Wet van 29 mei 2024 tot wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de diergezondheidsregels in de Wet dieren als gevolg van nieuwe ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht op een aantal ondergeschikte punten aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

aA

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

preklinische studie:

preklinische studie als bedoeld in artikel 4, achttiende lid, van verordening (EU) 2019/6.

2. «homeopatisch diergeneesmiddel» wordt vervangen door «homeopathisch diergeneesmiddel».

aAa

Artikel 1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «zijn gevrijwaard van» vervangen door «, voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd, worden voorzien van».

2. De onderdelen a tot en met e komen te luiden:

  • a. voldoende voeding van een goede kwaliteit;

  • b. een comfortabele en veilige omgeving met een goed klimaat;

  • c. waarborgen voor een goede gezondheid en het voorkomen van pijn,

  • d. voldoende mogelijkheden om te voorzien in hun gedragsbehoeften, en

  • e. een positieve emotionele toestand.

3. De slotzin vervalt.

bA

Artikel 2.1, eerste lid, tweede volzin, vervalt.

cA

Aan artikel 2.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. Het is houders van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten verboden om die dieren permanent de mogelijkheid te onthouden te voorzien in de voor de desbetreffende diersoort of diercategorie bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gedragsbehoeften.

cAa

Na artikel 2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3a. Dierwaardige veehouderij

  • 1. Op grond van de artikelen 2.2, twaalfde lid in samenhang met het tiende lid, en 1.3, worden bij algemene maatregel van bestuur in ieder geval regels gesteld die gericht zijn op het bewerkstelligen van een dierwaardige wijze van houden van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten.

  • 2. Onder een dierwaardige wijze van houden van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten wordt een veehouderij verstaan waarin ten aanzien van de behoeften van dieren, voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd, wordt voorzien in:

    • a. respect voor de intrinsieke waarde en integriteit van het dier, waaronder in ieder geval verstaan wordt dat geen routinematige ingrepen worden uitgevoerd op basis van voldoende maatregelen gericht op het minimaliseren van risicofactoren;

    • b. goede voeding, inhoudende een wijze van voer- en waterverstrekking die aansluit bij de gedragsbehoeften van de soort, waarbij geen voer- en waterbeperking wordt opgelegd en variatie in voeding wordt geboden aansluitend bij gedragsbehoeften;

    • c. goede omgeving, inhoudende een stalconcept waarin dieren van alle leeftijden de keuzevrijheid en ruimte hebben om soorteigen gedrag uit te voeren, inhoudende geen kooihuisvesting, voldoende thermisch comfort en keuzevrijheid;

    • d. goede gezondheid, inhoudende een stalconcept en management dat het risico op veel voorkomende gezondheidsproblemen minimaliseert, waartoe in ieder geval voorzien wordt in geschikte vloeren en ondergrond;

    • e. natuurlijk gedrag, inhoudende een stalconcept dat voorziet in de gedragsbehoeften van de soort, onder andere voor wat betreft sociaal gedrag, zelfverzorgend gedrag, foerageergedrag, territoriaal gedrag, maternaal gedrag en rustgedrag;

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor de op grond van artikel 2.8, tweede lid, onder b, aangewezen lichamelijke ingrepen met het oog op een dierwaardige wijze van houden van de in het eerste lid bedoelde dieren regels gesteld over het vervallen van die aangewezen ingrepen, voor zover de ingreep geen diergeneeskundige noodzaak heeft en voor zover het verrichten van de ingreep niet dwingend voortvloeit uit bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen.

  • 4. De krachtens het eerste en derde lid vast te stellen regels zijn gericht op het uiterlijk in 2040 bewerkstelligen van een dierwaardige wijze van het houden van dieren, tenzij en voor zover noodzakelijk voor bepaalde situaties bij die in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur een langere termijn wordt gesteld met het oog op een redelijke overgangstermijn gericht op het door houders van dieren kunnen terugverdienen van investeringen die noodzakelijk zijn om aan die regels te voldoen.

dA

Artikel 2.20, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot diergeneesmiddelen en grondstoffen voor diergeneesmiddelen, klinische proeven en preklinische studies;

    • b. procedures voor de registratie van homeopathische diergeneesmiddelen;

    • c. het vervaardigen, het bewerken, het verwerken, het verpakken en het etiketteren van:

      • 1°. diergeneesmiddelen die in de apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren worden bereid, of

      • 2°. diergeneesmiddelen die in de apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee worden bereid en die voor directe verstrekking aan de eindgebruiker zijn bestemd;

    • d. het vervoeren van:

      • 1°. diergeneesmiddelen, of

      • 2°. grondstoffen voor diergeneesmiddelen;

    • e. het leveren van diergeneesmiddelen waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is;

    • f. de kleinhandel in diergeneesmiddelen;

    • g. het bewaren en behandelen van diergeneesmiddelen;

    • h. het beperken van het gebruik van diergeneesmiddelen tot bepaalde personen die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid;

    • i. het gebruik van antimicrobiële stoffen;

    • j. het bijhouden, overleggen, controleren, bewaren en melden van gegevens over de voorraad, de vervaardiging, de bewerking, de verwerking, de ontvangst, de herkomst, de aflevering, de vernietiging, de bestemming en het gebruik van diergeneesmiddelen; en

    • k. reclame voor diergeneesmiddelen.

A

Aan artikel 5.2, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd:

In dit geval wordt de regeling tevens zo snel mogelijk bekendgemaakt op de wijze, genoemd in artikel 5, aanhef en onderdeel a, van de Bekendmakingswet.

B

Artikel 5.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen j en k worden verletterd tot k en l.

2. Na onderdeel i wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

  • j. een verplichting tot het informeren van derden over de verdenking of besmetting;.

Ba

Aan artikel 5.5, tweede, lid, wordt onder vervanging van «, en» aan het slot bij onderdeel i door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot bij onderdeel j door «, en» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. een verbod op het op of in de bodem brengen van dierlijke mest.

C

Artikel 5.6, vierde en vijfde lid, vervallen.

Ca

Artikel 5.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 5.11. Diervoeders en gemedicineerde diervoeders.

2. In het eerste en tweede lid wordt telkens «diervoeders» vervangen door «diervoeders en gemedicineerde diervoeders».

D

In het opschrift en het eerste lid van artikel 6.2 wordt «EU-verordeningen» telkens vervangen door «EU-verordeningen en EU-besluiten».

E

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «EU-verordeningen» vervangen door «EU-verordeningen en EU-besluiten».

2. In het tweede lid wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of EU-besluit».

F

In artikel 6.4, eerste lid, vervalt «2.21, eerste lid» en vervalt «5.6, vierde en vijfde lid».

G

Artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, onder 1° wordt als volgt gewijzigd:

a. «2.21, eerste en derde lid» vervalt,

b. «5.6, eerste en vijfde lid,» wordt vervangen door «5.6, eerste lid,», en

c. na «5.12» wordt «, 5.15, eerste lid, 8.4» ingevoegd.

Ga

In de artikelen 8.11, eerste lid, en 8.12, tweede en zesde lid, wordt «2.8, eerste lid, onderdeel a,» telkens vervangen door «artikel 2.8, eerste lid,».

Gb

In artikel 9.1, eerste lid, onderdeel e, vervalt «artikel 2.20, tweede lid, onderdeel k,».

H

Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «9.9, vierde lid,» vervangen door «9.9, derde lid,».

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

I

Aan artikel 9.7 wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 4. Op een tegemoetkoming in de schade voor dieren, producten of voorwerpen die zijn gedood, onschadelijk gemaakt of vernietigd als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid, wordt de eventuele opbrengst van die dieren, producten of voorwerpen in mindering gebracht.

J

Artikel 9.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «De vergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt betaald» vervangen door «De kosten van de deskundigen, bedoeld in het eerste lid, worden betaald».

K

In artikel 10.6, eerste lid, wordt «de artikelen 2.2,» vervangen door «de artikelen 2.2, eerste tot en met elfde lid,».

L

Artikel 10.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2.2, tweede, derde, zevende en tiende lid,» vervangen door «2.2, tweede, derde, zevende, tiende en twaalfde lid,».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De voordracht voor een krachtens artikel 2.3a, eerste en derde lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Deze overlegging vindt niet later plaats dan één jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 29 mei 2024 houdende wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen (Stb. 2024, 160).

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel 1° wordt ten aanzien van de zinsnede met betrekking tot de Wet dieren als volgt gewijzigd:

1. «2.2, vijfde lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen a en e en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in onderdeel e» wordt vervangen door «2.2, vijfde lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen a, e en n en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in onderdeel e».

2. «artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b en c» vervalt.

3. «2.20, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, onder 1°, b, c en d» wordt vervangen door «2.20».

4. «5.6, eerste en vijfde lid,» wordt vervangen door «5.6, eerste lid,».

B

In onderdeel 2° in de zinsnede met betrekking tot de Wet dieren:

1. wordt «2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen f tot en met p en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met p» vervangen door «2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen f tot en met m en p en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met p, en twaalfde lid».

2. vervalt «2.20, eerste en tweede lid voor wat betreft het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 2°».

ARTIKEL IIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2022 ingediende voorstel van wet, houdende tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur) (Kamerstukken 36 277) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. het bewerkstelligen van een dierwaardige wijze van het bedrijfsmatig houden van dieren met het oog op de productie van dierlijke producten;

2. In onderdeel f (nieuw) wordt «tot en met d» vervangen naar «tot en met e».

B

In artikel 3, onderdeel a, onder 2°, wordt «tot en met d» vervangen door «tot en met e».

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 29 mei 2024

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Uitgegeven de veertiende juni 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 746

Naar boven