Besluit van 20 maart 2023 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 14 maart 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4526475;

Gelet op artikel XXX van de Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering treedt in werking met ingang van 1 mei 2023.

Onze Minister voor Rechtsbescherming is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 maart 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de zevenentwintigste maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit Besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze wet maakt een einde aan het bestaan van twee verschillende versies van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (één voor verplicht elektronisch procederen in civiele zaken bij de Hoge Raad en één voor alle andere gerechten), zodat daarvan voortaan weer één versie bestaat. Daarnaast maakt de wet een einde aan het bestaan van twee verschillende versies van bepaalde artikelen in andere wetten, zodat ook daarvan voortaan weer één versie bestaat. Dit geldt onder meer voor enkele artikelen in de Wet griffierechten burgerlijke zaken en het Burgerlijk Wetboek. Daarmee bevat de wet uitsluitend technische wijzigingen.

De datum van inwerkingtreding is bepaald op 1 mei 2023. Deze uitzondering op de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn is gerechtvaardigd, omdat de wijzigingen vergelijkbaar zijn met reparatiewetgeving (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het is voor de rechtspraktijk bovendien wenselijk dat er zo snel mogelijk weer eenheid en duidelijkheid bestaat in de wetgeving over gerechtelijke civiele procedures.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven