Besluit van 27 juni 2023, houdende de wijzing van het Besluit vertrouwensdiensten in verband met een tekstuele verduidelijking en een nadere invulling van de in artikel 18.18 van de Telecommunicatiewet gestelde norm

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 6 maart 2023, nr. WJZ/26580128;

Gelet op de artikelen 18.12, eerste lid, en 18.17a, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 april 2023, nr. W18.23.00059/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 22 juni 2023, nr. WJZ/27215253;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit vertrouwensdiensten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt na «elektronische zegels» ingevoegd «als bedoeld in de eidas-verordening».

B

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Nadere regeling elektronische handtekening of zegel

Onder het in artikel 18.18, eerste lid, van de wet opgenomen verbod wordt mede verstaan de situatie waarin een elektronische handtekening of zegel wordt aangeboden als geavanceerde elektronische handtekening of geavanceerd elektronisch zegel, terwijl niet wordt voldaan aan de voor die handtekening onderscheidenlijk dat zegel in de eidas-verordening opgenomen eisen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 juni 2023

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Uitgegeven de achtste november 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Begin 2017 is het Besluit vertrouwensdiensten (Stb. 2017, 75, hierna: Besluit) in werking getreden. In dat Besluit zijn onder meer de kaders opgenomen voor de aanwijzing van certificerende instellingen van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en zegels. Met dit wijzigingsbesluit wordt een tekstuele verduidelijking aangebracht in artikel 3 van het Besluit en wordt in artikel 3a (nieuw) geëxpliciteerd dat het verboden is om een geavanceerde elektronische handtekening of zegel aan te bieden, indien de geavanceerde elektronische handtekening of zegel niet voldoet aan de eisen die de eidas-verordening daaraan stelt.

2. Accreditatie ten behoeve van aanwijzing van certificerende instellingen

De Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L257)(hierna: eidas-verordening) regelt, ten behoeve van het vergroten van het vertrouwen in elektronische transacties, het grensoverschrijdend gebruik van elektronische identificatiemiddelen en vertrouwensdiensten tussen de lidstaten van de Europese Unie. Voorbeelden van vertrouwensdiensten zijn de elektronische handtekening (voor natuurlijke personen) en het elektronische zegel (voor rechtspersonen). Deze vertrouwensdiensten kennen een gewone, geavanceerde en gekwalificeerde variant.

Een van de eisen die wordt gesteld aan een gekwalificeerde vertrouwensdienst is dat het middel voor het aanmaken van de elektronische handtekening of zegel voldoet aan de eisen die in bijlage II van de eidas-verordening zijn opgenomen en dat de overeenstemming daarvan wordt gecertificeerd. Lidstaten wijzen een of meerdere organen aan die deze certificering op zich nemen, zo volgt uit artikel 30, eerste lid, juncto artikel 39, tweede lid van de eidas-verordening. In artikel 3 van het Besluit staan vervolgens de eisen waar een instelling aan moet voldoen om voor een dergelijke aanwijzing in aanmerking te komen.

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, was reeds geregeld dat een instelling geaccrediteerd moet zijn voor het vakgebied van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of elektronische zegels. Hiermee was echter niet duidelijk dat bij de accreditatie betrokken moet worden dat de overeenstemming van dergelijke gekwalificeerde middelen met de in de eidas-verordening opgenomen eisen moet worden beoordeeld. Daarom wordt onderdeel b met dit wijzigingsbesluit aangevuld, waarmee wordt verduidelijkt dat de accreditatie geldt voor het vakgebied waarop de eidas-verordening van toepassing is.

3. Vermoeden van niet voldoen aan de eisen voor geavanceerde elektronische handtekening of zegels

De eidas-verordening is bedoeld om het vertrouwen in elektronische transacties in de interne markt te vergroten. Dit wordt onder meer gedaan door voor te schrijven aan welke eisen elektronische handtekeningen en zegels moeten voldoen die voor deze elektronische transacties worden gebruikt. Vanuit dit doel moet artikel 18.18, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) worden gelezen. In dit artikel is geregeld dat het een verlener van vertrouwensdiensten verboden is in strijd te handelen met hoofdstuk III, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, van de eidas-verordening. Burgers moeten immers kunnen vertrouwen op de betrouwbaarheid van geavanceerde en gekwalificeerde elektronische handtekeningen en zegels. Om dit vertrouwen te borgen, worden in de eidas-verordening de eisen voorgeschreven waar die handtekeningen en zegels aan moeten voldoen. Zo zijn in artikel 26 en 36 de eisen opgenomen waaraan een geavanceerde elektronische handtekening respectievelijk zegel moet voldoen. Bij dit systeem van vertrouwen past niet dat een verlener van een vertrouwensdienst zich voordoet als verlener van certificaten voor bijvoorbeeld een geavanceerde elektronische handtekening en de indruk wekt dat een handtekening in de zin van de eidas-verordening wordt verleend, zonder dat aan de betreffende eisen wordt voldaan. Het vertrouwen in het stelsel wordt in een dergelijk geval ernstig geschaad.

Niet wordt uitgesloten dat er onduidelijkheid kan bestaan over de omstandigheid dat ook de hiervoor genoemde situatie met geavanceerde elektronische handtekening of zegel in strijd komt met artikel 18.18, eerste lid, van de Tw. Op grond van artikel 18.12 van de Tw is het mogelijk om voor de in de Tw geregelde onderwerpen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen, in het belang van een goede uitvoering van die wet. Artikel 3a (nieuw) maakt duidelijk dat onder het verbod uit artikel 18.18, eerste lid, van de Tw, ook de situatie valt waarin een geavanceerde elektronische handtekening of zegel wordt aangeboden, terwijl die handtekening of zegel niet aan een of meer van de daarvoor in de verordening gestelde eisen voldoet. Dit doet ook recht aan het bepaalde in artikel 17, derde lid, onderdeel b, van de eidas-verordening waarin is bepaald dat het de taak van de toezichthouder is om toezicht te houden op de niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten.

4. Regeldruk en financiële gevolgen

De wijziging van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, is slechts van tekstuele aard. Het invoegen van een nieuw artikel 3a is ter verduidelijking van het verbod in artikel 18.18 van de Tw en is een explicitering van bestaande regelgeving. Dit leidt dan ook niet tot daadwerkelijke veranderingen bij huidige verleners van vertrouwensdiensten in Nederland en daarmee ook niet tot een wijziging in regeldruk. Voor burgers zijn er geen regeldrukeffecten.

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Er zijn geen financiële gevolgen voorzien.

5. Uitvoering en handhaving

De Rijksinspectie digitale infrastructuur (hierna: RDI) heeft de bevoegdheid om toezicht te houden en zo nodig te handhaven op overtredingen van het Besluit. Op 7 december 2021 zijn de wijzigingen opgenomen in dit besluit voorgelegd aan de RDI met het verzoek om een Uitvoerings- en handhavingstoets uit te voeren. De RDI heeft aangegeven dat de wijzigingen uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig zijn. Tevens ziet de RDI met betrekking tot de wijzigingen in dit besluit geen noemenswaardige gevolgen voor het Jaarplan Toezicht.

6. Consultatie

Van 14 juli 2021 tot 11 augustus 2021 heeft een internetconsultatie plaatsgevonden waarop drie reacties kwamen (twee van burgers en één van de Raad voor Accreditatie). De reacties gingen over een aantal formuleringen dat niet correct was en zorgen over algemene beleidsontwikkelingen die niet direct van toepassing waren op voorliggend besluit. Naar aanleiding van de reactie van de Raad voor Accreditatie is een aantal formuleringen gewijzigd om ambiguïteit te voorkomen.

7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Omdat er niet minimaal twee maanden zit tussen bekendmaking en inwerkingtreding van dit besluit voldoet de inwerkingtreding niet aan het beleid inzake de minimuminvoeringstermijn. Voor een kortere termijn dan twee maanden is gekozen vanwege het verduidelijkend karakter van de wijzigingen van het Besluit.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Naar boven