Besluit van 12 december 2023 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met de verstrekking van bepaalde gegevens aan verzekeraars en aanpassingen in bijlage I, en tot wijziging van enige andere besluiten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met enkele technische wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2023, nr. 2023-0000534241;

Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 5, achtste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen BES, artikel 8, zevende lid, van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie, artikel 40, vierde lid, van de Wet inburgering 2021, de artikelen 33, elfde lid, 63, en 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 1, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 november 2023, nr. W12.23.00310/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 december 2023, nr. 2023-0000577132,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 10, eerste lid, van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel k vervalt, onder vernummering van de onderdelen l tot en met q tot k tot en met p.

2. Onderdeel o (nieuw) komt te luiden:

  • o. werknemers die onderwijs geven, onderzoek verrichten of wetenschappelijke congressen bijwonen in de sector die in de Standaard Bedrijfsindeling is ingedeeld in de groep 854 Tertiair onderwijs.

3. Onderdeel p (nieuw) vervalt.

ARTIKEL II

Het Besluit inburgering 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10.1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de eerste tabel wordt de aanduiding «4.» geplaatst, en wordt ingevoegd «De gemeentelijke grondslag, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:».

2. Voor de tweede tabel wordt de aanduiding «5.» geplaatst, en wordt ingevoegd «Het totaal voorlopig beschikbare landelijke budget in jaar t voor asielstatushouders, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:».

B

In artikel 10.3, derde lid, wordt «artikelen 10.1, vijfde lid, onderdeel e» vervangen door «artikelen 10.1, vijfde lid, onderdeel f».

ARTIKEL III

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.1, eerste lid, onderdeel h, wordt «reden einde arbeidsovereenkomst» vervangen door «reden einde arbeidsverhouding».

B

Bijlage I, behorende bij artikel 5.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De rij beginnend met «Code reden einde arbeidsovereenkomst» wordt vervangen door:

Code reden einde arbeidsverhouding

x

x

x

x

4.a.4°

2. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof laag» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.3°» en de rij wordt verplaatst naar na de rij beginnend met «Loon SV».

3. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof hoog» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.4°» en de rij wordt verplaatst naar na de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof laag» (nieuw).

4. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof uitkering» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.5°» en de rij wordt verplaatst naar na de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof hoog» (nieuw).

5. Na de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Aof uitkering» (nieuw) wordt de volgende rij ingevoegd:

Aanwas in het cumulatieve premieloon Whk

x

x

x

4.f.6°

6. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf laag» wordt «4.f.3°» vervangen door «4.f.7°».

7. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf hoog» wordt «4.f.4°» vervangen door «4.f.8°».

8. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf herzien» wordt «4.f.5°» vervangen door «4.f.9°».

9. Na de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf herzien» wordt de volgende rij ingevoegd:

Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf uitkering

x

x

x

4.f.10°

10. In de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Ufo» wordt «4.f.6°» vervangen door «4.f.11°».

11. In de rij beginnend met «Loon belast volgens tabel bijzondere beloningen» wordt «4.f.7°» vervangen door «4.f.12°» en de rij wordt verplaatst naar na de rij beginnend met «Aanwas in het cumulatieve premieloon Ufo».

12. In de rij beginnend met «Vakantiebijslag» wordt «4.f.8°» vervangen door «4.f.13°».

13. In de rij beginnend met «Opgebouwd recht vakantiebijslag» wordt «Opgebouwd» vervangen door «Opgebouwde» en wordt «4.f.9°» vervangen door «4.f.14°».

14. In de rij beginnend met «Opname arbeidsvoorwaardenbedrag» wordt «4.f.10°» vervangen door «4.f.15°».

15. In de rij beginnend met «Opbouw arbeidsvoorwaardenbedrag» wordt «4.f.11°» vervangen door «4.f.16°».

16. In de rij beginnend met «Loon in geld» wordt «4.f.12°» vervangen door «4.f.17°».

17. In de rij beginnend met «Waarde niet in geld uitgekeerd loon» wordt «4.f.13°» vervangen door «4.f.18°».

18. In de rij beginnend met «Loon uit overwerk» wordt «4.f.14°» vervangen door «4.f.19°».

19. In de rij beginnend met «Ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen» wordt «4.f.16°» vervangen door «4.f.21°».

20. In de rij beginnend met «Premie Aof laag» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.22°».

21. In de rij beginnend met «Premie Aof hoog» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.23°».

22. In de rij beginnend met «Premie Aof uitkering» wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.24°».

23. In de rij beginnend met «Premie WKO» wordt «Premie WKO» vervangen door «Opslag Wko» en wordt «4.f.17°» vervangen door «4.f.25°».

24. In de rij beginnend met «Gedifferentieerde premie Whk» wordt «4.f.18°» vervangen door «4.f.26°».

25. In de rij beginnend met «Premie AWf laag» wordt «4.f.19°» vervangen door «4.f.27°».

26. In de rij beginnend met «Premie AWf hoog» wordt «4.f.20°» vervangen door «4.f.28°».

27. In de rij beginnend met «Premie AWf herzien» wordt «4.f.21°» vervangen door «4.f.29°».

28. Na de rij beginnend met «Premie AWf herzien» wordt de volgende rij ingevoegd:

Premie AWf-uitkering

x

x

x

4.f.30°

29. In de rij beginnend met «Premie Ufo» wordt «4.f.22°» vervangen door «4.f.31°».

30. In de rij beginnend met «Ingehouden bijdrage Zvw» wordt «4.f.23°» vervangen door «4.f.32°».

31. In de rij beginnend met «Werkgeversheffing Zvw» wordt «4.f.24°» vervangen door «4.f.33°».

32. In de rij beginnend met «Bedrag vergoeding reiskosten» wordt «4.f.29°» vervangen door «4.f.36°».

33. In de rij beginnend met «Verrekende Arbeidskorting» wordt «Arbeidskorting» vervangen door «arbeidskorting» en wordt «4.f.30°» vervangen door «4.f.37°».

34. In de rij beginnend met «Bedrag in uitkering begrepen doorbetaalde alimentatie» wordt «4.f.35°» vervangen door «4.f.42°».

35. In de rij beginnend met «Bedrag rechtstreeks betaalde alimentatie» wordt «4.f.36°» vervangen door «4.f.43°».

36. In de rij beginnend met «Waarde privégebruik auto» wordt «4.f.25°» vervangen door «4.f.34°».

37. In de rij beginnend met «Werknemersbijdrage privégebruik auto» wordt «4.f.26°» vervangen door «4.f.35°».

38. In de rij beginnend met «Aantal verloonde uren» wordt «4.f.31°» vervangen door «4.f.38°».

39. In de rij beginnend met «Contractloon» wordt «4.f.32°» vervangen door «4.f.39°».

40. In de rij beginnend met «Aantal contracturen per week» wordt «4.f.33°» vervangen door «4.f.40°».

41. In de rij beginnend met «Bedrag rente- of kostenvoordeel personeelslening» wordt «4.f.34°» vervangen door «4.f.41°».

42. In de rij beginnend met «Verstrekte aanvulling op uitkering werknemersverzekering» wordt «4.f.15°» vervangen door «4.f.20°» en de rij wordt verplaatst naar na de rij beginnend met «Loon uit overwerk».

43. In de tweede voetnoot wordt «Artikelen uit de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte (geldend vanaf 1-1-2021)» vervangen door «Onderdelen uit artikel 1a.1 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte».

C

In bijlage I, behorende bij artikel 5.2, eerste lid, wordt de rij beginnend met «Indicatie vakantiebonnen toegepast» vervangen door:

Indicatie deelname tijdspaarfonds

x

x

x

x

4.e.25°

D

Artikel 5.12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, wordt «reden einde arbeidsovereenkomst» vervangen door «reden einde arbeidsverhouding».

2. In onderdeel d wordt «indicatie vakantiebonnen toegepast» vervangen door «indicatie deelname tijdspaarfonds».

3. In onderdeel e vervalt «risicopremiegroep,».

E

Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef «met inachtneming van het derde lid» vervangen door «met inachtneming van het vijfde lid», wordt de komma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt «met dien verstande dat (…) uit andere bronnen».

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vierde tot en met zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende;

  • 2. UWV is bevoegd aan financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 73, derde lid, onderdeel b, van de Wet SUWI, kosteloos per persoon, die in een kalenderjaar een nieuwe uitkering Wet WIA dan wel voorschot op die uitkering heeft ontvangen, een lopende uitkering ontvangt dan wel van wie de WIA-uitkering is beëindigd of afgewezen de volgende gegevens te verstrekken die het UWV verwerkt in de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties, die mede afkomstig zijn van de Belastingdienst, die noodzakelijk zijn voor het vervaardigen van de statistieken ten behoeve van de uitvoering van overeenkomsten als bedoeld in artikel 73, derde lid, onderdeel b, van de Wet SUWI:

    • a. vermelding dat het verstrekte bedrag een voorschot op een uitkering Wet WIA betreft, met vermelding van aanvangsdatum en einddatum;

    • b. vermelding dat de verstrekte uitkering plaatsvindt onder toepassing van de vereenvoudigde beoordeling van de WIA-aanvraag voor 60-plussers.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen uitsluitend gebruikt worden voor het vervaardigen van statistieken met betrekking tot het verzekeringsproduct inzake het arbeidsongeschiktheids- of ziekterisico van werknemers en mogen niet verrijkt worden met gegevens over afzonderlijke personen en rechtspersonen uit andere bronnen.

3. In het vierde tot en met zesde lid (nieuw) wordt telkens «bedoeld in het eerste lid» vervangen door «bedoeld in het eerste en tweede lid».

F

In artikel 5.25, eerste lid, wordt «Inlichtingebureau» vervangen door «Inlichtingenbureau».

ARTIKEL IV

Het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i, door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. maandelijkse servicekosten:

    • 1°. kosten voor het in bedrijf zijn van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties, en van verlichting van door de huurder met anderen gemeenschappelijk gebruikte ruimten;

    • 2°. schoonmaakkosten van de lift en andere gemeenschappelijke ruimten;

    • 3°. kosten voor de diensten van een huismeester; en

    • 4°. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten.

B

In artikel 2, derde lid, onderdeel d, vervalt «, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag».

ARTIKEL V

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 6.5, tweede lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, wordt toegevoegd «, en kunnen regels worden gesteld omtrent de omstandigheden waaronder dit verbod niet van toepassing is».

ARTIKEL VI

Artikel 12 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES vervalt.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, werkt ten aanzien van artikel III, onderdelen A en B, terug tot en met 1 januari 2023 en werkt ten aanzien van artikel III, onderdeel E, terug tot en met 1 juni 2023. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2023, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 december 2023

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de achttiende december 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Met dit besluit zijn enkele wijzigingen aangebracht in diverse besluiten in het SZW-domein.

Artikel I betreft een marginale verruiming van de vrijstelling van de meldingsplicht ten aanzien van gedetacheerde werknemers in de sector hoger onderwijs.

Met artikel II zijn drie technische correcties aangebracht in het Besluit inburgering 2021.

De onderdelen A tot en met D van artikel III zien op enkele aanpassingen aan bijlage I bij het Besluit SUWI, en daarmee samenhangende redactionele wijzigingen in de artikelen 5.1 en 5.12. Onderdeel E betreft het leveren van aanvullende gegevens voor statistische doeleinden door UWV aan private verzekeraars op de hybride WGA-markt. Onderdeel F heeft betrekking op een correctie van een verschrijving.

Artikel IV ziet op een technische wijziging van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW die noodzakelijk is vanwege het Wetsvoorstel hervorming huurtoeslag.

Artikel V heeft betrekking op een technische aanpassing in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.

§ 2. Toelichting

§ 2.1 Wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (ARTIKEL I)

Op grond van artikel 8 van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) is het verplicht om een melding te doen van werknemers die voor een tijdelijke dienst worden gedetacheerd naar Nederland. Deze melding helpt de Nederlandse Arbeidsinspectie in de handhaving van de juiste arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor gedetacheerde werknemers. In artikel 10 van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (BagwEU) zijn de categorieën werknemers opgesomd ten aanzien waarvan geen melding gedaan hoeft te worden. Dit zijn sectoren waarin een laag risico bestaat op ondermaatse arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, zodat het niet noodzakelijk is om grensoverschrijdende detacheringen in deze sectoren aan de Nederlandse autoriteiten kenbaar te maken middels een melding.

Onderdeel p (oud; na vernummering onderdeel o) van lid 1 ziet op gastdocenten die werkzaam zijn aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Deze vrijstelling had technisch gezien geen betrekking op hoger onderwijs. Er zijn geen objectieve redenen om een onderscheid te maken tussen deze subsectoren, aangezien bij beide een laag risico bestaat op ondermaatse arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Daarom is deze uitzonderingsgrond verruimd door in dit onderdeel te refereren naar de sector die in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) is ingedeeld in de groep 854 Tertiair onderwijs. Hiermee is het herstel van een omissie beoogd.

Onder de sector tertiair onderwijs in de SBI valt zowel universitair als niet-universitair hoger onderwijs. Onder deze sectoraanduiding vallen ook de werknemers die met een beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verrichten voor de duur van die beurs, werknemers die onderzoek verrichten in het kader van een overeenkomst waarbij Nederland partij is en voor de duur zoals is bepaald in die overeenkomst, en werknemers die onderwijs geven of onderzoek verrichten aan een universiteit, hogeschool of een daaraan gelieerde instelling.

Daarmee heeft deze uitzondering mede betrekking op dezelfde doelgroep als bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, met dien verstande dat het in beginsel geen derdelanders betreft.

Vanwege de ruimere formulering van het nieuwe onderdeel o kon onderdeel q (oud; na vernummering onderdeel p) vervallen. Onderdeel q had betrekking op onderzoekers en leden van een wetenschappelijk team die door een universiteit of een wetenschappelijke instelling worden tewerkgesteld, die in Nederland aan een wetenschappelijk programma van een universiteit of een wetenschappelijke instelling deelnemen, mits hun verblijf niet meer dan 13 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken bedraagt. Deze categorie wordt volledig gedekt door het nieuwe onderdeel o, waarbij het eveneens wenselijk was dat de tijdsbeperking kwam te vervallen. Vanwege het lage risico op ondermaatse arbeidsvoorwaarden in deze sector, dient deze doelgroep ook langere periodes in Nederland onderwijs kunnen geven of onderzoek kunnen verrichten zonder dat hun werkgever hier een melding voor hoeft in te dienen.

Tot slot is van de gelegenheid gebruikgemaakt om het voormalige onderdeel k op te laten gaan in het nieuwe onderdeel o. Deze categorie wordt eveneens volledig gedekt door het nieuwe onderdeel o. Gedetacheerde werknemers die in Nederland wetenschappelijke congressen bijwonen hoeven dus nog steeds niet gemeld te worden, met dien verstande dat de tijdsbeperking in het oude onderdeel k is vervallen. Niet alleen het verblijf in Nederland voor het bijwonen van congressen dat ten hoogste vijf dagen per kalendermaand bedraagt hoeft dus niet gemeld te worden; ook langduriger tijdelijk verblijf voor uitsluitend dit doeleinde kan plaatsvinden zonder dat een melding hoeft te worden ingediend. Overigens zal er in veel van dergelijke gevallen geen sprake zijn van transnationale dienstverrichting in de zin van de WagwEU, waarvoor een melding hoeft te worden ingediend: daarvoor is vereist dat de buitenlandse dienstverrichter een (dienst)overeenkomst heeft gesloten met een wederpartij, de dienstontvanger, die doorgaans in Nederland is gevestigd. Dit is in de regel niet het geval bij wetenschappelijke congressen.

§ 2.2 Wijziging van het Besluit inburgering 2021 (ARTIKEL II)

Onderdelen A en B

Bij besluit van 27 augustus 2021 (Stb. 2021, 410) is in het Besluit inburgering 2021 onder meer artikel 10.1 opgenomen, waarin de berekening van de voorlopige uitkering op grond van artikel 40 van de Wet inburgering 2021 verder wordt uitgewerkt. Toen dit artikel bij besluit van 9 juni 2023 (Stb. 2023, 201) werd gewijzigd, zijn abusievelijk de bepalingen van het vierde en vijfde lid van dit artikel weggelaten. Door middel van de in dit artikel opgenomen wijzigingen is deze omissie hersteld en zijn de aanduidingen van artikel 10.1, vierde en vijfde lid, geherintroduceerd.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een foutieve verwijzing in artikel 10.3, derde lid, te corrigeren.

§ 2.3 Wijziging van het Besluit SUWI (ARTIKEL III)

Onderdelen A, B en C

Bijlage I, behorend bij artikel 5.2, eerste lid, is op enkele onderdelen gewijzigd. Bijlage I bevat een overzicht van de gegevens die in de polisadministratie worden verwerkt, en voor welke doeleinden. Zo worden deze gegevens gebruikt voor het vaststellen van recht, duur en hoogte van uitkeringen, voor de vooraf ingevulde aangifte voor de inkomstenbelasting en voor statistieken op het gebied van arbeid en lonen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Belastingdienst en het CBS zijn elk voor hun eigen deel verantwoordelijk voor de gegevensverwerking in de polisadministratie. Het merendeel van de gegevens wordt verkregen door opgave via de aangifte loonheffingen of uit de basisregistratie personen (BRP).

De gegevens die inhoudingsplichtigen via de aangifte loonheffingen doorgeven worden beschreven in de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte. In deze regeling zijn eerder per 1 januari 2023 enkele gegevens aangepast of opgenomen1. De regeling is per 1 januari 2024 verder aangepast.

Met dit besluit is per 1 januari 2024 de verwerking van de nieuwe en aangepaste gegevens geregeld in het Besluit SUWI. De aanpassingen die worden verricht aan bijlage I beschrijven de verwerking van deze gegevens, het doel waarvoor die worden verwerkt en de afkomst van de gegevens. Grotendeels hebben de wijzigingen in onderdeel B betrekking op correcties van verwijzingen naar de onderdelen in artikel 1a.1 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte, die vanwege enkele wijzigingen zijn vernummerd en dus niet meer correspondeerden met de verwijzingen in bijlage I. Verder betreft het de volgende wijzigingen:

Vervangen rij «Reden einde arbeidsovereenkomst» door rij «Reden einde arbeidsverhouding»

De invoering van deze rij was in eerste instantie beoogd voor arbeidsovereenkomsten, omdat die van belang zijn voor de premiedifferentiatie WW (Werkloosheidswet) en voor de beoordeling van de rechtmatigheid van WW-claims. De beoordeling van WW-claims kan echter ook betrekking hebben op publiekrechtelijke aanstellingen. Deze publiekrechtelijke aanstellingen zijn van toepassing op een deel van de overheidsorganisaties, zoals Defensie en de Nationale Politie. Daarbij is ook van belang dat overheidswerkgevers van rechtswege eigenrisicodrager zijn voor de WW. Zij hebben daarom een specifiek belang bij rechtmatige toekenning van WW-uitkeringen. Daarnaast kan bij beëindiging van een fictieve dienstbetrekking ook een WW-recht ontstaan, waardoor deze code ook voor die situaties nodig is. Om deze arbeidsverhoudingen ook binnen het domein van deze rij te laten vallen, is de naam van deze rubriek gewijzigd in artikel 5.1 (onderdeel A), bijlage I (onderdelen B en C), en in artikel 5.12 (onderdeel D). Hiermee is slechts een technische wijziging beoogd.

Toevoegen rij «Aanwas in het cumulatieve premieloon Whk»

UWV berekent voor (middel)grote werkgevers jaarlijks het premiepercentage dat de werkgever het volgende jaar verschuldigd is voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk). Dat premiepercentage wordt voor de werkgevers die publiek zijn verzekerd onder andere berekend op basis van het collectieve premieloon Whk. Ook de grootte van de werkgevers wordt bepaald op basis van het collectieve premieloon Whk. De Belastingdienst deelt werkgevers jaarlijks mee welk premiepercentage Whk ze het komende jaar over het loon zijn verschuldigd.

Het collectieve premieloon Whk wordt echter niet via de aangifte loonheffingen aangegeven. UWV maakt daarom gebruik van ofwel het collectieve premieloon AWf (Algemeen Werkloosheidsfonds) ofwel uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo). Als een overheidswerknemer een uitkering ontvangt van zijn overheidswerkgever, kan sprake zijn van een werkgeversbetaling. In bepaalde situaties moet de overheidswerkgever hierover wel de gedifferentieerde premie Whk, maar geen AWf- of Ufo-premie afdragen. In die gevallen beschikt UWV niet over het juiste collectieve premieloon en kan UWV daardoor mogelijk niet het juiste individuele premiepercentage Whk voor die werkgever vaststellen. Het invoegen van de rij «Aanwas in het cumulatieve premieloon Whk» draagt er aan bij dat de werkgever het juiste premiebedrag Whk afdraagt. Daarom is het van belang dat deze rubriek in de polisadministratie is opgenomen.

Toevoegen rijen «Aanwas in het cumulatieve premieloon AWf-uitkering» en «Premie AWf-uitkering»

Om het voor UWV en de Belastingdienst mogelijk te maken de juistheid van de afgedragen gedifferentieerde AWf-premie te kunnen vaststellen, worden rijen toegevoegd om de premies en premielonen die voortvloeien uit uitkeringen afzonderlijk aan te geven. Het premiepercentage dat geldt voor een uitkering kan namelijk afwijken van het premiepercentage dat geldt voor het loon. Om deze reden is in 2022 al geregeld dat de premies en premielonen voor de gedifferentieerde premie Aof (Arbeidsongeschiktheidsfonds) die voortvloeien uit uitkeringen afzonderlijk worden aangegeven. Deze systematiek is nu doorgetrokken naar de AWf-premie.

Zoals vermeld zijn de bovenstaande gegevens reeds gewijzigd in de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte met ingang van 1 januari 2023, en zijn deze wijzigingen per 1 januari 2024 doorgevoerd in het Besluit SUWI. Dit betekent met name dat het overzicht, dat middels bijlage I bij het Besluit SUWI wordt geboden over de (persoons)gegevens die worden verwerkt in de polisadministratie, over 2023 niet volledig accuraat is. Dit doet aan de rechtmatigheid van de verwerkingen niet af. Volgens de tekst van artikel 5.2, eerste lid, Besluit SUWI biedt de kruisjeslijst een overzicht van de in de polisadministratie opgenomen gegevens, de doeleinden en de bronnen. De wettelijke grondslag van de gegevensverwerking zelf is in dit geval gelegen in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). Dit artikel maakt gegevensverstrekking mogelijk door de Belastingdienst aan UWV, voor zover verstrekking noodzakelijk is voor de verwerking van gegevens in de polisadministratie, ten behoeve van de doeleinden genoemd in het tweede lid. De wijzigingen in de onderdelen A tot en met D strekken ertoe om de artikelen 5.1, 5.12 en bijlage I met ingang van 1 januari 2024 in lijn te brengen met de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte en de daarop gebaseerde praktijk. Dit besluit werkt ten aanzien van de onderdelen A en B terug tot en met 1 januari 2023; zie daarvoor verder par. 3.4.

Met onderdeel C wordt, net als met onderdeel B, een wijziging aangebracht in bijlage I, behorend bij artikel 5.2, eerste lid, Besluit SUWI. Deze wijziging wordt aangebracht via een afzonderlijk onderdeel, omdat dit de enige wijziging in de bijlage is die met ingang van 1 januari 2024 in werking treedt en niet terug hoeft te werken tot en met 1 januari 2023. Het betreft de volgende wijziging:

Vervangen rij «indicatie vakantiebonnen toegepast» door rij «indicatie deelname tijdspaarfonds».

De rij «indicatie vakantiebonnen toegepast» wordt gebruikt voor situaties waarin de werknemer een zelfstandig recht heeft op vakantiebijslag en vakantieloon tegenover een derde, bijvoorbeeld tegenover een vakantiefonds of tijdspaarfonds dat de bedrijfsorganisatie heeft ingesteld. Informatie over toepassing van dergelijke regelingen is voor UWV van belang bij het beoordelen van uitkeringsrechten. Sinds 2020 is er geen cao of andere collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen meer die voorziet in de verstrekking van vakantiebonnen. Wel is er nog een enkele cao waarin een tijdspaarfondsregeling is opgenomen. Om deze reden is de naam van deze rubriek aangepast in artikel 5.12 (onderdeel D) en in bijlage I. Dezelfde naamswijziging is in de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte doorgevoerd met ingang van 1 januari 2024. Daarom werkt deze wijziging niet terug tot een eerder moment.

Onderdeel D

Artikel 5.12 van het Besluit SUWI regelt welke gegevens UWV mag verstrekken aan instanties als bedoeld in artikel 73, eerste en tweede lid, en aan derden als bedoeld in artikel 73a, tweede lid, van de Wet SUWI. De wijzigingen van de onderdelen c en d van lid 1 hangen samen met de onderdelen B en C van dit besluit, waarmee de namen van enkele rijen zijn aangepast in navolging van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte.

In artikel 5.12, eerste lid, onderdeel e, Besluit SUWI zijn de gegevens opgenomen die UWV mag verstrekken over de werkgever. Uit dit onderdeel is geschrapt dat UWV het gegeven mag leveren tot welke risicopremiegroep de werkgever behoort. Tot aan de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) per 1 januari 20202 betaalden werkgevers een sectorale WW-premie, waarbij enkele sectoren onderverdeeld werden in risicopremiegroepen met elk een eigen premiepercentage. Als onderdeel van de Wab is de sectorale WW-premie afgeschaft, waardoor ook risicopremiegroepen niet meer bestaan. Dit gegeven wordt om die reden niet meer geleverd.

Onderdeel E

Op de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet (ZW) is een hybride stelsel van toepassing. Dit stelsel houdt in dat werkgevers de keuze hebben om zich via UWV publiek te verzekeren of om eigenrisicodrager te worden. Eigenrisicodragers hebben de mogelijkheid om zich via een private verzekeraar voor hun WGA- en/of ZW-risico te verzekeren en/of voor een private uitvoerder te kiezen.

Voor een goed functionerende hybride markt moeten private verzekeraars in staat worden gesteld het WGA-risico goed in te schatten. Hiervoor zijn juiste en actuele statistische gegevens nodig. Artikel 5.14 Besluit SUWI regelt dat UWV statistische gegevens kan leveren aan een door het Verbond van Verzekeraars aan te wijzen verwerker (momenteel is dat het Data Analytics Centre). Art. 5.14 Besluit SUWI beschrijft de limitatieve lijst aan gegevens die UWV voor dat doeleinde mag verstrekken. Middels deze AMvB wordt voor bepaalde aanvullende gegevens een bevoegdheid in artikel 5.14 van het Besluit SUWI gecreëerd, waardoor UWV meer flexibiliteit heeft om de statistische data te leveren.

Deze aanvullende gegevens zijn nodig vanwege de mismatch tussen de vraag naar sociaal-medische beoordelingen die voortvloeit uit het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid en het aanbod dat UWV met de huidige capaciteit aan verzekeringsartsen kan leveren. Specifiek gaat het om het inzichtelijk maken van Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-voorschotten en om het inzichtelijk maken van de WIA-instroom op grond van de vereenvoudigde WIA-beoordeling door 60-plussers. De AMvB regelt dat UWV de bevoegdheid krijgt om deze aanvullende gegevens te verstrekken aan de aangewezen verwerker van het Verbond van Verzekeraars (in de huidige situatie is dat het Data Analytics Centre).

Door de mismatch neemt het aantal voorschotten op grond van WIA verder toe. Private verzekeraars zagen bij de gegevens die UWV aanlevert niet het verschil tussen een WIA-voorschot en een WIA-uitkering, omdat de voorschotten aangemerkt worden als een uitkering en omdat UWV voorschotten niet apart inzichtelijk mocht maken vanwege de limitatieve lijst van het huidige artikel 5.14 Besluit SUWI. Hierdoor lijkt het WIA-risico hoger dan het daadwerkelijk is. Deze AMvB regelt dat indien er sprake is van een voorschot op een WIA-uitkering, UWV dit middels de indicator «voorschotten» (en daardoor ook de begin- en einddatum van het voorschot) inzichtelijk kan maken in de statistische datalevering. Door het toevoegen van de indicator «voorschotten» kunnen private verzekeraars rekening houden met WIA-voorschotten voor de berekening van toekomstige risico’s. Als gevolg hiervan zullen private verzekeraars nauwkeuriger de WIA-premie kunnen berekenen.

Een ander risico voor adequate premietarifering door private verzekeraars is het effect van de buitenwettelijke tijdelijke maatregel met betrekking tot de vereenvoudigde WIA-beoordeling voor 60-plussers. In augustus 2022 is deze maatregel aangekondigd voor een gerichtere inzet van verzekeringsartsen3. De vereenvoudigde beoordeling houdt in dat degenen die de grens van twee jaar ziekte bereiken tussen 1 oktober 2022 en 1 januari 2024 en zestig jaar of ouder zijn, alleen beoordeeld worden door een arbeidsdeskundige in plaats van door een arbeidsdeskundige én een verzekeringsarts. De maatregel loopt in principe tot 1 januari 2024, maar het streven is om de maatregel met één jaar extra te verlengen, tot 1 januari 20254. In de statistische datalevering was niet inzichtelijk of een werknemer de WIA is ingestroomd op grond van de vereenvoudigde WIA-beoordeling. Hierdoor lijkt het WGA-risico hoger dan het daadwerkelijk is. Overigens worden de uitkeringen aan 60-plussers ongeacht de claimbeoordeling vanuit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) betaald, waardoor deze niet ten laste komen van onder andere de eigenrisicodragers.

Het ontbreken van inzicht in de uitkeringen na aangepaste beoordeling leidt ertoe dat private verzekeraars hun instroomrisico’s minder nauwkeurig kunnen vaststellen, doordat de instroom op grond van de vereenvoudigde WIA-beoordeling niet inzichtelijk is. Het is daarom wenselijk om instroom op grond van de vereenvoudigde WIA-beoordeling te kunnen herkennen in de statistische datalevering. Dit was op grond van artikel 5.14 van het Besluit SUWI niet toegestaan. Daarom is geregeld dat UWV voortaan bevoegd is om te vermelden dat de instroom op grond van de vereenvoudigde WIA-beoordeling plaatsvindt. Deze maatregel is tijdelijk, maar het is ook na afloop van de maatregel belangrijk dat het onderscheid tussen de reguliere en vereenvoudigde beoordelingen inzichtelijk blijft voor private verzekeraars, omdat zij zich ook op historische data baseren bij het berekenen van de premies.

Bovendien is met de wijziging van artikel 5.14 Besluit SUWI geregeld dat er terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 juni 2023. Nu de betreffende bepaling niet belastend is, bestaat er geen bezwaar tegen het verlenen van terugwerkende kracht (aanwijzing 5.62 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving). De private verzekeraars zouden zonder terugwerkende kracht de premies over 2024 minder nauwkeurig kunnen berekenen, wat mogelijk negatieve gevolgen voor de balans op de hybride markt met zich meebrengt. Hierdoor is het verlenen van de terugwerkende kracht dan ook noodzakelijk.

Onderdeel F

Met dit onderdeel is een verschrijving gecorrigeerd.

§ 2.4 Wijziging van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW (ARTIKEL IV)

Dit besluit bevat daarnaast in artikel IV een wijziging van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW. Dit is een technische wijziging die noodzakelijk is vanwege het Wetsvoorstel vereenvoudiging van de huurtoeslag.5 Door inwerkingtreding van dat wetsvoorstel vervalt namelijk artikel 5, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag. In artikel 2, derde lid, onderdeel d, van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW wordt op dit moment verwezen naar het begrip «servicekosten» in dat artikel 5, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het Wetsvoorstel vereenvoudiging van de huurtoeslag is 1 januari 2024. Om die reden voorziet dit besluit erin dat per die datum de materiële inhoud van artikel 5, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt genoemd in het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen om deze inhoud niet in artikel 2, derde lid, onderdeel d, op te nemen, maar in een nieuw onderdeel j in artikel 1, eerste lid.

Het is niet nodig om te voorzien in gedifferentieerde inwerkingtreding, zodat inwerkingtreding later dan 1 januari 2024 kan worden bewerkstelligd wanneer de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel vereenvoudiging van de huurtoeslag vertraging oploopt. Indien dat gebeurt, is het geen probleem als het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW alvast de materiële inhoud van het genoemde artikel uit de Wet op de huurtoeslag bevat. Inhoudelijk zit daar namelijk geen verschil in, dus dit heeft geen praktische consequentie.

§ 2.5 Wijziging van Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (ARTIKEL V)

In het tweede lid van artikel 6.5 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 is een grondslag opgenomen, waarmee bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het verbod, bedoeld in artikel 2 van de Wav, niet van toepassing is op de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid van artikel 6.5, die arbeid als zelfstandige verricht. Met deze wijziging van het tweede lid is, overeenkomstig de bedoeling van de regelgever,6 bepaald dat er bij deze ministeriële regeling voorwaarden kunnen worden gesteld omtrent de omstandigheden waaronder de arbeid als zelfstandige kan worden verricht.

§ 2.6 Wijziging van Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (ARTIKEL VI)

In de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES) is bepaald op welke wijze het toelatingsbeleid van vreemdelingen tot de lokale arbeidsmarkt zal plaatsvinden. Het doel van de Wav BES is de bescherming van de lokale arbeidsmarkt, het tegengaan van verdringing van lokale arbeidskrachten en het tegengaan van illegale tewerkstelling. Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES bevat nadere bepalingen over gevallen waarin een tewerkstellingsvergunning geweigerd wordt.

In artikel 12 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES wordt specifiek voor Bonaire een uitzondering gemaakt voor casino’s: «Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor het verrichten van arbeid in een functie in een casino in het openbaar lichaam Bonaire.» Dit verbod is destijds bij de staatkundige transitie zo opgenomen in de regelgeving op verzoek van het toenmalige eilandbestuur. Er lagen geen beleidsoverwegingen van de kant van de wetgever aan het verbod ten grondslag. Om aan de wens van Bonaire tegemoet te komen, is toen de uitzondering gemaakt en nu vraagt Bonaire om de uitzondering op te heffen.

De Centraal Dialoog Bonaire7 is na overleg tot de conclusie gekomen dat deze uitzondering niet meer nodig en niet meer gewenst is. De Centraal Dialoog Bonaire heeft daarom op 19 april 2022 verzocht om de bepaling in artikel 12 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES in te trekken. Zij vragen om het schrappen van het verbod op het aanvragen van tewerkstellingsvergunningen voor casinopersoneel, zodat zij gelijkgesteld zijn aan andere beroepen waar een vergunning voor aangevraagd kan worden.

De casinosector is niet van zodanig bijzondere aard, dat het verbod per se in stand zou moeten worden gehouden. De bescherming van werknemers op Bonaire is voldoende geborgd met de algemene TWV (tewerkstellingsvergunningen)-regeling.

§ 3 Uitvoering

§ 3.1 Internetconsultatie

Omdat dit besluit geen ingrijpende gevolgen heeft voor burgers en bedrijven en technische wijzigingen behelst, is afgezien van internetconsultatie in lijn met het beleid ten aanzien daarvan.

§ 3.2 Nederlandse Arbeidsinspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie acht de wijzigingen uitvoerbaar en handhaafbaar. Het conceptbesluit en de nota van toelichting geven de Arbeidsinspectie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

§ 3.3 De Autoriteit persoonsgegevens

De Autoriteit persoonsgegevens heeft geen opmerkingen over het conceptbesluit.

§ 3.4 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

UWV heeft artikel III, onderdelen A tot en met F getoetst. UWV heeft in haar uitvoeringstoets geoordeeld dat de wijzigingen in het Besluit SUWI uitvoerbaar zijn, mits er rekening wordt gehouden met een aantal in de uitvoeringstoets benoemde zaken die betrekking hebben op artikel I, onderdelen A, B en E van het conceptbesluit.

Onderdelen A en B

UWV deelt de constatering dat de verwerking van gegevens die per 1 januari 2023 nieuw of aangepast zijn niet in het geding is. Wel geeft UWV aan dat het de voorkeur verdient om Bijlage I aan te passen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 voor de gegevens die per 1 januari 2023 nieuw of aangepast zijn. Het met terugwerkende kracht in werking laten treden van deze wijzigingen brengt Bijlage I weer in overeenstemming met de thans bestaande situatie. Dit heeft als voordeel dat ook in de toekomst de status van de gegevensset in de polisadministratie duidelijk uit de wetsgeschiedenis blijkt. UWV wijst daarbij op de mogelijkheden die artikel 5.62 van de Aanwijzingen voor de regelgeving biedt om de regelgeving met terugwerkende kracht te actualiseren in gevallen waarin de regelgeving een achterstand heeft opgelopen ten opzichte van in de praktijk noodzakelijk gebleken ontwikkelingen. Onderhavig besluit is dienovereenkomstig aangepast. Een verwerkingenregister zoals Bijlage I bij het Besluit SUWI beoogt transparantie te bieden over verwerking van (persoons)gegevens. Aangezien het niet om een belastende regeling gaat, en het bieden van transparantie aan betrokkenen als bijzondere reden kan worden aangemerkt, werken de wijzigingen in de onderdelen A en B terug tot en met 1 januari 2023.

Onderdeel E

In een eerder concept van dit besluit was een formulering van artikel 5.14, eerste lid, Besluit SUWI voorgelegd waarbij de verwijzing naar de verwerker, aangewezen door het Verbond van Verzekeraars, in het vijfde lid (nieuw) niet was opgenomen. Op verzoek van UWV is de verwijzing naar de verwerker (weer) opgenomen in dit artikel.

Verder heeft UWV gewezen op mogelijke spanning tussen de bevoegdheid tot leveren zoals in de Wet SUWI neergelegd (art. 73, eerste lid, in samenhang met het vijfde lid) en de verplichtende formulering van artikel 5.14 van het Besluit SUWI. Dit heeft niet geleid tot een wijziging in het besluit. Een eventuele aanpassing door artikel 5.14, eerste lid, van het Besluit SUWI als bevoegdheid te formuleren zou een beleidswijziging zijn die buiten de sfeer van dit besluit ligt.

Tot slot heeft UWV aangegeven dat nog wordt onderzocht of leveringen van WIA-voorschotten over eerdere kalenderjaren (van voor 2022) eventueel ook mogelijk zijn. Over de technische haalbaarheid kan UWV nu nog geen uitsluitsel geven. Het signaal van UWV heeft niet geleid tot een aanpassing van dit besluit. Dit besluit regelt namelijk dat UWV met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2023 bevoegd is om gegevens over voorschotten te leveren. Dit besluit regelt niet op welke kalenderjaren een gegevenslevering over voorschotten betrekking heeft.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
2

Stb. 2019, 219.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2021/22, 26 448, nr. 685.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2022/23, 26 448, nr. 712.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2022/23, 36 311, nr. 2.

X Noot
6

Stb. 2022, 130, p. 10.

X Noot
7

De Centraal Dialoog Bonaire is een lokale overlegtafel waarin deelnemen het openbaar lichaam, vakbonden, vertegenwoordigers van werkgevers en Kamer van Koophandel.

Naar boven