Besluit van 3 juni 2024 tot wijziging van het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 15 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/143680;

Gelet op de artikelen 2, 3, 4, derde en vijfde lid, 5, 13, eerste tot en met vierde lid, 14, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde en achtste lid, 15, eerste en vierde lid, 23, 24, tweede lid, en 25 van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten en artikel 8, tweede lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 april 2024, nr. W17.23.00139/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 27 mei 2024, nr. IENW/BSK-2024/121684; Hoofddirectie Bestuurlijk en juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer wordt als volgt gewijzigd:

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4a. Toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten conform richtlijn 2019/882

Artikel 10a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

consument:

natuurlijke persoon die het desbetreffende product koopt of de desbetreffende dienst afneemt voor andere doeleinden dan zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

dienst:

dienst als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEG 2006, L 376/36);

diensten voor personenvervoer per bus:

onder artikel 2, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 181/2011 vallende diensten;

diensten voor personenvervoer per trein:

alle diensten voor treinreizigers als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1371/2007, met uitzondering van de in artikel 2, tweede lid, van die verordening bedoelde diensten;

dienstverlener:

natuurlijke of rechtspersoon die een dienst voor personenvervoer per bus of per trein verleent op de Nederlandse markt of aanbiedt consumenten in Nederland een dergelijke dienst te verlenen;

elektronische ticketingdiensten:

systeem waarmee tickets voor personenvervoer worden aangekocht, ook online, door middel van een apparaat met interactieve computerfuncties, en dat die tickets in elektronische vorm aan de koper ter beschikking stelt, zodat deze op papier kunnen worden afgedrukt of tijdens de reis op een mobiel apparaat met interactieve computerfuncties kunnen worden getoond;

elektronische tickets:

systeem waarmee een vervoersbewijs in de vorm van één of meerdere reistickets, een abonnement of reissaldo elektronisch wordt opgeladen op een fysiek vervoersbewijs of ander hulpmiddel, in plaats van op een papieren ticket te worden afgedrukt;

geharmoniseerde norm:

geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

interactieve computerfuncties:

functionaliteiten ter ondersteuning van de interactie tussen mens en apparaat, die de verwerking en transmissie van gegevens, stem of video of iedere combinatie daarvan mogelijk maken;

micro-onderneming:

onderneming met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste € 2.000.000;

personen met een handicap:

personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die in hun interactie te kampen hebben met diverse drempels die hen kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen in de samenleving te participeren;

realtimetekst:

vorm van schriftelijke conversatie tussen twee punten of in meerpuntenconferenties, waarbij de ingevoerde tekst op zodanige wijze wordt verzonden dat het bericht door de gebruiker wordt ervaren als doorlopend en letter voor letter tot stand komend;

regionale vervoersdiensten:

regionale vervoersdiensten als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L343/32) voor vervoer per trein, bus, touringcar, metro, tram of trolleybus;

richtlijn 2008/57:

Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEG 2008, L 191);

richtlijn 2019/882:

Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151);

stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten:

stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten als bedoeld in artikel 3, van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad voor vervoer per trein, bus, touringcar, metro, tram of trolleybus;

technische specificatie:

technische specificatie als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1025/2012, ter nakoming van de op een product of dienst van toepassing zijnde toegankelijkheidsvoorschriften;

verordening (EG) nr. 1371/2007:

Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEG 2007, L 315);

verordening (EU) nr. 181/2011:

Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55);

verordening (EU) nr. 1025/2012:

Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L 316/12).

Artikel 10b
  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op diensten voor personenvervoer per bus of trein met betrekking tot de volgende elementen:

    • a. websites;

    • b. op basis van mobiele apparaten, onder meer via mobiele applicaties geleverde diensten;

    • c. elektronische tickets en elektronische ticketingdiensten;

    • d. het verstrekken van informatie over vervoersdiensten, waaronder informatie in de vorm van realtimetekst of, als het informatieschermen betreft, op interactieve schermen op Nederlands grondgebied; en

    • e. interactieve zelfbedieningsterminals op het grondgebied van Nederland, uitgezonderd terminals die als geïntegreerde onderdelen zijn geïnstalleerd in voertuigen of rollend materieel die voor het aanbieden van een of meer onderdelen van deze diensten voor personenvervoer worden gebruikt.

  • 2. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten en regionale vervoersdiensten, maar uitsluitend met betrekking tot de elementen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel e.

  • 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de volgende inhoud van websites en mobiele toepassingen:

    • a. vooraf opgenomen, op tijd gebaseerde media die gepubliceerd zijn vóór 28 juni 2025;

    • b. kantoorbestandformats die gepubliceerd zijn vóór 28 juni 2025;

    • c. onlinekaarten en -karteringsdiensten, indien essentiële informatie op een toegankelijke, digitale wijze wordt verstrekt in het geval van voor navigatie bestemde kaarten;

    • d. van derden afkomstige inhoud die niet door de betrokken dienstverlener wordt gefinancierd of ontwikkeld en waarover deze geen zeggenschap heeft;

    • e. inhoud van websites en toepassingen op basis van mobiele apparaten die kunnen worden aangemerkt als archieven, wat betekent dat zij enkel inhoud bevatten die niet wordt bijgewerkt of aangepast na 28 juni 2025.

Artikel 10c
  • 1. De diensten, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften in de afdelingen III en IV van bijlage I bij richtlijn 2019/882.

  • 2. De diensten, bedoeld in artikel 10b, tweede lid, voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften in afdeling IV van bijlage I bij richtlijn 2019/882.

  • 3. Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de verplichtingen vermeld in het eerste lid en van elke verplichting in verband met de naleving van die voorschriften.

Artikel 10d

Voor zover de diensten, bedoeld in artikel 10b, eerste en tweede lid, voldoen aan de voorschriften voor de verstrekking van toegankelijke informatie en van informatie over toegankelijkheid in de zin van de verordeningen (EG) nr. 1371/2007 en (EU) nr. 181/2011, alsmede van de desbetreffende handelingen die zijn vastgesteld op basis van richtlijn 2008/57, voldoen ze daarmee ook aan de overeenkomstige voorschriften van richtlijn 2019/882.

Artikel 10e
  • 1. Dienstverleners ontwerpen en verlenen aangeboden diensten voor personenvervoer per bus of trein in overeenstemming met artikel 10c, eerste en tweede lid.

  • 2. Dienstverleners stellen overeenkomstig bijlage V bij richtlijn 2019/882 de vereiste informatie op en lichten toe op welke manier de diensten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen. De informatie wordt aan het publiek schriftelijk en mondeling ter beschikking gesteld, mede op een manier die toegankelijk is voor personen met een handicap. Dienstverleners bewaren die informatie zolang de dienst in werking is.

  • 3. Dienstverleners zorgen ervoor dat er procedures worden toegepast die garanderen dat de dienstverlening in overeenstemming met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften blijft. Dienstverleners houden op gepaste wijze rekening met veranderingen in de dienstverlening, veranderingen in de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften, veranderingen in de geharmoniseerde normen of in technische specificaties op basis waarvan wordt verklaard dat een dienst aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoet.

  • 4. Dienstverleners treffen onmiddellijk corrigerende maatregelen indien de aangeboden dienst niet in overeenstemming is met het eerste tot en met het derde lid. Zij brengen Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij de dienstverleners in het bijzonder de aard van de non-conformiteit en alle getroffen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

Artikel 10f
  • 1. De toegankelijkheidsvoorschriften, bedoeld in artikel 10c, eerste en tweede lid, zijn uitsluitend van toepassing voor zover de naleving ervan:

    • a. geen ingrijpende wijziging van een dienst vereist, resulterend in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan, en

    • b. geen onevenredige last voor de betrokken dienstverlener oplevert.

  • 2. Dienstverleners voeren een beoordeling uit om te kunnen bepalen of het naleven van de in artikel 10c bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging leidt of, overeenkomstig de desbetreffende criteria in bijlage VI bij richtlijn 2019/882, een onevenredige last als bedoeld in het eerste lid van dit artikel oplevert.

  • 3. Dienstverleners documenteren de in het tweede lid genoemde beoordeling. Dienstverleners bewaren alle relevante resultaten gedurende een periode van vijf jaar nadat de dienst voor het laatst op de Nederlandse markt is verleend of aan consumenten in Nederland is aangeboden een dergelijke dienst te verlenen. Dienstverleners verstrekken op verzoek aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, een exemplaar van de in het tweede lid genoemde beoordeling.

  • 4. Dienstverleners die een beroep doen op het eerste lid, onderdeel b, vernieuwen voor elke categorie of soort dienst hun beoordeling van de onevenredige last:

    • a. naar aanleiding van wijziging van de aangeboden dienst;

    • b. op verzoek van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat; of

    • c. in ieder geval, om de vijf jaar.

  • 5. Dienstverleners die uit andere bronnen dan eigen middelen financiering ontvangen ter verbetering van de toegankelijkheid, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat, kunnen geen beroep doen op het eerste lid, onderdeel b.

  • 6. Dienstverleners, met uitzondering van micro-ondernemingen, die voor een specifieke dienst een beroep doen op het eerste lid, verstrekken informatie daartoe aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 10g
  • 1. Diensten die voldoen aan geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden vermoed in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften, bedoeld in artikel 10c, eerste en tweede lid, voor zover deze normen of delen daarvan die voorschriften bestrijken.

  • 2. Diensten die in overeenstemming zijn met op grond van artikel 15, derde lid, van richtlijn 2019/882 vastgestelde technische specificaties of delen daarvan, worden vermoed in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften, bedoeld in artikel 10c, eerste en tweede lid.

  • 3. Diensten waarvan de kenmerken, onderdelen en functies aan de overeenkomstig afdeling VI van bijlage I bij richtlijn 2019/882 vastgestelde toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, worden voor zover het deze kenmerken, onderdelen en functies betreft, vermoed te voldoen aan de desbetreffende verplichtingen inzake toegankelijkheid krachtens andere Uniehandelingen dan de richtlijn, tenzij in die andere Uniehandelingen anders wordt bepaald.

  • 4. Diensten die in overeenstemming zijn met de geharmoniseerde normen en specificaties, of delen daarvan, die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van richtlijn 2019/882, leiden tot een vermoeden van overeenstemming met het derde lid van dit artikel, voor zover deze normen en technische specificaties of delen daarvan aan de toegankelijkheidsvoorschriften van die richtlijn voldoen.

Artikel 10h

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 juni 2023 ingediende voorstel van wet Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten (Kamerstukken 36 380) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, berust dit hoofdstuk mede op artikel 5c van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 28 juni 2025.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juni 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit besluit implementeert Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151) (hierna: de Richtlijn) voor zover het betreft de in die Richtlijn opgenomen bepalingen over diensten voor personenvervoer per bus of trein en met betrekking tot stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten. Hiervoor is een nieuw hoofdstuk 4a ingevoegd in het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

De Richtlijn, met als uiterste implementatiedeadline 28 juni 2022, is opgesteld mede ter uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: VN-VRPH).1 Doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de mensenrechten van mensen met een beperking. Naast persoonlijke autonomie en persoonlijke participatie, is toegankelijkheid een van de grondbeginselen van het VN-VRPH. De Richtlijn strekt ertoe de toegankelijkheid van een aantal producten en diensten voor personen met een handicap of een functionele beperking te verbeteren. Hierdoor wordt de maatschappelijke participatie voor deze groep personen vergroot. Daarnaast leidt het invoeren van geharmoniseerde toegankelijkheidsvoorschriften tot een beter functioneren van de interne markt. Belemmeringen van het vrije verkeer wegens uiteenlopende toegankelijkheidsvoorschriften worden met de implementatie van de Richtlijn opgeheven.

Ter aanvulling op het personenvervoer per bus of trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten, is de Richtlijn ook van toepassing op computerapparatuur, betaalterminals, zelfbedieningsterminals, apparatuur met interactieve computerfuncties, elektronische communicatiediensten, diensten die toegang verlenen tot audiovisuele mediadiensten, vervoersdiensten per vliegtuig en over water, bankdiensten, e-boeken en e-handelsdiensten. Voor vervoersdiensten per vliegtuig en over water wordt de Richtlijn geïmplementeerd in het Besluit toegankelijkheid personenvervoer per vliegtuig en over water. Implementatie van bepalingen van de Richtlijn die zich niet louter beperken tot het personenvervoer wordt nader uiteengezet in §5.3 van deze nota van toelichting.

Dit besluit betreft een strikte implementatie van de Richtlijn voor diensten van personenvervoer per bus, trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten. Aan het eind van deze nota van toelichting is een transponeringstabel opgenomen.

§ 2. Toepassingsgebied

§ 2.1 Algemeen

Het besluit is van toepassing op diensten voor personenvervoer per bus of trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten. In artikel 10b van het besluit wordt gedefinieerd welke diensten onder het toepassingsbereik vallen. Met betrekking tot stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten heeft de Richtlijn uitsluitend betrekking op de interactieve zelfbedieningsterminals op het grondgebied van de Unie. Specifiek heeft de Richtlijn, en dus ook het besluit, betrekking op de volgende elementen van het personenvervoer per bus en trein:

  • i) websites;

  • ii) geleverde diensten via mobiele apparaten, onder meer via mobiele applicaties (c.q. apps);

  • iii) elektronische tickets en ticketingdiensten;

  • iv) het verstrekken van informatie over vervoersdiensten, waaronder realtime-reisinformatie; dit wordt, wat informatieschermen betreft, beperkt tot interactieve schermen die zich op het grondgebied van de Unie bevinden; en

  • v) interactieve zelfbedieningsterminals op het grondgebied van Nederland, uitgezonderd terminals die als geïntegreerde onderdelen zijn geïnstalleerd in voertuigen of rollend materieel die voor het aanbieden van een of meer onderdelen van deze diensten voor personenvervoer worden gebruikt.

De Richtlijn verplicht ertoe dat informatie over vervoersdiensten, diensten op basis van mobiele apparaten, interactieve informatieschermen en interactieve zelfbedieningsterminals, toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap of een functionele beperking. Het betreft hierbij diensten die na 28 juni 2025 aan consumenten worden verleend. Het is in beginsel niet toegestaan de bedoelde diensten te verlenen, tenzij wordt voldaan aan de in de Richtlijn opgenomen toegankelijkheidsvoorschriften (artikel 4, lid 3, Richtlijn).

In wat volgt wordt een aantal aspecten nader toegelicht.

§ 2.2 Toegankelijke informatie en producten

Het toepassingsgebied van de Richtlijn betreft alle informatie die wordt verstrekt aan een persoon over de vervoersdienst, zowel bij het boeken van een ticket als alle navolgende communicatie. Het kan gaan om informatie over producten en -diensten voor personenvervoer die worden gebruikt en aangeboden door de dienstverlener, informatie vóór en tijdens de reis en informatie bij annulering van een vervoersdienst of vertraging bij vertrek. Tevens valt informatie over prijzen en aanbiedingen onder het toepassingsbereik van de Richtlijn en het besluit. Het betreft elektronische communicatie, maar ook informatie over de dienst ter plaatse. Bijvoorbeeld met betrekking tot beschikbaar personeel om mensen met een beperking te ondersteunen, liften die buiten werking zijn of diensten die tijdelijk niet beschikbaar zijn.2 Ook e-mails aan personen met informatie over hun reis en tickets vallen onder het toepassingsgebied van de Richtlijn.

Dienstverleners moeten voldoen aan de in bijlage I, afdeling III, bij de Richtlijn opgenomen toegankelijkheidsvoorschriften, deze worden nader toegelicht in §3 van deze nota van toelichting.

De toegankelijkheidsvoorschriften hebben onder meer betrekking op het verstrekken van informatie op een waarneembare en begrijpelijke manier, daarbij moet er gebruik gemaakt worden van geschikte lettertypes en contrast, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden. Daarnaast moet de informatie worden aangeboden via meer dan één zintuiglijke manier en, wat de inhoud betreft, beschikbaar worden gesteld in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat zij door de gebruikers op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden weergegeven. Niet-tekstuele inhoud moet tevens worden aangevuld met een alternatieve weergave van die inhoud, zoals een tekstbeschrijving. Hieruit volgt dat websites, apps, mails en tickets interoperabel moeten zijn met hulptechnologieën, zodat personen met diverse handicaps de informatie tot zich kunnen nemen en er in interactie mee kunnen treden. Ondersteunende diensten van dienstverleners moeten tevens via toegankelijke communicatiemethoden informatie verstrekken over de toegankelijkheid van (informatie van) de dienst en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.

Verder is de dienstverlener verplicht om bij het verlenen van diensten producten te gebruiken die toegankelijk zijn in overeenstemming met bijlage I, afdeling III, van de Richtlijn. Voor diensten van personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten vallen onder meer de volgende interactieve zelfbedieningsterminals onder het toepassingsgebied van de Richtlijn:

  • ticketautomaten;

  • incheckautomaten;

  • interactieve informatieverstrekkende zelfbedieningsterminals, met uitzondering van terminals die als geïntegreerde delen van voertuigen of rollend materieel zijn geïnstalleerd.

