Besluit van 4 mei 2023 tot het nader bepalen van het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames op het gebied van sensitieve technologie (Besluit toepassingsbereik sensitieve technologie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 28 december 2022, nr. WJZ/ 22886674, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 4 en 8 van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 maart 2023, nr. W18.22.00222/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 1 mei 2023, nr. WJZ/26940684, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen en technologie:

het Gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PbEU 2008, L 335);

militair goed:

militair goed als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012;

product voor tweeërlei gebruik:

product voor tweeërlei gebruik waarvan de uitvoer vergunningplichtig is op grond van artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206);

Verordening producten voor tweeërlei gebruik:

Verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206);

verwijzingscode:

samenstelling van cijfers en letters die wordt aangehaald in een rij van de tabel:

  • a. in bijlage 1 respectievelijk in bijlage 3, van dit besluit en die identiek is aan een samenstelling van cijfers en letters die:

    • 1°. in bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik, uniek is gekoppeld aan een daarin gegeven omschrijving van een product voor tweeërlei gebruik; of

    • 2°. in de lijst van goederen waarop het Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen en technologie van toepassing is, uniek is gekoppeld aan een op die lijst gegeven omschrijving van een goed;

  • b. in bijlage 2 van dit besluit met een unieke koppeling aan een omschrijving van een technologie in die tabel; of

  • c. in bijlage 3 van dit besluit en die identiek is aan een verwijzingscode uit de tabel in bijlage 2 van dit besluit.

§ 2. Uitgezonderde en toegevoegde sensitieve technologieën

Artikel 2

Van de producten voor tweeërlei gebruik zijn als sensitieve technologie uitgezonderd de producten voor tweeërlei gebruik waarnaar in de tabel in bijlage 1, van dit besluit wordt verwezen door middel van verwijzingscodes.

Artikel 3

In aanvulling op de producten voor tweeërlei gebruik die niet krachtens artikel 2 als sensitieve technologie zijn uitgezonderd en de militaire goederen, zijn de in de tabel in bijlage 2 omschreven technologieën sensitieve technologieën.

§ 3. Sensitieve technologieën en significante invloed

Artikel 4

  • 1. Als doelondernemingen in de zin van artikel 4, derde lid, van de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, worden aangewezen ondernemingen die gelet op de aard van hun activiteiten actief zijn op het gebied van een zeer sensitieve technologie. In die ondernemingen wordt significante invloed verkregen of vergroot, in de gevallen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames.

  • 2. Zeer sensitieve technologie als bedoeld in het eerste lid, is iedere technologie waarnaar in de tabel in bijlage 3 door middel van verwijzingscodes is verwezen.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 5

Onze Minister zendt vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toepassingsbereik sensitieve technologie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 mei 2023

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de eenendertigste mei 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage 1 Verwijzingen met behulp van verwijzingscodes naar producten voor tweeërlei gebruik die op grond van artikel 2 als sensitieve technologie zijn uitgezonderd

Verwijzingscode die identiek is aan een samenstelling van cijfers en letters die in bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik uniek is gekoppeld aan een in die bijlage gegeven omschrijving van een product voor tweeërlei gebruik

1A002

1A008

1B001

1B101

1C107

1C117

2B109

Bijlage 2 Technologieën die op grond van artikel 3 zijn aangewezen als sensitieve technologie in aanvulling op militaire goederen en op producten voor tweeërlei gebruik, voor zover die producten niet als sensitieve technologie zijn uitgezonderd op grond van artikel 2

Verwijzingscode

Omschrijving van de bijbehorende sensitieve technologie

AST1

Kwantumtechnologie benut het bijzondere gedrag van energie en materie op atomaire en subatomaire schaal, oftewel de allerkleinste «kwantumdeeltjes», om op een radicaal nieuwe manier te kunnen rekenen, communiceren en meten. Kwantumtechnologie stelt computers in staat om zeer veel processen tegelijk uit te voeren, waar «gewone» computers deze processen in serie doen. Kwantumtechnologie betreft zowel «Quantum Computing», «Quantum Communication» en «Quantum Sensing» (ook wel «Quantum Metrology» genoemd).

AST2

Fotonicatechnologie, vaak kortweg fotonica maar ook wel optica of lichttechnologie genoemd, richt zich op het opwekken, transporteren en detecteren van lichtgolven en lichtdeeltjes, ook wel fotonen genoemd. De technologie wordt in zeer veel «hightech» producten toegepast en ook in specifieke militaire producten, bijvoorbeeld nachtkijkers of diverse soorten sensoren voor veiligheidstoepassingen.

