Besluit van 23 juni 2023, houdende wijziging van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES, het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES en het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES (formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rijksambtenaren BES 2021–2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 mei 2023, nr. 2023-0000226228;

Gelet op de artikelen 17, 55 en 81 van de Ambtenarenwet BES en artikel 21, tweede lid, onder a, van de Veiligheidswet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 mei 2023, no. W04.23.00119/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 juni 2023, nr. 2023-0000331080;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT 1998 BES

Het Bezoldigingsbesluit 1998 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vierde lid, wordt «1/170» vervangen door «1/150» en «werktijd» door «betrekking».

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt jaarlijks verhoogd tot het in de schaal naast-hogere bedrag, indien hij zijn functie naar het oordeel van zijn leidinggevende naar behoren vervult.

2. In het derde lid wordt «naar het oordeel van het bevoegd gezag» vervangen door «naar het oordeel van het bevoegd gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES,».

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden toegekend zolang de ambtenaar de maximum bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand, waarin sinds zijn aanstelling of sinds zijn overgang naar een functie waaraan een hogere bezoldiging is verbonden een jaar is verstreken, en geschiedt nadien telkens na één jaar.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

De bezoldiging van de ambtenaar met een deelbetrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige betrekking.

D

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «en wordt berekend over het hele kalenderjaar» vervangen door «over een periode van twaalf maanden, die is aangevangen met de maand januari van het desbetreffende kalenderjaar».

2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de eindejaarsuitkering op verzoek van de ambtenaar binnen een periode als bedoeld in het tweede lid op twee momenten worden uitbetaald. In dat geval vindt de eerste uitbetaling plaats in de door de ambtenaar verzochte maand, en wel over de maand januari, bedoeld in het tweede lid, en de volgende maanden tot en met de maand van de eerste uitbetaling. De tweede uitbetaling vindt dan plaats in de maand november, en wel over de resterende maanden van het desbetreffende kalenderjaar.

3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het tweede of derde lid, wordt bij ontslag van de ambtenaar de eindejaarsuitkering onderscheidenlijk het resterende deel van de eindejaarsuitkering uitbetaald in de laatste maand van zijn dienstverband.

4. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 36a, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES is van overeenkomstige toepassing op de eindejaarsuitkering.

E

Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19

  • 1. Aan de ambtenaar die op 1 juni 2021 in dienst was, wordt een eenmalige uitkering verleend ter hoogte van USD 1.500.

  • 2. De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de ambtenaar met een deelbetrekking vastgesteld op een evenredig deel van het bedrag, genoemd in het eerste lid.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN HET RECHTSPOSITIEBESLUIT AMBTENAREN BES

Het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

De bezoldiging van de ambtenaar met een deelbetrekking is gelijk aan de bezoldiging die hij in die functie zou hebben genoten bij een volledige betrekking, vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer 36 is en de teller het aantal voor die ambtenaar geldende arbeidsuren per week.

B

In artikel 20 wordt «indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «indien hij in volledige betrekking werkzaam was geweest».

C

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

  • 1. De ambtenaar die een door het bevoegd gezag aangewezen functie vervult die onvermijdbare risico’s van structurele aard met zich brengt, ontvangt een toelage voor onvermijdbaar verzwarende werkomstandigheden.

  • 2. Risico’s als bedoeld in het eerste lid kunnen zijn risico’s van fysieke of psychische aard, risico’s op slachtofferschap of afbreukrisico’s.

  • 3. Het bevoegd gezag wijst de in het eerste lid bedoelde functies aan. Bij de aanwijzing wordt vermeld of er sprake is van onvermijdbare risico’s of onvermijdbare aanmerkelijke risico’s.

  • 4. Er is sprake van onvermijdbare aanmerkelijke risico’s als bedoeld in het derde lid, wanneer onvoldoende maatregelen getroffen kunnen worden om het risico te beperken.

  • 5. De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor ambtenaren in dienst van de Staat USD 50 per maand of, indien er sprake is van aanmerkelijke risico’s, USD 100.

  • 6. De hoogte van de toelage, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam vastgesteld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 7. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, worden de bedragen, genoemd in het vijfde lid, met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat bij ministeriële regeling op gelijke voet gewijzigd.

  • 8. Onze Minister kan nadere regels stellen voor de toepassing van dit artikel.

D

In artikel 25c, eerste en derde lid, wordt «artikel 25a en 25b» telkens vervangen door «de artikelen 23a, 25a en 25b».

E

In artikel 30 wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende volledige werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking».

F

In artikel 35, derde lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking».

G

Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en het vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de vakantie-uitkering op verzoek van de ambtenaar binnen een periode als bedoeld in het tweede lid op twee momenten worden uitbetaald. In dat geval vindt de eerste uitbetaling plaats in de door de ambtenaar verzochte maand, en wel over de maand juni, bedoeld in het tweede lid, en de volgende maanden tot en met de maand van de eerste uitbetaling. De tweede uitbetaling vindt dan plaats in de maand mei, en wel over de resterende maanden.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het tweede of derde lid, wordt bij ontslag van de ambtenaar de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het resterende deel van de eindejaarsuitkering uitbetaald in de laatste maand van zijn dienstverband.

H

Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de eerste volzin vervangen door «De arbeidsduur bedraagt bij een volledige betrekking gemiddeld 36 uur per week».

2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 10. Een ambtenaar kan niet voor meer dan 36 uur worden aangesteld.

I

In artikel 48, derde lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking».

J

In artikel 70, vijfde lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking», en wordt «indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door »indien hij in volledige betrekking werkzaam was geweest».

K

In artikel 72b, tweede lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de volledige werktijd,» vervangen door «met een deelbetrekking» en «werktijd» door «betrekking».

L

In artikel 79, zesde lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking» en «indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd» door «indien hij in volledige betrekking werkzaam was geweest».

ARTIKEL III WIJZIGING VAN HET BESLUIT VAKANTIE EN VRIJSTELLING VAN DIENST AMBTENAREN BES

Het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de omschrijving van arbeidsduurfactor wordt «het aantal uren van de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd» vervangen door «36».

2. Na bezoldiging per uur: wordt «1/170 deel van de bezoldiging per maand bij een volledige werktijd» vervangen door «1/150 deel van de bezoldiging per maand bij een volledige betrekking».

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «met volledige werktijd» vervangen door «met een volledige betrekking» en «184» door «168».

2. In het derde lid wordt «24» vervangen door «22».

3. In het vierde lid wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de gebruikelijk werktijd» vervangen door «met een deelbetrekking».

C

In artikel 5a, tweede lid, wordt «118,5» vervangen door «108» en «79» door «72» en «voor wie de geldende werktijd korter is dan de gebruikelijke volledige werktijd,» door «met een deelbetrekking»

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «39,5» vervangen door «36».

2. In het tweede lid wordt «79» vervangen door «72».

E

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «26» vervangen door «24».

2. In het tweede lid wordt «65,5» vervangen door «59,7» en «118,5» door «108».

3. In het vierde lid wordt «31,6» vervangen door «28,8».

4. In het vijfde lid wordt «1.975» vervangen door «1.800».

F

In artikel 15, eerste lid, wordt «39,5» vervangen door «36».

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN HET BESLUIT RECHTSPOSITIE KORPS POLITIE BES

Het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

g. volledige betrekking:

een betrekking met een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week;.

2. Onderdeel h komt te luiden:

h. deelbetrekking:

een betrekking met een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 36 uur per week;.

3. Onderdeel i komt te luiden:

i. bezoldiging:

het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de aspirant en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken met inachtneming van de bepalingen bij of krachtens het Bezoldigingsbesluit 1998 BES vastgesteld;.

B

In artikel 13, eerste lid, wordt na «de artikelen» ingevoegd «23a,».

C

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak wordt jaarlijks verhoogd tot het in de schaal naast-hogere bedrag, indien hij zijn functie naar het oordeel van zijn leidinggevende naar behoren vervult.

2. In het derde lid wordt «naar het oordeel van Onze Minister» vervangen door «naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25».

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden toegekend zolang de ambtenaar de maximum bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand, waarin sinds zijn aanstelling of sinds zijn overgang naar een functie waaraan een hogere bezoldiging is verbonden een jaar is verstreken, en nadien telkens na één jaar.

D

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

  • 1. Aan de ambtenaar die op 1 juni 2021 in dienst was, wordt een eenmalige uitkering verleend ter hoogte van USD 1.500.

  • 2. De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de ambtenaar van politie met een deeltijdbetrekking vastgesteld op een evenredig deel van het bedrag, genoemd in het eerste lid.

E

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «184» vervangen door «168».

2. In het tweede lid wordt «24» vervangen door «22».

F

In artikel 34, tweede lid, wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de gebruikelijke volledige werktijd,» vervangen door «met een deelbetrekking».

G

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot het tweede tot en met zevende lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt «ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «ambtenaar van politie», «118,5» door «108» en «80» door «72».

3. In het derde lid (nieuw) wordt «voor wie de geldende werktijd korter is dan de gebruikelijke volledige werktijd,» vervangen door «met een deelbetrekking» en «de voor zijn functie geldende gebruikelijke werktijd» door «36».

H

Artikel 37b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid en het derde lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot het eerste lid en het vierde tot en met negende lid tot het tweede tot en met zevende lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «ambtenaar van politie» en «40» door «36».

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «ambtenaar van politie» en «80» door «72».

4. In het zesde lid wordt «als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid» vervangen door «als bedoeld in het eerste of tweede lid».

I

Artikel 37c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «26» vervangen door «24».

2. In het tweede lid wordt «65,5» vervangen door «59,7» en «118,5» door «108».

3. In het vierde lid wordt «31,6» vervangen door «28,8».

4. In het vijfde lid wordt «1.975» vervangen door «1.800».

ARTIKEL V WIJZIGING VAN HET DIENST- EN WERKTIJDENBESLUIT BRANDWEERKORPS BES

In artikel 3, eerste lid, onder a, van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES wordt «gemiddeld 39,5» vervangen door «bij een volledige betrekking gemiddeld 36».

ARTIKEL VI OVERGANGSBEPALING

In afwijking van artikel 37a, tiende lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES kan een ambtenaar tussen 1 januari 2022 en 1 januari 2023 voor meer dan 36 uur gemiddeld per week worden aangesteld, indien dit in het belang van de dienst is. Het bevoegd gezag zet een aanstelling als bedoeld in de eerste volzin met ingang van 1 januari 2023 om in een aanstelling van gemiddeld 36 uur per week. De bezoldiging van de ambtenaar met een betrekking van meer dan 36 uur per week wordt vastgesteld op de bezoldiging bij een volledige betrekking, vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer 36 is en de teller het aantal voor die ambtenaar geldende arbeidsuren per week.

ARTIKEL VII INWERKINGTREDING

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel I, onderdelen B en E, en artikel IV, onderdelen C en D, terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. De artikelen I, onderdeel B, en IV, onderdeel C, werken terug tot en met 1 januari 2020.

  • 3. De artikelen I, onderdeel E, en IV, onderdeel D, werken terug tot en met 1 juni 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 juni 2023

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen

Uitgegeven de zesde juli 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Op 20 mei 2021 is in het Sectoroverleg Caribisch Nederland op Bonaire tussen de vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de vertegenwoordigers van de vakorganisaties ABVO, ACOM, NAPB en STrAF overeenstemming bereikt over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel in dienst van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) voor de periode 2021–2023.

In het onderhavige besluit worden in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst (hierna: Cao CN 2021–2023) gemaakte afspraken formeel uitgewerkt. Het betreft (a) een eenmalige uitkering van USD 1.500, (b) de introductie van een toelage van USD 50 of USD 100 per maand voor onvermijdbaar verzwarende werkomstandigheden (OVW) en (c) arbeidsduurverkorting (introductie 36-urige werkweek).

Daarnaast zijn in overleg met de bonden de regels met betrekking tot de toekenning van periodieke verhogingen met ingang van 1 januari 2020 in de praktijk aangepast. Die aanpassingen moeten nog worden geformaliseerd; hiertoe strekken de artikelen I, onderdeel B, en IV, onderdeel C. Ten slotte zijn in het sectoroverleg van 14 september 2021 enkele afspraken gemaakt met betrekking tot de uitbetaling van de vakantie- en de eindejaarsuitkering en de afbouwtoelage op grond van artikel 25c van het RpbaBES, waarvoor aanpassingen in de regelgeving noodzakelijk zijn. Ook hiertoe strekt het onderhavige besluit (artikelen I, onderdeel D, en II, onderdeel G, onderscheidenlijk artikel II, onderdeel D). Deze onderwerpen zijn nader toegelicht in paragraaf 3.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

2. Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rijksambtenaren Caribisch Nederland 2021–2022

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de geformaliseerde afspraken van de Cao CN 2021–2023.

Een aantal van de in de Cao CN 2021–2023 gemaakte afspraken betreft onderwerpen van centrale aard die ook gelden voor de ambtenaren in dienst van de openbare lichamen. Wat betreft de in het onderhavige besluit geformaliseerde afspraken gaat het om de arbeidsduurverkorting en de afspraken met betrekking tot de toelage voor onvermijdbaar verzwarende werkomstandigheden. Omdat de financiële rechtspositie van ambtenaren bij de openbare lichamen op lokaal niveau wordt bepaald, is in het onderhavige besluit geregeld dat de hoogte van die toelage voor de ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam bij eilandsbesluit moet worden vastgesteld.

a. Eenmalige uitkering

Een fulltime medewerker (dat wil zeggen een ambtenaar met een aanstelling voor 39,5 uur per week of voor 40 uur per week in het geval van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant) ontvangt in juni 2021 een eenmalige uitkering van USD 1.500 bruto. Met deze eenmalige uitkering is beoogd compensatie te bieden aan medewerkers voor het achterwege blijven van een salarisverhoging per 1 januari 2021.Parttime medewerkers ontvangen de uitkering naar rato van de omvang van hun dienstverband. De uitkering is niet pensioengevend, omdat het geen vaste inkomenscomponent betreft. De uitkering is geregeld in artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES (artikel I, onderdeel E) en artikel 23a van het Besluit rechtspositie korps politie BES (BrkpBES) (artikel IV, onderdeel B).

b. Toelage OVW

Sommige ambtelijke functies hebben een onvermijdbaar verzwarend karakter. Dit zijn functies waarbij de medewerker direct contact heeft met de burger en waarbij dat contact een risico met zich brengt dat onvermijdbaar is. Daarnaast zijn er functies waarbij er geen direct contact is met de burger, maar die wegens de omstandigheden waaronder de werkzaamheden verricht moeten worden een verzwarend karakter hebben.

Risico’s dienen in de eerste plaats vermeden te worden door het inzetten van maatregelen om de risico’s te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, dienen de risico’s zo veel mogelijk beperkt te worden. Tot slot blijven er risico’s bestaan die onvermijdbaar zijn. Deze risico’s hebben een verzwarend effect op het uitoefenen van de functie. Dit verzwarende element wordt echter niet meegewogen in de functiewaarderingssystematiek FUWASYS. In het onderhavige besluit wordt per 1 januari 2022 in artikel 23a van het RpbaBES de grondslag opgenomen voor een toelage voor ambtenaren die een dergelijke functie vervullen (artikel II, onderdeel C).

Het bevoegd gezag wijst de functies aan die een onvermijdbaar verzwarend karakter hebben. De aanwijzing geschiedt vanzelfsprekend in overeenstemming met de criteria die hiervoor bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld. Het gaat om werkomstandigheden die een structureel belastend karakter hebben in termen van een fysiek of psychisch risico, risico op slachtofferschap of afbreukrisico, waarbij de risico’s onvermijdbaar zijn.

Er vindt een differentiatie plaats naar de zwaarte van de risico’s. De basistoelage is vastgesteld op USD 50 per maand. Wanneer er onvoldoende maatregelen getroffen kunnen worden om de risico’s te beperken, worden deze risico’s als «aanmerkelijk» aangeduid. Wanneer er sprake is van aanmerkelijke risico’s, dan is de toelage niet USD 50, maar USD 100 per maand. Deze bedragen worden bij ministeriële regeling geïndexeerd, gelijk aan de structurele loonontwikkeling bij RCN.

De toelage is onder de reikwijdte gebracht van de afbouwregeling van artikel 25c van het RpbaBES (artikel II, onderdeel D).

c. Arbeidsduurverkorting

Een werkweek van 36 uur biedt niet alleen meer werkgelegenheid op de drie Caribisch-Nederlandse eilanden, maar ook een betere balans tussen werk en privé voor de ambtenaren zelf.

Voor de meeste ambtenaren geldt op dit moment een werkweek van (gemiddeld op jaarbasis) 39,5 uur per week. Voor een deel van de Rijksambtenaren CN geldt een afwijkende werktijd van 40 uur. Dit betreft de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspiranten. Het harmoniseren van de werktijden in het verleden zou tot onverantwoorde gevolgen hebben geleid voor de inzetbaarheid en de bedrijfsvoering. Met de invoering van de 36-urige werkweek, in combinatie met de uitbreiding van de formatie wordt dit knelpunt opgelost.

Omdat het niet de bedoeling is dat ambtenaren alsnog meer dan 36 uur gaan werken (wat een aanstelling voor meer dan 1 fte betekent), is uitdrukkelijk bepaald dat een betrekking van meer dan 36 uur niet mogelijk is. (artikel II, onderdeel H, onder 2). De enige (tijdelijke) uitzondering hierop is neergelegd de overgangsbepaling (artikel VI).

De arbeidsduurverkorting heeft geen gevolgen voor de bezoldiging voor de ambtenaren die op fulltime basis 3,5 uur per week minder hoeven te werken. Het loon omgerekend naar uur gaat dus omhoog.

Omdat er sprake is van een gelijke beloning per uur binnen het loongebouw wordt de bezoldiging voor de ambtenaren voor wie een volledige betrekking nu nog een 40-urige werkweek inhoudt, vermenigvuldigd met een factor 40/39,5 (zie het huidige artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het BrkpBES). Nu voor deze ambtenaren ook een 36-urige werkweek wordt ingevoerd, zal deze ophoging van de bezoldiging voortaan achterwege blijven. Door de arbeidstijdverkorting is immers ook voor deze ambtenaren sprake van een hoger uurloon.

De invoering van de een 36-urige werkweek heeft gevolgen voor de opbouw van vakantie-uren. Deze worden (op fulltime basis) naar rato aangepast van 184 naar 168 uur per jaar. Voor medewerkers met onregelmatige diensten worden de extra vakantie-uren aangepast van 24 naar 22 uur per jaar. Daarnaast zijn ook de te sparen uren voor levensfaseverlof naar rato aangepast.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt de terminologie met betrekking tot fulltime en parttime aanstellingen zo veel mogelijk te harmoniseren. Daarbij is uitgegaan van de terminologie van het BrkpBES, waarin sprake is van «volledige betrekkingen» en «deelbetrekkingen».

3. Periodieken en vakantie- en eindejaarsuitkering

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de in dit besluit geformaliseerde afspraken die zijn gemaakt in het sectoroverleg van 14 september 2021.

a. Toekenning periodieken

De bezoldiging van de Rijksambtenaren in Caribisch Nederland wordt vastgesteld aan de hand van bezoldigingsschalen. Alle bezoldigingsschalen zijn opgedeeld in treden. Zolang een ambtenaar nog niet de hoogste trede van zijn schaal heeft bereikt, wordt zijn bezoldiging bij behoorlijk functioneren jaarlijks tot de volgende trede verhoogd. Bij zeer goed of uitstekend functioneren kan betrokkene een trede extra worden toegekend. Op grond van artikel 6, vierde lid, van het huidige Bezoldigingsbesluit 1998 BES vonden deze periodieke verhogingen («periodieken») altijd plaats met ingang van 1 januari. Met ingang van 1 januari 2020 is in overleg met de bonden echter begonnen met de toekenning van periodieken op de datum van indiensttreding of de datum waarop een verandering plaatsvindt in de bezoldiging als gevolg van een bevordering of als gevolg van verplichte of vrijwillige mobiliteit. In het onderhavige besluit wordt het nieuwe systeem geformaliseerd. Dit is toegelicht in de toelichting op de artikelen I, onderdeel B, en IV, onderdeel C.

b. Uitbetaling vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering

Elke maand bouwt een medewerker van RCN een twaalfde deel op van de vakantie-uitkering en twaalfde deel van de eindejaarsuitkering. Hiervoor wordt ten behoeve van de medewerker een reservering aangemaakt. Op grond van artikel 36a, tweede lid, van het RpbaBES wordt de vakantie-uitkering eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald. De eindejaarsuitkering wordt ingevolge artikel 9a, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES jaarlijks uitbetaald in november. Het is echter administratief ook mogelijk om de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering op twee momenten uit te betalen. In artikel I, onderdeel D, van het onderhavige besluit wordt daarom in een nieuw derde lid van artikel 9a van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES een bepaling opgenomen op grond waarvan elke medewerker de mogelijkheid geboden wordt om de eindejaarsuitkering op twee verschillende momenten te laten uitbetalen: de eerste uitbetaling in een door betrokkene gewenste maand en de tweede uitbetaling in de maand november. De eerste uitbetaling betreft dan de reservering voor de eindejaarsuitkering die tot dan is opgebouwd en in november wordt vervolgens de reservering voor de resterende maanden van het betreffende kalenderjaar uitbetaald. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in een nieuw derde lid van artikel 36a van het RpbaBES met betrekking tot de uitbetaling van de vakantie-uitkering (artikel II, onderdeel G), met dien verstande dat de tweede uitbetaling van de vakantie-uitkering altijd plaatsvindt in de maand mei. Door alleen de reservering van de vakantie- of eindejaarsuitkering vervroegd uit te betalen, kunnen er geen problemen ontstaan wanneer medewerkers tussentijds de dienst verlaten. Het deel dat vervroegd wordt uitbetaald, is immers nooit meer dan het tot dan opgebouwde (gereserveerde) bedrag.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en C, artikel II, onderdelen A, B, E, F, G, H, I, J, K en L, artikel III, artikel IV, onderdelen A, E, F, G, H en I, en artikel V.

De wijzigingen in deze (onderdelen van) artikelen houden verband met de introductie van de 36-urige werkweek en de aanpassing van de terminologie met betrekking tot fulltime en parttime werken. Verwezen wordt naar het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2, onder c.

Artikel I, onderdeel B, en artikel IV, onderdeel C

In het huidige artikel 6, eerste lid, van het RpbaBES en artikel 18, eerste lid, van het BrkpBES is bepaald dat ambtenaren formeel beoordeeld moeten worden voor de jaarlijkse periodieke verhoging van de bezoldiging. In de praktijk heeft deze jaarlijkse formele beoordeling echter plaats gemaakt voor een gesprekscyclus, waarin sprake is van een tweezijdig gesprek tussen de ambtenaar en zijn leidinggevende. De gesprekscyclus bestaat uit plannen, reflecteren op het functioneren en evalueren met conclusie. De cyclus begint met «plannen»: afspraken maken over het opdragen van werkzaamheden, welke resultaten behaald en getoetst moeten worden alsmede over de relevante omstandigheden die nodig zijn voor het behalen van de afgesproken resultaten. Na de planfase volgt een tijdvak waarin de ambtenaar de prestatie levert binnen de daarvoor afgesproken ruimte en de leidinggevende het functioneren van de ambtenaar monitort: «reflecteren». Afspraken kunnen in deze fase zo nodig worden bijgesteld. Ten slotte kijken de ambtenaar en de leidinggevende samen, in een tweezijdig gesprek, terug op de geleverde prestatie («evalueren»). Vervolgens vormt de leidinggevende een samenvattende conclusie op basis van de gezamenlijke evaluatie.

Met deze gesprekscyclus is een formele beoordeling voor een jaarlijkse periodieke verhoging van de bezoldiging niet nodig. Voor een extra periodieke verhoging (die kan worden toegekend bij zeer goed of uitstekend functioneren) is nog wel een formele beoordeling nodig. Dit is geregeld in artikel 6, tweede lid, RpbaBES en artikel 18, tweede lid, BrkpBES. Ook voor het onthouden van een jaarlijkse periodiek bij het onder de maat functioneren van betrokkene is een formele beoordeling vereist. Dit wordt ingevolge het onderhavige besluit enigszins verduidelijkt in artikel 6, derde lid, RpbaBES en artikel 18, derde lid, BrkpBES.

Op grond van het gewijzigde vierde lid van genoemde artikelen 6 en 18 worden de jaarlijkse periodieke verhogingen niet meer met ingang van 1 januari toegekend, maar is de periodiekdatum de datum van indiensttreding dan wel de datum waarop een verandering heeft plaatsgevonden in de bezoldiging als gevolg van een bevordering of verplichte of vrijwillige mobiliteit.

Artikel I, onderdeel D

In onderdeel 1 wordt artikel 9a, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES in overeenstemming gebracht met die van artikel 36a, eerste lid, van het RpbaBES. Door deze wetstechnische aanpassing kan tevens het nieuwe derde lid van die artikelen op dezelfde wijze worden geformuleerd.

Onderdelen 2 en 3 betreffen de mogelijkheid om de eindejaarsuitkering op twee momenten te laten uitbetalen. Dit is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 3, onder b.

Ingevolge onderdeel 4 wordt een lid toegevoegd aan artikel 9a van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES, die ertoe strekt dat het opgebouwde, nog niet uitbetaalde deel van de eindejaarsuitkering bij overlijden van de ambtenaar wordt uitbetaald aan zijn nabestaanden. Een dergelijke bepaling ontbreekt ten onrechte in het Bezoldigingsbesluit 1998 BES. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om dit te corrigeren.

Artikel I, onderdeel E, en artikel IV, onderdeel D

Het in het Bezoldigingsbesluit 1998 BES ingevoegde artikel 19 en het in het Besluit rechtspositie korps politie ingevoegde artikel 23a regelen de eenmalige uitkering in juni 2021. Alle ambtenaren die op 1 juni 2021 in dienst waren ontvangen de uitkering. Verwezen wordt verder naar het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2, onder a.

Artikel II, onderdelen C en D, en artikel IV, onderdeel B

Het ingevoegde artikel 23a van het RpbaBES wordt de grondslag voor de OVW-toelage geregeld. Op grond van het aangepaste artikel 13 van het Besluit rechtspositie korps politie is dit nieuwe artikel ook van toepassing voor de ambtenaren van politie.

Op grond van de aanpassing van artikel 25c van het RpbaBES valt de toelage onder de reikwijdte van de afbouwregeling.

Verwezen wordt verder naar het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2, onder b.

In het sectoroverleg van 19 oktober 2022 is een structurele stijging van het brutoloon van 4,75% vanaf 1 januari 2023 overeengekomen. De bedragen voor de OVW-toelage zullen daarom met terugwerkende kracht tot en met die datum bij ministeriële regeling worden geïndexeerd. Daartoe biedt het nieuwe artikel 23a, zevende lid, de grondslag.

Artikel II, onderdeel G

De wijziging van artikel 36a betreft de mogelijkheid om de vakantie-uitkering op twee momenten te laten uitbetalen. Dit is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 3, onder b.

Artikel VI

In verband met de invoering van een 36-urige werkweek is bij de executieve diensten een overgangsregeling noodzakelijk. Dit betreft functies in onregelmatige dienst zoals bij de politie, gevangenis, grensbewaking, douane en brandweer. Vermindering van de arbeidsduur leidt hier tot uitbreiding van de formatie op functies waarvoor noodzakelijke gespecialiseerde kwalificaties gelden. Omdat uitbreiding van de formatie niet van de ene op de andere dag gerealiseerd kan worden, konden de ambtenaren voor deze functie op grond van artikel VI alsnog voor meer dan 36 uur worden aangesteld. Dit betrof een tijdelijke situatie tot 1 januari 2023 en een aanstelling voor meer dan 36 uur was alleen mogelijk als dat noodzakelijk was in het kader van het dienstbelang. Er is geen sprake van een afbouwregeling voor degenen die tot die datum nog een tijdelijke uitbreiding van de arbeidsduur hebben gehad.

Artikel VII

De bepalingen van het besluit die de formalisering van de Cao CN 2021–2023 betreffen, werken terug tot en met 1 januari 2022.

De wijzigingen van artikel 6 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en artikel 18 van het BrkpBES betreffen enerzijds de sinds 1 januari 2020 reeds in de praktijk ingevoerde systematiek van toekenning van periodieken (artikel I, onderdeel B, en artikel IV, onderdeel C). Aan die onderdelen is derhalve terugwerkende kracht verleend tot en met die datum.

De toekenning van een eenmalige uitkering (artikelen II, onderdeel C, en IV, onderdeel B) werkt terug tot en met 1 juni 2021, omdat de uitkering in 2021 is uitbetaald.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen

Naar boven