Besluit van 6 juni 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs en het Besluit van 6 juni 2023 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs en houdende vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 12.15, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juni 2023, nr. WJZ/38600223 (ID13677), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel V van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs en artikel II van het Besluit van 6 juni 2023 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat deze bepalingen voor het eerst van toepassing zijn in het studiejaar 2023–2024, met uitzondering van:

    • a. artikel I, onderdelen N, O, P, Q, R, S, subonderdeel 2, W, subonderdeel 2, en Y, voor zover het betreft het opschrift van paragraaf 12.8 en artikel 12.32, die in werking treden met ingang van 1 augustus 2023;

    • b. artikel I, onderdelen K, L, M, S, subonderdeel 1, W, subonderdeel 1, X, en Y, voor zover het betreft de artikelen 12.31 en 12.33, artikel III en artikel IV, die in werking treden met ingang van 1 september 2023;

    • c. artikel I, onderdelen A, subonderdeel 3, F en G, die in werking treden met ingang van 1 januari 2024;

    • d. artikel I, onderdeel Y, voor zover het betreft artikel 12.30, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. Het tijdstip, bedoeld in artikel 12.15, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, wordt vastgesteld op 1 januari 2025.

Artikel 2

Het Besluit van 6 juni 2023 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs treedt in werking met ingang van 1 september 2023, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, subonderdeel 3, en F, die in werking treden met ingang van 1 januari 2025.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juni 2023

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Uitgegeven de achtste juni 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de verschillende artikelen van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs en van het Besluit van 6 juni 2023 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs (hierna: het wijzigingsbesluit). Daarnaast wordt met dit besluit het tijdstip, bedoeld in artikel 12.15, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) vastgesteld.

Hierna worden de verschillende inwerkingtredingsdata voor de verschillende onderdelen toegelicht.

Artikel 1

De Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs treedt, met uitzondering van de bepalingen die hieronder worden besproken, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst, met dien verstande dat deze bepalingen voor het eerst van toepassing zijn in het studiejaar 2023–2024 (artikel 1, eerste lid). Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding is noodzakelijk omdat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op deze manier alvast kan starten met de uitvoering van de wet en de aanvraagprocedure voor een basisbeurs voor het studiejaar 2023–2024 kan openstellen. Met de afwijking van de vaste verandermomenten worden ongewenste nadelen voor de doelgroep voorkomen.

Hiernaast treedt een aantal bepalingen van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs in werking met ingang van 1 augustus 2023 (start van het studiejaar in het mbo), 1 september 2023 (start van het studiejaar in het ho), 1 januari 2024 en 1 januari 2025.

Op 1 augustus 2023 zullen de bepalingen die zien op de harmonisatie van de terugbetalingsvoorwaarden in het mbo en ho in werking treden. Het betreft de wijziging van artikelen 6.3 (vaststelling rentepercentage), 6.7, eerste lid (looptijd aflosfase), 6.9, derde lid (minimumbedrag aflossing), 6.10, tweede en derde lid en 6.14, tweede lid (draagkracht van de debiteur), 6.19, tweede lid en 11.1, tweede lid (terugbetalingsregels levenlanglerenkrediet) en 12.32 (overgangsrecht harmonisatie terugbetalingsregels mbo en ho) van de WSF 2000. Hiermee wordt aangesloten bij het vaste verandermoment voor het mbo. Ook het opschrift van paragraaf 12.8 WSF 2000, waarin de overgangsbepalingen van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs zullen worden opgenomen, wordt per 1 augustus 2023 aan de wet toegevoegd.

Op 1 september 2023 treedt artikel 5.11a WSF 2000 in werking. Hiermee wordt een verruiming van de 1-februariregeling voor mbo-gediplomeerden die doorstromen naar het ho gerealiseerd. Eveneens komt artikel 6.2a WSF 2000 te vervallen. Dit artikel bevat een studieschuldkwijtscheldingsregeling voor studenten met een handicap of chronische ziekte. Nu er weer een basisbeurs wordt ingevoerd in het hoger onderwijs, bestaat er aanleiding om artikel 6.2a te laten vervallen per studiejaar 2023–2024 (evenals de verwijzingen naar artikel 6.2a in artikelen 6.19 en 11.1). Voor studenten die reeds met hun studie zijn begonnen, is in artikel 12.31 WSF 2000 overgangsrecht opgenomen voor deze kwijtscheldingsregeling. Dat artikel zal gelijktijdig in werking treden. Ook de bepalingen waarin de tegemoetkoming die wordt verstrekt aan de eerste vier cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs en het overgangsrecht voor de studievoorschotvouchers worden geregeld (artikelen 12.15 en 12.33 WSF 2000) zullen per 1 september 2023 in werking treden. Opmerking verdient dat aan het gewijzigde artikel 12.15 WSF 2000 pas vanaf 1 januari 2025 uitvoering zal worden gegeven (zie hierna). Tot slot treden ook de wijzigingen van de Wet register onderwijsdeelnemers en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, per 1 september 2023 in werking. Voor bovenstaande wijzigingen geldt dat het wenselijk is dat de bepalingen bij de start van studiejaar 2023–2024 (en dus niet eerder) worden gewijzigd. Hiermee wordt aangesloten bij het vaste verandermoment voor het hoger onderwijs.

Met ingang van 1 januari 2024 treden de wijzigingen die zien op het afschaffen van de bijverdiengrens in het mbo (artikel 3.17 WSF 2000) en het verbreden van de doelgroep van de aanvullende beurs (artikel 3.9a WSF 2000) in werking. Voor allebei geldt dat hiermee wordt aangesloten bij de uitvoeringspraktijk van DUO, waar voor allebei de voorzieningen wordt gekeken naar het inkomen over een kalenderjaar.

Tot slot zal per 1 januari 2025 artikel 12.30 WSF 2000 in werking treden. Deze bepaling regelt de tegemoetkoming voor studenten die onder het studievoorschot hebben gestudeerd. Eerdere inwerkingtreding wordt niet mogelijk geacht, aangezien de uitvoering pas vanaf 1 januari 2025 kan worden gestart. Ook de tegemoetkoming voor de eerste vier cohorten die onder het studievoorschot hebben gestudeerd, kan pas vanaf 1 januari 2025 worden toegekend. In artikel 12.15, vijfde lid, WSF 2000 is opgenomen dat deze tegemoetkoming wordt toegekend vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Met dit besluit wordt dat tijdstip dus gesteld op 1 januari 2025 (artikel 1, tweede lid).

Artikel 2

Het wijzigingsbesluit treedt, met uitzondering van de bepalingen die zien op de tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, in werking met ingang van 1 september 2023. Hiermee wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten. De bepalingen die zien op de tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, zullen – evenals artikel 12.30 WSF 2000, dat de grondslag voor deze bepalingen vormt – op 1 januari 2025 in werking treden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven