, onder 2, en F, onder 1 tot en met 6, II, onderdelen A, B en C, III en IV werken terug tot en met 1 januari 2024.
3. Artikel I, onderdeel H, werkt terug tot en met 1 juli 2023.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 september 2024
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, F. Zsolt Szabó
Uitgegeven de vijftiende oktober 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Het onderhavige besluit formaliseert afspraken die in het Sectoroverleg Caribisch Nederland zijn gemaakt tussen de vertegenwoordigers van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vertegenwoordigers van de ambtenarenbonden in Caribisch Nederland. Hiertoe worden het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES en het Bezoldigingsbesluit 1998 BES gewijzigd. Deze aanpassingen zijn uiteengezet in paragraaf 1. Daarnaast wordt de mogelijkheid om als ambtenaar nevenwerkzaamheden te verrichten iets verruimd; dit is toegelicht in paragraaf 2. De harmonisering en verruiming van het vakbondsverlof is in paragraaf 3 toegelicht.
Op 14 december 2023 is in het Sectoroverleg Caribisch Nederland tussen de vertegenwoordigers van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de ambtenarenbonden in Caribisch Nederland overeenstemming bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel in dienst van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst (hierna: Cao CN 2024–2026), die een looptijd heeft van 2024 tot en met 2026, zijn onder meer afspraken gemaakt over salarisverhogingen in een aangepast loongebouw en de verhoging van de verschillende toelagen en vergoedingen, over ambtsjubilea en over een eenmalige uitkering. Het nieuwe loongebouw is reeds geformaliseerd bij Regeling van 12 februari 2024, Stcrt. 2024, 4406. Over de verhoging van diverse toelagen en vergoedingen zijn afspraken gemaakt, waarvoor aanpassingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur nodig zijn.1
In de Cao CN 2024–2026 is afgesproken dat met ingang van 2024 een aangepast loongebouw wordt geïntroduceerd. Het percentage waarmee het salaris stijgt, verschilt per schaal en per trede. Voorts is opgenomen dat de salarissen van RCN-medewerkers met ingang van 1 januari 2025 structureel worden verhoogd met 1,5% en per 1 januari 2026 nog eens met 1,5%.
Omdat de procentuele salarisstijging per 1 januari 2024 verschilt per schaal en trede, is er geen sprake van één generiek percentage waarmee alle salarissen stijgen. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van toelagen en vergoedingen waarvoor op grond van de artikelen 23a, zevende lid, 25a, derde lid, artikel 25aa, tweede en derde lid, artikel 25b, derde lid, en artikel 25d, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES (hierna: RpbaBES) geldt dat zij meestijgen met een algemene procentuele stijging van het salaris. Dit betreft onderscheidenlijk de toelage voor onvermijdbaar verzwarende werkomstandigheden (OVW), de vergoeding voor consignatie (beschikbaarheid), de uurtoeslag en de jaargratificatie voor het Interventie Bijstandsteam (IBT), de toelage voor onregelmatige dienst (TOD) en de vergoedingen voor bedrijfshulpverleners. Partijen hebben ervoor gekozen om de desbetreffende toelagen en vergoedingen te verhogen met een percentage van 12%, te rekenen vanaf januari 2024.
De hoogte van de toelage OVW, de jaargratificatie IBT en de verschillende vergoedingen voor bedrijfshulpverleners is geregeld in het RpbaBES en kon tot nu toe bij ministeriële regeling worden aangepast als er sprake was van één algemene salarisstijging; de desbetreffende bepalingen voorzagen echter niet in een situatie als de onderhavige, waarin de procentuele salarisstijging niet voor iedereen gelijk is. De formalisering van de afspraak in de Cao CN 2024–2026 met betrekking tot de aanpassing van deze toelagen en vergoedingen per 1 januari 2024 vereist daarom een wijziging van het RpbaBES. Artikel I, onderdelen C, onder 1, E, onder 2, en G, onder 1 tot en met 6, van dit besluit strekken daartoe en werken terug tot en met 1 januari 2024. De verhoging van de bedragen in verband met de salarisstijgingen met 1,5% per 1 januari 2025 en 1 januari 2026 zullen vervolgens wél bij ministeriële regeling worden geformaliseerd.
Daarnaast zijn alle in het RpbaBES opgenomen grondslagen om de verschillende toeslagen en vergoedingen met de loonontwikkeling mee te laten groeien in die zin aangevuld, dat als de bezoldiging niet met een voor alle ambtenaren gelijk percentage wijzigt, bij de verhoging van de desbetreffende toelagen en vergoedingen wordt uitgegaan van het percentage waarmee de bezoldiging gemiddeld wijzigt dan wel het percentage dat in het sectoroverleg is afgesproken. Hiermee kunnen de bedragen in de toekomst in een vergelijkbare situatie als de onderhavige direct bij ministeriële regeling worden aangepast. Hiertoe strekken artikel I, onderdelen B, onder 2, C, D, onder 1 en 3, E en F, onder 7.
In de Cao CN 2024–2026 is voorts afgesproken dat naast de al bestaande gratificaties voor ambtsjubilea ook bij het bereiken van een diensttijd van 35 jaar en 45 jaar een gratificatie wegens trouwe dienst wordt uitgekeerd. Bij een diensttijd van 35 jaar bedraagt deze 75% van de maandelijkse bezoldiging (zoals bij 30 jaar), en bij een diensttijd van 45 jaar is deze 100% van de maandelijkse bezoldiging (zoals bij 40 jaar). Voor toekenning van deze gratificaties gelden dezelfde regels als voor de al bestaande ambtsjubileumgratificaties (deze regels zijn opgenomen in artikel 71a, tweede tot en met zesde lid, RpbaBES). Afgesproken is dat ook degenen die in de tweede helft van 2023 een diensttijd van 35 of 45 jaar hebben bereikt voor de gratificatie in aanmerking komen. Daarom is aan de aanpassing van artikel 71a RpbaBES (artikel I, onderdeel H) terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2023.
Ten slotte is in de Cao CN 2024–2026 een eenmalige uitkering ten bedrage van USD 750 netto afgesproken, met als peildatum 1 februari 2024. Dat wil zeggen dat alle bezoldigde werknemers die op die datum in dienst van RCN waren, recht hebben op deze eenmalige uitkering. Dit is voor de ambtenaren van politie geformaliseerd in artikel 23a van het BrkpBES (artikel II, onderdeel B) en voor de overige RCN-ambtenaren in artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES (artikel III).
Eind augustus 2018 is in de media aandacht geweest voor, en zijn er Kamervragen gesteld over de gunning aan het bedrijf van een ambtenaar van het openbaar lichaam Sint Eustatius voor de verbouwing van het Statia Emergency Operations Centre. Vervolgens heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bij brief aan de TK van 20 december 20182 medegedeeld dat deze gunning in strijd is met artikel 51 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES (RpbaBES). In dezelfde brief is een inventarisatie van nevenwerkzaamheden van de ambtenaren van de openbare lichamen aangekondigd en een onderzoek of de bestaande regelgeving in voldoende mate is toegespitst op de kleinschaligheid van de eilanden. Uit de daarna verrichte inventarisatie en het onderzoek is gebleken dat er behoefte is het RpbaBES zodanig aan te vullen, dat het mogelijk is om in bijzondere omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden van genoemd artikel 51 af te wijken. Hiertoe strekt artikel I, onderdeel G.
Voor ambtenaren van politie is eenzelfde verbod als dat van artikel 51 RpbaBES opgenomen in artikel 85 van het Besluit rechtspositie korps politie (BrkpBES). Ook dit artikel wordt aangepast (artikel II, onderdeel D).
Op 20 maart 2024 is in het Sectoroverleg Caribisch Nederland tussen de vertegenwoordigers van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de ambtenarenbonden in Caribisch Nederland overeenstemming bereikt over de harmonisering en verruiming van het vakbondsverlof.
