Besluit van 19 juni 2023 tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten ter uitvoering van Verordening 2022/858 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie (Uitvoeringsbesluit DLT pilot regime verordening)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 27 maart 2023, 2023-0000027042, directie Financiële Markten;

Gelet op Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151) en de artikelen 1:3a, vierde lid, 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, en 1:50a van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 april 2023, nr. W06.23.00079/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 13 juni 2023, 2023-0000027670, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een definitie toegevoegd, luidende:

verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime):

Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151).

B

In artikel 2 wordt in het eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

ah. voor verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime):
  • 1°. ten aanzien van de artikelen 3, 4, 8, 9, 10 en 11, derde en vijfde lid: de Autoriteit Financiële Markten;

  • 2°. ten aanzien van de artikelen 5 tot en met 7: de Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank al naar gelang de uit artikel 2, eerste lid, onderdelen m, n en ab van dit besluit, met betrekking tot verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR), verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarstellingen), verordening (EU) nr. 2019/2033 (prudentiële vereisten beleggingsondernemingen) en, met betrekking tot beleggingsondernemingen en marktexploitanten, de Wet op het financieel toezicht voortvloeiende taakverdeling.

C

Na artikel 2e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2f

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt de Nederlandsche Bank in kennis van het voornemen om:

    • a. op grond van artikel 8, eerste lid, artikel 9, eerste lid, of artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) 2022/858 (DLT pilot regime) een specifieke toestemming te verlenen;

    • b. op grond van artikel 8, twaalfde lid, artikel 9, twaalfde lid, of 10, twaalfde lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) een specifieke toestemming in te trekken;

    • c. op grond van artikel 8, dertiende lid, artikel 9, dertiende lid, of 10, dertiende lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) een materiële wijziging goed te keuren;

    • d. op grond van artikel 11, derde lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) het doorvoeren van corrigerende maatregelen te eisen.

  • 2. De Nederlandsche Bank kan de Autoriteit Financiële Markten een bindende aanbeveling doen om:

    • a. op grond van artikel 8, eerste of dertiende lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) additionele prudentiële waarborgen als bedoeld in artikel 7, zesde lid, derde alinea, van die verordening op te leggen danwel op grond van artikel 8, twaalfde lid, onderdeel b of f, van die verordening de specifieke toestemming in te trekken wegens het niet voldoen aan artikel 7, zesde lid, derde alinea van die verordening;

    • b. op grond van artikel 9, eerste lid, of artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) een specifieke toestemming te verlenen;

    • c. op grond van artikelen 9, twaalfde lid, of 10, twaalfde lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) een specifieke toestemming in te trekken;

    • d. op grond van artikel 9, dertiende lid, of artikel 10, dertiende lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) een goedkeuring te verlenen aan een materiële wijziging;

    • e. op grond van artikel 11, derde lid, van verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime) het doorvoeren van corrigerende maatregelen te eisen.

  • 3. Indien de Nederlandsche Bank op grond van het tweede lid de Autoriteit Financiële Markten een bindende aanbeveling doet, geeft de Autoriteit Financiële Markten uitvoering aan die aanbeveling.

  • 4. Een bindende aanbeveling als bedoeld in het derde lid is met redenen omkleed.

  • 5. Indien de Autoriteit Financiële Markten besluit tot het niet verlenen van een specifieke toestemming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of besluit tot het intrekken van een specifieke toestemming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of besluit tot het niet goedkeuren van een materiële wijziging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, naar aanleiding van een bindende aanbeveling van de Nederlandsche Bank, maakt dat advies deel uit van het besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit DLT pilot regime verordening.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 juni 2023

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Uitgegeven de zesde juli 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit uitvoeringsbesluit strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (hierna: de verordening) door middel van wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten (BuEUv). Deze verordening is op 30 mei 2022 gepubliceerd en wordt van toepassing op 23 maart 20231.

In paragraaf 2 wordt kort de inhoud van de verordening beschreven. Paragraaf 3 beschrijft de inhoud van dit uitvoeringsbesluit. In paragraaf 4 worden de uitvoeringslasten beschreven. Paragraaf 5 beschrijft de financiële gevolgen en regeldrukkosten en paragraaf 6 de consultatie. Vervolgens zullen artikelsgewijs de wijzigingsonderdelen worden besproken. In de bijlage is een transponeringstabel opgenomen met de bepalingen uit de verordening die met dit uitvoeringsbesluit worden uitgevoerd.

§ 2. Inhoud van de verordening

De verordening introduceert een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie (hierna: DLT) of blockchain technologie (hierna: Pilot Regime) en is onderdeel van het door de Europese Commissie op 24 september 2020 gepubliceerde Digital Finance Pakket.2 Het Digital Finance Pakket omvat daarnaast ook een verordening inzake markten voor crypto assets (MiCA)3 en een verordening en richtlijn inzake digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector (DORA)4.

DLT (letterlijk vertaald: gedeelde grootboektechnologie) is een manier om eigendom, zoals geld of activa vast te leggen. Het is een database van transacties die niet op één centrale locatie is opgeslagen, maar over een netwerk van vele computers is verspreid. Het meest bekende type DLT is «blockchain». Bij deze methode worden transacties gebundeld tot een blok. Blokken van transacties worden vervolgens in een chronologische volgorde met elkaar verbonden om een keten te vormen.5 Cryptoactiva zijn een van de belangrijkste toepassingen van de DLT in de financiële sector.6 Hoewel de meeste cryptoactiva buiten het toepassingsgebied van Uniewetgeving vallen, kunnen sommige worden beschouwd als financiële instrumenten in de zin van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 20147. Voor zover cryptoactiva in het kader van die richtlijn kunnen worden beschouwd als financiële instrumenten, geldt potentieel een volledige set Uniewetgeving.8 De wetgever heeft nog slechts beperkte ervaring met betrekking tot de handel in die cryptoactiva die kwalificeren als financiële instrumenten en hieraan gerelateerde diensten en activiteiten. Daarom is het te vroeg om aanzienlijke wijzigingen aan te brengen in de Uniewetgeving inzake financiële diensten. Tegelijkertijd wordt op dit moment de totstandbrenging van een financiële marktinfrastructuur voor cryptoactiva die als financiële instrumenten worden beschouwd belemmerd, omdat de vereisten in de Uniewetgeving nog niet aangepast zijn aan het gebruik van DLT of cryptoactiva die als financiële instrumenten worden beschouwd. Daarmee wordt (in de praktijk) potentieel een rem gezet op het gebruik van DLT.

Er is gekozen voor een Pilot Regime, waardoor de ontwikkeling van cryptoactiva die als financiële instrumenten worden beschouwd en de DLT ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Tegelijkertijd wordt met dit Pilot Regime een hoog niveau van beleggersbescherming, marktintegriteit, financiële stabiliteit en transparantie behouden. Het Pilot Regime maakt het tevens voor de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten, hierna: ESMA) en de bevoegde nationale autoriteiten mogelijk om lessen te trekken uit de regeling en ervaring op te doen met de kansen en risico’s die verband houden met cryptoactiva die als financiële instrumenten kunnen worden beschouwd en onderliggende technologieën.9 Het Pilot Regime zal drie jaar gelden, waarna op basis van verslag van ESMA door de Europese Commissie kan worden bepaald of het Pilot Regime met een extra periode van maximaal drie jaar wordt verlengd.

Specifieke toestemmingen die krachtens deze verordening worden verleend, kunnen marktdeelnemers in staat stellen een DLT-marktinfrastructuur te exploiteren en hun diensten in alle lidstaten te verlenen. De verordening richt zich op drie verschillende (nieuwe) entiteiten, namelijk multilaterale DLT-handelsfaciliteiten (hierna: DLT MTF), DLT-afwikkelingssystemen (hierna: DLT SS), en DLT handels- en afwikkelingssystemen (hierna: DLT TSS). Zowel gevestigde exploitanten als nieuwkomers kunnen toegang krijgen tot de proefregeling. Entiteiten zonder vergunning op grond van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen10 of de richtlijn markten voor financiële instrumenten 201411 kunnen gelijktijdig een vergunning aanvragen uit hoofde van die verordening of richtlijn en een specifieke toestemming aanvragen uit hoofde van deze verordening. Indien een entiteit een specifieke toestemming heeft verkregen onder deze verordening, kan zij van verschillende vrijstellingen gebruik maken die de bevoegde autoriteit kan verlenen. Dit betreft onder meer vrijstellingen van de vereisten van bestaande Uniewetgeving, zoals de Verordening (EU) nr. 909/201412. Aan deze vrijstellingen zijn voorwaarden verbonden, en voordat er vrijstellingen verleend worden zullen de DLT-marktinfrastructuren ook aan eventuele additionele vereisten moeten voldoen die bij de verordening zijn vastgesteld om nieuwe vormen van risico’s als gevolg van het gebruik van DLT aan te pakken. Daarnaast regelt de verordening de samenwerking tussen de DLT-marktinfrastructuur en de bevoegde autoriteiten en ESMA. Denk hierbij aan diverse informatieverplichtingen. De bevoegde autoriteit en ESMA hebben bevoegdheden om passende corrigerende maatregelen te nemen indien zij dat nodig achten ten behoeve van beleggersbescherming, de marktintegriteit of het waarborgen van de financiële stabiliteit.

§ 3. Inhoud van het onderhavige uitvoeringsbesluit

De verordening heeft rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde en behoeft als zodanig geen omzetting in Nederlandse wet- en regelgeving. Wel vergt de verordening nadere uitvoering. De uitvoering van de verordening is daarbij gebaseerd op de artikelen 1:3a, vierde lid, 1:24, derde lid, en 1:25, derde lid van de Wet op het financieel toezicht (Wft).

Dit uitvoeringsbesluit regelt twee aspecten die samenhangen met de verordening. Ten eerste worden de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) als bevoegde autoriteiten als bedoeld in de verordening aangewezen en ten tweede wordt de verhouding tussen de AFM en DNB voor de uitvoering van de verordening geregeld.

Wat het eerste aspect betreft geldt dat de Wft voorziet in het ten aanzien van de verordening aanwijzen van een bevoegde autoriteit. Dit uitvoeringsbesluit regelt de aanwijzing van de AFM als bevoegde autoriteit in de zin van de verordening voor de artikelen 3, 4, 8 tot en met 10, en 11, derde en vijfde lid. De AFM houdt reeds toezicht op beleggingsondernemingen en marktexploitanten waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014, en centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de verordening effectenbewaarinstellingen. Ook gezien de aard van de verordening – voornamelijk organisatorische regels – ligt het voor de hand AFM als de bevoegde autoriteit aan te wijzen die de specifieke toestemming verstrekt op grond van de artikelen 8, 9 of 10 waarmee een onderneming een DLT-marktinfrastructuur kan exploiteren.

Daarbij moet niet worden miskend dat DNB een belangrijke rol vervult ten aanzien van het toezicht op CSD’s waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de verordening effectenbewaarinstellingen, waarbij de AFM en DNB gezamenlijk toezicht houden. Daarnaast houdt DNB prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen op grond van de verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen.13 De bevoegdheidsverdeling voor het toezicht op CSD’s volgt uit het BuEUv waarin de bevoegdheidsverdeling voor de verordening effectenbewaarinstellingen gesplitst is tussen de AFM en DNB. Bovendien hebben de AFM en DNB uitgebreide werkafspraken om gezamenlijk toe te zien op de verordening effectenbewaarinstellingen en de onder toezicht staande CSD’s en beleggingsondernemingen, waarbij DNB zich richt op de prudentiële onderdelen en de AFM op de organisatorische onderdelen. Doel van de bevoegdheidsverdeling in het uitvoeringsbesluit is om de huidige structuur met betrekking tot het toezicht op CSD’s en beleggingsondernemingen zoveel mogelijk in stand te laten voor zover zij een DLT MTF, DLT SS of DLT TSS exploiteren. Hiervoor is de zinsnede in Artikel I, onderdeel B, onder 2° van het toe te voegen onderdeel opgenomen. Hier worden artikel 5 tot en met 7 toegewezen aan de bevoegde autoriteit die volgt uit de constellatie van de verordening markten voor financiële instrumenten14, verordening centrale effectenbewaarinstellingen en de verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen alsmede, met betrekking tot beleggingsondernemingen en marktexploitanten, de Wft. Deze drie verordeningen en de Wft (waarin de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 is geïmplementeerd) gezamenlijk vangen alle type ondernemingen waar de AFM en DNB toezicht op houden die een DLT-marktinfrastructuur kunnen exploiteren. Door de verwijzing als zodanig op te nemen blijven beide toezichthouders verantwoordelijk voor het reeds lopende toezicht op deze ondernemingen met inachtneming van de huidige rolverdeling.

Daarnaast regelt het uitvoeringsbesluit dat de AFM in bepaalde gevallen wordt verplicht om DNB van haar voornemen in kennis te stellen. Zo moet deze kennisgeving worden gegeven in geval de AFM het voornemen heeft om een specifieke toestemming te verlenen, een specifieke toestemming in te trekken, een materiële wijziging goed te keuren of het doorvoeren van een corrigerende maatregel te eisen. Op basis van die kennisgeving heeft DNB de bevoegdheid om bindende aanbevelingen te doen en bestaat de verplichting voor de AFM om hier uitvoering aan te geven. Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat de bindende aanbeveling met redenen omkleed dient te zijn.

Het gaat bij deze bindende aanbevelingen van DNB om van beroep uitgezonderde besluiten in de zin van hoofdstuk 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht. Zodoende zal een bindende aanbeveling zijn uitgesloten van de mogelijkheid van bezwaar en beroep. De uitzondering van een bindende aanbeveling van de mogelijkheid van bezwaar en beroep doet niet af aan de rechtsbescherming van belanghebbenden.

De bindende aanbeveling van DNB maakt, indien gegeven en de AFM naar aanleiding daarvan besluit tot het niet verlenen van een specifieke toestemming, het intrekken van een specifieke toestemming of het goedkeuren van een materiële wijziging, deel uit van het besluit van de AFM. Dat heeft als consequentie dat in dat stadium ook tegen de aanbeveling bestuursrechtelijk beroep en bezwaar openstaan.

§ 4. Uitvoering en handhaving

Beide toezichthouders worden aangewezen als bevoegde autoriteit voor de verordening. De AFM wordt aangewezen als autoriteit die de specifieke toestemming verleend, waarbij DNB de bevoegdheid krijgt om ten aanzien van enkele artikelen een bindende aanbeveling te doen. In dit kader is zowel de AFM als DNB gevraagd om een uitvoerings- en handhavingstoets te verrichten.

De AFM geeft in haar reactie aan dat het uitvoeringsbesluit uitvoerbaar is. Ten aanzien van de kosten merkt zij op dat deze voor een deel samenhangen met het aantal instellingen dat in Nederland gebruik wil maken van het Pilot Regime. Zij verwacht dat dit slechts een beperkt aantal zijn.

De AFM stelt dat de kosten kunnen worden onderscheiden in voorbereidingskosten, de kosten voor de initiële toetsing en de kosten van het doorlopend toezicht. Daarbij geeft zij aan dat zij verwacht 125-150 uur aan voorbereidingskosten te zullen besteden. Voor de initiële toetsing stelt zij voor om de kosten via een heffing (kostendekkend) om te slaan naar de partijen die gebruik willen maken van de regeling en voor haar doorlopend toezicht stelt zij een aanpassing van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 voor.

De AFM merkt op dat er beperkte nieuwe kosten verbonden zijn aan het uitvoeringsbesluit en dat deze geen significante invloed hebben op de begroting. Deze kosten worden meegenomen in de continue (her)prioritering van haar toezicht. Het uitvoeringsbesluit heeft geen invloed op het kostenkader van de AFM.

DNB geeft in haar reactie aan dat zij voldoende in staat is uitvoering te geven aan de verordening. Daarbij maakt zij wel de kanttekening dat het Pilot Regime nieuw is, waardoor het vooralsnog lastig is om volledig te overzien hoe uitvoering en handhaving precies zullen plaatsvinden. Bovendien valt lastig in te schatten hoeveel partijen gebruik zullen maken van het Pilot Regime.

§ 5. Regeldrukeffecten van het uitvoeringsbesluit

Regeldrukeffecten zijn de investeringen en inspanningen die bedrijven, burgers of professionals moeten verrichten om zich aan de wet- en regelgeving van de Rijksoverheid te houden.

Dit uitvoeringsbesluit geeft uitvoering aan de verordening en levert geen regeldruk op, aangezien alle verplichtingen rechtstreeks volgen uit de verordening. Het onderhavige uitvoeringsbesluit voorziet in het aanwijzen van de bevoegde autoriteit en een regeling tussen de AFM en DNB, op basis waarvan DNB onder meer bindende aanbevelingen kan doen.

De regeldrukeffecten worden niet meegenomen, omdat de verordening rechtstreeks werkt en niet in Nederlandse wetgeving hoeft te worden geïmplementeerd.15 Een concept van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft naar dit uitvoeringsbesluit gekeken maar brengt geen formeel advies uit in verband met het ontbreken van gevolgen voor de regeldruk.

§ 6. Consultatie

Met het oog op de van toepassing wordingsdatum van 23 maart 2023 en het feit dat dit besluit enkel ziet op de aanwijzing van en de samenwerking tussen toezichthouders is ervoor gekozen dit besluit niet te consulteren.

Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten)

A

Dit onderdeel voegt de verordening toe aan de opsomming in artikel 1 van het BuEUv.

