Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2023, 497 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2023, 497 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 juli 2023, nr. IENW/BSK-2023/165992, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 4, vijfde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 september 2023, nr. W17.23.00167/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/354016, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Aan hoofdstuk 2 van het Besluit personenvervoer 2000 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 20 december 2023
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Uitgegeven de zevenentwintigste december 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit strekt tot nadere uitwerking van de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249) (hierna: de wet).
Verordening (EU) 2020/1055 is onderdeel van het zogenoemde Mobiliteitspakket I. Om uitvoering te geven aan deze Verordening, is ook wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000) noodzakelijk. Aan het eind van deze nota van toelichting is een transponeringstabel opgenomen.
Dit besluit geeft nadere uitvoering aan Verordening (EU) 2020/1055.1 Deze Verordening wijzigt Verordeningen (EG) 1071/20092, (EG) 1072/20093 en (EU) 1024/20124. Hiermee worden deze Verordeningen aangepast aan de ontwikkelingen in de wegvervoersector. Verordening (EU) 2020/1055 heeft in beginsel directe werking, maar vereist op een aantal onderdelen nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving. In dat kader is de hierboven genoemde wet vastgesteld. Dit besluit sterkt tot nadere uitwerking van die wet.
Verordening (EU) 2020/1055 wijzigt artikel 5 van Verordening (EG) 1071/2009, waarin de eis van werkelijke en duurzame vestiging is uitgewerkt. Deze eis moet via een aantal specifieke eisen – waaronder het beschikken over gebouwen, inschrijving in het handelsregister en het hebben van een geldig btw-nummer – garanderen dat een wegvervoeronderneming daadwerkelijk en op duurzame wijze in de lidstaat is gevestigd waarin de communautaire vergunning is afgegeven. Artikel 5, tweede lid, biedt lidstaten de mogelijkheid om, naast het vereiste in het eerste lid, twee extra voorwaarden inzake de vestigingseis te hanteren. Het gaat om de voorwaarden dat een onderneming:
a) in verhouding tot de omvang van de activiteiten van de onderneming, in de gebouwen over naar behoren gekwalificeerd administratief personeel beschikt en dat de vervoersmanager tijdens de gewone kantooruren bereikbaar is;
b) in verhouding tot de omvang van de activiteiten van de onderneming, naast de technische voorzieningen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder f), van Verordening 1071/2009 op het grondgebied van die lidstaat over operationele infrastructuur beschikt, met inbegrip van een kantoor dat tijdens de gewone kantooruren geopend is.
Nederland maakt gebruikt van de mogelijkheid om deze voorwaarden te hanteren. Naar verwachting zullen deze eisen de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, extra handvatten geven om bij het verlenen of verlengen van een communautaire vergunning te controleren of ondernemingen daadwerkelijk en op duurzame wijze in Nederland zijn gevestigd. Om die reden is artikel 30a toegevoegd aan het Bp 2000.
Gecombineerd vervoer is internationaal goederenvervoer waarbij een gedeelte van het traject wordt afgelegd met een vrachtauto (of samenstel van voertuigen) en een ander gedeelte per spoor, binnenwateren of zee. Regels over gecombineerd vervoer zijn vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG. Artikel 4 van deze richtlijn staat toe dat vervoerders met een communautaire vergunning begin- of eindtrajecten over de weg verrichten als die een integrerend bestanddeel uitmaken van het gecombineerd vervoer.
Begin- of eindtrajecten van gecombineerd vervoer kunnen grensoverschrijdend zijn, maar kunnen ook volledig plaatsvinden in één lidstaat. Feitelijk toont een dergelijke rit binnen één lidstaat gelijkenis met een cabotagerit. Cabotagevervoer is binnenlands vervoer door een vervoerder die gevestigd is in een andere lidstaat. Cabotagevervoer kan niet onbeperkt worden verricht en is onderworpen aan de voorwaarden van artikel 8 van Verordening (EG) 1072/2009. Omdat begin- of eindtrajecten echter integraal onderdeel zijn van een internationale rit van gecombineerd vervoer, zijn de cabotageregels niet van toepassing op dergelijke trajecten.
Artikel 10, zevende lid, van Verordening (EU) 2020/1055 biedt lidstaten daarom de mogelijkheid om af te wijken van artikel 4 van Richtlijn 92/106/EEG door de cabotagebepalingen van artikel 8 van Verordening (EG) 1072/2009 van toepassing te verklaren op begin- of eindtrajecten over de weg bij gecombineerd vervoer. Dit is alleen mogelijk indien deze begin- of eindtrajecten een begin- en eindpunt in dezelfde lidstaat hebben. Doel van deze mogelijkheid is om te voorkomen dat de liberalisering van gecombineerd vervoer gebruikt wordt om de tijdelijke aard van cabotage te omzeilen door op systematische wijze gecombineerd vervoer te verrichten in een andere lidstaat dan die van vestiging van onderneming.
In de wet is daarom in lijn met de consultatie van inspectie en werknemersorganisaties in artikel 2.2, achtste lid van de Wet wegvervoer goederen de mogelijkheid gecreëerd om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de cabotageregels, zoals vastgelegd in artikel 8 van de Verordening (EG) 1072/2009, van toepassing te verklaren op dit vervoer. Bij de totstandkoming van dit besluit is overwogen om van de mogelijkheid die is gecreëerd in artikel 2.2, achtste lid, van de Wet wegvervoer goederen, gebruik te maken.
Na aanvullend onderzoek dat is verricht gezien de consultatie van werkgevers en met medewerking van werknemers en inspectie5 maakt Nederland overwegende de mogelijke effecten op de aantrekkelijkheid van gecombineerd vervoer en in navolging van het bepaalde in de directe buurlanden Duitsland en België echter geen gebruik van deze mogelijkheid. Er zijn derhalve geen bepalingen over cabotage bij gecombineerd vervoer opgenomen in dit besluit.
De meeste bepalingen uit de Verordeningen (EG) 1071/2009 en (EG) 1072/2009 hebben directe werking en zijn rechtstreeks toepasselijk binnen de lidstaten van de EU. Enkele bepalingen vereisen echter nadere uitwerking in nationale regelgeving. Deze nadere uitwerking vindt plaats door middel van de wet en dit besluit.
Dit besluit is vastgesteld op basis van de door de wet gewijzigde Wet personenvervoer 2000. Artikel 4, vijfde lid, geeft de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de eisen van betrouwbaarheid, vakbekwaamheid, financiële draagkracht en vestiging.
Bij de totstandkoming van dit besluit zijn geen alternatieve handhavingsinstrumenten overwogen. Immers, om uitvoering te kunnen geven aan de Verordening, was het noodzakelijk de regelgeving op nationaal niveau te wijzigen.
De NIWO vermeldt dat het besluit geen invloed heeft op de uitvoerbaarheid voor de NIWO. De ILT meldt in de HUF-toets die is opgesteld naar aanleiding van dit besluit dat het in beginsel handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. Op het moment dat de ILT de HUF-toets uitvoerde, ging zij nog uit van het voornemen tot invoer van de cabotageregels bij gecombineerd vervoer, waar uiteindelijk geen sprake van is (zie onderdeel 2, onder b, van deze nota van toelichting (Hoofdlijnen van het besluit).
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.
Dit besluit heeft naar verwachting geen noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De additionele voorwaarden die worden gesteld met betrekking tot de vestigingseis zullen naar verwachting geen noemenswaardige gevolgen hebben voor in Nederland gevestigde vervoerders. Het doel van de vestigingseisen is het tegengaan van brievenbusfirma’s. Vervoerders die werkelijk en op duurzame wijze gevestigd zijn in Nederland zullen naar verwachting reeds aan de additionele eisen voldoen.
De ILT heeft kosten in kaart gebracht indien Nederland zou besluiten om gebruik te maken van de mogelijkheid om de cabotageregels van toepassing te verklaren op gecombineerd vervoer. De ILT zou de financiën nodig hebben om de maatregel te toetsen en hierover te rapporteren aan de Europese Commissie. Ook zou maximaal €4500 nodig zijn voor communicatie over de maatregel. Nederland zal echter geen gebruik maken van de mogelijkheid om de cabotageregels toe te passen op het gecombineerde vervoer.
De NIWO vermeldt in haar uitvoeringstoets dat voor zover er sprake is van kosten, dat die kunnen worden opgevangen binnen de begroting van de NIWO.
Dit besluit treedt in werking op het moment dat de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249) in werking treedt.
Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 2, onder a, van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 6 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Bepaling EU-Regelgeving (Verordening (EU) 2020/1055) |
Bepaling in Verordening (EG) 1071/2009 of Verordening (EG) 1072/2009 |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Omschrijving Beleidsruimte |
Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|
Artikel 1, onderdeel 1 |
Artikel 1, vierde lid, Verordening (EG) 1071/2009 |
Artikel 2.1, derde lid, Wet wegvervoer goederen |
Implementatie is geregeld op wetsniveau |
|
Artikel 1, onderdeel 2 |
Artikel 3, tweede lid, Verordening (EG) 1071/2009 |
Behoeft naar haar geen implementatie |
||
Artikel 1, onderdeel 3 |
Artikel 5, Verordening (EG) 1071/2009 |
Artikel 30a, Besluit personenvervoer 2000 |
Lidstaten hebben de mogelijkheid de vestigingseisen van het tweede lid op te nemen in nationale regelgeving |
|
Artikel 1, onderdeel 4 |
Artikel 6, Verordening (EG) 1071/2009 |
– Artikel 2.8 Wet wegvervoer goederen – Artikel 4, vijfde lid, Wet personenvervoer 2000 |
Implementatie is geregeld op wetsniveau |
|
Artikel 1, onderdeel 5 |
Artikel 7, Verordening (EG) 1071/2009 |
Artikel 24, Besluit Personenvervoer 2000 |
||
Artikel 1, onderdelen 6 tot en met 10 |
Artikel 7, artikel 8, vijfde en negende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12 en artikel 13, eerste lid, van Verordening (EG) 1071/2009 |
Behoeven naar hun aard geen implementatie |
||
Artikel 1, onderdeel 11 |
Artikel 14, Verordening (EG) 1071/2009 |
– Artikelen 3.2 en 3.2a Wet wegvervoer goederen – Artikel 5b, tweede lid, Wet personenvervoer 2000 |
Implementatie is geregeld op wetsniveau |
|
Artikel 1, onderdelen 12 tot en met 19 |
Artikel 16, artikel 18, artikel 23, artikel 24, artikel 24 bis, artikel 25, artikel 26 en Bijlage IV, Verordening (EG) 1071/2009 |
Behoeven naar hun aard geen implementatie |
||
Artikel 2, onderdelen 1 tot en met 4 |
Artikel 1, vijfde lid, artikel 2, tweede en vierde lid, artikel 5, vierde lid, en artikel 8, Verordening (EG) 1072/2009 |
Behoeven naar hun aard geen implementatie |
||
Artikel 2, onderdeel 5 |
Artikel 10, Verordening (EG)1072/2009 |
Artikel 2.2, achtste lid, Wet wegvervoer goederen |
Lidstaten kunnen de cabotageregels van artikel 8 van Verordening 1072/2009 van toepassing verklaren op buitenlandse EU- vervoerders die begin- of eindtrajecten van gecombineerd vervoer verrichten met een begin- en eindpunt op hun eigen grondgebied |
Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die wordt geboden in artikel 2.2, achtste lid, van de Wet wegvervoer goederen |
Artikel 2, onderdeel 6 |
Artikel 10 bis, Verordening (EG) 1072/2009 |
Behoeft naar haar geen implementatie |
||
Artikel 2, onderdeel 7 |
Artikel 14 bis, Verordening (EG) 1072/2009 |
Artikel 2.14, Wet wegvervoer goederen |
Implementatie is geregeld op wetsniveau |
|
Artikel 2, onderdelen 8 en 9 |
Artikel 15 en artikel 17, Verordening (EG) 1072/2009 |
Behoeven naar hun aard geen implementatie |
||
Artikel 3 |
Behoeft naar haar aard geen implementatie |
|||
Artikel 4 |
Behoeft naar haar aard geen implementatie |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) nr. 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249).
Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEG 2009, L 300).
Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PbEG 2009, L 300).
Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PbEU 2012, L 316).
Panteia, «Cabotage gecombineerd vervoer, inzicht in effecten cabotageregels op voor- en natransport bij gecombineerd vervoer», 2022.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2023-497.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.