Besluit van 15 maart 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het bepaalde in artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 maart 2023, nr. 2023-0000135611, en handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het bepaalde in artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 maart 2023

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen

Uitgegeven de zeventiende maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Op 1 oktober 2022 is het bepaalde in artikel 13 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius in werking getreden. Dit betekent dat de eilandsraad per die datum de bevoegdheid heeft verkregen om eilandgedeputeerden te benoemen en te ontslaan en het openbaar lichaam Sint Eustatius (OLE) zich in de tweede fase (beter bekend als fase 2.0) van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius bevindt. De eerstvolgende stappen voor teruggave van bevoegdheden aan het lokale bestuur op Sint Eustatius zijn enerzijds het in werking laten treden van het bepaalde in artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius (beter bekend als fase 2.1, waarbij kort gezegd de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden ten opzichte van de griffie onderscheidenlijk de ambtelijke organisatie verkrijgen) en anderzijds het in werking laten treden van het bepaalde in artikel 15 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius (beter bekend als fase 2.2, waarbij kort gezegd de financiële bevoegdheden worden teruggegeven).

Dit koninklijk besluit ziet op het overgaan naar fase 2.1.

Criteria om over te gaan naar fase 2.1

Uit artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius blijkt dat fase 2.1 pas zal ingaan als mag worden verwacht dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden met betrekking tot de griffie onderscheidenlijk de ambtelijke organisatie op grond van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius (WolBES) zelf naar behoren kunnen vervullen.

In de memorie van toelichting bij de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is dit wettelijk criterium verder geconcretiseerd met een aantal criteria1, te weten:

  • a. ambtenaren hebben het aangeboden opleidingsprogramma (ambtelijk vakmanschap) afgerond;

  • b. de politieke ambtsdragers (i.e. eilandsraadleden en eilandgedeputeerden) hebben het aangeboden opleidingsprogramma afgerond;

  • c. het personeelsbeleid is op orde; en

  • d. de rechtspositionele regelgeving is opnieuw vastgesteld.

De regeringscommissaris heeft in haar brieven van 22 november 2022, 8 december 2022,2 31 januari en 14 februari 2023een toelichting gegeven op de voortgang en behaalde resultaten van de hierboven genoemde criteria. Bij de beoordeling of naar fase 2.1 kan worden overgegaan heb ik mij op de informatie in voornoemde brieven gebaseerd.

a. Ambtenaren hebben het aangeboden opleidingsprogramma (ambtelijk vakmanschap) afgerond.

Sinds de bestuurlijke ingreep in 2018 is er door het OLE systematisch geïnvesteerd in training en ontwikkeling van ambtenaren. Er is een opleidingsprogramma voor ambtenaren ontwikkeld, waarbij bewust is ingezet om de randwaarden te scheppen om binnen het OLE – en onder ambtenaren – een cultuur van continue leren en ontwikkelen te creëren. Hoewel het daarom in wezen niet mogelijk is dat ambtenaren het opleidingsprogramma definitief hebben afgerond, worden met deze randvoorwaarden gewaarborgd dat alle ambtenaren een passende opleiding (kunnen) volgen. Het opleidingsprogramma onderscheidt zich in een algemeen- en gepersonaliseerd onderdeel.

Algemeen onderdeel

Op alle niveaus van het OLE is gestart met basistrainingen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van relevante (wettelijke) taken. Voorbeelden hiervan zijn trainingen in ICT-vaardigheden en het in 2019 afgeronde «Statia is my home: Guidelines how to be a good civil servant 2018–2019». Daarnaast hebben de directeuren een management- en development traject gevolgd waarin onder meer is stil gestaan bij (de vormgeving van) de zogenaamde evaluatie-cyclus, ook wel bekend als de P-cyclus, slechtnieuwsgesprekken, integriteit en samenwerking binnen het leidinggevend kader.

Gepersonaliseerd onderdeel

Er is sinds 1 januari 2022 een trainingsplatform genaamd Statia Academy gelanceerd waarbinnen voor ambtenaren een gepersonaliseerd trainingsaanbod is samengesteld. Dit trainingsaanbod sluit aan op de functie en ontwikkelingsbehoeften van de betreffende ambtenaar. Een eerste aanpassing van het programma heeft in oktober 2022 plaatsgevonden.

Omdat opleiden van het ambtelijk apparaat een continu proces is, zal de Statia Academy beschikbaar blijven voor alle ambtenaren en de komende jaren verder doorontwikkeld worden door bijvoorbeeld het platform aan te vullen met andere gewenste en noodzakelijke trainingen. Verder is participatie aan Statia Academy een verplicht onderdeel van de P-cyclus van ambtenaren. Daarmee is de participatie van ambtenaren geborgd.

Dit alles in gezamenlijkheid bezien biedt voldoende vertrouwen om dit criterium als afgerond te kunnen beschouwen.

b. De politieke ambtsdragers (i.e. eilandsraadleden en eilandgedeputeerden) hebben het aangeboden opleidingsprogramma afgerond.

Het Nationaal Instituut voor Meerpartijendemocratie (NIMD) heeft – in samenwerking met onder andere de Wethoudersvereniging en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) – een opleidingsprogramma samengesteld voor eilandsraadleden en eilandgedeputeerden. Het NIMD heeft hiervoor voorafgaand gesprekken gevoerd met de eilandsraadleden om de opleidingsbehoefte te inventariseren.

In juni 2021, tijdens hun bezoek aan Nederland, kregen de eilandsraadsleden al enkele introducerende trainingen aangeboden door het NIMD. Hierin werd onder andere het dualistisch stelsel behandeld en volgden de eilandsraadsleden een mediatraining van een voormalig EU-parlementariër. In de week van 30 mei 2022 vond op Sint Eustatius de afrondende opleidingsweek plaats, waarin (nader) werd stil gestaan bij onderwerpen als staatsrechtelijke verhoudingen, het dualistisch stelsel, de positie en rol van de eilandsraad en gedrag en omgangsvormen. Het programma werd afgesloten met een simulatietraining van een eilandsraadsvergadering. Voor een bredere impact, mocht elk eilandraadslid ook een fractieondersteuner meenemen.

In de week van 5 december 2022 hebben ook de eilandgedeputeerden het programma van het NIMD gevolgd op Sint Eustatius. Daarmee is het criterium naar behoren afgerond.

Om deze opleiding ook voor toekomstige generaties eilandsraadsleden en eilandgedeputeerden te waarborgen zijn de opleidingsprogramma’s door het NIMD aan het OLE beschikbaar gesteld. Verder lopen er momenteel gesprekken tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de drie openbare lichamen over het opstarten van een pilot voor een gezamenlijk BES-breed opleidingsprogramma voor politieke ambtsdragers.

c. Het personeelsbeleid is op orde.

Als vertrekpunt om het personeelsbeleid op orde te brengen, zijn al eind 2019 door het OLE regels vastgesteld over de organisatie van het OLE. Deze regels zijn opgenomen in het Organisatiebesluit Sint Eustatius. In voornoemd besluit zijn de volgende zaken vastgelegd: structuur van de ambtelijke organisatie, functionarissen en hun verantwoordelijkheden en overlegstructuren.

Het bestuurscollege heeft ambtelijke organisatieprocessen vastgelegd en/of geactualiseerd ter waarborging van een kwalitatief besluitvormingsproces. Ook is vanuit het bestuurscollege een Strategisch Personeelsplan ontwikkeld. Dit plan bevat 1) een kwantitatieve opgave van het benodigde aantal medewerkers in de toekomst; 2) een kwalitatieve inschatting van het personeel op basis van de vlootschouw-methodiek welke ook wordt toegepast binnen de Rijksoverheid; 3) inzicht in de noodzakelijke instroom, doorstroom en uitstroom van medewerkers in de toekomst, en 4) een stevige basis voor het HR-beleid om de juiste mensen op de juiste plek te plaatsen. Het plan zal ook meer inzicht geven in de ontwikkeling van het personeelsbudget voor de komende jaren. Op 14 februari heeft de regeringscommissaris ons geïnformeerd dat dit plan is vastgesteld. Zodoende kan nu worden gestart met de verdere uitwerking en implementatie van het plan in het personeelsbeleid. Verder wordt momenteel een Handboek ontwikkeld voor de griffie, dat als basis zal dienen voor het stroomlijnen van de werkprocessen binnen de griffie.

Tot slot, is het OLE begonnen met de P-cyclus, dat ook onder onderhavig criterium worden geschaard. Kort samengevat houdt dit in dat er meermaals per jaar op individueel niveau evaluatie- en ontwikkelgesprekken met ambtenaren worden gevoerd. De cyclus is in de basis het vormgeven van het proces van functioneren en beoordelen, één van de kerntaken van leidinggevenden. Dit alles in gezamenlijkheid bezien biedt voldoende vertrouwen om dit criterium als afgerond te kunnen beschouwen.

d. Rechtspositionele regelgeving is opnieuw vastgesteld.

In het kader van de overgang naar fasen 1.0 en 2.0 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius zijn door (i) de eilandsraad opnieuw regels vastgesteld voor benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de eilandsgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren.3 Op 14 februari 2023 heeft de regeringscommissaris ons geïnformeerd dat de rechtspositionele regelgeving voor benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van ambtenaren door het bestuurscollege is vastgesteld. Daarmee is het criterium naar behoren afgerond.

Conclusie:

Nu is voldaan aan de hierboven genoemde criteria en op basis hiervan verwacht mag worden dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden met betrekking tot de griffie onderscheidenlijk de ambtelijke organisatie op grond van de WolBES zelf naar behoren kunnen vervullen, is er voldoende reden om over te gaan naar fase 2.1, te weten de inwerkingtreding van het bepaalde in artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius.

In fase 2.1 verkrijgen de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden met betrekking tot de griffie onderscheidenlijk de ambtelijke organisatie, op grond van de WolBES, het Burgerlijk Wetboek BES Boek 1 en bij of krachtens de Ambtenarenwet BES. De regeringscommissaris blijft vooralsnog in plaats van de Rijksvertegenwoordiger de reguliere goedkeuringsbevoegdheden op grond van de WolBES uitoefenen.

Koninklijk Besluit:

In artikel 14 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is bepaald dat het ingaan van fase 2.1 gebeurt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij artikel 7 van die wet vervalt.

Zoals is bepaald in artikel 17 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is dit koninklijk besluit vóór de voordracht aan Z.M. de Koning gedurende vier weken – waarvan drie weken buiten reces om – bij beide Kamers der Staten-Generaal voorgehangen.4

Er wordt afgeweken van het vaste verandermoment5 omdat het van groot belang wordt geacht om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale bestuurlijke verhoudingen en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 422, nr. 3, p. 18–19.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 200-IV, nr. 40, bijlage.

X Noot
3

Reglement van orde eilandsraad Sint Eustatius, Afkondigingsblad van Sint Eustatius, 2020, nr. 40 (17 september 2020).

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 35 422, nr. 19.

X Noot
5

Aanwijzing 4.17 Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven