Besluit van 2 november 2023 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met het vaststellen van nadere regels betreffende brevettering, luchthavengebruik en technische veiligheid voor paramotortrikes en enkele andere wijzigingen van ondergeschikte aard

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 3 juli 2023, nr. IENW/BSK-2023/165768 Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 1.5, 2.2, derde lid, 3.13, eerste lid, en 8a.51, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2023, nr. W17.23.00184/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 30 oktober 2023, nr. IENW/BSK-2023/229518, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van Onze Minister wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».

2. in de alfabetische rangschikking wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

paramotortrike:

luchtvaartuig zonder starre hoofdstructuur, dat wordt gestart en geland door gebruik te maken van een wielconstructie en over een hulpmotor beschikt, met niet meer dan twee zitplaatsen en een maximum startmassa van niet meer dan:

  • a. 300 kg voor een eenzitter;

  • b. 450 kg voor een tweezitter;

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. het bedienen van een zeilvliegtuig;

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. het bedienen van een schermvliegtuig;

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • n. het bedienen van een paramotortrike.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt «onderdelen b tot en met m» vervangen door «onderdelen b tot en met n».

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het eerste lid, onderdelen f, g en n.

C

In artikel 13, vierde lid, vervalt «op aanvraag».

ARTIKEL II

Het Besluit burgerluchthavens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

paramotortrike:

luchtvaartuig zonder starre hoofdstructuur, dat wordt gestart en geland door gebruik te maken van een wielconstructie en over een hulpmotor beschikt, met niet meer dan twee zitplaatsen en een maximum startmassa van niet meer dan:

  • a. 300 kg voor een eenzitter;

  • b. 450 kg voor een tweezitter;

B

In de artikelen 7, eerste en derde lid, en 22, wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».

C

In artikel 21 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. paramotortrikes.

ARTIKEL III

Het Besluit luchtvaartuigen 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de alfabetische rangschikking van artikel 1 wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

paramotortrike:

luchtvaartuig zonder starre hoofdstructuur, dat wordt gestart en geland door gebruik te maken van een wielconstructie en over een hulpmotor beschikt, met niet meer dan twee zitplaatsen en een maximum startmassa van niet meer dan:

  • a. 300 kg voor een eenzitter;

  • b. 450 kg voor een tweezitter;

B

In artikel 2, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. paramotortrikes.

C

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt voor een gemotoriseerd schermvliegtuig of paramotortrike met een leeggewicht, inclusief reddingsmiddelen, van ten hoogste 120 kg een speciaal-BvL afgegeven voor onbepaalde tijd.

ARTIKEL IV

In artikel 4, van het Besluit luchtverkeer 2014, wordt «artikel 14 van de basisverordening» vervangen door «artikel 71 van de basisverordening».

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 november 2023

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met het vaststellen van nadere regels betreffende brevettering, luchthavengebruik en technische veiligheid voor de zogenoemde paramotortrike.

1.1. Paramotortrike

Binnen de kleine recreatieve luchtvaart hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan waardoor er de afgelopen jaren nieuwe luchtvaartuigen zijn ontstaan. Eén van deze luchtvaartuigen is de paramotortrike. Bij de paramotortrike wordt de motor modulair of geïntegreerd bevestigd aan het onderstel met wielen en wordt er gestart en geland met behulp van dit drie- of vierwielig onderstel. Er vindt dus een zogenaamde rolstart en -landing plaatst. In de begripsbepaling van de paramotortrike wordt een onderscheid gemaakt tussen de «eenzitter» en de «tweezitter». De eenzitter-variant geeft plek voor één persoon en heeft een maximum startgewicht (Maximum Take-Off Mass, hierna: MTOM) van 300 kg, de tweezitter-variant heeft plek voor twee personen en heeft een MTOM van 450 kg.

Het gebrek aan regelgeving voor de paramotortrike heeft geleid tot onduidelijkheid voor de bestuurders. Zo zijn er knelpunten ontstaan door het gebrek van de mogelijkheid tot het halen van een bewijs van bevoegdheid op een paramotortrike en was het lang niet mogelijk om een paramotortrike in te schrijven in het luchtvaartregister. Het gebrek aan regelgeving maakte het verzekeren van de paramotortrike ook onmogelijk. Voor een veilige luchtvaart is de verdere regulering van de paramotortrike daarom onontbeerlijk.

Voor een gemotoriseerd schermvliegtuig of paramotortrike met een leeggewicht van ten hoogste 120 kg wordt een speciaal bewijs van luchtwaardigheid afgegeven voor onbepaalde duur. De periodiek uit te voeren schermkeuring wordt gekoppeld aan de geldigheid van het speciaal bewijs van luchtwaardigheid. Wanneer deze keuring niet op tijd is uitgevoerd mag er niet meer met het scherm gevlogen worden en vervalt het speciaal bewijs van luchtwaardigheid. Schermen moeten periodiek worden gecontroleerd op door de fabrikant beschreven punten. Bij een zeer beperkt aantal schermen is door de fabrikant geen periodiek voor de schermkeuring voorgeschreven. In dat geval wordt een periodiek van maximaal 2 jaar gehanteerd, zoals in de sector gebruikelijk.

Onderdeel van het huidige besluit is het opnemen van de paramotortrike in de opsomming van luchtvaartuigen in artikel 11 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Hiermee worden paramotortrikevliegers uitgezonderd van de plicht om te beschikken over een bewijs van bevoegdheid (brevet). Dit betekent echter niet dat iedereen zonder enige kennis van zaken een paramotortrike mag bedienen. De paramotortrike is dan ook toegevoegd aan het tweede lid van artikel 11, dat eisen stelt aan de bestuurder. Een van deze eisen is dat de bestuurder moet kunnen aantonen te beschikken over voldoende bekwaamheid om op een veilige manier te kunnen deelnemen aan het luchtverkeer. De manier waarop voldoende bekwaamheid kan worden aangetoond is in beginsel aan de vlieger zelf. Dit is overeenkomstig met de huidige situatie voor het gemotoriseerd schermvliegtuig. De ruimte die hiermee wordt geboden draagt bij aan een lastenluwe implementatie. Uit de gesprekken met de branche en de handhavende instanties is gekomen dat deze formulering aansluit bij de praktijk en handhaafbaar is. Een voorbeeld van een in de praktijk veel toegepaste manier om voldoende bekwaamheid aan te tonen, is het behalen van een paramotorvliegbewijs van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL).1 Samen met de branche en de handhavende instanties zal periodiek worden geëvalueerd of de eisen voor de bekwaamheid nog voldoende aansluiten bij de praktijk.

Een bestuurder van een paramotortrike wordt in ieder geval geacht voldoende bekwaam te zijn als hij kan aantonen gedegen kennis te hebben van onder andere de volgende onderwerpen die essentieel zijn voor het veilig besturen van een luchtvaartuig:

  • Vliegtechniek;

  • Aerodynamica;

  • Meteorologie;

  • Materiaal en uitrusting;

  • Toepasselijke wet- en regelgeving, en;

  • Navigatie.

Voor wat betreft de vaststelling van (nadere) voorschriften en beperkingen bij ministeriële regeling met betrekking tot de uitzondering op het verbod tot het bedienen van een luchtvaartuig zonder een bewijs van bevoegdheid, is een wijziging aangebracht in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Ook wordt met het onderhavige besluit in het Besluit burgerluchthavens en het Besluit luchtvaartuigen 2008 de basis gelegd voor specifieke regels in lagere regelgeving betreffende het luchthavengebruik en de luchtwaardigheid, voor dit type luchtvaartuig. Tenslotte is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om een enkele verwijzing in elk van de besluiten te actualiseren.

In de artikelsgewijze toelichting worden de aanpassingen nader toegelicht.

1.2 Administratieve lasten en nalevingskosten

Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 150 paramotortrikevliegers. De algemene opleidingskosten voor paramotortrikevliegers bedragen rond de € 1700,–. Daarbovenop komen de kosten van het theorie- en praktijkexamen. Deze kosten bedragen ongeveer € 100,–, de kosten van een verlenging na twee jaar bedragen ongeveer € 50,–. Ook moeten kosten worden gemaakt voor de aanvraag en afgifte van een TUG-ontheffing. Deze kosten variëren sterk per provincie, van nul tot een maximaal bedrag van € 1600,– voor een locatiegebonden TUG-ontheffing in Noord-Holland. Zoals eerder aangegeven wordt er in de praktijk echter reeds gevlogen met de paramotortrike, waarbij gebruik wordt gemaakt van de regels en procedures die gelden voor het gemotoriseerde schermvliegtuig. Hoewel met dit besluit de bestaande situatie wordt gelegaliseerd, betekent dit dat er voor wat betreft administratieve lasten en nalevingskosten voor de huidige paramotortrikevliegers feitelijk niets verandert. Wel kunnen de volgende administratieve lasten worden berekend, uitgaande van 150 vliegers, mogelijk groeiend naar 200:

  • Paramotorvliegbewijzen van de KNVvL zijn twee jaar geldig, derhalve:

    • 75 verlengingen van certificaten per jaar: 75*€ 50 = € 3.750,– per jaar;

    • 25 nieuwe deelnemers/jaar: 25*€ 1700+€ 100= € 45000,– per jaar.

    De totale kosten voor certificaten bedragen dus: € 3750+€ 45000 = € 48.750,– per jaar.

  • De tarieven voor locatiegebonden TUG-ontheffingen verschillen per provincie, een schatting betreft 100 ontheffingen per jaar, gemiddelde kosten € 200,–.

    In totaal gaat dit naar verwachting dus om 100*€ 200 = € 20.000,– per jaar.

Gelet op het voorgaande betreffen de totale administratieve lasten: € 48.750 +€ 20.000 = € 68.750,– per jaar. Het onderhavige voorstel is tevens voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (hierna: ATR). De ATR heeft geadviseerd om het besluit niet in te dienen, tenzij de toelichting op een aantal punten aangepast wordt.

ATR had opmerkingen over:

  • Nut en noodzaak van de regeling in relatie tot de praktijk. De tekst hierover is in paragraaf 1.1. nader aangevuld.

  • Een mogelijk lastenluwere vormgeving. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 1.1.

  • De verwerking van de reacties van de stakeholders en de mate waarin de ervaren knelpunten zullen worden opgelost. Deze opmerking is verwerkt in paragraaf 1.1.

  • Relatie tussen artikel 11 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart waarmee de «paramotortrike-vliegers» worden uitgezonderd van de plicht om te beschikken over een bewijs van bevoegdheid (brevet) en de enige optie van de KNVvl, het «paramotorvliegbrevet». Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 1.1.

  • Het aanvullen van de regeldrukparagraaf. Deze paragraaf is aangevuld conform de opmerkingen van de ATR, zie hierboven.

1.3 Uitvoering en handhaving

De Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) houdt toezicht op de naleving van onder meer (veiligheids)wetten en regels voor de luchtvaart en handhaaft deze. In dat verband is dit besluit aan de Inspecteur-Generaal van de ILT voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de bepalingen van het besluit. De ILT heeft geconcludeerd dat dit besluit in beginsel handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. Hierbij heeft de ILT de opmerking geplaatst dat de aanpassing zoals te vinden is in dit besluit een verbetering is van de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid ten opzichte van de huidige situatie. Een verder uitgewerkt kader is echter gewenst om de handhaafbaarheid op de juiste kennis en vaardigheden nog verder te verbeteren.

1.4 Consultatie

Over het ontwerpbesluit heeft overleg plaatsgevonden met onder andere de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Openbaar Ministerie en de Luchtvaartpolitie. Zij hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het onderhavige voorstel. Het besluit is niet opengesteld voor openbare internetconsultatie omdat het hier de introductie van een technische definitie betreft. Daarnaast wordt met het onderhavige besluit enkel de bestendige praktijk gelegaliseerd.

Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt aangesloten bij het systeem van vaste verandermomenten voor algemene maatregelen van bestuur, te weten 1 januari 2024.

2. Artikelsgewijs

2.1 Artikel I (Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart)

Onderdeel A

Met het onderhavige besluit is allereerst het begrip «paramotortrike» in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart gedefinieerd. Voor de begripsomschrijving is aansluiting gezocht bij de definities van de MLA en het gemotoriseerde schermvliegtuig. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verwijzing naar de Minister van Infrastructuur en Milieu te actualiseren en te vervangen door verwijzing naar de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Onderdeel B

In het eerste lid van artikel 11 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt opgesomd in welke gevallen het verbod tot het bedienen van een luchtvaartuig zonder een bewijs van bevoegdheid in de Wet luchtvaart, niet van toepassing is. De paramotortrike wordt hieraan toegevoegd. Ten aanzien van de uitzonderingen op het verbod een luchtvaartuig te besturen zonder een bewijs van bevoegdheid betreffende het bedienen van een zeilvliegtuig en een schermvliegtuig wordt daarnaast wat betreft de vaststelling van (nadere) voorschriften en beperkingen bij ministeriële regeling een wijziging aangebracht in de onderdelen f en g van het eerste lid van artikel 11. Gebleken is dat geen regelingen eerder hiertoe zijn vastgesteld, omdat daar tot nu toe geen behoefte aan is geweest. In het tweede lid van artikel 11 zijn wel eisen opgenomen waaraan de bestuurder moet voldoen. Teneinde ook voor de toekomst de mogelijkheid in te bouwen tot het vaststellen van nadere regels ten aanzien van de bediening van deze luchtvaartuigen is gekozen voor een facultatieve (in plaats van een imperatieve) formulering tot het vaststellen van nadere regels bij ministeriële regeling, in een nieuw derde lid. Het tweede zinsdeel inzake het vaststellen bij ministeriële regeling is bij beide onderdelen vervallen. De paramotortrike is aan het derde lid toegevoegd om aansluiting te zoeken bij het gemotoriseerde schermvliegtuig.

