Wet van 16 januari 2023 tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet afbreking zwangerschap, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES te wijzigen in verband met het vergroten van de mogelijkheden voor zwangerschapsafbrekingszorg voor vrouwen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet afbreking zwangerschap wordt als volgt gewijzigd:

aA

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne» vervangen door «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

duur van de zwangerschap:

tijd die een zwangerschap bedraagt, uitgedrukt in het aantal dagen of weken dat de amenorroe duurt.

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht door:

  • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend;

  • b. een huisarts, indien het een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap betreft en voldaan is aan artikel 6a.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onderdeel a, of een huisarts als bedoeld in artikel 2, onderdeel b,» en wordt «die arts heeft bezocht» vervangen door «de eerstgenoemde arts heeft bezocht».

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing indien is vastgesteld dat de duur van de zwangerschap nog geen 45 dagen bedraagt op het moment van zwangerschapsafbreking. In dat geval wordt een zwangerschap niet eerder afgebroken dan nadat een arts in een ziekenhuis of kliniek als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zich ervan heeft vergewist dat aan de bij of krachtens artikel 5 gestelde eisen is voldaan, onderscheidenlijk nadat een huisarts als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, zich ervan heeft vergewist dat aan de bij of krachtens artikel 6a gestelde eisen is voldaan.

C

In artikel 4, eerste lid, wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onder a».

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De huisarts is bevoegd een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap uit te voeren, indien:

    • a. gebruik wordt gemaakt van een medicament dat geregistreerd is voor de afbreking van een zwangerschap;

    • b. is voldaan aan de eisen die volgen uit de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg omtrent bevoegdheid en bekwaamheid en de kwaliteitswaarborgen die door de beroepsorganisaties en de professionele standaard aan de organisatie, werkwijze en uitrusting van de praktijk van de huisarts worden gesteld opdat gewaarborgd is dat de behandeling voldoet aan de eisen die daaraan uit medisch oogpunt worden gesteld.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels hebben in ieder geval betrekking op adequate en geaccrediteerde scholing van individuele huisartsen die naast medisch-technische zaken ook gericht is op voorlichting en begeleiding bij en na de besluitvorming.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuurd worden tevens eisen gesteld met betrekking tot hulpverlening en besluitvorming, welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt. Deze eisen strekken er met name toe te verzekeren:

    • a. dat de vrouw die het voornemen heeft tot afbreking van zwangerschap en zich met een daartoe strekkend verzoek tot de arts heeft gewend, wordt bijgestaan, in het bijzonder door het verstrekken van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap;

    • b. dat de arts, indien de vrouw van oordeel is dat haar noodsituatie niet op andere wijze kan worden beëindigd, zich ervan vergewist dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid, na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren;

    • c. dat, onverminderd het bepaalde in artikel 20, de arts de behandeling slechts verricht indien deze op grond van zijn bevindingen verantwoord is te achten;

    • d. dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap.

Da

In artikel 11, eerste lid, wordt «Elke arts» vervangen door «Elke arts in een ziekenhuis of kliniek als bedoeld in artikel 2, onderdeel a,».

E

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

  • 1. De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, doet ten minste eens per jaar de in artikel 11, eerste lid, bedoelde gegevens aan een door Onze Minister aangewezen rechtspersoon toekomen in zodanige vorm dat zij niet tot individuele patiënten herleidbaar zijn. De rechtspersoon doet deze gegevens toekomen aan de inspecteur.

  • 2. De rechtspersoon kan kostendekkende tarieven vaststellen voor de door zijn in het eerste lid, eerste volzin, verrichte werkzaamheden. Onze Minister kan tarieven vaststellen die de rechtspersoon ten hoogste mag berekenen voor de door hem verrichte werkzaamheden.

  • 3. Indien de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van Onze Minister zijn taak verwaarloost, kan Onze Minister de aanwijzing intrekken.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de tijdstippen en wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens moeten worden verstrekt. Bij deze opgaven wordt de anonimiteit van de behandelde vrouwen gewaarborgd.

  • 5. De verkregen gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt:

    • a. voor statistische doeleinden, en

    • b. ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 6. De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, draagt er tevens zorg voor, dat vóór of zo spoedig mogelijk na de behandeling aantekening wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe hebben geleid de behandeling te geven. Hij is verplicht deze aantekeningen gedurende ten minste vijf jaar te bewaren en de daarin vervatte gegevens, mits niet herleidbaar tot individuele patiënten, op verzoek ter beschikking te stellen van de inspecteur.

Ea

In artikel 12 wordt na «De geneesheer-directeur van de inrichting» een zinsnede ingevoegd, luidende «onderscheidenlijk de huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b,» en wordt na «artikel 11, tweede lid,» een zinsnede ingevoegd, luidende «onderscheidenlijk artikel 11a, eerste lid,».

Eb

In artikel 13, eerste lid, wordt «6, eerste lid, onder b, c en 11, vierde lid» vervangen door «6, eerste lid, onderdelen b of c, tweede lid, 6a, tweede of derde lid, 11, vierde lid, en 11a, vierde lid,».

F

In artikel 17 wordt «artikel 2» vervangen door «artikel 2, onder a,».

G

In artikel 18, eerste lid wordt «De arts» vervangen door «De arts in een ziekenhuis of kliniek als bedoeld in artikel 2, onderdeel a,».

H

Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

  • 1. De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, die nalaat te voldoen aan het bepaalde in artikel 11a, eerste of zesde lid, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.

  • 2. De huisarts, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, die nalaat te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 11a, vierde lid, of 12 wordt gestraft met een geldboete van de vierde categorie.

I

In artikel 19, eerste lid, wordt «17 en 18» vervangen door «17, 18 en 18a».

J

In artikel 19a wordt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: «of artikel 11a, eerste, vierde of zesde lid».

K

Na artikel 20a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 20b

Onze Minister zendt uiterlijk voor 1 januari 2028, en vervolgens iedere zeven jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet.

ARTIKEL II

Artikel 296, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht komt als volgt te luiden:

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door:

    • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht;

    • b. een huisarts die een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap verricht volgens de Wet afbreking zwangerschap.

ARTIKEL III

Artikel 312a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES komt als volgt te luiden:

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door:

    • a. een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht;

    • b. een huisarts die een medicamenteuze afbreking van de zwangerschap verricht volgens de Wet afbreking zwangerschap.

ARTIKEL IIIa

Indien het bij geleidende brief van 23 februari 2021 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Paternotte, Kuiken, Ellemeet en Tellegen tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen (35 737) tot wet is of wordt verheven en die wet:

1. Eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel B vervallen de aanhef, onderdeel 1, en de aanduiding «2.» voor het tweede onderdeel.

b. In de aanhef (nieuw) van onderdeel B wordt «Na het vijfde lid wordt» vervangen door «In artikel 3 wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, na het tweede lid».

c. Het met onderdeel B voorgestelde zesde lid wordt vernummerd tot derde lid en in dat lid wordt «tot en met vijfde» vervangen door «en tweede».

d. Aan onderdeel Da wordt toegevoegd «, en wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 3, vierde lid»».

2. Later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel B, onderdeel 2, wordt «het vijfde lid tot het tweede lid» vervangen door «het vijfde en zesde lid tot het tweede en derde lid».

b. Het met onderdeel B, onderdeel 3, voorgestelde derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

c. In onderdeel C wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 3, vierde lid».

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 januari 2023

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de tiende februari 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 891

Naar boven