Een website wordt geacht te voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van de Richtlijn als de website ondersteunt dat deze door externe software luidop gelezen kan worden.

Conform Artikel 4, lid 4 hebben Lidstaten de mogelijkheid om de toegankelijkheidsvoorschriften voor de bebouwde omgeving van Bijlage III geldend te laten zijn. Nederland maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. Voor de bebouwde omgeving bestaan al diverse vereisten en normen. In het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer worden algemene toegankelijkheidseisen gesteld. Hieronder vallen ook openbare gebouwen waar diensten worden verleend zoals bedoeld in de Richtlijn. Er staan verschillende artikelen in §5.3 van het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

§ 2.3 Uitzonderingen
§ 2.3.1 Derde partijen

Uit artikel 2, vierde lid, onderdeel d, van de Richtlijn vloeit voort dat de toegankelijkheidsvoorschriften niet van toepassing zijn op van derden afkomstige inhoud, mits die inhoud niet door de dienstverlener wordt gefinancierd of ontwikkeld en waarover deze geen zeggenschap heeft. Hieruit volgt dat dienstverleners van personenvervoer per bus en trein en verleners van stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten in beginsel niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden wanneer door derde partijen aangeboden tickets/websites/mobiele applicaties niet voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften.

Deze derde partijen vallen echter wel onder het toepassingsgebied van de Richtlijn als e-handelsdiensten; Artikel 2, lid 2, onderdeel f. Dit betreft onder andere reisagenten, touroperators, travel management companies en betaling methodes met het oog op het sluiten van overeenkomsten door consumenten op afstand, via websites en langs elektronische weg. Deze partijen moeten tevens voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften beschreven in bijlage I, afdeling III en IV van de Richtlijn. Dit wordt geïmplementeerd met het wetsvoorstel tot wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882.

De partij die verplicht is om de toegankelijkheidsvoorschriften na te leven, is de partij die de informatie financiert, ontwikkelt of hier zeggenschap over heeft. Dit is tevens de partij die aansprakelijk kan worden gesteld voor het in gebreke blijven bij niet-naleving. Het al dan niet bestaan van een contractuele relatie tussen betrokken partijen doet hierbij niet ter zake aan de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Een consument moet zijn beklag kunnen doen bij de toezichthouder als blijkt dat een partij zijn verplichtingen niet nakomt (verzoek tot handhaving). De Richtlijn wordt bestuursrechtelijk gehandhaafd, voor een vordering bij de civiele rechter is alleen sprake als er schade optreedt, dan gelden de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek.

§ 2.3.2 Onevenredige last of fundamentele wijziging

Marktdeelnemers zijn niet gehouden om onder alle omstandigheden de toegankelijkheidsvoorschriften van de richtlijn na te leven. De richtlijn voorziet in de mogelijkheid voor marktdeelnemers om een beoordeling uit te voeren om te kunnen bepalen of het naleven van de toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging leidt of een onevenredige last oplevert. De hierbij te volgen procedure is nader omschreven in artikel 14 van de richtlijn en de hierbij geldende criteria inzake de onevenredige last zijn opgenomen in bijlage VI van de richtlijn. Marktdeelnemers kunnen naar eigen beoordeling gebruik maken van de uitzonderingen die de richtlijn biedt en hoeven niet actief om toestemming te vragen. Wel moeten zij, met uitzondering van micro-ondernemingen, de beoordeling documenteren en deze kunnen overhandigen wanneer een toezichthouder daarom vraagt.

Wat betreft de fundamentele wijziging van de wezenlijke aard van de dienst of het product is in artikel 14 van de richtlijn bepaald dat de toegankelijkheidsvoorschriften uitsluitend van toepassing zijn voor zover de naleving ervan geen ingrijpende wijziging van een product of dienst vereist, resulterend in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan. Aan de hand van deze bepaling is het aan de marktdeelnemer om in zijn beoordeling vast te leggen dat van een dergelijke wijziging sprake is, en de toegankelijkheidsvoorschriften niet van toepassing zijn.

Voor wat betreft de onevenredige last bevat bijlage VI van de richtlijn een uitvoerige opsomming van criteria voor het uitvoeren en documenteren van de beoordeling of sprake is van een dergelijke last. Deze criteria zijn verdeeld in drie hoofdcriteria:

  • 1. Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de totale kosten (exploitatie- en investeringsuitgaven) van de vervaardiging, distributie of invoer van het product voor, of het verlenen van de dienst aan, de marktdeelnemers.

  • 2. De geraamde kosten en baten voor de marktdeelnemers, inclusief productieprocessen en investeringen, in verhouding tot de geraamde voordelen voor personen met een handicap, rekening houdend met aantal keer dat het specifieke product of de specifieke dienst is gebruikt, en de frequentie van dat gebruik.

  • 3. Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de netto-omzet van de marktdeelnemer.

Hoofdcriteria 1 en 3 die zijn onderverdeeld in elementen, die op hun beurt weer zijn onderverdeeld in criteria. Elementen voor de beoordeling van de nettokosten voor de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften:

  • a) criteria met betrekking tot eenmalige organisatiekosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:

    • i) kosten voor extra personeel met expertise op het gebied van toegankelijkheid;

    • ii) kosten voor opleiding van personeel en competentieverwerving op het gebied van toegankelijkheid;

    • iii) kosten voor de ontwikkeling van een nieuwe procedure ter integratie van toegankelijkheid in de productontwikkeling of dienstverlening;

    • iv) kosten voor de ontwikkeling van richtsnoeren inzake toegankelijkheid;

    • v) eenmalige kosten voor het leren begrijpen van de wetgeving inzake toegankelijkheid;

  • b) criteria met betrekking tot de lopende productie- en ontwikkelingskosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:

    • i) kosten voor het ontwerpen van de toegankelijkheidsfuncties van het product of de dienst;

    • ii) kosten van de productieprocessen;

    • iii) kosten voor het testen van een product of dienst op toegankelijkheid;

    • iv) kosten met betrekking tot het samenstellen van documentatie.

§ 2.3.3 Informatie van vóór 28 juni 2025

Conform artikel 31 van de Richtlijn, zullen de Richtlijn en dit Besluit inwerkingtreden per 28 juni 2025. Op tijd gebaseerde media, kantoorbestandsformats, inhoud van derde, kaarten en archieven, oftewel informatie die gebonden is aan een specifieke datum zoals een persbericht, die gepubliceerd zijn vóór de datum van inwerkingtreding hoeven niet met terugwerkende kracht aangepast te worden aan de toegankelijkheidsvoorschriften van de Richtlijn. Informatie die gepubliceerd wordt na de datum van inwerkingtreding, of informatie die essentieel wordt geacht voor passagiers om gebruik te maken van de vervoersdienst na de datum van inwerkingtreding moet conform de toegankelijkheidsvoorschriften worden verstrekt.

§ 3. Uitwerking van de toegankelijkheidsvoorschriften

Bijlage I bij de Richtlijn bevat de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten. De bijlage is onderverdeeld in afdelingen. Afdeling I en II beschrijven de voorschriften waaraan producten moeten voldoen. De eisen die aan diensten worden gesteld zijn opgesomd in afdeling III en afdeling IV, onderdeel c, van bijlage I bij de Richtlijn en voor stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten afdeling IV, onderdeel d, van bijlage I bij de Richtlijn. Afdeling III bevat de toegankelijkheidsvoorschriften voor alle diensten die onder het toepassingsgebied van de Richtlijn vallen. De voorschriften strekken ertoe om het gebruik van de diensten door personen met een handicap zo veel mogelijk te bevorderen. Dienstverleners zijn ertoe verplicht om:

  • 1. Bij het gebruik van de dienst gebruik te maken van producten die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften in afdeling I en II;

  • 2. Informatie te verstrekken over de dienst, en wanneer producten worden gebruikt bij het verlenen van de dienst, over de link naar die producten, alsmede informatie over de toegankelijkheidskenmerken en interoperabiliteit van deze producten met hulpapparaten en voorzieningen. De informatie moet voldoen aan de volgende eisen:

    • de informatie wordt via meer dan één zintuiglijk kanaal aangeboden;

    • de informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd;

    • de informatie wordt op een voor de gebruikers waarneembare manier gepresenteerd;

    • de informatie wordt, wat de inhoud betreft, beschikbaar gesteld in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat zij door de gebruikers op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden weergegeven;

    • de informatie wordt gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast, alsmede van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand;

    • niet-tekstuele inhoud wordt aangevuld met een alternatieve weergave van die inhoud; en

    • er wordt elektronische informatie verstrekt die nodig is om de dienst op een consistente en geschikte manier te kunnen leveren, en wel door deze informatie waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust3 te maken;

  • 3. Websites, inclusief de daaraan gerelateerde onlinetoepassingen, en diensten op mobiele apparatuur, inclusief mobiele toepassingen, toegankelijk te maken op een consistente en geschikte manier, door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust4 te maken; en

  • 4. De ondersteunende diensten (helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten en opleidingsdiensten), die, voor zover beschikbaar, via toegankelijke communicatiemethoden informatie verstrekken over de toegankelijkheid van de dienst en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.

Afdeling IV bevat aanvullende eisen voor specifieke diensten. Ook voor het personenvervoer per trein en bus worden aanvullende eisen gesteld. Bij het verlenen van de dienst wordt gezorgd voor het opnemen van functies, werkwijzen, beleid, procedures en veranderingen in de uitvoering van de dienst die gericht zijn op de behoeften van personen met een handicap, en op interoperabiliteit met hulptechnologieën. Voor het personenvervoer bus en trein bepaalt afdeling IV, onderdeel c, van de Richtlijn dat dienstverleners:

  • 1. Zorgdragen voor informatieverstrekking over de toegankelijkheid van de bus en de trein, de omringende infrastructuur en de bebouwde omgeving en voor assistentie voor personen met een handicap; en

  • 2. Zorgdragen voor informatieverstrekking over slimme ticketingsystemen (elektronische reservering, boeken van tickets enz.), voor realtime-reisinformatie (dienstregelingen, informatie over verkeersstoringen, verbindingsdiensten, aansluiting op andere vervoermiddelen enz.), alsmede voor aanvullende dienstinformatie (bijvoorbeeld personele inzet op stations, liften die buiten werking zijn of diensten die tijdelijk niet beschikbaar zijn).

Voor stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten en regionale vervoersdiensten bepaalt afdeling IV, onderdeel c, van de Richtlijn dat er door dienstverleners voor gezorgd moet worden dat de zelfbedieningsterminals, die bij het verlenen van de dienst worden gebruikt, toegankelijk zijn in overeenstemming met afdeling I van deze bijlage van de Richtlijn.

Ter verduidelijking zijn in Bijlage II bij de Richtlijn voorbeelden gegeven hoe aan deze eisen kan worden voldaan. Bijlage II beschrijft indicatieve niet-bindende voorbeelden van mogelijke oplossingen die kunnen bijdragen aan de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften in Bijlage I van de Richtlijn. Overeenstemming met deze voorbeelden betekent daarom niet automatische naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften van de Richtlijn. Daarnaast kan geput worden uit de Richtlijnen voor Toegankelijkheid van Webcontent (hierna: WCAG-richtlijnen).5 Private marktpartijen kunnen ondersteuning bieden door middel van het certificeren van websites en documenten die voldoen aan WCAG-richtlijnen.

Onder coördinatie van VWS zullen de betrokken ministeries samen met de toezichthouders de toegankelijkheidsvoorschriften en interpretatie van bepaalde terminologie die wordt overgenomen uit de Richtlijn verder verduidelijken. Dergelijke kaders zullen verduidelijking verschaffen aan de dienstverleners die vallen onder het toepassingsgebied van de Richtlijn. In deze kaders zal ook aandacht worden geschonken aan de praktische implicaties van de Richtlijn. Met het voorgaande wordt verder beoogd rechtsonzekerheid te voorkomen.

§ 4. Micro-ondernemingen en kleine- en middelgrote ondernemingen

De Richtlijn definieert een micro-onderneming als: «[een] onderneming met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen EUR;».

Kleine- en middelgrote ondernemingen wordt gedefinieerd als: «ondernemingen met minder dan 250 werknemers en met een jaaromzet van ten hoogste 50 miljoen EUR of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 43 miljoen EUR, micro-ondernemingen niet inbegrepen». In Nederland staat dit type ondernemingen bekend als het midden- en kleinbedrijf (hierna: MKB).

Micro-ondernemingen die diensten aanbieden zijn vrijgesteld van de toegankelijkheidsvoorschriften en van elke verplichting bij naleving van deze voorschriften. Micro-ondernemingen onderscheiden zich van alle andere ondernemingen door hun beperkte personele middelen, jaarlijkse omzet of jaarlijkse balanstotaal. De lasten waarmee naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften voor micro-ondernemingen gepaard gaan, leggen bijgevolg over het algemeen een groter beslag op hun financiële en personele middelen dan bij andere ondernemingen, en vormen vermoedelijk een onevenredig aandeel van de kosten.6 Hoewel deze ondernemingen vrijgesteld zijn, wordt in overweging 72 van de Richtlijn toegelicht dat alle micro-ondernemingen moeten worden aangemoedigd om diensten te verlenen die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. Dit met het oog op een groter concurrentievermogen en groeipotentieel van deze micro-ondernemingen in de interne markt. De Richtlijn schrijft derhalve voor dat lidstaten micro-ondernemingen de nodige richtsnoeren en instrumenten geven om de toepassingen van de nationale regels tot implementatie van de Richtlijn te faciliteren.

Aan de hand van een analyse en een gesprek met de sector- en handhavingspartijen, zijn er geen micro-ondernemingen geïdentificeerd in de sector van het personenvervoer per bus en trein. De op last van de Europese Commissie uitgevoerde «Market Impact Assessment» bevestigt dit beeld.7 De richtsnoeren zijn daarom niet opgesteld. Om dezelfde reden is er geen MKB-toets uitgevoerd. Indien in de toekomst micro-ondernemingen diensten van personenvervoer per bus en trein gaan aanbieden, dan zal IenW in samenspraak met de toezichthouder en micro-ondernemingen, de nodige richtsnoeren opstellen.

§ 5. Verhouding tot andere wettelijke kaders

§ 5.1 Verhouding tot hoger recht

Omdat de EU partij is bij het VN-VRPH maken de verdragsbepalingen integraal deel uit van de rechtsorde van de EU en zijn zij bindend voor haar instellingen en de lidstaten. In het VN-VRPH is bepaald dat de partijen bij dat verdrag passende maatregelen nemen om personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, tot informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die open staan voor of verleend worden aan het publiek. Het VN-comité voor de rechten van personen met een handicap heeft geconstateerd dat een wetgevingskader nodig is met concrete, afdwingbare en tijdgebonden ijkpunten voor het toezicht op de geleidelijke invoering van toegankelijkheid.

Doordat het VN-VRPH doorwerkt in de rechtsorde van de lidstaten, zijn er aanvullende nationale bepalingen over de toegankelijkheid van producten en diensten nodig. Daarom is het noodzakelijk de uitvoering van het VN-VRPH in de EU te faciliteren met gemeenschappelijke regels. De Richtlijn beoogt dat de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van het VN-VRPH in verband met toegankelijkheid op geharmoniseerde wijze nakomen.

§ 5.2 Verhouding tot bestaande EU-regelgeving

Naast de Richtlijn bestaat er al Europese regelgeving op het gebied van bescherming van de rechten van passagiers per bus en trein. Dit zijn:

  • 1. Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer;

  • 2. Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004; en

  • 3. Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie.

Bovengenoemde rechtshandelingen van de Unie bevatten al bepalingen ten aanzien van informatie en toegankelijkheid. Deze bepalingen blijven gelden. De extra voorschriften met betrekking tot informatieverstrekking in de Richtlijn vormen een aanvulling hierop. Diensten die reeds voldoen aan de voorschriften ten aanzien van toegankelijkheid in deze rechtshandelingen van de Unie, worden geacht ook aan de overeenkomstige voorschriften van de Richtlijn te voldoen.

§ 5.3 Verhouding tot nationale regelgeving

De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz) voorziet in artikel 8, eerste lid, in een verbod van onderscheid bij:

  • a. het verlenen van de voor het reizen vereiste toegang tot de bij het openbaar vervoer behorende gebouwen en infrastructuur;

  • b. het aanbieden van openbaar-vervoersdiensten en reisinformatie;

  • c. het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten met betrekking tot openbaar vervoer.

Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Wgbh/cz kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de aanpassingen die ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wgbh/cz verricht moeten worden. De grondslag voor dit besluit is daarmee artikel 8, tweede lid, van de Wgbh/cz.

Met het voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (hierna: Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten) wordt voorgesteld om een nieuw artikel 5c in te voegen in de Wgbh/cz. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienstverleners hun diensten ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/882 in overeenstemming met de bij of krachtens die maatregel gestelde regels – in dit geval de bepalingen van onderhavig besluit – inzake de toegankelijkheid van die diensten verlenen. Na de inwerkingtreding van de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten, berust dit besluit mede op dit artikel 5c. Naast dat artikel 8, tweede lid, van de Wgbh/cz een grondslag biedt voor dit besluit, is het nieuwe artikel 5c expliciet toegesneden op regels ter uitvoering van de Richtlijn.

Bepalingen uit de Richtlijn die zich niet louter beperken tot het personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten worden via genoemde implementatiewet elders in de wetgeving geïmplementeerd. Met de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten worden wijzigingen voorgesteld in de volgende wetten: de Warenwet, de Wgbh/cz, de Telecommunicatiewet, het Burgerlijk Wetboek, de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet handhaving consumentenbescherming (hierna: Whc).

Wat betreft het toezicht op de naleving en de handhaving van de verplichtingen vastgelegd in dit besluit, wordt in de Whc in de bijlage g het onderhavig besluit opgenomen, naar analogie met de reeds daar opgenomen EU-verordeningen en wetsartikelen op het gebied van passagiersrechten. Op toezicht en naleving wordt hieronder in § 7 nader ingegaan.

§ 6. Gevolgen

De Richtlijn beoogt de toegankelijkheid tot onder andere vervoersinformatie, e-lezers, zelfbedieningsterminals en diensten te verhogen voor alle burgers, inclusief mensen met een beperking. Een omgeving waar producten en diensten beter toegankelijk zijn, draagt bij tot een inclusievere samenleving en maakt het voor personen met een handicap gemakkelijker om zelfstandig te leven.

Daarnaast bevorderen geharmoniseerde toegankelijkheidsvoorschriften het functioneren van de interne markt door het opheffen of voorkomen van belemmeringen voor het vrije verkeer van producten en diensten.

§ 7. Toezicht en handhaving

Artikel 29 van de Richtlijn verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat de Richtlijn wordt nageleefd. Daartoe moeten overheidsorganen, particuliere verenigingen, organisaties of andere juridische entiteiten die er een legitiem belang hebben bij naleving van deze Richtlijn, de mogelijkheid hebben om via de bevoegde bestuursrechtelijke instantie of de rechter te bewerkstelligen dat het onderhavige besluit waarin deze Richtlijn is omgezet, wordt nageleefd. Ook consumenten moeten de mogelijkheid hebben om via de bevoegde bestuursrechtelijke instantie of de rechter te bewerkstelligen dat de nationale bepalingen waarin deze Richtlijn is omgezet, worden nageleefd.

Interdepartementaal is het besluit genomen om het toezicht sectoraal in te vullen. Omdat de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), zijnde onderdeel van het Ministerie van IenW, reeds is aangewezen als toezichthouder voor passagiersrechten en passagiers met een beperkte mobiliteit, is er vanuit het oogpunt van coherentie voor gekozen om ook het toezicht met betrekking tot onderhavig besluit bij de ILT te beleggen. Het beleggen van het toezicht bij de ILT is in lijn met de behoeften van de doelgroep en de reacties ontvangen op de internetconsultatie. Zo heeft ieder(in) hun expliciete voorkeur geuit voor «een actieve rol voor de ILT». Digitale toegankelijkheid van informatie is een nieuw werkgebied, dat zich heeft ontwikkeld door de steeds vorderende digitalisering van onze samenleving. Dat de ILT hier eveneens als andere toezichthouders geen expertise op heeft en dit moet ontwikkelen ligt daarom voor de hand.

In de bestuursrechtelijke handhaving is voorzien door in het bovenliggende voorstel van wet de ILT in de Whc aan te wijzen als bevoegde autoriteit voor inbreuken op het onderhavige besluit. Daarmee kan de ILT namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete in het geval van niet-naleving door een dienstverlener.

Een verzoek tot handhaving aan de ILT door een passagier of andere belanghebbende valt onder de reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht. De daarin opgenomen bepalingen met betrekking tot het indienen van een aanvraag en het nemen van een besluit door het bestuursorgaan zijn van toepassing.

De onderhavige wijzigingen zijn voor een Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheid-toets (HUF-toets) aan de ILT voorgelegd. De ILT was in haar HUF-toets kritisch, onder andere ten aanzien van onduidelijkheden met betrekking tot terminologie, verboden en criteria. De praktische vragen van de ILT zijn schriftelijk geadresseerd. De uitkomst van de HUF-toets is daarnaast verwerkt in de toelichting. Zo is de toelichting bij het toepassingsgebied verduidelijkt. Daarnaast is opgenomen welke autoriteit de richtsnoeren zal opstellen, zodra er sprake zal zijn van een micro-onderneming die actief is in het personenvervoer per bus en trein.

Het aandachtspunt dat de ILT heeft benoemd betreft het gebruik van open normen in de regelgeving, vloeit voort uit de één-op-één overname van de terminologie van de Richtlijn. De invulling van deze open termen, zoals «ingrijpende wijziging» en «voor gebruikers waarneembare manier», zal verder uitgewerkt worden. Hiervoor is er een werkgroep opgezet, met deelname van verschillende relevante toezichthouders, om tot verduidelijking en afspraken te komen. Dit betreft bijvoorbeeld boetebedragen, interpretatie van de wetgeving, en casuïstiek, gezien deze vragen leven bij alle toezichthouders. De ILT neemt derhalve ook deel aan deze bijeenkomsten. Ook bevat de claim voor het toezicht incidentele kosten voor 2023 en 2024 zodat er, ter voorbereiding van de inwerkingtreding in juni 2025, zoveel mogelijk voorwerk ten behoeve van het toezicht gedaan kan worden. Om daadwerkelijk harmonisatie te bewerkstelligen tussen de EU-lidstaten, voorziet de Richtlijn in artikel 33 in periodieke evaluatie van de toepassing ervan, naar aanleiding waarvan de Commissie zo nodig passende maatregelen voorstelt, met inbegrip van eventuele maatregelen van wetgevende aard. Verder zijn redactionele voorstellen overgenomen.

§ 8. Financiële gevolgen

Het onderhavige besluit heeft financiële gevolgen voor het Rijk. Deze financiële gevolgen vloeien met name voort uit de verplichtingen inzake toezicht op naleving en handhaving. Aangezien gekozen is om het toezicht sectoraal te beleggen en specifieke kennis omtrent toegankelijkheid momenteel bij de ILT ontbreekt, heeft de ILT een capaciteitsclaim van 3 structurele FTE en 2,5 niet-structurele FTE geformuleerd. Ook wordt er een eenmalige kostenpost van 120.000 euro voor het inrichten van het werkproces, het aanmaken van het klachtenformulier en het aanpassen van de website geraamd. Er is afgesproken dat er eerst ingezet zal worden op een 75% inzet van de oorspronkelijke claim, waarbij in 2026 wordt geëvalueerd of dit voldoende is. In principe zal de claim gehonoreerd worden. Een tweede evaluatie volgt in 2028.

§ 9. Administratieve lasten en nalevingskosten

De verplichte aanpassingen van dienstverleners in het leveren van hun dienst en de informatie hierover aan de toegankelijkheidsvoorschriften geeft aanleiding tot het maken kosten. Indien het naleven van de toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging leidt of een onevenredige last voor de betrokken ondernemingen, kan een ondernemer er voor kiezen gebruik te maken van de uitzonderingregel die is beschreven in § 2.3.2 van deze Toelichting.

Betrokken ondernemingen zijn verplicht informatie te verstrekken over de toegankelijkheid van de door hun geleverde producten en/of diensten. Er wordt vanuit gegaan dat deze taak eenmalig moet worden uitgevoerd. Deze lasten houden verband met het verstrekken van informatie inzake toegankelijkheid aan de cliënt of de markttoezichtautoriteiten.

Het opstellen van de informatie inzake de toegankelijkheid van het product of de dienst wordt in de Market Impact Assessment aangenomen gelijk te staan aan één achturige werkdag.

Conform de Market Impact Assessment zou er sprake kunnen zijn van een administratieve last voor een onderneming in verband met het up-to-date houden en aanleveren van informatie over toegankelijkheid, en eenmalige nalevingskosten.8 Deze nalevingskosten zijn door de Market Impact Assessment gecorrigeerd met de eventueel haalbare winst. De Market Impact Assessment beschrijft ook een algemene reductie van kosten door standaardisering binnen de interne Europese markt, omdat binnen de Unie in alle lidstaten aan dezelfde toegankelijkheidseisen van de Richtlijn voldaan moet worden.

De uitleg zoals neergelegd in de Market Impact Assessment is voorgelegd aan de sector, met de vraag of het reëel is. Van de zijde van NS is kenbaar gemaakt dat het Market Impact Assessment niet reëel is, omdat de verwachting van NS is dat de kosten hoger zullen uitvallen in de praktijk. In afwijking van de beoordeling van NS wordt er geen reden gezien om de Market Impact Assessment niet te volgen.

§ 10. Advies en consultatie

§ 10.1 Advies College Toetsing Regeldruk (ATR)

Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft. Het gaat om een voorstel met één-op-één-implementatie van de Europese Richtlijn, waarvan de (regeldruk)kosten bij benadering in beeld zijn gebracht. Dit besluit van de ATR betekent dat het geen brief naar de bewindspersoon zal sturen met zijn beoordeling van het dossier.

§ 10.2 Internetconsultatie

De internetconsultatie heeft plaats gevonden van 26 juni 2022 tot 11 september 2022. Er zijn in totaal 6 reacties ontvangen, allen openbaar. De reacties hebben in het algemeen betrekking op de volgende onderwerpen:

  • Het toepassingsgebied van de Richtlijn;

  • De behandeling van klachten en vragen;

Toepassingsgebied van de Richtlijn

In paragraaf 2 van deze toelichting is uitgebreid ingegaan op het toepassingsgebied van de Richtlijn.

Centraal punt informatie toezicht

Mensen kunnen met vragen en klachten terecht bij de betreffende toezichthouder. Omdat het toezicht over verschillende toezichthouders is verdeeld, komt er een centrale plek op de website van de Rijksoverheid. De pagina verwijst naar de juiste toezichthouder met bijhorende contactgegevens. Voor alle producten kunnen mensen terecht bij Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. Voor de diensten zal per dienst de juiste toezichthouder worden weergegeven.

Reactie internetconsultatie Ieder(in)

Ieder(in) heeft een inhoudelijk uitgebreide consultatiereactie gegeven. Daar waar dezelfde punten naar voren gebracht zijn als bij de consultatie van de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten of van daaraan gerelateerde implementatiebesluiten, is de beantwoording gelijkluidend.

Markttoezicht op de uitvoering

Ieder(in) vraagt dat er beschreven wordt hoe het toezicht en de handhaving geregeld gaan worden door de ILT, en hoe de naleving door marktdeelnemers gemonitord wordt, evenals de gevolgen van het niet-naleven van de Richtlijn.

De regering merkt op dat de ILT zal handelen op basis van meldingen en daarbij de bevoegdheden zal toepassen die het krijgt op grond van de Whc. De regering merkt op dat er een werkgroep toezicht is waar meer gedetailleerde uitwerking van toezicht en handhaving op de agenda staan.

Ieder(in) geeft aan dat toegankelijkheid een nieuw onderwerp is voor de ILT en dat hiervoor de nodige expertise nodig is.

De regering bevestigt dat dit een nieuw onderwerp is, en dat de ILT hiervoor de nodige expertise zal moeten ontwikkelen.

Ieder(in) adviseert dat de ILT zeer zorgvuldig de vrijstellingsgronden op basis waarvan vrijstelling kan worden verleend in overeenstemming met bijlage VI van de Europese Toegankelijkheidsakte dient te formuleren en monitoren, dat daarbij ervaringsdeskundigheid via vertegenwoordigende organisaties wordt betrokken. Zo kan worden voorkomen dat marktdeelnemers ten onrechte een beroep doen op grond van de onevenredige last en fundamentele wijzigingen. Beoordelingen van marktdeelnemers door het ILT zijn openbaar beschikbaar en toegankelijk en begrijpelijk voor mensen met een beperking.

De regering merkt op dat er een werkgroep toezicht is waar de definities van de begrippen onevenredige last en fundamentele wijziging op de agenda staan. Ook de monitoring van het wetsvoorstel staan op de agenda van de werkgroep.

Ieder(in) stelt dat voor het goed kunnen monitoren en verbeteren van de toegankelijkheid van producten en diensten een goedwerkend feedbackmechanisme dat burgers in staat stelt een toegankelijkheidsprobleem te melden van groot belang is, en stelt derhalve voor om dit feedbackmechanisme op te nemen in het besluit. Ieder(in) adviseert om (organisaties van) mensen met een beperking bij het ontwikkelen van dit feedbackmechanisme te betrekken, en een – voor eindgebruikers met een beperking begrijpelijk en toegankelijk – contact- en informatiepunt in te stellen waar zij informatie kunnen krijgen over hun rechten in geval dat zij ontoegankelijke producten of diensten geleverd krijgen.

De regering verwijst in reactie op deze wens van Ieder(in) naar de passage uit de memorie van toelichting van de implementatiewet die hierop betrekking heeft: Consumenten met vragen en klachten kunnen terecht bij de betreffende toezichthouder. Omdat het toezicht over verschillende toezichthouders is verdeeld, komt er een centrale plek op een pagina van de Rijksoverheid. Dit is een reeds bestaande pagina met informatie over de inhoud van het wetsvoorstel welke wordt aangevuld met een verwijzing naar de juiste toezichthouder met bijhorende contactgegevens.

Ieder(in) merkt op dat het belangrijk is dat er sancties zijn voor het niet-naleven van de toegankelijkheidsvoorschriften, bijvoorbeeld in de vorm van boetes. Ook wordt geadviseerd dit geld te investeren in publieke middelen om toegankelijkheid te verbeteren.

De regering merkt op dat een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete twee verschillende bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn. Een bestuurlijke boete betreft een geldboete voor het niet-naleven van wettelijke voorschriften, terwijl een last onder dwangsom de opdracht om een overtreding te herstellen binnen een bepaalde termijn betreft.

De regering wijst er op dat de boetebedragen terecht komen in de algemene middelen, het is derhalve niet mogelijk om de ontvangsten uit deze boetes in te zetten om de toegankelijkheid te verbeteren. Wel zal de regering investeren in publieke middelen om de toegankelijkheid te verbeteren, onder andere via voorlichting aan marktdeelnemers.

Actieve rol ILT

Ieder(in) stelt voor dat de ILT op een aantal onderdelen een meer actieve rol dient te spelen dan in het besluit is geregeld. Ten eerste stelt Ieder(in) dat een belangrijke taak van de ILT zou moeten zijn het actief geven van voorlichting aan mensen met een beperking en ondernemingen over welke toegankelijkheidsvoorschriften voor hen van toepassing zijn. Met name ondernemingen hebben baat bij duidelijkheid over aan welke toegankelijkheidsregelgeving zij moeten voldoen.

De regering hecht groot belang aan duidelijke informatie over de toegankelijkheidsvoorschriften en de richtsnoeren. Voor wat betreft marktdeelnemers zet de regering zich samen met MKB-Nederland en VNO-NCW in om marktdeelnemers goed te informeren over de toegankelijkheidseisen. Er is nu al informatie over de toegankelijkheidsvoorschriften te vinden op de website van de Rijksoverheid. Hiervoor is een pagina ingericht die mettertijd zal worden uitgebreid met aanvullende informatie. Aanvullend hierop wordt in 2023 bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal ontwikkeld waarin de eisen per product en dienst inzichtelijk worden gemaakt en worden er informatiesessies voor ondernemers georganiseerd. Deze sessies zullen samen met de lessons learned worden verspreid via kanalen als brancheverenigingen en Ondernemersplein. Mede op basis van hoe de informatiesessies verlopen wordt een communicatieaanpak voor de jaren 2024 en verder bepaald.

Voor wat betreft voorlichting aan mensen met een beperking werkt de regering graag samen met Ieder(in).

Ten tweede stelt Ieder(in) dat de ILT een meer actieve rol dient te spelen ten aanzien van de vrijstellingsgronden. De ILT moet de eigen beoordelingen van ondernemingen die hier een beroep op doen actief monitoren en controleren of beoordelingen door ondernemingen zorgvuldig zijn gemaakt. Ieder(in) is in dit kader van mening dat de ILT zorgvuldig en duidelijk de vrijstellingsgronden moet formuleren en monitoren op basis waarvan vrijstelling kan worden verleend in overeenstemming met bijlage VI van de richtlijn. Hiermee kan worden voorkomen dat marktdeelnemers ten onrechte een beroep doen op grond van de onevenredige last en fundamentele wijzigingen. Beoordelingen van marktdeelnemers door de ILT zijn openbaar beschikbaar en toegankelijk voor mensen met een beperking.

Ook met betrekking tot bovengenoemde opmerkingen wijst de regering er op dat er een werkgroep toezicht is waar de definities van de begrippen onevenredige last en fundamentele wijziging op de agenda staan. Ook de monitoring van het wetsvoorstel staan op de agenda van de werkgroep.

Diensten van derde partijen

Ieder(in) geeft aan duidelijkheid te willen met betrekking tot overweging 20 van de Richtlijn en dat dit voldoende terugkomt.

De regering heeft in deze nota van toelichting onder paragraaf § 2.3.1 Derde partijen verduidelijking aangebracht.

