Besluit van 21 oktober 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 21 oktober 2023 tot wijziging van het Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (aanwijzen van het versturen van een recept door huisarts aan terhandsteller als aangewezen gegevensuitwisseling en beschikbaar stellen voor een persoonlijke gezondheidsomgeving) (Stb. 2023, 369)

VERBETERING

In de publicatie ontbrak de nota van toelichting.

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (aanwijzen van het versturen van een recept door huisarts aan terhandsteller als aangewezen gegevensuitwisseling en beschikbaar stellen voor een persoonlijke gezondheidsomgeving) (Stb. 2023, 369) (hierna: het wijzigingsbesluit VRHT), met uitzondering van twee begripsbepalingen in artikel 1.1 en artikel 3.1.2, vastgesteld op 1 januari 2024.

Op 1 juli 2023 is de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (hierna: de wet) in werking getreden. In de wet zijn grondslagen opgenomen om bepaalde gegevensuitwisselingen in de zorg aan te wijzen die enkel elektronisch mogen worden uitgewisseld. In het wijzigingsbesluit VRHT wordt voor het eerst gebruik gemaakt van de mogelijkheid om dit soort gegevensuitwisselingen aan te wijzen als zogenoemde aangewezen gegevensuitwisselingen.

Het wijzigingsbesluit VRHT wijst het versturen van het recept door de huisarts aan de terhandsteller aan als aangewezen gegevensuitwisseling. Er worden geen nadere eisen gesteld op grond van artikel 1.4, derde lid, onderdelen a of b, van de wet, waardoor deze verplichting concreet betekent dat huisartsen op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de wet de recepten die zij voorschrijven ten minste versturen via een elektronische infrastructuur aan zorgverleners die wettelijk bevoegd zijn om bepaalde geneesmiddelen ter hand te stellen. Het is hiermee een zogenaamde spoor 1-aanwijzing. Op grond van artikel 6.2 van de wet geldt dat wanneer er geen eisen gesteld worden aan een aangewezen gegevensuitwisseling op grond van artikel 1.4, derde lid, onderdeel b (in welk artikel de zogenaamde spoor 2-aanwijzing is opgenomen), jaarlijks aan de Staten-Generaal gerapporteerd wordt over de bevindingen over de voortgang om deze eisen te gaan stellen. Met de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit VRHT gaat deze rapportageverplichting gelden.

Artikel 3.1.2 uit het wijzigingsbesluit VRHT treedt op een later moment in werking. In artikel 3.1.2 is geregeld dat de huisarts het deel van het recept dat betrekking heeft op hoe en wanneer een geneesmiddel gebruikt moet worden, de medicatieafspraak, ter beschikking moeten stellen voor een persoonlijke gezondheidsomgeving van de cliënt, als deze laatste daarom verzoekt. In het kader van een juiste implementatie is met de huisartsen afgesproken dat deze verplichting op een later tijdstip, maar niet eerder dan een half jaar na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit VRHT, in werking treedt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.J. Kuipers

’s-Gravenhage, 15 november 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven