Besluit van 15 mei 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 28 mei 2020 tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met de invoering van een ontgassingsverbod op de binnenwateren in het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 12 mei 2023, nr. IENW/BSK-2023/105828, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel II van het Besluit van 28 mei 2020 tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met de invoering van een ontgassingsverbod op de binnenwateren in het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) (Stb. 2020, 170);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit van 28 mei 2020 tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met de invoering van een ontgassingsverbod op de binnenwateren in het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) treedt in werking met ingang van de dag zes maanden nadat de laatste akte van aanvaarding van de wijzigingen van het CDNI-verdrag door een verdragsstaat bij de depositaris is gedeponeerd, doch niet later dan met ingang van 1 juli 2024.

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 mei 2023

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de zestiende juni 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

In het Besluit van 28 mei 2020 tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart in verband met de invoering van een ontgassingsverbod op de binnenwateren in het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (hierna: het besluit) is in artikel II bepaald dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Met dit koninklijk besluit wordt daaraan uitvoering gegeven. Met de in dit besluit opgenomen inwerkingtredingsdatum wordt deels aangesloten bij de voorgeschreven inwerkingtredingsbepaling in de wijziging van het CDNI-verdrag. Die bepaalt dat het verdrag in werking treedt binnen zes maanden nadat de laatste akte van aanvaarding bij de depositaris, in casu de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is gedeponeerd. Op grond van dit koninklijk besluit treedt het besluit met ingang van 1 juli 2024 in werking ongeacht of de laatste akte van aanvaarding op die datum al is gedeponeerd en ongeacht of de termijn van zes maanden daarna nog na 1 juli 2024 doorloopt.

Reden voor het nemen van het koninklijk besluit met een vaste inwerkingtredingsdatum van niet later dan 1 juli 2024 is dat de ratificatie van het verdrag in verschillende verdragsstaten substantiële vertraging heeft opgelopen en de inwerkingtreding daardoor te lang op zich laat wachten. Het opnemen van een datum waarop het aangepaste Scheepsafvalstoffenbesluit in ieder geval in werking treedt, geeft aan alle betrokken partijen zekerheid.

Voor de uitvoering van het besluit is namelijk de samenwerking tussen de provincies en het bedrijfsleven belangrijk: de provincie in de rol van vergunningverlenend gezag voor ontgassingsinstallaties en het bedrijfsleven wat betreft het oprichten van die installaties. Hierbij is de voortdurende onzekerheid wat betreft de precieze inwerkingtreding van het ontgassingsverbod en daarmee op welk tijdstip de ontgassingsinstallaties precies operationeel moeten zijn, een sterk belemmerende factor gebleken. Door het uitblijven van het ontgassingsverbod is eveneens de politieke druk, alsmede de roep uit de samenleving voor het snel instellen van een algeheel ontgassingsverbod steeds sterker geworden. Met dit koninklijk besluit wordt daar gehoor aan gegeven.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven