Besluit van 3 mei 2024, houdende regels inzake de toegankelijkheid van producten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151) (Warenwetbesluit toegankelijkheidsvoorschriften 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Langdurige Zorg van 3 juli 2023, kenmerk 3613514-1049681-WJZ;

Gelet op Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Pb EU L151/70) en artikel 35 van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 maart 2024, no. W13.23.00157/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 april 2024, kenmerk 3799092-1049681-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

betaalterminal:

apparaat met als voornaamste functie het verrichten van betalingen met gebruik van betaalinstrumenten als omschreven in artikel 4, punt 14, van Richtlijn (EU) 2015/2366 op een fysiek verkooppunt, doch niet in een virtuele omgeving;

consument:

natuurlijke persoon die de desbetreffende producten koopt voor andere doeleinden dan zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

computerapparatuur voor consumenten:

de combinatie van apparatuur waaruit een volledige computer bestaat, gekenmerkt door multifunctionaliteit en het vermogen om met de juiste software de meest voorkomende, door consumenten gevraagde computertaken uit te voeren, en bedoeld voor gebruik door consumenten, met inbegrip van personal computers, in het bijzonder desktops, notebooks, smartphones en tablets;

dienst:

dienst als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad;

distributeur:

natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, uitgezonderd de fabrikant of de importeur, die producten op de markt aanbiedt;

eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties die gebruikt wordt voor elektronische communicatiediensten:

eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties als bedoeld in artikel 3, onder 40, van de richtlijn , die gebruikt wordt voor elektronische communicatiediensten als bedoeld in artikel 3, onder 8, van de richtlijn;

eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten:

elke soort apparatuur met als voornaamste functie het verlenen van toegang tot audiovisuele mediadiensten als bedoeld in artikel 3, onder 6, van de richtlijn;

fabrikant:

natuurlijke of rechtspersoon die producten fabriceert of laat ontwerpen of fabriceren en dat product onder zijn benaming of merk in de handel brengt;

gemachtigde:

in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te verrichten;

in de handel brengen:

het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van producten;

importeur:

in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die producten uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

marktdeelnemer:

fabrikant, gemachtigde, importeur of distributeur;

op de markt aanbieden:

het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van producten met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

micro-onderneming:

onderneming met minder dan tien werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste twee miljoen Euro;

richtlijn:

Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151);

producten:

door middel van een productieproces vervaardigde stof, preparaat of goed, uitgezonderd levensmiddelen, diervoeder, levende planten en dieren, producten van menselijke oorsprong en rechtstreeks met hun toekomstige reproductie verband houdende producten van planten en dieren, voor zover behorend tot een in artikel 2 genoemde categorie;

uit de handel nemen:

maatregel om te voorkomen dat producten in de toeleveringsketen op de markt wordt aangeboden.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. Dit besluit is van toepassing op de volgende producten:

    • a. computerapparatuur voor consumenten en besturingssystemen daarvoor,

    • b. eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, die gebruikt wordt voor elektronische communicatiediensten als bedoeld in de richtlijn;

    • c. eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties voor toegang tot audiovisuele mediadiensten als bedoeld in de richtlijn,

    • d. de volgende zelfbedieningsterminals:

      • 1°. betaalterminals,

      • 2°. geldautomaten, ticketautomaten en incheckautomaten die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is,,

      • 3°. interactieve informatieverstrekkende zelfbedieningsterminals, met uitzondering van terminals die als geïntegreerde delen van voertuigen, luchtvaartuigen, schepen, of rollend materieel zijn geïnstalleerd, die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is;

    • e. e-lezers.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op producten die voor of op 28 juni 2025 in de handel zijn gebracht.

HOOFDSTUK 2 VERPLICHTINGEN VOOR MARKTDEELNEMERS

Artikel 3 Verbod op het in de handel brengen van producten

Het is verboden om producten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die niet voldoen aan de in dit besluit gestelde voorschriften, in de handel te brengen.

Artikel 4 Verplichtingen fabrikanten

  • 1. Fabrikanten voldoen bij het ontwerpen, vervaardigen en in de handel brengen van producten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit aan artikel 7 van de richtlijn en aan afdeling I en II van bijlage I bij de richtlijn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, worden zelfbedieningsterminals ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften van afdeling I van bijlage I bij de richtlijn.

  • 3. De in artikel 7, tweede lid, van de richtlijn voorgeschreven EU-conformiteitsverklaring voldoet aan artikel 16 en de voorgeschreven CE-markering aan de artikelen 17 en 18 van de richtlijn.

  • 4. De in artikel 7, zesde en zevende lid, van de richtlijn voorgeschreven taal is Nederlands. De in artikel 7, negende lid, van de richtlijn voorgeschreven taal is Nederlands of Engels.

Artikel 5 Gemachtigden

  • 1. Een fabrikant kan met inachtneming van artikel 8 van de richtlijn, schriftelijk een gemachtigde aanwijzen.

  • 2. De fabrikant die een gemachtigde aanstelt, voldoet en zorgt dat wordt voldaan aan artikel 8 van de richtlijn.

  • 3. Een gemachtigde als bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de artikelen 8, tweede lid, en 12 van de richtlijn.

  • 4. De in artikel 8, tweede lid, onder a, voorgeschreven EU-conformiteitsverklaring voldoet aan artikel 16 van de richtlijn.

Artikel 6 Verplichtingen importeurs

  • 1. Importeurs voldoen bij het in de handel brengen van producten als bedoeld in artikel 2, aan artikel 9 van de richtlijn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid voldoen importeurs, voor zover zij ingevolge artikel 11 van de richtlijn als fabrikant worden beschouwd, aan de artikelen 3 en 4 van dit besluit.

Artikel 7 Verplichtingen distributeurs

  • 1. Distributeurs voldoen aan artikel 10 van de richtlijn.

  • 2. De in artikel 10, tweede lid, van de richtlijn voorgeschreven taal is Nederlands.

  • 3. In afwijking van het eerste lid voldoen distributeurs, voor zover zij ingevolge artikel 11 van de richtlijn als fabrikant worden beschouwd, aan de artikelen 3 en 4 van dit besluit.

Artikel 8 Fundamentele wijziging en onevenredige last

  • 1. De in artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften zijn uitsluitend van toepassing voor zover de naleving ervan:

    • a. geen ingrijpende wijziging van de betreffende producten vereist, resulterend in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan, of

    • b. geen onevenredige last voor de betrokken marktdeelnemers oplevert.

  • 2. Marktdeelnemers voeren een beoordeling uit om te kunnen bepalen of de naleving van de bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging leidt of, overeenkomstig de desbetreffende criteria in bijlage VI van de richtlijn, een onevenredige last oplevert.

  • 3. Marktdeelnemers documenteren de in het tweede lid genoemde beoordeling. Zij bewaren alle relevante resultaten gedurende een periode van vijf jaar nadat een product voor het laatst op de markt is aangeboden. Marktdeelnemers verstrekken op verzoek aan de in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Warenwet bedoelde ambtenaren, een exemplaar van de in het tweede lid genoemde beoordeling.

  • 4. Micro-ondernemingen die zich met producten bezighouden, zijn in afwijking van het derde lid, uitgezonderd van het voorschrift de beoordeling te documenteren. Op verzoek verstrekken zij, indien zij ervoor gekozen hebben een beroep te doen op het eerste lid, aan de in artikel 35c, van de Warenwet bedoelde ambtenaren, de voor de in het tweede lid bedoelde beoordeling relevante feiten.

  • 5. Een marktdeelnemer die uit andere bronnen dan zijn eigen middelen financiering ontvangt ter verbetering van de toegankelijkheid, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat, kan geen beroep doen op het eerste lid, onder b.

  • 6. Marktdeelnemers, met uitzondering van micro-ondernemingen, die voor een specifiek product een beroep doen op het eerste lid, verstrekken informatie daartoe aan de in artikel 35c, van de Warenwet bedoelde ambtenaren.

Artikel 9 Bevoegde nationale autoriteit

De bevoegde nationale autoriteit, bedoeld in de artikelen 7, achtste en negende lid, 8, tweede lid, onder b en c, 9, achtste en negende lid, 10, vijfde en zesde lid, 13, vierde en vijfde lid, van de richtlijn is Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 10 Vermoeden van EU-conformiteit van producten

  • 1. Producten die voldoen aan geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 4, eerste en tweede lid bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften voor zover die voorschriften door deze normen of delen daarvan worden bestreken.

  • 2. Producten die in overeenstemming zijn met op grond van artikel 15, derde lid, van de richtlijn vastgestelde technische specificaties of delen daarvan worden geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften.

  • 3. Producten waarvan de kenmerken, onderdelen en functies voldoen aan de overeenkomstig afdeling VI van bijlage I van de richtlijn vastgestelde toegankelijkheidsvoorschriften, worden voor wat deze kenmerken, onderdelen en functies betreft geacht te voldoen aan de desbetreffende verplichtingen inzake toegankelijkheid krachtens andere Uniehandelingen dan de richtlijn, tenzij in die andere handelingen anders wordt bepaald.

  • 4. Producten die in overeenstemming zijn met de geharmoniseerde normen en specificaties, of delen daarvan, die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van de richtlijn, leiden tot een vermoeden van overeenstemming met het derde lid van dit artikel, voor zover deze normen en technische specificaties of delen daarvan aan de toegankelijkheidsvoorschriften van deze richtlijn voldoen.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11 Overige bepalingen in verband met markttoezicht

  • 1. In het kader van het markttoezicht op producten handelen de in artikel 35c van de Warenwet bedoelde ambtenaren en marktdeelnemers overeenkomstig de artikelen 19, eerste en tweede lid, 20 en 22 van de richtlijn.

  • 2. Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, voldoen marktdeelnemers aan artikel 12 van de richtlijn.

Artikel 12

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 juni 2023 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten) (Kamerstukken 36 380) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als Warenwetbesluit toegankelijkheidsvoorschriften 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 mei 2024

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder

Uitgegeven de tiende mei 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit geeft uitvoering aan hoofdstuk 2 van de Warenwet, ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU 2019, L 151) (hierna: richtlijn), voor zover het betreft producten als bedoeld in artikel 34 van de Warenwet. Hoofdstuk 2 van de Warenwet wordt in die wet ingevoegd door het bij koninklijke boodschap van 14 juni 2023 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten) (Kamerstukken 36 380).

De richtlijn is opgesteld mede ter uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: VN-VRPH). Doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de rechten van mensen met een beperking. Naast persoonlijke autonomie en persoonlijke participatie, is toegankelijkheid een van de grondbeginselen van het VN-VRPH. De richtlijn strekt ertoe de toegankelijkheid van een aantal producten en diensten voor personen met een handicap of een functionele beperking te verbeteren. Hierdoor wordt de maatschappelijke participatie voor deze groep personen vergroot. Daarnaast leidt het invoeren van geharmoniseerde toegankelijkheidsvoorschriften tot een beter functioneren van de interne markt. Belemmeringen van het vrije verkeer wegens uiteenlopende toegankelijkheidsvoorschriften worden door de richtlijn opgeheven. Omdat de richtlijn sectoraal geïmplementeerd wordt, vallen diensten buiten het toepassingsbereik van dit besluit.

Het besluit strekt tot strikte implementatie van de richtlijn.

2. Toepassingsgebied

De producten waarop het besluit krachtens artikel 2 van toepassing is, zijn overgenomen uit artikel 2 van de richtlijn. Artikel 2, eerste lid bevat daartoe de onderstaande opsomming:

  • computerapparatuur voor consumenten en besturingssystemen daarvoor,

  • eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, – die gebruikt wordt voor elektronische communicatiediensten als bedoeld in de richtlijn;

  • eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties voor toegang tot audiovisuele mediadiensten als bedoeld in de richtlijn,

  • d. de volgende zelfbedieningsterminals:

    • 1°. betaalterminals,

    • 2°. geldautomaten, ticketautomaten en incheckautomaten die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is,

    • 3°. interactieve informatieverstrekkende zelfbedieningsterminals, met uitzondering van terminals die als geïntegreerde delen van voertuigen, luchtvaartuigen, schepen, of rollend materieel zijn geïnstalleerd, die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is;

  • e. e-lezers.

Artikel 2, tweede lid bevat een uitzondering op het toepassingsgebied, te weten producten die voor of op 28 juni 2025 in de handel zijn gebracht. Het besluit is niet van toepassing op dergelijke producten.

2.1 Uitwerking van de toegankelijkheidsvoorschriften

Bijlage I bij de richtlijn bevat de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten. De bijlage is onderverdeeld in afdelingen. Afdeling I en II beschrijven de voorschriften waaraan producten moeten voldoen.

Afdeling I

De voorschriften uit Afdeling I zijn onderverdeeld in drie categorieën:

  • 1. Voorschriften betreffende informatieverstrekking;

  • 2. Ontwerp van de gebruikersinterface en van de functionaliteit;

  • 3. Ondersteunende diensten.

De eerste categorie voorschriften kan worden onderverdeeld in twee subcategorieën, a en b, met elk een opsomming van vereisten.

Subcategorie a betreft de informatie over het gebruik van het product die op het product zelf is aangebracht (etiketten, instructies en waarschuwingen). Hierbij geldt dat de informatie beschikbaar gesteld wordt via meer dan één zintuiglijk kanaal, wordt gepresenteerd op een begrijpelijke manier en op een voor de gebruikers waarneembare manier, en met gebruikmaking van lettertypes in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, alsmede met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.

Subcategorie b betreft de instructies voor het gebruik van een product, indien die niet op het product zelf zijn aangebracht maar die worden aangeboden bij het gebruik van het product of op een andere wijze zoals via een website, onder meer ten aanzien van de toegankelijkheidsfuncties van het product, hoe ze geactiveerd worden en de interoperabiliteit ervan met hulpvoorzieningen, zijn bij het in de handel brengen openbaar toegankelijk. Ook hier geldt dat de instructies beschikbaar gesteld moeten worden via meer dan één zintuiglijk kanaal, gepresenteerd worden op een begrijpelijke manier en een voor de gebruikers waarneembare manier en met gebruikmaking van lettertypes in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, alsmede met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.

Voorts geldt dat wat de inhoud betreft, de instructies worden weergegeven in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat zij op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden, vergezeld worden van:

een alternatieve weergave van niet-tekstuele inhoud, van een beschrijving van de gebruikersinterface van het product;

een beschrijving van de functionaliteit van het product zijnde het resultaat van functies die gericht zijn op de behoeften van personen met een handicap, in de beschrijving wordt voor elk punt aangegeven of het product al dan niet van deze functies voorzien is;

een beschrijving van de software- en apparatuurinterface voor aansluiting van het product op hulpapparaten; de beschrijving omvat een lijst van dergelijke tegelijkertijd met het product geteste hulpapparaten.

De tweede categorie betreft het ontwerp van de gebruikersinterface en van de functionaliteit. Het product, met inbegrip van zijn gebruikersinterface, bevat kenmerken, elementen en functies waardoor personen met een handicap toegang hebben tot het product, en het product kunnen waarnemen, bedienen, begrijpen en controleren. Dit gebeurt door er voor te zorgen dat:

  • a) bij een product dat zorgt voor communicatie (waaronder communicatie tussen personen), bediening, informatie, controle en oriëntatie, deze functies via meer dan één zintuiglijk kanaal mogelijk zijn; daartoe behoort het aanbieden van alternatieven voor zien, horen, spraak en tactiele elementen;

  • b) bij een product met een spraakfunctie alternatieven voor spraak en steminvoer aanwezig zijn voor communicatie, bediening, controle en oriëntatie;

  • c) bij een product dat gebruik maakt van visuele elementen de functies flexibele vergroting, helderheid en contrast aanwezig zijn voor communicatie, informatie en bediening, en er is interoperabiliteit met de programma’s en hulpapparaten voor navigatie door de interface;

  • d) bij een product dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van kleur er een alternatief voor kleur voorhanden is;

  • e) bij een product dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van auditieve signalen er een alternatief voor auditieve signalen voorhanden is;

  • f) bij een product dat gebruik maakt van visuele elementen er flexibele manieren voorhanden zijn om de helderheid van het beeld te verbeteren;

  • g) bij een product dat gebruik maakt van auditieve elementen er functies voorhanden zijn voor volume- en snelheidsregeling door de gebruiker, evenals verbeterde audiofuncties, zoals vermindering van geluidsinterferentie van producten in de nabijheid en functies voor een helder geluid;

  • h) bij een product met manuele bediening en controle er alternatieven voorhanden zijn voor sequentiële controle en alternatieven voor fijnmotorische controle, waarbij wordt vermeden dat voor het gebruik simultane controle nodig is, en wordt gebruikgemaakt van via tast te onderscheiden onderdelen;

  • i) het product geen bedieningswijzen heeft waarbij grote reikwijdte en veel kracht nodig zijn;

  • j) het product niet tot aanvallen van fotosensitieve epilepsie kan leiden;

  • k) het product de privacy van de gebruiker bij het gebruik van de toegankelijkheidsfuncties beschermt;

  • l) het product een alternatief voor biometrische identificatie en controle biedt;

  • m) de functionaliteit van het product consistent is en het voldoende en flexibele interactietijd biedt;

  • n) het product is voorzien van software en apparatuur voor aansluiting van het product op hulptechnologieën;

  • o) het product beantwoordt aan de volgende sectorspecifieke voorschriften:

    • i) zelfbedieningsterminals:

      • zijn voorzien van technologie voor het omzetten van tekst in spraak;

      • kunnen worden beluisterd met een eigen koptelefoon;

      • geven via meer dan één zintuiglijk kanaal een waarschuwing af indien de gebruiker binnen een gegeven tijd moet reageren;

      • bieden de mogelijkheid de tijd waarin voorzien wordt te verlengen;

      • bieden voldoende contrast en zijn voorzien van toetsen en bedieningen die via tast te onderscheiden zijn;

      • kunnen zonder inschakeling van een toegankelijkheidsfunctie gebruikt worden door gebruikers die de functie nodig hebben om de terminal aan te zetten;

      • zijn, indien het product audiosignalen of hoorbare signalen verspreidt, compatibel met in de Unie beschikbare hulpapparaten en technologieën, met inbegrip van gehoortechnologieën als gehoorapparaten, luisterspoelen, cochleaire implantaten en apparatuur voor ondersteund horen;

    • ii) e-lezers zijn voorzien van technologie voor het omzetten van tekst in spraak;

    • iii) eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor gebruik voor elektronische communicatiediensten:

      • beschikt, indien voorzien van stem- en tekstfuncties, over verwerking van realtimetekst en ondersteunt hifi- audio;

      • beschikt, indien voorzien van videofuncties naast of in combinatie met stem- en tekstfuncties, over verwerking van totale conversatie met gesynchroniseerde stem, realtimetekst en video met een resolutie die communicatie via gebarentaal mogelijk maakt;

      • beschikt over doeltreffende draadloze koppeling met gehoortechnologieën;

      • vermijdt interferentie met hulpapparaten;

    • iv) eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten maakt voor personen met een handicap de door de verlener van de audiovisuele mediadienst verstrekte toegankelijkheidscomponenten beschikbaar wat betreft toegang, keuze, controle en personalisering door gebruikers en wat betreft transmissie naar hulpapparaten.

Voor de derde categorie, de ondersteunende diensten, zijn de voorschriften tamelijk beknopt. Ze schrijven voor dat voor zover beschikbaar ondersteunende diensten (helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten, opleidingsdiensten) via toegankelijke communicatiemethoden informatie verstrekken over de toegankelijkheid van het product en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.

Afdeling II

Afdeling II bevat een aantal toegankelijkheidsvoorschriften die gelden naast de in afdeling I vermelde voorschriften, waarbij de voorschriften uit Afdeling II niet gelden voor zelfbedieningsterminals.

De toegankelijkheidsvoorschriften bepalen dat de verpakking en de instructies van de onder Afdeling II vallende producten toegankelijk worden gemaakt om het te verwachten gebruik van de producten door personen met een handicap zo veel mogelijk te bevorderen. Dit houdt in dat:

  • a) de verpakking van het product, met inbegrip van de daarin verstrekte informatie (bijvoorbeeld over openen, sluiten, gebruiken, verwijderen), en eventueel verstrekte informatie over de toegankelijkheidskenmerken van het product, toegankelijk wordt gemaakt; en deze toegankelijke informatie wordt, indien mogelijk, op de verpakking verstrekt;

  • b) de instructies voor installatie en onderhoud, opslag en verwijdering van het product, die niet op het product zelf staan maar met andere middelen, zoals een website, beschikbaar worden gemaakt, op het moment van het in de handel brengen van het product openbaar beschikbaar moeten zijn en voldoen aan de volgende voorschriften:

    • i) zij zijn beschikbaar via meer dan één zintuiglijk kanaal;

    • ii) zij worden op een begrijpelijke manier gepresenteerd;

    • iii) zij worden op een voor de gebruikers waarneembare manier gepresenteerd;

    • iv) zij worden gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast, alsmede van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand;

    • v) wat betreft de inhoud, worden de instructies aangeboden in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat ze op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden, en

    • vi) bij de instructies met niet-tekstuele inhoud wordt een alternatieve weergave van die inhoud gevoegd.

2.2 Micro-ondernemingen en kleine- en middelgrote ondernemingen

De richtlijn definieert een «micro-onderneming» als: «[een] onderneming met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen EUR;». «Kleine- en middelgrote ondernemingen« wordt gedefinieerd als: «ondernemingen met minder dan 250 werknemers en met een jaaromzet van ten hoogste 50 miljoen EUR of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 43 miljoen EUR, micro-ondernemingen niet inbegrepen».

In Nederland staat dit type ondernemingen bekend als het midden en -kleinbedrijf (hierna: MKB). Voor micro-ondernemingen gelden enkele uitzonderingen. Micro-ondernemingen die diensten aanbieden zijn vrijgesteld van de toegankelijkheidsvoorschriften en van elke verplichting tot naleving van deze voorschriften. Micro-ondernemingen die producten aanbieden moeten wel aan toegankelijkheidsvoorschriften voldoen. Daarbij geldt voor deze categorie micro-ondernemingen wel de uitzondering van het voorschrift dat zij hun beoordeling of het naleven van de toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging van wezenlijke aard leidt of een onevenredige last oplevert, dienen te documenteren. In plaats daarvan geldt voor hen dat zij, als zij ervoor gekozen hebben een beroep te doen op de uitzondering van de toegankelijkheidsvoorschriften omdat deze zouden leiden tot een fundamentele wijziging van wezenlijke aard of een onevenredige last, desgevraagd de markttoezichtautoriteiten de voor die beoordeling relevante feiten te verstrekken.

Micro-ondernemingen onderscheiden zich van alle andere ondernemingen door hun beperkte personele middelen, jaarlijkse omzet of jaarlijkse balanstotaal. De lasten waarmee naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften voor micro-ondernemingen gepaard gaan, leggen bijgevolg over het algemeen een groter beslag op hun financiële en personele middelen dan bij andere ondernemingen, en vormen vermoedelijk een onevenredig aandeel van de kosten.

Hoewel deze ondernemingen vrijgesteld zijn, wordt in overweging 72 van de richtlijn toegelicht dat alle micro-ondernemingen moeten worden aangemoedigd om met het oog op een groter concurrentievermogen en groeipotentieel ervan in de interne markt, producten te vervaardigen, in te voeren of te distribueren en diensten te verlenen die voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften van deze richtlijn. De lidstaten moeten micro-ondernemingen derhalve de nodige richtsnoeren en instrumenten geven om de toepassing van de nationale maatregelen ter omzetting van deze richtlijn te faciliteren.

3. Verhouding tot andere wettelijke kaders

3.1 Verhouding tot hoger recht

Omdat de EU partij is bij het VN-VRPH maken de verdragsbepalingen integraal deel uit van de rechtsorde van de EU en zijn zij bindend voor haar instellingen en de lidstaten. Bij het VN-VRPH is bepaald dat de partijen bij dat verdrag passende maatregelen nemen om personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, tot informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die open staan voor of verleend worden aan het publiek. Het VN-comité voor de rechten van personen met een handicap heeft geconstateerd dat een wetgevingskader nodig is met concrete, afdwingbare en tijdgebonden ijkpunten voor het toezicht op de geleidelijke invoering van toegankelijkheid. Doordat het VN-VRPH doorwerkt in de rechtsorde van de lidstaten, zijn er aanvullende nationale bepalingen over de toegankelijkheid van producten en diensten nodig. Om dit op een geharmoniseerde manier te doen, is het noodzakelijk de uitvoering van het VN-VRPH in de EU te faciliteren met gemeenschappelijke regels. De richtlijn beoogt dat de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van het VN-VRPH in verband met toegankelijkheid op geharmoniseerde wijze nakomen.

3.2 Verhouding tot bestaande EU-regelgeving

De verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien, worden geïmplementeerd krachtens de Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten (hierna: Implementatiewet). De Implementatiewet wijzigt daartoe een aantal wetten, waaronder de Warenwet. Krachtens de wijziging van de Warenwet worden de producten waarop de richtlijn ziet onder de reikwijdte van de Warenwet gebracht, worden handhaving en toezicht geregeld, en wordt een grondslag gecreëerd voor het onderhavige besluit. Omdat de Warenwet een groot aantal artikelen bevat die zijn toegesneden op voedsel- en productveiligheid, wordt aan de Warenwet een afzonderlijk hoofdstuk «toegankelijkheid» toegevoegd. Op die manier is geen ingrijpende wijziging van de bestaande artikelen nodig en blijft de Warenwet ook na implementatie van de richtlijn leesbaar.

In het onderhavige besluit worden de voor producten relevante definities uit de richtlijn omgezet naar Nederlandse regelgeving, evenals de bepalingen inzake het toepassingsgebied, de verplichtingen voor marktdeelnemers (fabrikanten, importeurs, distributeurs en dienstverleners), en de bepalingen inzake een fundamentele wijziging en onevenredige last, de bevoegde nationale autoriteit, het vermoeden van EU-conformiteit van producten en markttoezicht.

4. Toezicht en handhaving

Artikel 29 van de richtlijn vereist dat lidstaten ervoor zorgen dat de richtlijn wordt nageleefd. Daartoe moeten overheidsorganen, particuliere verenigingen, organisaties of andere juridische entiteiten die er een legitiem belang bij hebben dat deze richtlijn wordt nageleefd, de mogelijkheid hebben om via de bevoegde bestuursrechtelijke instantie of de rechter te bewerkstelligen dat de nationale bepalingen waarin deze richtlijn is omgezet, het onderhavige besluit, worden nageleefd. Ook consumenten moeten de mogelijkheid hebben om via de bevoegde bestuursrechtelijke instantie of de rechter te bewerkstelligen dat de nationale bepalingen waarin deze richtlijn is omgezet, worden nageleefd.

Hieraan is uitvoering gegeven door via wijziging krachtens de Implementatiewet, waarbij een nieuw hoofdstuk 2 Toegankelijkheidsvoorschriften aan de Warenwet is toegevoegd, te bepalen dat de in artikel 25, eerste lid, onder a, Warenwet bedoelde ambtenaren worden belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit hoofdstuk 2 bepaalde. Voor deze taak zal de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) worden aangewezen. De hiergenoemde partijen kunnen zich tot de RDI wenden indien zij van mening zijn dat een marktdeelnemer zijn verplichtingen op grond van de richtlijn niet nakomt, en de RDI verzoeken handhavend op te treden.

Voorts is in artikel 35d Warenwet bepaald dat, onverminderd artikel 32, de Minister van VWS bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels. Daarmee kan namens de Minister van VWS overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete in het geval van niet-naleving door een marktdeelnemer.

Een verzoek tot handhaving door een consument of andere belanghebbende valt onder de reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De daarin opgenomen bepalingen met betrekking tot het indienen van een aanvraag en het nemen van een besluit door het bestuursorgaan zijn van toepassing. Tegen het niet nemen van een besluit tot handhaving staat, overeenkomstig de bepalingen van de Awb, bezwaar en beroep open (art. 6:2 Awb).

5. Financiële gevolgen

Het onderhavige besluit heeft financiële gevolgen voor het rijk. Deze financiële gevolgen vloeien met name voort uit de verplichtingen inzake toezicht op naleving en handhaving.

De budgettaire dekking voor de incidentele kosten in 2023 en 2024 (á 1 miljoen euro) wordt ingepast binnen de begroting van VWS. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 worden de structurele kosten in beeld gebracht. Dit wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen voor andere overheden.

6. Administratieve lasten en nalevingskosten

Het voorliggende besluit brengt uitvoeringslasten met zich voor marktdeelnemers. Dit betreft financiële lasten en administratieve lasten. Het besluit brengt geen regeldruk voor burgers met zich.

Marktdeelnemers

Marktdeelnemers zullen ervoor moeten zorgdragen dat hun producten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. Dit betekent voor deze marktdeelnemers waar nodig aanpassing van hun productieprocessen, technische en administratieve procedures, technische documentatie en controle.

In dit verband wordt opgemerkt dat voor marktdeelnemers reeds de nodige wettelijke verplichtingen en vereisten gelden inzake toegankelijkheid van producten, waardoor marktdeelnemers door de implementatie van de richtlijn niet worden geconfronteerd met een soort vereisten waarmee zij niet eerder te maken hebben gehad.

Bedrijfseffecten

De administratieve lasten van de richtlijn voor het bedrijfsleven zijn opgenomen in het impact assessment met kenmerk « SWD(2015) 264 final» (hierna: impact assessment) dat een begeleidend document is bij het document Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States as regards accessibility requirements for products and services.

De kosten voor het aanleveren van informatie over de toegankelijkheid van producten aan consumenten en toezichthouders worden geschat op 144–1440 euro per bedrijf en per type product. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat deze taak eenmalig moet worden uitgevoerd. Deze lasten houden verband houden met het verstrekken van informatie inzake toegankelijkheid aan de cliënt of de markttoezichtautoriteiten.

Het opstellen van de informatie inzake de toegankelijkheid van het product wordt in de impact assessment aangenomen gelijk te staan aan één achturige werkdag. Voor sommige producten wordt in de impact assessment uitgegaan van een tijdsbeslag één tot tien werkdagen (bijvoorbeeld computers).

Burgers

Implementatie van richtlijn (EU) 2019/882 leidt niet tot een verhoging van de administratieve lasten voor de burger.

Uitvoeringslasten overheid

Het besluit heeft financiële gevolgen voor het Rijk. Deze financiële gevolgen vloeien voort uit de verplichtingen inzake handhaving en andere taken die lidstaten hebben.

In artikel 9 van het besluit wordt de Minister van VWS aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de richtlijn voor de lidstaat Nederland voor zover het producten betreft. In de praktijk zullen de bij hem belegde taken worden uitgevoerd door de aangewezen toezichthouders, bedoeld in artikel 35c van de Warenwet. Hiertoe zullen de ambtenaren van de RDI worden aangewezen.

Andere uitvoeringslasten in het kader van markttoezicht vloeien voort uit de in artikel 11 van het besluit genoemde taken. In dit artikel zijn de taken uit de artikelen 19, eerste en tweede lid, 20 en 22 van de richtlijn opgenomen.

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor andere overheden.

7. Advies en consultatie

7.1 Adviescollege Toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) is om advies gevraagd naar aanleiding van het besluit. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht. Dit besluit van de ATR betekent dat het geen brief naar de bewindspersoon zal sturen met een beoordeling van het dossier.

7.2 Raad voor de rechtspraak

Ook de Raad voor de rechtspraak (de Raad) is om advies gevraagd naar aanleiding van het besluit. In de reactie heeft de Raad aangegeven eerder te hebben geadviseerd over de concept Implementatiewet producten en diensten, over het concept-besluit toegankelijkheid personenvervoer per vliegtuig en over water en over het concept wijzigingsbesluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

De Raad ziet bij dit besluit geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Het besluit leidt naar verwachting van de Raad ook niet tot substantiële werklastgevolgen voor de Rechtspraak.

7.3 College voor de Rechten van de Mens (College RvdM)

Het College RvdM is vanuit haar rol als toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om advies gevraagd naar aanleiding van dit besluit. Hiermee wordt tevens het advies van de Europese Commissie gewaarborgd om de richtlijn in nauwe samenwerking met mensen met een beperking en hun (vertegenwoordigende) organisaties te implementeren. Het College heeft in reactie op de Implementatiewet eerder advies uitgebracht over de implementatie van de richtlijn. Daarnaast heeft het College advies uitgebracht over het ontwerpbesluit Toegankelijkheid personenvervoer per vliegtuig en over water, het ontwerp-Implementatiebesluit toegankelijkheidsvoorschriften elektronische communicatiediensten, het ontwerp-implementatiebesluit toegankelijkheidsvoorschriften bankdiensten en het voorstel tot wijziging van het besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

Inzake het voorliggende besluit is het College positief over de keuze om de verschillende toegankelijkheidseisen die gelden voor producten op te nemen in de nota van toelichting. Daarmee worden de verplichtingen voor marktdeelnemers duidelijker gemaakt. Voor het overige ziet het College geen aanleiding om aanvullend te adviseren. De adviezen die het College heeft gegeven ten aanzien van eerdere ontwerpbesluiten zijn ook van toepassing op dit ontwerpbesluit. In dat verband wijst het College in het bijzonder op het advies om de gevolgen van een geslaagd beroep op onevenredige last in de nota van toelichting te verduidelijken en de betekenis van een fundamentele wijziging van de aard van een (in dit geval) product te verduidelijken aan de hand van voorbeelden.

De regering merkt op dat over de reikwijdte en betekenis van de begrippen onevenredige last en fundamentele wijziging van de aard van een product nog nader gesproken zal worden door de toezichthouders in Europees verband, en dat daarnaast al op nationaal niveau de toezichthouders met elkaar in overleg zijn over deze begrippen. Wanneer er meer informatie en voorbeelden verstrekt kunnen worden, zal dat gebeuren via kanalen als MKB-NL en de website van de Rijksoverheid.

7.4 Internetconsultatie

De internetconsultatie heeft plaats gevonden van 30 juli 2022 tot 11 september 2022. Er zijn in totaal drie reacties ontvangen, waarvan twee openbaar. De reactie die van Ieder(in) is ontvangen is inhoudelijk zeer uitvoerig, zodat in het onderstaande per onderwerp wordt gereageerd.

7.4.1 Totstandkomingsprocedure van het besluit

Ieder(in) vraagt zich af waarom een aantal besluiten waaronder het voorliggende besluit niet worden voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer. Ieder(in) spreekt de wens uit dat beide Kamers gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over het besluit in samenhang met de overige besluiten en het Implementatiewetsvoorstel.

De regering wijst er op dat in een wet in formele zin moet zijn bepaald dat de op die wet gebaseerde amvb’s worden voorgehangen. Voor het onderhavige besluit volgt een dergelijke verplichting niet uit de Warenwet. Bovendien bepaalt de Awb dat voornoemde verplichting niet van toepassing is ingeval sprake is van uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie.

Ieder(in) vraagt zich voorts af hoe de samenhang en eenheid tussen aanpassingen in bestaande wetten en besluiten bewaakt wordt, en wat het tijdpad is van de hele implementatie en ook het tijdpad en volgorde per wet en besluit.

De regering merkt op dat de samenhang en eenheid tussen aanpassingen in bestaande wetten en besluiten wordt gewaarborgd doordat de betrokken ministeries onder coördinatie van het ministerie van VWS hierover voortdurend overleggen en afstemmen. De besluiten kunnen pas van kracht worden zodra het wetsvoorstel is aangenomen door het parlement. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 aan de Tweede Kamer gezonden. De tijdlijn is vervolgens afhankelijk van de behandelingsduur in beide Kamers.

Ieder(in) stelt dat men voor een beter en completer overzicht van het totale pakket aan wet- en regelgeving en de uitwerking betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften alle besluiten in zijn geheel moet kunnen beoordelen. Daarna kan Ieder(in) pas goed een eindoordeel vormen over de voorstellen om de richtlijn in Nederlandse wetten en besluiten te implementeren.

De regering begrijpt de wens van Ieder(in) om het totaalpakket in zijn geheel te willen beoordelen. De wijze waarop de besluiten nu in consultatie zijn gegaan, is evenwel het gevolg van het feit dat voor implementatie wordt aangesloten bij bestaande wet- en regelgeving en verschillende ministeries zijn betrokken bij dit proces. VWS coördineert dat de verschillende ministeries zoveel mogelijk hetzelfde tijdpad aanhouden. Ieder(in) wordt door het ministerie van VWS geïnformeerd over de voortgang en geïnformeerd wanneer de internetconsultatie van een besluit van start gaat. Inmiddels is Ieder(in) via internetconsultatie betrokken geweest bij het wetvoorstel en de meeste besluiten.

Ieder(in) vraagt op welk nader rapport van de minister van VWS wordt gedoeld in de aanhef van het besluit.

De regering wijst er op dat hiermee wordt gedoeld op het nader rapport van de Raad van State, en dat er in het stadium van internetconsultatie nog geen nader rapport is. Nadat de opmerkingen uit de internetconsultatie in het besluit zijn verwerkt, wordt het besluit ter advisering aangeboden aan de Raad van State. De regering zal het nader rapport opstellen nadat de Raad van State advies heeft gegeven over het besluit.

7.4.2 Vrijstellingsgronden

Ieder(in) adviseert dat de RDI zeer zorgvuldig de vrijstellingsgronden op basis waarvan vrijstelling kan worden verleend in overeenstemming met bijlage VI van de richtlijn dient te formuleren en monitoren, dat daarbij ervaringsdeskundigheid via vertegenwoordigende organisaties wordt betrokken. Zo kan worden voorkomen dat marktdeelnemers ten onrechte een beroep doen op grond van de onevenredige last en fundamentele wijzigingen. Ieder(in) stelt dat beoordelingen van marktdeelnemers door de RDI openbaar beschikbaar en toegankelijk en begrijpelijk voor mensen met een beperking dienen te zijn.

De regering merkt op dat het hier gaat om producten die in de hele interne markt van de Unie op de markt kunnen worden gebracht, en dat er in de hele Unie gelijk mee moet worden omgegaan. Nederland zal dus moeten afstemmen met de andere lidstaten. Artikel 28 van de richtlijn voorziet in de oprichting van een Europese werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de markttoezichtautoriteiten en van autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de conformiteit van diensten alsmede uit belanghebbenden, daaronder begrepen vertegenwoordigers van belangenorganisaties van personen met een handicap.

Doorgaans wordt een Administrative Cooperation Group (AdCo) opgericht waarin alle markttoezichthouders in de Unie deel van uitmaken en zich buigen over één of meerdere EU richtlijnen voor producten, zoals aangegeven in artikel 30, lid twee Verordening 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten.

De AdCo gaat over de uitleg van de richtlijn en adresseert ook eventuele onduidelijkheden en onvolkomenheden. Zo kan op voorstel van de AdCo bijvoorbeeld een gids worden opgesteld die door marktdeelnemers kunnen worden gebruikt om de richtlijn beter te begrijpen. Dit kan samen met belanghebbenden, daaronder begrepen vertegenwoordigers van belangenorganisaties van personen met een beperking en stakeholders.

Voorts is er op nationaal niveau een werkgroep ingericht waarin het toezicht met de toezichthouders wordt vormgegeven en afgestemd. De regering deelt met Ieder(in) dat het belangrijk is om ervaringsdeskundigen te betrekken in het vormgeven van het toezicht, zoals bij de begrippen onevenredige last en fundamentele wijziging en de monitoring van het wetsvoorstel en voert hierover gesprekken met Ieder(in) hoe dit het best kan worden georganiseerd

7.4.3 Definities

Ieder(in) heeft een aantal vragen gesteld over definities en toepassingsgebied. Ten eerste vraagt Ieder(in) of de definitie in artikel 3 van de richtlijn van «op de markt aanbieden» gelijk is aan «in de handel brengen» behoudens dat bij «in de handel brengen» het een nieuw product betreft.

De regering wijst er op dat, gelet op de definities, sprake is van twee verschillende handelingen: «Op de markt aanbieden» van een product kan doorlopend gebeuren, terwijl het «in de handel brengen» van een product een eerste en eenmalige handeling betreft en voorbehouden aan de fabrikant of importeur. In dat verband merkt de regering desgevraagd op dat het vorenstaande betekent dat het besluit niet van toepassing is op producten die voor het eerst in de handel zijn gebracht, voorafgaand aan dan wel op de datum 28 juni 2025, zoals aangegeven in artikel 2 van de richtlijn.

Ten tweede vraagt Ieder(in) of voorinschrijvingen op producten die nog niet in de handel zijn genomen ook binnen de definities en datumgrenzen vallen van «in de handel brengen» en «op de markt aanbieden».

De regering antwoordt dat voorinschrijving inhoudt dat een consument een bepaald product dat nog niet in de handel is gebracht, wil kopen en zich daarvoor aanmeldt via een intekenlijst of een andere vorm van vooraanmelding. Doorslaggevend is dan de datum waarop het product daadwerkelijk in de handel wordt gebracht door middel van levering van het product voor distributie, consumptie of gebruik.

Ten derde wijst Ieder(in) op artikel 2 lid c 3 van het besluit waarin sprake is van terminals die als geïntegreerde delen van voertuigen, luchtvaartuigen, schepen, of rollend materieel zijn geïnstalleerd. Ieder(in) wil weten wanneer een terminal als geïntegreerd deel wordt beschouwd en wanneer niet.

De regering antwoordt dat dit terminals betreft die fysiek onderdeel zijn van voertuigen luchtvaartuigen, schepen, of rollend materieel en derhalve met het voertuig zijn geïntegreerd. Hierbij dat producten die als zelfstandig product op de markt kunnen worden gekocht en later ingebouwd doorgaans niet fysiek onderdeel van het voertuig zijn.

Ieder(in) wijst erop dat de Warenwet ook eet- en drinkwaren benoemt en vraagt of in de Implementatiewet en het besluit nog is voorzien in een verbinding met toegankelijkheid van verpakkingsproducten van eet- en drinkwaren.

De richtlijn bevat een limitatieve opsomming van producten waarvoor de richtlijn geldt, verpakkingsproducten vallen hier niet onder. Derhalve wordt in de Implementatiewet en het besluit geen verbinding met toegankelijkheid van verpakkingsproducten van eet- en drinkwaren voorzien.

7.4.4 Taken en uitvoeringstoets RDI

Ieder(in) stelt voor dat de RDI op een aantal onderdelen een meer actieve rol dient te spelen dan in het besluit is geregeld. Ten eerste stelt Ieder(in) dat een belangrijke taak van de RDI zou moeten zijn het actief geven van voorlichting aan mensen met een beperking en ondernemingen over welke toegankelijkheidsvoorschriften voor hen van toepassing zijn. Met name ondernemingen hebben baat bij duidelijkheid over aan welke toegankelijkheidsregelgeving zij moeten voldoen.

De regering hecht groot belang aan duidelijke informatie over de toegankelijkheidsvoorschriften en de richtsnoeren. Voor wat betreft marktdeelnemers zet de regering zich samen met MKB-Nederland en VNO-NCW in om marktdeelnemers goed te informeren over de toegankelijkheidsvoorschriften. Er is nu al informatie over de toegankelijkheidsvoorschriften te vinden op de website van de Rijksoverheid. Hiervoor is een pagina ingericht die mettertijd zal worden uitgebreid met aanvullende informatie. Aanvullend hierop wordt in 2023 bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal ontwikkeld waarin de voorschriften per product en dienst inzichtelijk worden gemaakt en worden er informatiesessies voor ondernemers georganiseerd. Deze sessies zullen samen met de lessons learned worden verspreid via kanalen als brancheverenigingen en Ondernemersplein. Mede op basis van hoe de informatiesessies verlopen wordt een communicatieaanpak voor de jaren 2024 en verder bepaald.

Voor wat betreft voorlichting aan mensen met een beperking werkt de regering graag samen met Ieder(in).

Ten tweede stelt Ieder(in) dat de RDI een meer actieve rol dient te spelen ten aanzien van de vrijstellingsgronden. De RDI moet de eigen beoordelingen van ondernemingen die hier een beroep op doen actief monitoren en controleren of beoordelingen door ondernemingen zorgvuldig zijn gemaakt. Ieder(in) is in dit kader van mening dat de RDI zorgvuldig en duidelijk de vrijstellingsgronden moet formuleren en monitoren op basis waarvan vrijstelling kan worden verleend in overeenstemming met bijlage VI van de richtlijn. Hiermee kan worden voorkomen dat marktdeelnemers ten onrechte een beroep doen op grond van de onevenredige last en fundamentele wijzigingen. Ieder(in) stelt dat beoordelingen van marktdeelnemers door de RDI openbaar beschikbaar en toegankelijk voor mensen met een beperking dienen te zijn.

In reactie op deze opmerking van Ieder(in) verwijst de regering naar paragraaf 7.4.2 van de toelichting.

Ieder(in) vraagt zich af hoe de toezichthoudende en handhavende taken van de RDI zich verhoudt tot de andere toezichthouder NVWA, die toezicht houdt op de overige onderdelen van de Warenwet, en informeert of de RDI voldoende middelen en kennis om op deskundige wijze te kunnen toezichthouden en handhaven.

De regering wijst er op dat het toezicht en handhaving in het kader van de toegankelijkheid door het de RDI en het toezicht op andere aspecten van de Warenwet weliswaar beide plaats vinden op grond van de Warenwet, maar duidelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden. De RDI is bekend met productregelgeving en bijvoorbeeld al verantwoordelijk voor het toezicht op radioapparaten, elektronische apparaten en meet- en weeginstrumenten. De RDI zal van voldoende middelen worden voorzien om de toezichthoudende taak effectief te kunnen uitvoeren. Waar dat nodig blijkt te zijn, zal de RDI de benodigde kennis verwerven om haar taken te kunnen waarmaken, en daarbij gebruik maken van ervaringsdeskundigen. Ook wil de RDI goed contact onderhouden met stakeholders om haar capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten.

Ieder(in) vraagt zich af op welke gronden de RDI het beslissingsdocument waarin het beroep dat een onderneming doet op een uitzonderingsgrond is gedocumenteerd opvraagt, en vraagt of dit gebeurt wanneer een individuele burger (met of zonder beperking) een klacht heeft ingediend over een ontoegankelijk product.

Voorts vraagt Ieder(in) hoe de RDI het verbod op het in handel brengen van niet-conforme producten actief en op juiste wijze gaat controleren en handhaven.

De regering antwoordt dat de RDI risico-gericht en informatie gestuurd werkt, waarbij men zal handelen op basis van meldingen van burgers, maar ook van toezichthouders uit andere EU-lidstaten worden betrokken. Alle signalen over producten die mogelijk niet voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften zijn nuttig en zullen worden gedocumenteerd. Overigens zal RDI ook naar signalen van belangenorganisaties, of media-aandacht voor niet conforme producten kijken. Waar nodig zal de RDI samenwerking zoeken met markttoezichthouders in overige EU-lidstaten om te voorkomen dat niet conforme producten in de handel worden gebracht binnen de Unie.

De RDI zal daarbij de bevoegdheden toepassen die het krijgt op grond van het de Warenwet.

7.4.5 Administratieve lasten

Ieder(in) wijst op de in het besluit genoemde gevolgen voor bedrijven, en informeert of de genoemde 144 euro per jaar het bedrag per individueel product betreft.

De regering wijst er op dat in het bedrag van 144 euro niet wordt genoemd in het besluit, maar in de Implementatiewet. Daarin is vermeld dat de Europese Commissie voorafgaand aan het tot stand brengen van de richtlijn een impact assessment heeft uitgevoerd, waarin het bedrag van 144 tot 1.440 euro is vermeld. Hierbij gaat de Commissie er vanuit dat het om eenmalige kosten gaat.

7.4.6 Eigenaarschap

Ieder(in) vraagt zich af waarom het eigenaarschap van het toezicht belegd is bij het Ministerie van VWS, terwijl de RDI onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat valt, en informeert of het dan niet logischer dat het laatstgenoemde ministerie budgettaire gevolgen voor de toezichthouder draagt.

De regering wijst er op dat de producten in de richtlijn niet één op één onder de verantwoordelijkheid van een specifieke minister vallen, zoals Ieder(in) stelt, en dat daarom de minister voor Langdurige Zorg en Sport, als coördinerend bewindspersoon voor het toegankelijkheidsbeleid, het toezicht op de producten coördineert.

7.4.7 Voorlichting aan marktdeelnemers en belanghebbenden

Ieder(in) heeft een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt inzake voorlichting aan marktdeelnemers en belanghebbenden, en hun betrokkenheid bij de uitvoering van het besluit.

Ieder(in) wijst er op dat de Europese Commissie een standardisation request heeft ingediend bij Europese standaardisatieorganisaties. Zodra deze standaard voor toegankelijke ondersteunende diensten officieel worden gepubliceerd, verwacht Ieder(in) dat de Rijksoverheid deze standaard actief promoot bij marktdeelnemers. Dit kan bijvoorbeeld via een informatiepunt waar mensen met een beperking, ondernemingen en toezichthouders vragen kunnen stellen over of producten en diensten voldoen aan de voorschriften van de richtlijn. In aanvulling hierop pleit Ieder(in) ervoor dat er een sectorspecifiek informatiepunt komt voor antwoorden op vragen aangaande toegankelijkheid van producten onder het besluit.

Daarnaast vraagt Ieder(in) op welke wijze en door wie marktdeelnemers correct en duidelijk zullen worden geïnformeerd over het feit dat het besluit niet van toepassing is op producten die voor of op 28 juni 2025 in de handel zijn gebracht.

Ook voor deze opmerkingen merkt de regering op dat zij zich samen met MKB-Nederland en VNO-NCW inzet om marktdeelnemers goed te informeren over de toegankelijkheidseisen, en verwijst kortheidshalve naar hetgeen hiervoor is vermeld inzake het toezicht en uitvoeringstoets door de RDI.

Ieder(in) wijst op het verstrekken van informatie in de Nederlandse taal, en stelt dat Nederlandstalige informatie op zichzelf ook weer begrijpelijk dient te worden aangeboden, bijvoorbeeld op het door Rijksoverheid aanbevolen taalniveau B1.

De regering wijst er op dat het begrip «begrijpelijk» herhaaldelijk wordt gebruikt in de richtlijn, maar daarin niet is gedefinieerd. De regering heeft dit ook niet gedaan. De regering ziet evenals Ieder(in) het belang van begrijpelijke taal, en zal derhalve in het kader van de implementatie adviseren om taalniveau B1 te gebruiken.

Ieder(in) stelt dat voor het goed kunnen monitoren en verbeteren van de toegankelijkheid van producten en diensten een goedwerkend feedbackmechanisme dat burgers in staat stelt een toegankelijkheidsprobleem te melden van groot belang is, en stelt derhalve voor om dit feedbackmechanisme op te nemen in het besluit. Ieder(in) adviseert om (organisaties van) mensen met een beperking bij het ontwikkelen van dit feedbackmechanisme te betrekken, en een – voor eindgebruikers met een beperking begrijpelijk en toegankelijk – contact- en informatiepunt in te stellen waar zij informatie kunnen krijgen over hun rechten in geval dat zij ontoegankelijke producten of diensten geleverd krijgen.

De regering verwijst in reactie op deze wens van Ieder(in) naar de passage uit de memorie van toelichting van de Implementatiewet die hierop betrekking heeft: Consumenten met vragen en klachten kunnen terecht bij de betreffende toezichthouder. Omdat het toezicht over verschillende toezichthouders is verdeeld, komt er een centrale plek op een pagina van de Rijksoverheid. Dit is een reeds bestaande pagina1 met informatie over de inhoud van het wetsvoorstel welke wordt aangevuld met een verwijzing naar de juiste toezichthouder met bijhorende contactgegevens. Voor alle producten kunnen mensen terecht bij toezichthouder RDI. Voor de diensten zal per dienst de juiste toezichthouder worden weergegeven. Bij de invulling van het centraal punt worden, naast de toezichthouders, ook ervaringsdeskundigen en hun vertegenwoordigende organisaties en het bedrijfsleven betrokken.

Ook inzake het beslissingsdocument dat marktdeelnemers dienen op te stellen wanneer zij een beroep doen op een uitzonderingsgrond, adviseert Ieder(in) een informatie- en adviespunt in te stellen voor marktdeelnemers waar zij informatie kunnen krijgen over toegankelijkheid van producten en diensten en de wetgeving hierbij. Hierdoor weten marktdeelnemers en werkgevers beter waar zij aan toe zijn en wat hun verplichtingen zijn. Ieder(in) wijst in dat verband op naar Digitoegankelijk.nl, waar overheidsorganisaties informatie en ondersteuning kunnen krijgen over digitale toegankelijkheid en het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid. Een soortgelijk informatiepunt kan ook worden ingezet voor informatie aan de toezichthouders, zoals in dit geval de RDI.

Ook in reactie op deze opmerking verwijst de regering naar hetgeen hiervoor is vermeld inzake het ontwikkelen van nadere duiding van bij de richtlijnverordening. Het ligt in de rede dergelijke informatie actief te delen op een toegankelijke wijze.

7.4.8 Betrokkenheid doelgroep

Ieder(in) is van mening dat het besluit en de nota van toelichting niet duidelijk maken hoe het besluit gemonitord gaat worden met de mensen om wie het gaat, en adviseert derhalve dat in het wetsvoorstel wordt opgenomen dat mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties structureel en op de verschillende beleidsterreinen worden betrokken bij de implementatie, de uitvoering en de monitoring van de richtlijn en dat dit vervolgens nader wordt uitgewerkt in een besluit. Er dient een adviescommissie ingesteld te worden, waarin naast vakdeskundigen ook ervaringsdeskundigen, vertegenwoordigers van mensen met een beperking, zitting hebben.

De regering zal ervaringsdeskundigen en hun vertegenwoordigende organisaties betrekken in de implementatie van de wet- en regelgeving, bijvoorbeeld in het vormgeven van het toezicht, de communicatie naar ondernemers, monitoring en evaluatie van de wet- en regelgeving en voert hierover gesprekken met Ieder(in) hoe dit het best kan worden georganiseerd. Er worden verschillende mogelijkheden verkend, waaronder een adviescommissie.

Ieder(in) stelt dat mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties vanaf het begin betrokken zouden moeten worden bij de ontwikkeling en uitwerking van wet- en regelgeving. Dit is nu niet het geval. Ieder(in) wordt enkel periodiek bijgepraat over de voortgang op het proces en er wordt niet om inhoudelijk advies gevraagd ten aanzien van de inhoud. Hoe worden belangenbehartigers dan om advies gevraagd, anders dan te vragen te reageren op deze internetconsultatie, hetgeen naar het oordeel van Ieder(in) achteraf en niet voorafgaand aan het opstellen van regelgeving is.

De regering wijst er op dat de juridische implementatie van de richtlijn één-op-één omzetting van Europese regelgeving betreft. Daardoor is er beperkt ruimte voor de betrokken departementen bij hun wet- en regelgevende taken. Dat betekent echter niet dat Ieder(in) en mensen met een beperking helemaal niet zijn betrokken. Zo zijn ervaringsdeskundigen betrokken geweest bij een informatiesessie voor ondernemers in februari 2022, heeft Ieder(in) inbreng geleverd tijdens de internetconsultatie van het wetsvoorstel en de verschillende besluiten en heeft er periodiek overleg plaatsgevonden tussen het ministerie van VWS en Ieder(in). Mede door de inbreng van Ieder(in) start de regering in 2023 met het informeren van ondernemers en wordt een informatiepunt ontwikkeld voor mensen met een beperking. Bij de praktische implementatie zal de betrokkenheid van Ieder(in) en ervaringsdeskundigen toenemen. Bijvoorbeeld in het vormgeven van het toezicht, de communicatie naar ondernemers, monitoring en evaluatie van de wet- en regelgeving.

7.4.9 Bestuursrechtelijke handhaving en boetebedragen

Ieder(in) verwijst naar het opleggen van een last onder bestuursdwang en stelt dat deze boetes nog niet zijn gespecificeerd. Ieder(in) merkt op in het onderdeel «algemeen» van de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten concrete boetebedragen worden genoemd, maar dat in de tabel van het onderhavige besluit de bedragen niet zijn ingevuld, en vraagt of voor onderdeel B-25 dezelfde boetebedragen gelden als voor andere Warenwetbesluiten.

De regering merkt op dat een last onder bestuursdwang en een bestuurlijke boete twee verschillende bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn. Een bestuurlijke boete betreft een geldboete voor het niet-naleven van wettelijke voorschriften, terwijl een last onder dwangsom de opdracht om een overtreding te herstellen binnen een bepaalde termijn betreft, waarbij na het verstrijken van de termijn de overheid zelf zal handelen om de overtreding ongedaan te maken en de kosten daarvan te verhalen op de overtreder.

Voor wat betreft de hoogte van de boetebedragen merkt de regering op dat gekozen is voor een boetebedrag met een maximum gelijk aan het bedrag van een geldboete van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De regering is van oordeel dat zij met deze keuze uitvoering heeft gegeven aan artikel 30, tweede en vierde lid van de richtlijn waarin is bepaald dat de vastgestelde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn en in geval van niet-naleving door de marktdeelnemer tevens gepaard gaan met doeltreffende herstelmaatregelen.

Voor wat betreft de op te leggen boetes adviseert Ieder(in) om het geld dat is ontvangen via boetes van toezichthouders aan marktdeelnemers die niet voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften te investeren in de publieke middelen om de toegankelijkheid te verbeteren.

De regering deelt dat het belangrijk is om te investeren in toegankelijkheid, maar vindt het niet nodig om dit één op één te koppelen aan boetebedragen. Zoals eerder beschreven zet de regering in op communicatie richting ondernemers zodat zij op de hoogte zijn van de toegankelijkheidseisen en hun producten en diensten hieraan voldoen.

Ten aanzien van het advies van Ieder(in) om bij non-conformiteit van een product aan de toegankelijkheidsvoorschriften de marktdeelnemer te verplichten om onmiddellijk corrigerende maatregelen nemen of het product uit de handel nemen, wijst de regering er op dat deze verplichting volgt uit de artikelen 4 tot en met 7 van het Warenwetbesluit, waarin wordt verwezen naar de corresponderende verplichtingen voor marktdeelnemers uit de richtlijn. Uit de handel nemen is één van deze verplichtingen.

7.4.10 Micro-ondernemingen

Ieder(in) heeft gewezen op de bijzondere positie van micro-ondernemingen. Ten eerste stelt Ieder(in) dat op grond van de richtlijn een micro-onderneming die een beroep doet op fundamentele wijziging of onevenredige last hierover wel degelijk moet documenteren. Dit is niet juist geregeld in het besluit, waarin is bepaald dat micro-ondernemingen die zich met producten bezighouden, uitgezonderd zijn van het voorschrift de beoordeling te documenteren.

Ten tweede wijst Ieder(in) op staat bij overweging 71 van de richtlijn: «Voor micro-ondernemingen die zich bezighouden met producten binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, moeten de voorschriften en verplichtingen van deze richtlijn minder streng zijn, zodat het ontstaan van onevenredige administratieve lasten wordt verminderd.» Minder streng betekent niet hetzelfde als uitgezonderd worden. Overweging 72 geeft verder aan dat «De lidstaten moeten micro-ondernemingen derhalve de nodige richtsnoeren en instrumenten geven om de toepassing van de nationale maatregelen ter omzetting van deze richtlijn te faciliteren.»

De regering wijst erop dat voornoemde interpretatie van de richtlijn inzake documenteren niet juist is: De verplichting tot het documenteren van een beoordeling is het vooraf schriftelijk vastleggen van de beoordeling zonder dat daarom is verzocht (artikel 14, lid 3 richtlijn), terwijl voor micro-ondernemingen geldt dat zij achteraf op verzoek van de markttoezichtautoriteiten de relevante feiten verstrekken (artikel 14, lid 4, richtlijn).

De regering constateert dat de conclusie van Ieder(in) over overweging 71 van de richtlijn niet klopt. Micro-ondernemingen die zich met producten bezighouden, worden niet uitgezonderd van alle verplichtingen uit de richtlijn, alleen geldt een uitzondering van het vooraf documenteren. Overweging 72 maakt dat niet anders.

Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

De RDI is de toezichthouder op de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften van het besluit. Derhalve is de RDI verzocht een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren, hetgeen de RDI heeft gedaan. De RDI heeft meegedeeld het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar te vinden, mits een viertal gesignaleerde tekortkomingen, inzake uitsplitsing marktdeelnemers, aanvulling definities, onvolledige vermeldingen en de mogelijkheid tot sanctioneren gerepareerd worden. Daartoe is hieronder een te volgen lijn opgenomen.

De RDI merkt op dat zowel in de richtlijn als in het besluit de marktdeelnemers per categorie worden uitgesplitst. In artikel 35 van de Implementatiewet wordt dit niet gedaan, maar wordt er een korte opsomming gegeven in het tweede lid onder a. Vervolgens wordt in hetzelfde lid aangegeven dat de eisen die gesteld worden aan het op de markt brengen van producten «onder meer betrekking hebben op» en dan volgt er een opsomming van eisen. Naar de mening van de RDI is deze formulering ruimer dan de richtlijn. Ook volgt hier niet duidelijk uit welke eisen voor welke marktdeelnemer(s) geldt.

De regering merkt op dat in het voorliggende besluit, dat is gebaseerd op de meer algemeen geformuleerde wet, voldoende duidelijk is omschreven welke categorieën marktdeelnemers kunnen worden onderscheiden, en welke verplichtingen uit de richtlijn op hen van toepassing zijn. Nadat aanvullende uitleg is gegeven, heeft de RDI aangegeven dat de eisen voldoende duidelijk zijn.

De RDI merkt op dat in artikel 1 van het besluit definities zijn opgenomen. Deze begrippen zijn niet volledig en niet direct overgenomen uit de richtlijn en verschillen daarmee met de begrippen opgenomen in de richtlijn. Dit kan leiden tot onduidelijkheid bij de marktdeelnemers over het toepassingsgebied van het besluit op bepaalde producten. Mogelijk is dat begrippen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, wat risico’s met zich mee brengt bij de handhaving.

De regering deelt de onduidelijkheid over begrippen die deels uit de Warenwet en deels uit de richtlijn komen en heeft daarom verwijzingen naar de juiste definities in de richtlijn opgenomen.

De RDI heeft er op gewezen dat in het besluit telkens als het over toegankelijkheidsvoorschriften gaat, wordt verwezen naar artikel 3, eerste en tweede lid, bijvoorbeeld in art. 8 en 10 van het besluit. Er wordt niet nader omschreven of hier het besluit of de richtlijn wordt bedoeld. Daarnaast wordt in artikel 11 van het Besluit verwezen naar artikel 24f van de Warenwet. De RDI vermoedt dat dit artikel 35c van de Warenwet moet zijn.

De regering deelt dat de voornoemde artikelverwijzingen onjuist zijn en heeft dit gecorrigeerd.

Ten slotte wijst De RDI er op dat de mogelijkheid van bestuurlijk sanctioneren door de RDI ontbreekt. In het besluit en de toelichting is nergens vastgelegd op basis waarvan de RDI een boete mag opleggen. Ook ontbreekt de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Op basis van de huidige documenten mist de RDI handhavingsinstrumentarium.

De bevoegdheid tot opleggen van een bestuurlijke boete is in artikel 35e Warenwet geregeld.2 Deze bevoegdheid is zoals gebruikelijk aan de minister geattribueerd en zal bij een daartoe strekkend besluit aan de RDI gemandateerd worden.

8. Inwerkingtreding

Conform artikel 31 van de richtlijn dienen de nationale bepalingen ter implementatie van de richtlijn met ingang van 28 juni 2025 te worden toegepast. Dit is dan ook de datum waarop voorzien is dit besluit bij Koninklijk Besluit in werking zal treden.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

In dit artikel zijn de definities uit de richtlijn overgenomen. De definitie van producten komt in dit besluit overeen met de definitie van producten, als bedoeld in de richtlijn (zie artikel 34 Warenwet). De richtlijndefinitie van producten wijkt af van de definitie van waren in de Warenwet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Dit artikel implementeert artikel 2, eerste lid, van de richtlijn en bepaalt dat het besluit van toepassing is op:

  • a. computerapparatuur voor consumenten en besturingssystemen daarvoor,

  • b. eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, die gebruikt wordt voor elektronische communicatiediensten als bedoeld in de richtlijn;

  • c. eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties voor toegang tot audiovisuele mediadiensten als bedoeld in de richtlijn,

  • d. de volgende zelfbedieningsterminals:

betaalterminals, geldautomaten, ticketautomaten en incheckautomaten die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is, interactieve informatieverstrekkende zelfbedieningsterminals, met uitzondering van terminals die als geïntegreerde delen van voertuigen, luchtvaartuigen, schepen, of rollend materieel zijn geïnstalleerd, die worden gebruikt voor het verlenen van diensten waarop de richtlijn van toepassing is;

  • e. e-lezers.

Conform artikel 2, eerste lid, aanhef, van de richtlijn is bepaald dat dit besluit niet van toepassing is op producten die voor of op 28 juni 2025 in de handel zijn gebracht.

Artikel 3 Verbod op het in de handel brengen van producten

Ter implementatie van artikel 4, eerste lid, richtlijn, is in dit artikel bepaald dat producten niet in de handel mogen worden gebracht als niet is voldaan aan de in dit besluit opgenomen verplichtingen.

Artikel 4 Verplichtingen fabrikanten

Dit artikel implementeert de verplichtingen voor fabrikanten. Deze verplichtingen zijn neergelegd in de artikelen 7 en 16 tot en met 18 van de richtlijn.

Artikel 4, eerste, tweede en vierde lid

Fabrikanten ontwerpen en vervaardigen producten en brengen producten in de handel. Zij waarborgen bij het in de handel brengen van hun producten dat deze zijn ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van de richtlijn (artikel 7, eerste lid, richtlijn). Alle producten met uitzondering van zelfbedieningsterminals moeten voldoen aan afdeling I en II, van bijlage I, bij de richtlijn. De zelfbedieningsterminals moeten voldoen aan afdeling I, van bijlage I, bij de richtlijn (artikel 2, eerste lid). Fabrikanten stellen de technische documentatie op overeenkomstig bijlage IV bij de richtlijn en voeren een conformiteitsbeoordeling uit conform de in die bijlage beschreven procedure. Als via die procedure is aangetoond dat de betreffende producten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, stellen zij de EU-conformiteitsverklaring op en brengen zij de CE-markering op de producten aan (artikel 7, tweede lid, richtlijn). De conformiteitsverklaring moet voldoen aan de eisen die zijn neergelegd in artikel 17 van de richtlijn (artikel 4, derde lid). De CE-markering moet voldoen aan de artikelen 17 en 18 van de richtlijn (zie verderop, onder de toelichting van artikel 4, derde lid).

De technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring moeten zij gedurende vijf jaar na het in de handel brengen van de betreffende producten bewaren (artikel 7, derde lid, richtlijn). Fabrikanten moeten over procedures beschikken om de continue conformiteit van hun serieproductie met de richtlijn te waarborgen. Zij moeten daarbij naar behoren rekening houden met veranderingen in het ontwerp of de kenmerken van de producten en met wijzigingen in de geharmoniseerde normen, of technische specificaties, waarnaar in de conformiteitsverklaring van het product wordt verwezen (artikel 7, vierde lid, richtlijn). Op de producten wordt een type-, partij- of serienummer of een ander identificatiemiddel aangebracht. Als dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, wordt de vereiste informatie op de verpakking vermeld of in een document dat bij de betreffende producten wordt gevoegd (artikel 7, vijfde lid, richtlijn). De fabrikanten vermelden voorts op de betreffende producten: hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd merk en het contactadres. Als dit niet mogelijk is, wordt dit op de verpakking vermeld of in een document dat bij de betreffende producten wordt gevoegd. Het adres geeft één centraal punt aan waar contact kan worden opgenomen met de fabrikant. De contactgegevens worden in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal (artikel 7, zesde lid, richtlijn). In artikel 4, vierde lid, van dit besluit, is bepaald dat dat de Nederlandse taal is. Fabrikanten moeten er voorts op toezien dat de producten vergezeld gaan van instructies en informatie aangaande de veiligheid, opgesteld in een taal die consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. Die instructies en informatie, evenals eventuele etikettering moeten duidelijk en begrijpelijk zijn. Ook hier geldt dat in artikel 4, vierde lid, van dit besluit is bepaald dat deze informatie gesteld moet zijn in de Nederlandse taal (artikel 7, zevende lid).

Corrigerende maatregelen

Als fabrikanten van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht producten niet aan de richtlijn voldoen, treffen zij onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen. Zij brengen dan ook de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (minister) hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de aard van de non- conformiteit en alle getroffen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. Zij houden een register bij van de producten die niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen en van de desbetreffende klachten (artikel 7, achtste lid). Fabrikanten verstrekken aan de minister op diens verzoek alle benodigde informatie en documentatie ter staving van de conformiteit van de producten. Op verzoek van de minister verlenen zij medewerking aan alle maatregelen die worden getroffen om de non-conformiteit met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van in de handel gebrachte producten weg te nemen, met name door de producten in overeenstemming met die voorschriften te brengen.

Artikel 4, derde lid (CE-markering)

Artikel 7, tweede lid, van de richtlijn bepaalt dat CE-markering op de producten wordt aangebracht. Dit moet voldoen aan de volgende eisen (artikel 17 en 18, richtlijn):

De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op de producten of op het gegevensplaatje. Als dit gezien de aard van de producten niet mogelijk of niet verantwoord is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten. De CE-markering wordt aangebracht voordat de producten in de handel worden gebracht. De CE markering moet tenslotte voldoen aan de algemene beginselen krachtens artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.

Artikel 5 Gemachtigden

Dit artikel implementeert de verplichtingen voor gemachtigden (artikel 8, richtlijn).

Fabrikanten kunnen schriftelijk een gemachtigde aanstellen voor de uitvoering van verplichtingen van fabrikanten. Dat geldt niet voor verplichtingen die gelden op grond van artikel 7, lid 1, van de richtlijn en voor het opstellen van technische documentatie.

Een gemachtigde is verplicht de taken uit te voeren die vermeld zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Artikel 8, tweede lid, richtlijn, bepaalt expliciet welke taken uit hoofde van het gegeven mandaat ten minste mogen worden verricht.

Artikel 6 Verplichtingen importeurs

Dit artikel implementeert in het eerste lid de verplichtingen voor importeurs (artikel 9, richtlijn).

Importeurs mogen alleen conforme producten in de handel brengen. Voordat zij producten in de handel brengen zien importeurs erop toe dat de fabrikant de procedure voor conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd (opgenomen in bijlage IV bij de richtlijn). Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de vereiste technische documentatie heeft opgesteld, dat de producten zijn voorzien van de CE-markering, dat het vergezeld gaat van de vereiste documenten en dat de fabrikant heeft voldaan aan de voorschriften in artikel 7, leden 5 en 6 van de richtlijn. Als een importeur van oordeel is, of redenen heeft om aan te nemen, dat een product niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van deze richtlijn voldoet, brengt hij het product pas in de handel nadat het conform is gemaakt. Voorts brengt hij, als het product niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoet, de fabrikant en de toezichthouder hiervan op de hoogte (artikel 9, eerste tot en met derde lid).

Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd merk, alsmede hun contactadres op de producten, of als dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. De contactgegevens worden gesteld in de Nederlandse taal. Ook zien zij erop toe dat de producten vergezeld gaan van instructies en veiligheidsinformatie in de Nederlandse taal (artikel 9, vijfde lid, richtlijn).

Gedurende de gehele periode dat zij voor de producten verantwoordelijk zijn, zorgen zij voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit niet in gevaar komt (artikel 9, zesde lid, richtlijn). Voorts houden zij gedurende vijf jaar een kopie van de EU-conformiteitsverklaring beschikbaar voor de toezichthouder. Op verzoek wordt de technische documentatie verstrekt aan de toezichthouder.

Corrigerende maatregelen (artikel 9, achtste lid, richtlijn)

Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte producten niet aan deze richtlijn voldoen, treffen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de producten conform te maken of, zo nodig uit de handel te nemen. Als de producten niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, brengen zij ook de minister hiervan onmiddellijk op de hoogte. Zij houden een register bij van de producten die niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen en van de desbetreffende klachten.

Op verzoek verstrekken zij aan de minister alle benodigde informatie en documentatie ter staving van de conformiteit, in de Nederlandse taal. Zij verlenen op verzoek medewerking aan alle maatregelen die worden getroffen om de non-conformiteit met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van door hen in de handel gebrachte producten weg te nemen (artikel 9, negende lid, richtlijn).

Artikel 6, tweede lid, van dit besluit bepaalt dat als een importeur wordt beschouwd als fabrikant, hij logischerwijs moet voldoen aan de artikelen 3 en 4 van dit besluit (verplichtingen fabrikanten en gemachtigden). Artikel 11, richtlijn bepaalt wanneer hiervan sprake is: wanneer hij producten onder zijn eigen naam of merk in de handel brengt of reeds in de handel gebrachte producten zodanig wijzigt dat de conformiteit met de voorschriften van deze richtlijn in het gedrang kan komen.

Artikel 7 Verplichtingen distributeurs

Dit artikel implementeert in het eerste lid, de verplichtingen voor distributeurs (artikel 10, richtlijn).

Distributeurs bieden producten op de markt aan. Voordat zij producten op de markt brengen vergewissen zij zich ervan dat de vereiste CE-markering is aangebracht, dat de producten vergezeld gaan van de vereiste documenten en van instructies en veiligheidsinformatie, in de voorgeschreven taal (Nederlands), en dat de fabrikant en de importeur aan de voorschriften van artikel 7, leden 5 en 6, respectievelijk artikel 9, lid 4, van de richtlijn hebben voldaan. Als een distributeur van oordeel is of redenen heeft om aan te nemen dat producten niet conform zijn, biedt hij de producten pas op de markt aan nadat deze conform zijn gemaakt. Voorts brengt de distributeur, als de producten niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, de fabrikant of de importeur en de toezichthouder hiervan op de hoogte (artikel 10, derde lid, richtlijn). Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor de producten verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit niet in gevaar komt.

Corrigerende maatregelen (artikel 10, vijfde lid)

Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden producten niet aan de richtlijn voldoen, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden getroffen om de producten alsnog conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen. Voorts brengen zij, als de producten niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, de minister hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Zij verstrekken de minister op verzoek alle benodigde informatie en documentatie ter staving van de conformiteit, en op verzoek verlenen zij medewerking aan alle maatregelen die worden getroffen om de non-conformiteit van de door hen op de markt aangeboden producten weg te nemen.

Artikel 7, tweede lid, van dit besluit bepaalt dat als een distributeur wordt beschouwd als fabrikant, hij logischerwijs moet voldoen aan de artikelen 3 en 4 van dit besluit (verplichtingen fabrikanten en gemachtigden). Artikel 11, richtlijn bepaalt wanneer hiervan sprake is: wanneer hij producten onder zijn eigen naam of merk in de handel brengt of reeds in de handel gebrachte producten zodanig wijzigt dat de conformiteit met de voorschriften van deze richtlijn in het gedrang kan komen.

Artikel 8. Fundamentele wijziging van producten en onevenredige last

Dit artikel implementeert artikel 14 van de richtlijn.

Als voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdeel a en b, opgenomen voorwaarden, dan moeten de producten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften. Marktdeelnemers zijn zelf verantwoordelijk om een beoordeling uit te voeren of de voorschriften leiden tot een fundamentele wijziging dan wel een onevenredige last opleveren. Deze beoordeling moet worden bewaard en kan worden ingezien op verzoek van de minister. In de praktijk zal een verzoek afkomstig zijn van de aangewezen toezichthouder. Als volgens de marktdeelnemer sprake is van een onevenredige last dan wordt voor elke soort of categorie producten de beoordeling vernieuwd bij een wijziging van de betreffende producten. Een nieuwe beoordeling kan ook plaatsvinden op verzoek van de minister. Een dienstverlener is verplicht om na een periode van vijf jaar sedert de laatste beoordeling een nieuwe beoordeling uit te voeren.

Artikel 9. Bevoegde nationale autoriteit

Dit artikel dient ertoe de minister van VWS aan te wijzen als bevoegde autoriteit, in de zin van de richtlijn, voor de lidstaat Nederland. In de praktijk zullen de bij hem belegde taken worden uitgevoerd door de aangewezen toezichthouders, bedoeld in artikel 35c van de Warenwet.

Artikel 10. Vermoeden van conformiteit

Dit artikel implementeert de artikelen 15, eerste en vierde lid, 24, tweede lid, en 25 van de richtlijn.

Een geharmoniseerde norm is een Europese norm die op verzoek van de Commissie is vastgesteld. Als producten voldoen aan geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden die producten vermoed in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften die moeten worden nageleefd op grond van dit besluit. Dit vermoeden van overeenstemming geldt ook voor producten die voldoen aan technische specificaties die door de Europese Commissie zijn vastgelegd in een uitvoeringshandeling. Een technische specificatie is een document waarin de technische voorschriften worden voorgeschreven waaraan producten moet voldoen. Als producten voldoen aan de voorschriften die technische specificaties of delen daarvan bestrijken, wordt vermoed dat de producten voldoet aan de toegankelijkheidsvoorschriften in dit besluit.

Artikel 11. Overige bepalingen in verband met markttoezicht

De richtlijn schrijft specifieke procedures voor die met dit artikel worden geïmplementeerd. Artikel 11, eerste lid, dient ter implementatie van artikel 19, eerste en tweede lid van de richtlijn en de artikelen 20 en 22. Artikel 20, richtlijn, schrijft de procedure voor die gevolgd moet worden als producten niet voldoen aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften. Als toezichthouder voldoende reden heeft om aan te nemen dat een onder deze richtlijn vallende producten niet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen, voert de toezichthouder een beoordeling van de betreffende producten uit. De betrokken marktdeelnemers verlenen volledige medewerking. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle betrokken producten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden aan alle passende corrigerende maatregelen worden onderworpen. Als de betrokken marktdeelnemer niet binnen de voorgeschreven termijn adequate corrigerende maatregelen treft, treft de toezichthouder alle passende voorlopige maatregelen om het op de Nederlandse markt markten aanbieden van de betreffende producten te verbieden of te beperken, of om de betreffende producten daar uit de handel te nemen. Als een van de in artikel 20 van de richtlijn genoemde overtredingen wordt vastgesteld, moet van de betrokken marktdeelnemer voorts worden geëist dat deze een einde aan de non-conformiteit maakt (artikel 20, eerste lid, richtlijn). Als deze non-conformiteit voortduurt moet de toezichthouder alle passende maatregelen nemen om het op de markt aanbieden van de betreffende producten te beperken of te verbieden, of om ervoor te zorgen dat de betreffende producten uit de handel wordt genomen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de toezichthouder het handhavingsinstrumentarium uit de Warenwet ten dienste staat: oplegging van een last onder bestuursdwang (en derhalve ook een dwangsom), of een bestuurlijke boete (artikelen 35d en 35e, Warenwet).

Artikel 11, tweede lid, dient ter implementatie van artikel 12 van de richtlijn. Ingevolge artikel 5:20 van de Awb bestaat reeds de verplichting om medewerking te verlenen aan toezichtshandelingen; hiermee wordt de in artikel 12 van de richtlijn opgenomen plicht derhalve geëxpliciteerd. Bepaald wordt dat marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de toezichthouder het volgende mededelen:

  • a) welke andere marktdeelnemers aan hen bepaalde producten hebben geleverd;

  • b) aan welke andere marktdeelnemers zij bepaalde producten hebben geleverd.

Marktdeelnemers moeten tot vijf jaar nadat de betreffende producten aan hen zijn geleverd en tot vijf jaar nadat zij de producten hebben geleverd, de genoemde informatie kunnen verstrekken. Deze termijn kan door de Commissie via gedelegeerde handelingen worden gewijzigd.

Artikel 12 (inwerkingtreding)

Deze bepaling voorziet in gelijktijdige inwerkingtreding van dit besluit met de wijziging van de Warenwet waarop dit besluit gebaseerd wordt.3

Artikel 13 (citeertitel)

Deze bepaling legt de citeertitel vast. Dit besluit wordt aangehaald als Warenwetbesluit toegankelijkheidsvoorschriften 2024.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder

Transponeringstabel

Bepaling van de richtlijn

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Artikel 2

Warenwet artikel 1, 34ab en 35 en Implementatiewet artikel IX; Artikel 2 besluit

Artikel 3

Warenwet art. 34, 35 en artikel 1 besluit

Geen

Artikel 4, eerste lid

Warenwet artikel 34ab en 35 en artikel 3 besluit

Artikel 4, tweede lid

Warenwet artikel 34ab en 35 en artikel 3 besluit

Geen

Artikel 4, derde lid

n.v.t

Geen

Artikel 4, vierde lid

n.v.t.

Artikel 4, vijfde lid

n.v.t.

Artikel 4, zesde lid

n.v.t.

Artikel 4, zevende lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 4, achtste lid

n.v.t.

Artikel 4, negende lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 5

n.v.t.

Artikel 6

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 7, in samenhang met artikel 4, eerste lid

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 4 besluit

Geen

Artikel 7, achtste en negende lid

Warenwet art. 34ab en 35 en AMvB en artikel 9 besluit

Artikel 8

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 5 besluit

Geen

Artikel 8, tweede lid onder d en c

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 9 besluit

Artikel 9

Warenwet art. 34ab en 35 en AMvB en artikel 6 besluit

Geen

Artikel 9, achtste en negende lid

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 9 besluit

Artikel 10

Artikel 7, eerste lid, besluit

Artikel 10, tweede lid

Artikel 7, tweede lid, besluit

Artikel 10, vijfde en zesde lid

Artikel 9 besluit

Geen

Artikel 11

Warenwet art. 34ab en 35

Geen

Artikel 12

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 5, derde lid, besluit

Geen

Artikel 13

n.v.t.

Geen

Artikel 13, tweede lid

Atikel 13, derde lid

Artikel 13, vierde lid

Artikel 13, vijfde lid

n.v.t.

Artikel 14, eerste lid

Artikel 8, eerste lid, besluit

Geen

Artikel 14, tweede en derde lid

Artikel 8, tweede en derde lid, besluit

Geen

Artikel 14, vierde lid

Artikel 8, vierde lid, besluit

Artikel 14, vijfde lid

n.v.t

Artikel 14, zesde lid

Artikel 8, vijfde lid, besluit

Artikel 14, zevende lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 14, achtste lid

Artikel 8, zesde lid, besluit

Artikel 15, eerste lid

Artikel 10 besluit

Geen

Artikel 15, tweede en derde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Artikel 15, vierde lid

Warenwet art. 35a en 35b en artikel 10 besluit

Geen

Artikel 16

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 4, derde lid, besluit

Geen

Artikel 17

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 4, derde lid, besluit

Geen

Artikel 18

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 4, derde lid besluit

Geen

Artikel 19, eerste lid

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 11, eerste lid, besluit

Artikel 19, tweede lid

Warenwet art. 34ab en 35 en artikel 11, eerste lid, besluit

Artikel 19, derde lid

Dit is al mogelijk o.g.v. de Wet open overheid (vergt geen implementatie)

Artikel 20

Artikel 11, eerste lid, besluit

- Artikel 21

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 22

Warenwet art. 35, tweede lid, onder c, 35c en 35d en artikel 11, eerste lid, besluit

Artikel 23, eerste lid

n.v.t.

Artikel 23, tweede lid

n.v.t.

Artikel 24, eerste lid

Reeds geïmplementeerd in art. 2.75 Aanbestedingswet 2012

Geen

Artikel 24, tweede lid

Artikel 10 besluit

Geen

Artikel 25

Artikel 10 besluit

Geen

Artikel 26

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 27

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 28

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 29

Warenwet art. 35c, 35d en 35e, art. 1:3 in samenhang met art. 6:2 en 8:3 Awb.

Artikel 30

Warenwet art. 35c, 35d en 35e.

Artikel 31

Enkel wat betreft tweede lid van de richtlijn: Art. IX Implementatiewet. Overige leden van artikel 31 van de richtlijn behoeven naar hun aard geen implementatie

Artikel 32, eerste lid

N.v.t.

Ja, zie lid 3

Artikel 32, tweede lid

Van optie wordt geen gebruik gemaakt.

 

Artikel 33

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 34

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Bijlage I, Afdeling I

Warenwet art. 35 en artikel 4, eerste lid, besluit

Bijlage I, Afdeling II

Warenwet art. 35 en artikel 4, eerste lid, besluit

Bijlage I, Afdeling III

n.v.t.

Bijlage I, Afdeling IV

N.v.t.

Bijlage I, Afdeling V

n.v.t.

Bijlage I, Afdeling VI

Warenwet art. 35 en artikel 10, derde lid, besluit

Bijlage I, Afdeling VII

Warenwet art. 35

Bijlage II

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Bijlage III

n.v.t.

Bijlage IV

Warenwet art. 35 en artikel 4 besluit

Bijlage V

n.v.t.

Bijlage VI

Warenwet art. 35 en artikel 8, tweede lid, besluit

Naar boven