Het oorspronkelijke artikel 26, tweede lid, van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES (BvvdBES) kende jaarlijks aan ambtenaren ten hoogste 15 dagen (120 werkuren) vrijstelling van dienst toe voor noodzakelijke vergaderingen. Voor ambtenaren van politie is daarentegen al in 2010 in artikel 50 van het Besluit rechtspositie korps politie BES (BrkpBES) een ruimere vrijstellingsregeling opgenomen: ambtenaren van politie krijgen sindsdien, naast dezelfde 15 dagen als «reguliere» ambtenaren, ook 26 dagen (208 werkuren) per jaar voor overige vakbondswerkzaamheden en zes dagen (48 werkuren) per twee jaar verlof voor scholing. Er is geen reden om ten aanzien van de vrijstelling van dienst voor vakbondswerkzaamheden binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland onderscheid te maken tussen het «type» ambtenaar of vakbond. Daarnaast is het huidige aantal van ten hoogste vijftien dagen vrijstelling per jaar voor ambtenaren onvoldoende gebleken om de vakbondswerkzaamheden goed uit te kunnen voeren en de belangen van de leden goed te kunnen behartigen.
In het sectoroverleg is afgesproken aansluiting te zoeken bij de regelingen in de CAO Rijk en het BrkpBES en ambtenaren extra vrijstelling te verlenen voor vakbondswerkzaamheden en scholing. Ten opzichte van de CAO Rijk is in de nieuwe bepalingen aan de opsomming van vakbondsactiviteiten een extra subonderdeel toegevoegd voor «overige vakbondswerkzaamheden». Gezien de specifieke omstandigheden op de eilanden kunnen de lokale vakbonden ook spreekuren organiseren en een loketfunctie hebben; dergelijke werkzaamheden vallen bijvoorbeeld onder de noemer «overige vakbondswerkzaamheden».
Bovenop het nieuwe maximum van in totaal dertig dagen vrijstelling per jaar wordt aan bestuursleden van de verenigingen maximaal tien dagen per jaar extra vrijstelling verleend. Het voorgestelde maximum van dertig dagen vrijstelling voor niet-bestuursleden en veertig dagen voor bestuursleden komt, uitgaande van 46 werkweken per jaar, neer op ongeveer dertien respectievelijk zeventien procent van hun totale aantal werkdagen.
De verruiming van het vakbondsverlof is geformaliseerd door middel van aanpassing van het BvvdBES (artikel IV). Voor politieambtenaren is het vakbondsverlof geregeld in artikel 50 van het BrkpBES; dat artikel wordt aangepast in artikel II, onderdeel C.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De bepaling met begripsomschrijvingen wordt aangevuld met de definitie van «Sectorale overlegcommissie BES». Dit betreft een wetstechnische verbetering. Het begrip wordt gebruikt in de artikelen 72n en 72r van het RpbaBES, maar was nog niet gedefinieerd.
Deze onderdelen betreffen de (mogelijkheid tot) verhoging van de toelage voor onvermijdbaar verzwarende werkomstandigheden (OVW), de vergoeding voor consignatie (beschikbaarheid), de uurtoeslag en de jaargratificatie voor het Interventie Bijstandsteam (IBT), de toelage voor onregelmatige dienst (TOD) en de vergoedingen voor bedrijfshulpverleners. Deze wijzigingen zijn toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder a.
Zoals vermeld in het algemeen deel, paragraaf 2, wordt het RpbaBES aangevuld, zodat het mogelijk is om in bijzondere omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden van het verbod in artikel 51 af te wijken. Voor ambtenaren van politie is hetzelfde verbod opgenomen in artikel 85 van het BrkpBES; dat artikel wordt eveneens gewijzigd (artikel II, onderdeel C).
De oorspronkelijke bepaling van artikel 51 van het RpbaBES wordt als (nieuw) eerste lid gehandhaafd en er worden zes nieuwe leden toegevoegd. Het eerste lid bevat het bestaande verbod voor de ambtenaar om werken, leveringen of dienstverrichtingen die direct dan wel indirect geheel of gedeeltelijk ten laste van de overheid komen, aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings deel te hebben. Kortom: een verbod om overheidsopdrachten aan te nemen.
In het nieuwe tweede lid is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden een ontheffing van dit verbod kan worden verleend. Het moet in de eerste plaats gaan om een dringende situatie, waarbij er bijvoorbeeld terstond gehandeld moet worden en die niet op een andere wijze kan worden opgelost (tweede lid, onder a). Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie dat met spoed een reparatie moet worden verricht aan een weg of aan een overheidsgebouw en dat er slechts één bedrijf op het eiland beschikbaar is dat voldoende geëquipeerd is om de werkzaamheden uit te voeren en dat dit het bedrijf is van iemand die tevens in dienst is van het openbaar lichaam. Een dergelijke situatie is met name in de kleinste openbare lichamen (Saba en Sint Eustatius) niet ondenkbeeldig. Een ander voorbeeld van een dringende situatie is de noodzakelijke reductie van de geitenpopulatie op Saba. Voor een succesvolle reductie van de geitenpopulatie is het van essentieel belang dat er op continue basis loslopende geiten worden verwijderd en dat dit in een hoog tempo gebeurt: er moeten meer geiten worden verwijderd dan erbij komen. Om de druk erop te houden is begin 2022 een bounty periode ingesteld, waarbij tijdelijk actieve lokale jagers werden gestimuleerd om intensiever te gaan jagen. De jagers ontvangen USD 65 per geit. De praktijk heeft uitgewezen dat dit een zeer effectieve methode is. Ongeveer de helft van de meest actieve jagers zijn medewerkers bij het openbaar lichaam.
Met de opdracht mag niet meer dan USD 30.000 zijn gemoeid (tweede lid, onder b). Het stellen van een grens doet recht aan het (nog steeds geldende) uitgangspunt dat een ambtenaar geen nevenwerkzaamheden mag verrichten waarvoor hij wordt betaald door het overheidsorgaan bij wie hij in dienst is. Het relatief hoge bedrag van USD 30.000 is gekozen om het betrokken overheidsorgaan reële ruimte te geven om zo nodig toch gebruik te kunnen maken van de private diensten van een eigen werknemer.
De ontheffing wordt verleend door het bevoegd gezag. Als het gaat om een ambtenaar in dienst van de Staat, is dit de Minister van BZK, of (voor het personeel van de brandweer) de directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan wie de bevoegdheden van de Minister van Justitie en Veiligheid als korpsbeheerder van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd (de gemandateerd Korpsbeheerder). Als het om een ambtenaar in dienst van het bureau van de Rijksvertegenwoordiger gaat, is het bevoegd gezag de Rijksvertegenwoordiger en als de desbetreffende ambtenaar in dienst is van het openbaar lichaam is het bevoegd gezag het bestuurscollege.
Om te waarborgen dat niet te lichtvaardig ontheffing wordt verleend, moeten op grond van het derde lid de omstandigheden die het verlenen van de ontheffing rechtvaardigen uitdrukkelijk in de desbetreffende beschikking worden vermeld. Bovendien is in het vierde lid bepaald dat de bevoegdheid van de minister om ontheffing te verlenen alleen kan worden gemandateerd tot het niveau van de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van BZK. Ondermandaat aan bijvoorbeeld de directeur Rijksdienst Caribisch Nederland is dus niet mogelijk. Voor de brandweer geldt op grond van het vijfde lid, dat de bevoegdheid van het bevoegd gezag alleen kan worden gemandateerd aan de directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan wie de bevoegdheden van de Minister van Justitie en Veiligheid als korpsbeheerder van het korps brandweer Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd (de gemandateerd Korpsbeheerder), nadat deze schriftelijk overleg heeft gepleegd met de directeur-generaal Koninkrijksrelaties (namens de Minister van BZK); de directeur-generaal kan dit overleg niet aan een ondergeschikte overlaten. De bevoegdheid in deze van de Rijksvertegenwoordiger als bevoegd gezag van zijn medewerkers en die van het bestuurscollege als bevoegd gezag van de ambtenaren van een openbaar lichaam mogen op grond van het zesde, onderscheidenlijk zevende lid helemaal niet worden gemandateerd. Bovendien moet de gezaghebber, alvorens het bestuurscollege de ontheffing verleent, hierover eerst schriftelijk overleg plegen met de directeur-generaal Koninkrijksrelaties (namens de Minister van BZK); de directeur-generaal kan dit overleg niet aan een ondergeschikte overlaten.
Dit onderdeel betreft de formalisering van de afspraak dat naast de al bestaande gratificaties voor ambtsjubilea ook bij het bereiken van een diensttijd van 35 jaar en 45 jaar een gratificatie wegens trouwe dienst wordt uitgekeerd. Dit is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder b.
In onderdeel A wordt de bepaling met begripsomschrijvingen volledigheidshalve aangevuld met de definitie van «Sectorale overlegcommissie BES». Onderdeel C bevat de nieuwe bepaling met betrekking tot het vakbondsverlof. Verwezen wordt naar paragraaf 3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Dit onderdeel betreft de formalisering van de eenmalige uitkering voor politieambtenaren, zoals toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder c.
Het verbod op nevenbetrekkingen is voor de ambtenaren van politie geregeld in artikel 85 BrkpBES. Onderdeel D past dit artikel aan de wijziging van artikel 51 RpbaBES aan. Verwezen wordt naar het algemeen deel, paragraaf 2, en de toelichting op artikel I, onderdeel G. Net als voor de brandweer geldt op grond van het nieuwe vijfde lid van artikel 85, dat de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen voor het verbod op nevenwerkzaamheden alleen kan worden gemandateerd aan de gemandateerd Korpsbeheerder, nadat deze schriftelijk overleg heeft gepleegd met de directeur-generaal Koninkrijksrelaties (namens de Minister van BZK). Ondermandaat is dus ook hier niet mogelijk.
Dit onderdeel betreft de formalisering van de eenmalige uitkering, zoals toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder c.
In onderdeel A wordt de bepaling met begripsomschrijvingen volledigheidshalve aangevuld met de definitie van «Sectorale overlegcommissie BES».
Onderdeel B bevat de nieuwe bepaling met betrekking tot het vakbondsverlof. Verwezen wordt naar paragraaf 3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Aan artikel I, onderdelen B, onder 1, D onder 2, en F, onder 1 tot en met 6, is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2024. Dit betreft de verhoging van de toelage OVW, de jaargratificatie IBT en de verschillende vergoedingen voor bedrijfshulpverleners. Dit is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder a. Ook tot en met 1 januari 2024 is terugwerkende kracht verleend aan de bepalingen inzake de eenmalige uitkering (artikel II, onderdeel B, en artikel III), zoals reeds toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder c. Aan de wijziging van de bepaling met betrekking tot ambtsjubilea (artikel I, onderdeel H) is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2023. Dit is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 1, onder b. Ten slotte wordt aan de bepalingen inzake de harmonisering en verruiming van de vakbondsuren (artikel II, onderdeel C, en artikel IV) volgens de gemaakte afspraak in het sectoroverleg terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2024.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, F. Zsolt Szabó
Alleen voor de aanpassing van de hoogte van de uurtoeslag voor het IBT (geregeld in de Regeling bezoldiging Rijksambtenaren BES) en van de vergoeding voor consignatie en de TOD (geregeld in de Regeling consignatie en TOD Rijksambtenaren BES) is geen aanpassing op het niveau van algemene maatregel van bestuur nodig. Die aanpassingen zijn reeds gedaan in de genoemde regeling van 12 februari 2024.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2024-281.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.