Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2024, 101 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2024, 101 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 1 februari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5204820;
Gelet op artikel 33, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 maart 2024, nr. W16.24.00038/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 5 april 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5339576;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het doen van verzoeken en mededelingen en de indiening en verzending van processtukken door advocaten bij de Hoge Raad en de uitwisseling van overige berichten en stukken tussen de Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad in procedures als bedoeld in de Tiende titel A van het eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, worden langs elektronische weg gedaan, tenzij de Hoge Raad anders bepaalt.
Op een civiele prejudiciële procedure bij de Hoge Raad waarbij vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit door de rechter een beslissing is genomen als bedoeld in artikel 392, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, blijft het recht van toepassing zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 11 april 2024
Willem-Alexander
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Uitgegeven de tweeëntwintigste april 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit regelt dat in civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad verplicht elektronisch wordt geprocedeerd. Civiele prejudiciële procedures zijn procedures waarin een rechtbank of gerechtshof op verzoek van partijen of ambtshalve beslist om een rechtsvraag te stellen aan de Hoge Raad. Dit kan als het antwoord op deze rechtsvraag van belang is voor een veelheid aan soortgelijke vorderingen of geschillen. De Hoge Raad biedt vervolgens partijen en eventueel anderen de gelegenheid om schriftelijke opmerkingen te maken over de gestelde vraag of vragen.
Sinds 1 april 2017 wordt in civiele vorderingsprocedures bij de Hoge Raad al verplicht elektronisch geprocedeerd (Stb. 2017, 16). Sinds 1 april 2021 geldt deze verplichting ook voor civiele verzoekprocedures bij de Hoge Raad (Stb. 2021, 81). Dit betekent dat het indienen en uitwisselen van stukken in civiele cassatiezaken digitaal verloopt via het webportaal «Mijn Zaak Hoge Raad» (hierna: het digitale systeem). Met het verplicht stellen van elektronisch procederen in civiele prejudiciële procedures, worden voortaan ook de eventuele schriftelijke opmerkingen en andere verzoeken en mededelingen in een civiele prejudiciële procedure elektronisch ingediend of gedaan via het webportaal. Daarmee wordt de wijze van procederen voor alle civiele procedures bij de Hoge Raad gelijkgetrokken.
In civiele cassatiezaken geldt verplichte procesvertegenwoordiging door een gespecialiseerde advocaat bij de Hoge Raad. Ook schriftelijke opmerkingen in een civiele prejudiciële procedures kunnen alleen door een advocaat bij de Hoge Raad worden ingediend. Deze advocaten beschikken voor het verplicht elektronisch procederen in civiele cassatiezaken al over een digitale aansluiting op het webportaal van de Hoge Raad. Het verplicht gebruik van dit portaal voor prejudiciële procedures bij de Hoge Raad, betekent daarom een vereenvoudiging voor alle betrokkenen, waaronder advocaten bij de Hoge Raad en de griffie van de Hoge Raad.
De grondslag voor dit besluit is gelegen in artikel 33, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierin is voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen in welke gevallen het doen van verzoeken en mededelingen en de indiening en verzending van processtukken uitsluitend elektronisch kunnen plaatsvinden. In dit besluit is dit geregeld voor civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad.
Het Besluit elektronisch procederen (Bep) is van toepassing. Dit betekent dat het procesreglement van de Hoge Raad moet bepalen welk digitaal systeem wordt aangewezen voor de elektronische communicatie in civiele prejudiciële procedures. In overeenstemming met artikel 2, eerste lid, van het Bep bepaalt het procesreglement van de Hoge Raad dat dit het reeds bestaande digitale systeem van de Hoge Raad is. Het doen van verzoeken en mededelingen en het indienen en verzenden van processtukken door advocaten bij de Hoge Raad in civiele prejudiciële procedures zullen voortaan dus via dit bestaande digitale systeem plaatsvinden. Het procesreglement bepaalt ook dat de uitwisseling van overige berichten en stukken tussen Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad via dit systeem gebeurt.
Rechtbanken en gerechtshoven zijn niet verplicht om een afschrift van de beslissing waarbij de rechtsvraag wordt gesteld via het digitale systeem te verzenden. Zij kunnen dit afschrift en de eventuele bijbehorende stukken dus nog op papier aanleveren bij de Hoge Raad. De Hoge Raad is wel van plan samen met de gerechten te kijken hoe ze elektronische aanlevering in de toekomst op vrijwillige basis mogelijk kunnen maken. Hierover vindt overleg plaats met de Raad voor de rechtspraak. Daarnaast bepaalt het procesreglement dat de communicatie vanuit de Hoge Raad per brief blijft verlopen met partijen die zich (nog) niet in de prejudiciële procedure hebben gesteld en met derden die nog niet tot die procedure zijn toegelaten. Zij hebben immers nog geen toegang tot het digitale systeem.
Het verplicht elektronisch procederen in civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad geldt voor zaken waarin op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit door de rechter een beslissing is genomen waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. In zaken waarin vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit een dergelijke beslissing is genomen, kan het doen van verzoeken en mededelingen en het uitwisselen van stukken uitsluitend langs papieren weg plaatsvinden. Elektronische indiening en uitwisseling van stukken is in die zaken dus niet (vrijwillig) mogelijk.
De lasten die gepaard gaan met de informatie-uitwisseling tussen de Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad hangen samen met de waarborgen die het civiele procesrecht biedt voor een eerlijke en efficiënte procesvoering. Vanwege dit bijzondere karakter worden ze niet als regeldruklasten aangemerkt. Het civiele procesrecht valt daarom ook buiten de kwantitatieve reductiedoelstellingen voor regeldruklasten. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft desgevraagd laten weten het ontwerpbesluit niet te selecteren voor een formeel advies.
Zoals hierboven is toegelicht, wordt in civiele vorderings- en verzoekprocedures bij de Hoge Raad door advocaten bij de Hoge Raad reeds verplicht gebruik gemaakt van het digitale systeem. Deze advocaten beschikken daarom al over toegang tot dit systeem. De Hoge Raad heeft laten weten dat dit digitale systeem binnen afzienbare termijn gebruiksklaar kan worden gemaakt voor civiele prejudiciële procedures. Dit wordt gerealiseerd binnen de normale werkzaamheden van de ICT-afdeling van de Hoge Raad. Deze werkzaamheden worden gefinancierd vanuit de eigen begroting van de Hoge Raad. Daarom zijn hiermee geen extra kosten gemoeid.
Een voorontwerp van dit besluit is besproken met de Hoge Raad en vervolgens met enige aanpassingen voorgelegd aan de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht. De Adviescommissie had geen inhoudelijke opmerkingen bij het besluit.
Van 5 oktober tot en met 2 november 2023 heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over het ontwerpbesluit. Hierop is één reactie binnengekomen. Deze openbaar raadpleegbare reactie is afkomstig van een burger die zich zorgen maakt over de toegang tot de rechter voor mensen die niet digitaal vaardig zijn. Het is inderdaad belangrijk dat partijen die geen gebruik kunnen maken van het internet of daarvoor onvoldoende expertise hebben toegang tot de rechter behouden. In dat kader is het van belang dat dit ontwerpbesluit alleen advocaten bij de Hoge Raad verplicht tot elektronisch procederen. Dat zijn professionele partijen die al toegang hebben tot het digitale systeem.
Gelijktijdig aan de internetconsultatie is het ontwerpbesluit ter informele consultatie voorgelegd aan een aantal organisaties uit de rechtspraktijk. De Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten (VCCA) hebben gereageerd. De Rvdr volstond met een «blanco advies», omdat het ontwerp geen (substantiële) gevolgen heeft voor de Rechtspraak. De NOvA zag evenmin aanleiding om advies uit te brengen. De VCCA juicht het toe dat ook in civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad gebruik kan (en moet) worden gemaakt van het digitale systeem en had verder geen opmerkingen.
Op grond van artikel 33, vijfde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Dit is de zogeheten voorhangprocedure.
Het ontwerpbesluit heeft van 5 december 2023 tot en met 30 januari 2024 voorgehangen bij de Eerste Kamer en Tweede Kamer. Daaruit zijn geen opmerkingen of vragen voortgevloeid.
De Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad verwerken persoonsgegevens conform de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Het doel van deze gegevensverwerking is een goede en zorgvuldige rechtspleging en procesvoering in civiele zaken. Dit doel is niet anders bij het elektronisch verzenden en indienen van verzoeken, mededelingen en processtukken. Slechts de wijze waarop deze gegevens bij de Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad terechtkomen, wijzigt door middel van dit besluit. Dit betekent dat geen nieuwe grondslag voor gegevensverwerking in dit besluit hoeft te worden opgenomen.
In dit artikel is voorgeschreven dat het doen van verzoeken en mededelingen en het indienen en verzenden van processtukken in civiele prejudiciële procedures bij de Hoge Raad door advocaten bij de Hoge Raad alleen elektronisch kan plaatsvinden. Ook de uitwisseling van overige berichten en stukken tussen de Hoge Raad en deze advocaten kan in de civiele prejudiciële procedure uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden. Voor anderen dan advocaten bij de Hoge Raad geldt de verplichting tot elektronisch procederen dus niet. Dit zijn bijvoorbeeld partijen die zich (nog) niet in de procedure hebben gesteld. Daarnaast is er een uitzondering voor het geval de Hoge Raad anders bepaalt. Deze uitzondering sluit aan op de bepaling voor verplichte elektronische communicatie in de cassatieprocedure (artikel 397, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Dit artikel bevat het overgangsrecht en bepaalt dat de verplichting tot elektronisch procederen alleen geldt in zaken waarin de beslissing waarin prejudiciële vragen zijn gesteld aan de Hoge Raad, is genomen op of na de datum van inwerkingtreding.
Dit artikel regelt dat het besluit op 1 mei 2024 in werking treedt. Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn voor wetten en algemene maatregelen van bestuur. Deze uitzondering is gerechtvaardigd, omdat het verplicht stellen van elektronisch procederen in civiele prejudiciële procedures bijdraagt aan uniforme werkprocessen bij de griffie van de Hoge Raad en advocaten bij de Hoge Raad. Zij zijn reeds vertrouwd met het werken met het digitale systeem van de Hoge Raad. De datum van inwerkingtreding is ambtelijk afgestemd met de Hoge Raad.
Dit artikel bevat de citeertitel.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2024-101.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.