Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/2419 inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nr. WJZ/ 2023001763;

Gelet op Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG 1998, L 226), en de artikelen 3 en 4 van Verordening 2023/2419 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (PbEU 2023, L 2419), alsmede gelet op de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 8, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 september 2023 nr. W11.23.00220/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 december 2023, nr. WJZ/38163812;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na het begrip «verordening (EU) 2018/848» een begrip ingevoegd, luidende:

verordening (EU) 2023/2419:

Verordening 2023/2419 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (PbEU 2023, L 2419);

B

In artikel 2 wordt na «het bepaalde bij of krachtens verordening (EU) 2018/848» ingevoegd, «, bij verordening (EU) 2023/2419, bij ministeriële regeling aangewezen andere krachtens artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen voor het in de handel brengen, etiketteren van, of reclame maken voor biologische producten,».

C

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Teeltmateriaal van bloembollen wordt slechts in de handel gebracht indien het teeltmateriaal, de leverancier, de wijze van in de handel brengen en de etiketten of andere documenten die door de leverancier zijn opgemaakt voldoen aan het bepaalde bij of krachtens richtlijn 98/56/EG en de bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

D

In artikel 10, eerste lid, wordt «de in de artikelen 2, 4 en 6 genoemde EU-verordeningen» vervangen door «de in de artikelen 2, 4 en 6 genoemde verordeningen of krachtens die artikelen aangewezen EU-rechtshandelingen».

E

In artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt «ten aanzien van groente en fruit, aardappelen, bananen en krenten en rozijnen» vervangen door «ten aanzien van groente en fruit, aardappelen en bananen».

F

In artikel 18 wordt «bij of krachtens verordening (EU) 2018/848 gestelde voorschriften» vervangen door «in artikel 2 genoemde verordeningen of krachtens dat artikel aangewezen EU-rechtshandelingen».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2023

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Uitgegeven de achtentwintigste december 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit implementeert verordening 2023/2419 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (PbEU 2023, L 2419), (hierna: verordening bio-voer gezelschapsdieren), betreffende de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren, en voert enkele andere wijzigingen door in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (hierna: Landbouwkwaliteitsbesluit). Hiermee wordt verzekerd dat overtreding van de verordening strafbaar is gesteld (artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit i.c.m. artikel 1, vierde lid, van de Wet op de Economische delicten). De artikelen 2, 10 en 18 van het Landbouwkwaliteitsbesluit worden ter implementatie van de verordening bio-voer gezelschapsdieren gewijzigd. Deze wijziging is nodig omdat deze verordening geen uitvoeringsverordening of gedelegeerde handeling is die is gebaseerd op Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PBEU 2018, L 150) (hierna: bio verordening). Voor de uitvoering van de verordening bio-voer gezelschapsdieren zal artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling worden aangepast. Aan dit artikel zal de voorgenoemde verordening worden toegevoegd. Dit is nodig voor de handhaving van deze verordening.

Stichting Skal (hierna: Skal) en Stichting Bloembollenkeuringsdienst (hierna: BKD) zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van dit besluit. Skal heeft een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets gedaan en geconcludeerd dat het wijzigingsvoorstel handhaafbaar en uitvoerbaar is. Aangezien dit Besluit enkel implementatie van Europese regelgeving betreft, heeft het Adviescollege toetsing regeldruk geen formeel advies uitgebracht.

2. Verhouding Bio Verordening en verordening bio-voer gezelschapsdieren

Met de inwerkingtreding van de bio verordening per 1 januari 2022 zijn voor het eerst Europese regels voor biologisch voer voor huisdieren vastgesteld. Sommige lidstaten zoals Nederland hadden wel nationale regelgeving voor voer voor gezelschapsdieren vastgesteld. In de bio verordening geldt voor voer voor gezelschapsdieren dezelfde wetgeving als voor biologisch voer voor vee, waaronder productieregels, certificering, controle, marketing en handel met derde landen. Er zijn dus geen specifieke regels van toepassing op voer voor gezelschapsdieren. De wijze van verkoop van verpakt voer voor gezelschapsdieren is echter anders dan voor veevoer en vindt plaats via winkels aan consumenten in plaats van in bulk van leveranciers aan boeren. Voer voor gezelschapsdieren is voorverpakt en kan deels niet-biologische ingrediënten bevatten. De mogelijkheid om het biologische logo hiervoor te gebruiken ontbreekt in de bio verordening en etiketteringsregels zijn nodig om consumenten hierover te informeren. Om deze omissie te herstellen is een aanvulling nodig op de regels in de bio verordening.

Hiertoe is de verordening bio-voer gezelschapsdieren vastgesteld. De etiketteringsregels hierin komen overeen met de etiketteringsregels voor voedsel voor mensen, zoals deze zijn opgenomen in de bio verordening. De regels voor etikettering voor voer voor gezelschapsdieren komen tevens overeen met de nationale regels die Nederland hanteerde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de bio verordening. Nederland heeft vanwege het gebrek aan ruimte om naast de bio verordening nationale regels te stellen ten tijde van de inwerkingtreding van de bio verordening deze nationale regels ingetrokken. De verordening bio-voer gezelschapsdieren maakt het mogelijk om onder de voorwaarden genoemd in de bijlage II, deel V van de bio verordening het biologische logo te gebruiken bij voer voor gezelschapsdieren als niet alle ingrediënten biologisch zijn. Andere regels uit de bio verordening, bijvoorbeeld met betrekking tot certificering, blijven onverkort van toepassing op biologisch voer voor gezelschapsdieren.

Omdat de verordening bio-voer gezelschapsdieren een omissie herstelt, is een transitieperiode opgenomen in deze verordening. Op grond hiervan is het geoorloofd dat producten vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 oktober 2023 zijn geëtiketteerd overeenkomstig nationaal gehanteerde etiketteringsregels en dat deze producten op de markt worden gebracht. De verordening bio-voer gezelschapsdieren is in werking getreden met ingang van 30 oktober 2023 en voorziet vanaf deze datum in een overgangstermijn van 6 maanden om te voldoen aan de productieregels die gesteld zijn in de bio verordening om het biologische etiket te kunnen gebruiken.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

Bij de implementatie van de bio verordening is er vanuit gegaan dat wijziging of aanvulling van de voorschriften in deze verordening zou plaatsvinden via op artikel 54 van verordening 2018/848 gebaseerde gedelegeerde handelingen of via op artikel 55, tweede lid, van die verordening gebaseerde uitvoeringshandelingen. Uit de verordening bio-voer gezelschapsdieren blijkt echter dat de Europese Commissie ook de voorschriften in verordening 2018/848 aanvult of wijzigt door een zelfstandige verordening vast te stellen.

Gelet op de korte termijnen waarop een verordening veelal in werking treedt en van toepassing wordt, is derhalve in artikel 2 van het Landbouwbesluit 2007 een ruimere grondslag geformuleerd voor de implementatie van verordeningen of andere bindende voorschriften (zoals een richtlijn of besluit) betreffende de verhandeling en etikettering van of het maken van reclame voor biologische producten.

Artikel I, onderdeel C

In dit onderdeel wordt artikel 9 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 opnieuw vastgesteld. In de nieuwe redactie wordt verduidelijkt dat teeltmateriaal van bloembollen ook moet voldoen aan de gedelegeerde handelingen die op grond van Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG 1998, L 226) worden vastgesteld. Het gaat hierbij op dit moment om Richtlijn 1999/66/EG1 en Richtlijn 1999/68/EG2.

Artikel I, onderdelen D en F

Ter uitvoering van de verordening bio-voer gezelschapsdieren moet ook artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling worden aangepast. Onderdeel F regelt daarvoor de grondslag in artikel 18 van het Landbouwkwaliteitsbesluit. Artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling maakt Skal bevoegd om aanduidingen op producten te verwijderen als ze niet voldoen aan de bio verordening. Deze aanduidingen moeten ook verwijderd kunnen worden als niet is voldaan aan de verordening bio-voer gezelschapsdieren en toekomstige verordeningen over de onderwerpen genoemd in artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit. Onderdeel D regelt een uitbreiding van de grondslag in artikel 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit, zodat de Landbouwkwaliteitsregeling ook kan worden gewijzigd ter uitvoering van de krachtens artikel 2 aangewezen rechtshandelingen.

Artikel I, onderdeel E

Verordening (EG) nr. 1666/1999 van de Commissie van 28 juli 1999 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad betreffende de minimumkenmerken voor het in de handel brengen van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (PbEG 1999, L 197) is in 2014 geschrapt uit het actieve Acquis Communautair (PbEU 2014, C 73). Dit is in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 verwerkt met het Besluit van 27 oktober 2016 tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met het actualiseren van verwijzingen naar Europese regelgeving (Stb. 2016, 416). Per abuis is destijds niet de verwijzing naar krenten en rozijnen uit artikel 14 geschrapt. Dit wordt met deze wijziging hersteld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Hierbij wordt afgeweken van het beleid met betrekking tot de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen. Dit is gerechtvaardigd omdat de wijzigingen enkel implementatie van Europese regelgeving betreffen. Daarmee is een uitzondering op het beleid van vaste verandermomenten gerechtvaardigd ingevolge aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

III. Transponeringstabel

Bepaling EU-regeling Vo (EU) 2023/2419

Bepaling in uitvoeringregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting bij keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft naar de aard van deze bepalingen geen implementatie

   

Artikel 2

Behoeft naar de aard van deze bepalingen geen implementatie

   

Artikel 3

Artikel I, onderdelen A, B, D en F

   

Artikel 4

Artikel I, onderdelen A, B, D en F

   

Artikel 5

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

Artikel 6

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

   

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Richtlijn 1999/66/EG van de Commissie van 28 juni 1999 houdende voorschriften voor het overeenkomstig Richtlijn 98/56/EG door de leverancier op te maken etiket of ander document (PbEG 1999, L 164).

X Noot
2

Richtlijn 1999/68/EG van de Commissie van 28 juni 1999 tot vaststelling van aanvullende bepalingen met betrekking tot de op grond van Richtlijn 98/56/EG van de Raad door de leveranciers bij te houden rassenlijsten van siergewassen (PbEG 1999, L 172).

Naar boven