Sectorspecifieke voorlichting

Ieder(in) heeft een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt inzake voorlichting aan marktdeelnemers en belanghebbenden, en hun betrokkenheid bij de uitvoering van het besluit.

In aanvulling hierop pleit Ieder(in) ervoor dat er een sectorspecifiek informatiepunt komt voor antwoorden op vragen aangaande toegankelijkheid van producten onder het besluit.

De regering werkt samen met MKB-Nederland en VNO-NCW inzet om marktdeelnemers goed te informeren over de toegankelijkheidseisen, en verwijst hiervoor naar voorgaande antwoorden.

§ 10.3 Raad voor de Rechtspraak (RvR)

De Raad is om advies gevraagd naar aanleiding van dit Besluit. In de reactie heeft de Raad aangegeven eerder, op 9 maart 2022, advies uitgebracht te hebben inzake de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten. Daarnaast heeft de Raad aangegeven op 30 juni 2022 advies te hebben uitgebracht inzake het Besluit toegankelijkheid personenvervoer per vliegtuig en over water. De Raad ziet bij dit Besluit geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Het Besluit leidt naar verwachting van de Raad ook niet tot substantiële werklastgevolgen voor de Rechtspraak.

§ 10.4 College voor de Rechten van de Mens (College RvdM)

Het College RvdM is vanuit haar rol als toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om advies gevraagd naar aanleiding van dit Besluit. Hiermee wordt tevens het advies van de Europese Commissie gewaarborgd om de Richtlijn in nauwe samenwerking met mensen met een beperking en hun (vertegenwoordigende) organisaties te implementeren. Het College RvdM heeft in reactie op de Implementatiewet eerder advies uitgebracht over de implementatie van de Richtlijn. Daarnaast heeft het College RvdM advies uitgebracht over het ontwerpbesluit Toegankelijkheid personenvervoer per vliegtuig en over water. Het College RvdM heeft geen aanvullende punten aangebracht ten opzichte van dit besluit. Om onderlinge samenhang tussen het Implementatiewet en het Besluit te waarborgen, is de reactie op het advies van het College RvdM vormgegeven in de Implementatiewet en de bijbehorende Memorie van Toelichting.

§ 11. Voorhang

Artikel 2a, derde lid, van de Wgbh/cz bevat een voorhangverplichting voor een op grond van het tweede lid van dat artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur.

Artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt echter dat dit niet geldt wanneer het uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie betreft.

Aangezien onderhavig besluit implementatie van een EU-Richtlijn behelst, is het ontwerpbesluit niet voorgehangen bij de beide kamers der Staten-Generaal.

§ 12. Inwerkingtreding

Conform artikel 31 van de Richtlijn dienen de nationale bepalingen ter implementatie van de Richtlijn met ingang van 28 juni 2025 te worden toegepast. Dit is dan ook de datum waarop dit besluit in werking zal treden. Hoewel de implementatiedeadline op 28 juni 2022 is verstreken, is de verwachting dat dit gezien de ruime aanlooptijd geen probleem oplevert, mede omdat de sector is geïnformeerd over deze richtlijn en is geconsulteerd bij de totstandkoming van dit besluit.

Omdat dit wijzigingsbesluit een strikte implementatie van de Richtlijn betreft, kan daarbij worden afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.

De in de Richtlijn geboden uitzonderingen zijn niet van toepassing op hetgeen in dit besluit wordt geregeld.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Met artikel I wordt na hoofdstuk 4 een nieuw hoofdstuk ingevoegd in het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Dit nieuwe hoofdstuk 4a bevat bepalingen voor toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten conform de Richtlijn.

Artikel 10a. Definities

Artikel 10a van het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer bevat een aantal definities van begrippen die in het nieuwe hoofdstuk 4a worden gebruikt. Deze definities sluiten aan bij de definities van die begrippen in de Richtlijn. Doordat het besluit de bepalingen van de Richtlijn implementeert die betrekking hebben op het personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten zijn alleen de begrippen van de Richtlijn overgenomen die hiervoor relevant zijn.

Artikel 10b. Toepassingsgebied

Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van het nieuwe hoofdstuk 4a en is ten dele een implementatie van artikel 2 van de Richtlijn. Het toepassingsgebied van hoofdstuk 4a wordt afgebakend tot de in het artikel vermelde elementen van voor personenvervoer per bus en trein en met betrekking tot stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten die worden verleend aan consumenten. In het tweede lid is bepaald dat het besluit alleen van toepassing is op stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten wat betreft interactieve zelfbedieningsterminals.

De in het derde lid opgesomde inhoud op websites en mobiele toepassingen is uitgesloten van het toepassingsgebied van hoofdstuk 4a. Dit is een implementatie van artikel 2, vierde lid, van de Richtlijn.

Artikel 10c. Toegankelijkheidsvoorschriften

Dit artikel implementeert artikel 4, derde en vijfde lid, van de Richtlijn. De diensten van personenvervoer per bus en trein moeten voldoen aan de in de afdelingen III en IV van bijlage I bij de Richtlijn. De stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoersdiensten moeten voldoen aan de in de afdeling IV van bijlage I bij de Richtlijn opgenomen toegankelijkheidsvoorschriften. Afdeling III van bijlage I bij de Richtlijn bepaalt dat de producten die worden gebruikt bij het verlenen van deze diensten ook moeten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften.

In bijlage II bij de Richtlijn worden voorbeelden opgesomd van de wijze waarop kan worden bijgedragen aan het voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften.

Micro-ondernemingen zijn vrijgesteld van de verplichting om te voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften alsook van de verplichting in verband met de naleving van die voorschriften. Dit betreft bijvoorbeeld het aanwenden van producten die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften als diensten worden aangeboden.

Artikel 10d. Verhouding met bestaande Uniewetgeving

Dit artikel implementeert artikel 5 van de Richtlijn. Op het gebied van vervoer per bus en trein zijn wat betreft consumentenbescherming al de Verordeningen (EG) nr. 1371/2007 en (EU) nr. 181/2011, alsmede de desbetreffende handelingen die zijn vastgesteld op basis van richtlijn 2008/57, van kracht.

Als een aangeboden dienst voldoet aan de in deze verordeningen vermelde voorschriften voor de verstrekking van toegankelijke informatie en van informatie over toegankelijkheid, dan wordt de aangeboden dienst ook geacht te voldoen aan de bepalingen van dit besluit. Als op grond van artikel 10c van dit besluit aanvullende voorschriften worden gesteld ten opzichte van de vermelde verordeningen, dan moet de dienst ook aan deze aanvullende toegankelijkheidsvoorschriften voldoen.

Artikel 10e. Verplichtingen van dienstverleners

Met dit artikel worden de in artikel 13 van de Richtlijn opgesomde verplichtingen geïmplementeerd. Dienstverleners moeten diensten aanbieden die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. In het tweede lid van dat artikel staat de verplichting van de dienstverlener om informatie te verstrekken aan het publiek op welke manier de diensten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. Bijlage V bij de Richtlijn bepaalt onder meer dat de dienstverlener in de algemene voorwaarden of in een soortgelijk document informatie opneemt waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de toegankelijkheidsvoorschriften.

De dienstverlener moet ervoor zorgen dat de dienstverlening altijd wordt uitgevoerd in overeenstemming met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften. Als een dienst niet conform is, moet hiervan door de dienstverlener melding worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. In de praktijk volstaat het om een melding te doen aan de ILT die namens de minister wordt belast met het toezicht.

Artikel 10f. Fundamentele wijziging van diensten en onevenredige last

Dit artikel implementeert artikel 14 van de Richtlijn. Als voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdeel a en b, opgenomen voorwaarden, dan moet de aangeboden dienst van personenvervoer per bus of trein of stedelijke- en voorstedelijke of regionale vervoersdienst voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. Dienstverleners zijn zelf verantwoordelijk om een beoordeling uit te voeren of de voorschriften leiden tot een fundamentele wijziging dan wel een onevenredige last opleveren. Deze beoordeling moet worden bewaard en kan worden ingezien op verzoek van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. In de praktijk zal een verzoek afkomstig zijn van de ILT.

Als volgens de dienstverlener sprake is van een onevenredige last dan wordt voor elke soort of categorie dienst de beoordeling vernieuwd bij een wijziging van de aangeboden dienst. Een nieuwe beoordeling kan ook plaatsvinden op verzoek van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Een dienstverlener is verplicht om na een periode van vijf jaar na de laatste beoordeling een nieuwe beoordeling uit te voeren.

Artikel 10g. Vermoeden van conformiteit

Dit artikel implementeert de artikelen 15, eerste en vierde lid, 24, tweede lid, en 25 van de Richtlijn. Een geharmoniseerde norm is een Europese norm die op verzoek van de Commissie is vastgesteld. Als een dienst voldoet aan geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt de dienst vermoed in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften die moeten worden nageleefd op grond van dit besluit.

Dit vermoeden van conformiteit geldt ook voor diensten die voldoen aan technische specificaties die door de Europese Commissie zijn vastgelegd in een uitvoeringshandeling. Een technische specificatie is een document waarin de technische voorschriften worden voorgeschreven waaraan een dienst of systeem moet voldoen. Als een dienst voldoet aan de voorschriften die technische specificaties of delen daarvan bestrijken, wordt vermoed voldaan te zijn aan de toegankelijkheidsvoorschriften in dit besluit.

Artikel 10h. Omhangbepaling

Het voorgenomen artikel 5c van de Wgbh/cz, dat deel uitmaakt van de internetconsultatieversie van (het concept) wetsvoorstel Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten, bepaalt dat de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienstverleners hun diensten ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/882 in overeenstemming met de bij of krachtens die maatregel gestelde regels – in dit geval de bepalingen van onderhavig besluit – inzake de toegankelijkheid van die diensten verlenen. Wanneer dit artikel met de wijziging van de Wgbh/cz in werking treedt, berust hoofdstuk 4a van dit besluit mede op dit artikel.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Bijlage bij de nota van toelichting

Transponeringstabel9

Bepaling Richtlijn 2019/882 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten

Bepaling in implementatieregeling of bestaande nationale regeling

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

1 (Onderwerp)

Bepaling wordt niet geïmplementeerd, doordat de bepaling slechts betrekking heeft op het onderwerp van de Richtlijn.

n.v.t.

 

2 (Toepassingsgebied)

Art. 10b

geen

 

3 (Definities)

Art. 10a

geen

 

4, eerste lid (Toegankelijkheidsvoorschriften)

Art. 8a.31 van de Wet handhaving consumentenbescherming.

   

4, tweede lid (Toegankelijkheidsvoorschriften)

Bepaling wordt niet in deze AMvB geïmplementeerd, aangezien deze AMvB uitsluitend van toepassing is op het personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoerdiensten.

n.v.t.

 

4, derde lid (Toegankelijkheidsvoorschriften)

Art. 10c, eerste en tweede lid

geen

 

4, vierde lid

(Toegankelijkheidsvoorschriften bebouwde omgeving)

 

De lidstaten kunnen bepalen dat de bebouwde omgeving die door klanten van aangeboden diensten van personenvervoer per bus of trein wordt gebruikt, moet voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van bijlage III.

Nederland maakt hier geen gebruik van.

4, vijfde lid (Uitzondering micro-onderneming)

Art. 10c, derde lid

geen

 

4, zesde lid (Richtsnoeren voor micro-ondernemingen)

Behoeft geen implementatie, het betreft een feitelijke handeling.

n.v.t.

 

4, zevende lid (Indicatieve voorbeelden)

Behoeft geen implementatie, omdat het een aanbeveling is ten aanzien van de lidstaten.

n.v.t.

 

4, achtste lid (Noodnummer)

Bepaling wordt niet in deze AMvB geïmplementeerd, aangezien deze AMvB uitsluitend van toepassing is op het personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoerdiensten.

n.v.t.

 

4, negende lid (Bevoegdheid Europese Commissie)

Behoeft geen implementatie, richt zich tot de Commissie.

n.v.t.

 

5

Art. 10d

geen

 

6-12

Bepaling wordt niet in deze AMvB geïmplementeerd, aangezien deze AMvB uitsluitend van toepassing is op het personenvervoer per bus en trein en stedelijke- en voorstedelijke en regionale vervoerdiensten.

n.v.t.

 

13, eerste lid (verplichting dienstverleners)

Art. 10e, eerste lid

geen

 

13, tweede lid (informatieverplichting)

Art. 10e, tweede lid

geen

 

13, derde lid (procedures)

Art. 10e, derde lid

geen

 

13, vierde lid (corrigerende maatregelen en kennisgeving bevoegde autoriteit)

Art. 10e, vierde lid

geen

 

13, vijfde lid (informatie-verplichting)

Art. 5:20 Algemene wet bestuursrecht.

   

14, eerste lid (fundamentele wijziging)

Art. 10f, eerste lid

geen

 

14, tweede lid (beoordeling)

Art. 10f, tweede lid

geen

 

14, derde lid (documentatie)

Art. 10f, derde lid

geen

 

14, vierde lid (micro-onderneming)

Behoeft geen implementatie omdat het zich richt tot micro-ondernemingen die zich met producten bezighouden. Deze AMvB gaat alleen over bepaalde diensten.

n.v.t.

 

14, vijfde lid (beoordeling dienstverleners)

Art. 10f, vierde lid

geen

 

14, zesde lid (financiering)

Art. 10f, vijfde lid

geen

 

14, zevende lid (bevoegdheid Europese Commissie)

Behoeft geen implementatie, richt zich tot de Commissie.

n.v.t

 

14, achtste lid (informatie-verplichting)

Art. 10f, zesde lid

geen

 

15, eerste lid (geharmoniseerde normen)

Art. 10g, eerste lid

geen

 

15, tweede en derde lid (uitvoeringshandelingen)

Behoeft implementatie, richt zich tot de Commissie.

n.v.t.

 

15, vierde lid (technische specificatie)

Art. 10g, tweede lid

geen

 

16-22

Deze bepalingen behoeven geen implementatie omdat het gaat over producten. Deze AMvB implementeert alleen de bepalingen van de Richtlijn over bepaalde diensten.

n.v.t.

 

23

Artikel 8a.3 van de Wet handhaving consumentenbescherming met betrekking tot toezicht op naleving en handhaving.

   

24, eerste lid

Behoeft geen omzetting in deze AMvB, aangezien de vermelde Richtlijnen niet passen binnen het toepassingsgebied van deze AMvB.

n.v.t.

 

24, tweede lid (vermoeden van conformiteit)

Art. 10g, derde lid

geen

 

25 (technische specificaties andere Uniehandelingen)

Art. 10g, vierde lid

geen

 

26

Behoeft niet te worden geïmplementeerd, aangezien het de mogelijkheid betreft om als Commissie gedelegeerde handelingen te stellen.

n.v.t.

 

27

Behoeft niet te worden geïmplementeerd. Bepaling betreft bijstand van het Comité aan de Commissie.

n.v.t.

 

28

Behoeft niet te worden geïmplementeerd. Bepaling betreft het instellen van een werkgroep door de Commissie.

n.v.t.

 

29 (toezicht en handhaving)

Art. 8a.3 Wet handhaving consumentenbescherming

Artt. 1:3, 6:2 en 8:1 Algemene wet bestuursrecht

   

30 (sancties)

Art. 8a.3 Wet handhaving consumentenbescherming

   

31 (omzetting)

Behoeft niet te worden geïmplementeerd. Bepaling betreft de termijn voor omzetting van de bepalingen van de Richtlijn.

n.v.t.

 

32 (overgangsmaatregelen)

Wordt geïmplementeerd in het wetsvoorstel tot wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten)

   

33 (verslag en evaluatie)

Behoeft niet te worden geïmplementeerd want de bepaling richt zich tot de Europese Commissie.

n.v.t.

 

34 (inwerkingtreding)

Behoeft niet te worden geïmplementeerd want de bepaling gaat over de inwerkingtreding van de Richtlijn zelf.

n.v.t.

 
X Noot
1

Artikel 8a.3 betreft een nieuw op te nemen artikel in de Wet handhaving consumentenbescherming, opgenomen in het wetsvoorstel voor de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten.


X Noot
1

Het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169).

X Noot
2

Bijlage I – Afdeling IV van de Richtlijn.

X Noot
3

Robuustheid betekent het vermogen van een computersysteem om te gaan met fouten tijdens de uitvoering en om te gaan met foutieve invoer.

X Noot
4

Robuustheid betekent het vermogen van een computersysteem om te gaan met fouten tijdens de uitvoering en om te gaan met foutieve invoer.

X Noot
5

Opgesteld ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PbEU 2016, L 327).

X Noot
6

Overweging 70 bij de Richtlijn.

X Noot
7

Deloitte «Study on the socio-economic impact of new measures to improve accessibility of goods and services for people with disabilities» Final Report 2014, p. 75, http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=14841&langId=en.

X Noot
8

Deloitte «Study on the socio-economic impact of new measures to improve accessibility of goods and services for people with disabilities» Final Report (2014) http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=14841&langId=en (Market Impact Assessment).

X Noot
9

Voor een overzicht van de volledige implementatie van de richtlijn wordt verwezen naar de transponeringstabel in de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten), Kamerstukken 36380.

Naar boven