B

Dit onderdeel voegt de bevoegdheidsverdeling voor de verordening toe aan artikel 2, eerste lid, van het BuEUv. Onder 1° wordt de AFM aangewezen als de bevoegde autoriteit in de zin van de verordening voor de artikel 3, 4, 8 tot en met 10, en 11, derde en vijfde lid. Hiermee is de AFM de bevoegde autoriteit die de specifieke toestemming zal verlenen aan een onderneming die een DLT-marktinfrastructuur wil exploiteren. Onder 2° wordt voor de artikelen 5 tot en met 7 verwezen naar de reeds bestaande bevoegdheidsverdeling op basis van het BuEUv en de verordening markten voor financiële instrumenten, de verordening centrale effectenbewaarinstellingen, de verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen en, met betrekking tot beleggingsondernemingen en marktexploitanten, de Wft. Dit opdat de huidige bevoegdheidsverdeling voor het toezicht op de type ondernemingen die een DLT-marktinfrastructuur kunnen aanvragen in stand blijft.

C

Dit onderdeel voegt een nieuw artikel 2f toe aan het BuEUv om de verhouding tussen de AFM en DNB te regelen.

Het eerste lid bepaalt in welke gevallen de AFM DNB in kennis moet stellen van een voornemen om een specifieke toestemming te verlenen, een specifieke toestemming in te trekken, een materiële wijziging goed te keuren en een doorvoering van een corrigerende maatregel te eisen in de zin van de verordening.

Het tweede lid regelt in welke gevallen DNB de bevoegdheid heeft om een bindende aanbeveling te doen.

Het derde lid geeft de verplichting aan de AFM om een van DNB ontvangen bindende aanbeveling in de zin van lid 2 de verordening uit te voeren.

Het vierde lid bepaalt dat de bindende aanbevelingen van DNB met redenen moeten zijn omkleed.

Het vijfde lid bepaalt dat indien de bindende aanbeveling van DNB ertoe leidt dat de AFM besluit tot het niet verlenen van een specifieke toestemming, het intrekken van een specifieke toestemming of het niet goedkeuren van een materiële wijziging, de bindende aanbeveling onderdeel uitmaakt van het besluit.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit. Omdat de verordening van toepassing is vanaf 23 maart 2023, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor wetgeving in verband met de uitvoering van EU-wetgeving.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Bijlage: Transponeringstabel

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

(Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft)

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

1

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering

 

Onderwerp en toepassingsgebied

2

Behoeft geen uitvoering

 

Definities

3

Artikel I, onderdeel B

 

Beperkingen

4-7

Artikel I, onderdeel B

 

Vereisten, vrijstellingen en aanvullende vereisten

8-10

Artikel I, onderdeel B

 

Specifieke toestemmingen

11

Artikel I, onderdeel B

 

Samenwerking

12

Artikel I, onderdeel B

 

Bevoegdheidsverdeling

13

Behoeft geen uitvoering

 

Notificatieverplichting voor lidstaten

14

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering

 

Artikel gericht tot ESMA

15

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering

 

Artikel gericht tot ESMA

16

Behoeft geen uitvoering

 

Wijziging Verordening 600/2014 gericht tot Commissie

17

Behoeft geen uitvoering

 

Wijziging Verordening 909/2014 van de van toepassingswordingsdatum van een bepaling

18

Behoeft geen uitvoering

 

Wijziging Richtlijn 2014/65. Implementatie geschiedt bij de Implementatiewet richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen

19

Artikel II

 

Inwerkingtredings- en van toepassingwordingbepaling


X Noot
1

De artikelen 8, vijfde lid, 9, vijfde lid, 10, zesde lid, en artikel 17 zijn van toepassing geworden op 22 juni 2022. Dit betreft delegatiebepalingen voor uitwerking van technische reguleringsnormen door ESMA en een wijziging van Verordening (EU) 909/2014 ter wijziging van de inwerkingtredingsbepaling. Artikel 16 is met terugwerkende kracht van toepassing geworden op 4 juli 2021 en bevat een wijziging van Verordening (EU) 600/2014 waarvan de bepaling gericht is tot de Commissie.

X Noot
3

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2020 betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 201019/1937.

X Noot
4

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/43/EG, 2009/65/EG, 2009/138/EU, 2011/61/EU, EU/2013/36, 2014/65/EU, (EU) 2015/2366 en EU/2016/2341.

X Noot
6

Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151), overweging 1.

X Noot
7

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en

Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173).

X Noot
8

Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151), overweging 2.

X Noot
9

Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151), overweging 6.

X Noot
10

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

X Noot
11

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en

Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173).

X Noot
12

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257)

X Noot
13

Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 134).

X Noot
14

Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173).

X Noot
15

Zie het Handboek meting regeldrukkosten, p. 19.

Naar boven