Onderdeel C

Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 inzake onbemande luchtvaartuigen2 kunnen lidstaten entiteiten aanwijzen die belast zijn met het afnemen van examens in de open categorie. Zij voeren deze taak uit namens de betrokken lidstaat. Per abuis is in artikel 11 van het Besluit opgenomen dat entiteiten op aanvraag kunnen worden aangewezen. Met het onderhavige Besluit wordt deze omissie hersteld. De bepaling heeft geen gevolgen voor reeds erkende entiteiten.

2.2 Artikel II (Besluit burgerluchthavens)

Onderdeel A en B

Het begrip «paramotortrike» is in het Besluit burgerluchthavens gedefinieerd. Voor de begripsomschrijving is aansluiting gezocht bij de definities van de MLA (in het Besluit luchtvaartuigen 2008) en het gemotoriseerde schermvliegtuig. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verwijzing naar de Minister van Infrastructuur en Milieu te actualiseren.

Onderdeel C

Op grond van artikel 8.1a, eerste lid, van de Wet luchtvaart, moet een luchtvaartuig in beginsel opstijgen van en landen op een luchthaven. Door de Wet RBML3 is in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart de bevoegdheid voor gedeputeerde staten opgenomen om voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen luchtvaartuigen een ontheffing te verlenen voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein, niet zijnde een luchthaven. Met een dergelijke ontheffing kunnen luchtvaartuigen tijdelijk vluchten uitvoeren op een terrein dat geen luchthaven is. In artikel 21 van het Besluit burgerluchthavens zijn de luchtvaartuigen aangewezen waarvoor deze ontheffing kan worden verleend. Met het onderhavige besluit is de paramotortrike hieraan toegevoegd.

2.3 Artikel III (Besluit luchtvaartuigen 2008)

Onderdeel A

Het begrip «paramotortrike» is in het Besluit luchtvaartuigen 2008 gedefinieerd. Voor de begripsomschrijving is aansluiting gezocht bij de definities van de MLA en het gemotoriseerd schermvliegtuig. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de verwijzing naar de Minister van Infrastructuur en Milieu en om de verwijzing naar bijlage I van de basisverordening te actualiseren.

Onderdeel B

In het derde lid van artikel 2 van het Besluit luchtvaartuigen 2008 is bepaald dat de bepalingen in paragraaf 3.2.3 van de Wet luchtvaart omtrent bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud niet van toepassing zijn op amateurbouwluchtvaartuigen, MLA’s, MLH’s en gemotoriseerde schermvliegtuigen. Deze paragraaf heeft betrekking op het verrichten van onderhoud aan luchtvaartuigen zonder een geldig bewijs van bevoegdheid.

De paramotortrike wordt aan het derde lid van artikel 2 toegevoegd. De reden hiervoor is dat de paramotortrike de afgelopen jaren feitelijk al tot deze categorie luchtvaartuigen werd gerekend. Hier werd in relatie tot artikel 2, derde lid, ook naar gehandeld. Met deze aanvulling op artikel 2, derde lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008 is dan ook de reeds bestendige praktijk vastgesteld.

Onderdeel C

In navolging van het Duitse beleid wordt het S-BvL voor gemotoriseerde schermvliegtuigen of paramotortrikes van ≤120 kg wordt voor onbepaalde tijd afgegeven.

De blijvende luchtwaardigheid van deze lichte toestellen wordt aangetoond door middel van de (geldige) fabriekskeuring van het scherm. De eigenaar van het toestel zal het onderhoud van de overige componenten van het toestel volgens de aanbevelingen van de fabrikant moeten uitvoeren.

2.4 Artikel IV (Besluit luchtverkeer 2014)

Met de wijziging in artikel 4, van het Besluit luchtverkeer 2014 wordt de verwijzing naar de EASA basisverordening geactualiseerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstukken II 2003/04, 29 200-XII, nr. 105.

X Noot
2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152).

X Noot
3

Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Wet RBML), Stb. 2008, 561.

Naar boven