AST3

Semiconductortechnologie houdt zich bezig met het ontwikkelen en fabriceren van semiconductors, ook wel halfgeleiders, geïntegreerde schakelingen, microchips of computerchips genoemd; hier wordt dit verder als halfgeleiders of halfgeleidertechnologie aangeduid. Halfgeleiders zijn materialen die zich qua geleiding tussen isolatoren en werkelijke geleiders in bevinden; de mate van geleiding van een halfgeleider kan gereguleerd worden door de kristalstructuur ervan te voorzien van onzuiverheden. Voor de toepassing van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames gaat het bij halfgeleidertechnologie specifiek om bedrijven met specifieke, eigen kennis op het gebied van chipfabricage, industriële machines voor chipfabricage en ontwerpsoftware voor chips.

AST4

High Assurance-producten zijn software- en/of hardwarematige informatiebeveiligingsproducten, vaak met cryptografische component, die gebruikt worden voor de bescherming van de confidentialiteit, integriteit en/of beschikbaarheid van sensitieve informatie(systemen) die door onderdelen van de Nederlandse overheid worden gebruikt. Dit omvat bijvoorbeeld gerubriceerde diplomatieke, militaire en overige gevoelige gegevens (waaronder staatsgeheimen), vitale processen en steeds meer ook gegevens die sensitief zijn vanuit het perspectief van economische veiligheid. High Assurance is gericht op informatiebescherming volgens de hoogste beveiligingsnormen bedoeld om weerstand te bieden tegen aanvallen van statelijke actoren en andere advanced persistent threats (APT’s).

Bijlage 3 Verwijzingen met behulp van verwijzingscodes naar sensitieve technologieën die op grond van artikel 4, tweede lid, als zeer sensitief zijn aangemerkt

Verwijzingscode die identiek is aan een samenstelling van cijfers en letters die in bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik uniek is gekoppeld aan een in die bijlage gegeven omschrijving van een product voor tweeërlei gebruik

0B001

0B002

0B003

0B004

0B005

0B006

0B007

0C002

0C003

0C004

0C005

0D001

0E001

1A007

1B226

1B231

1B233

1C001

1C012

1C101

1C233

1C235

1C351

1D103

1E001

1E101

1E102

1E201

3A201

3A228

3A229

3A231

3A232

3E201

5A004

5D002

6A001

6A203

6A225

6A226

6B008

6B108

6D003

7A117

7B001

7B003

7B103

7D101

7E001

7E002

7E101

8A002

8E002

9A004

9A005

9A007

9A008

9A104

9A105

9A106

9A108

9A116

9A119

9B115

9B116

9D101

9E001

9E002

9E101

9E102

Verwijzingscode die identiek is aan een samenstelling van cijfers en letters die in de lijst van goederen waarop het Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen en technologie van toepassing is, uniek is gekoppeld aan een op die lijst gegeven omschrijving van een goed

ML19.d

Verwijzingscode die identiek is aan een samenstelling van cijfers en letters die in de tabel van bijlage 2 van dit besluit uniek is gekoppeld aan een in die tabel gegeven omschrijving van een technologie

AST1

AST2

AST3

AST4

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit vindt zijn grondslag in de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna verder te noemen: Wet vifo). De Wet vifo heeft ten doel risico’s voor de nationale veiligheid te beheersen als gevolg van verwervingsactiviteiten, zoals investeringen in en fusies met ondernemingen die doel van een verwerving zijn. Verwervingsactiviteiten zijn belangrijke economische middelen die buitenlandse staten inzetten om hun geopolitieke doelen te behalen. Dit kan gepaard gaan met risico’s voor de Nederlandse nationale veiligheid, in het bijzonder de aantasting van de continuïteit van vitale processen, de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie, en het ontstaan van strategische afhankelijkheden. De Wet vifo voorziet in een ex ante toetsing op de toelaatbaarheid (onder voorwaarden) van voorgenomen verwervingsactiviteiten in vitale aanbieders, beheerders van bedrijfscampussen of ondernemingen actief op het gebied van sensitieve technologie. Het onderhavige besluit is enkel relevant voor verwervingsactiviteiten in ondernemingen actief op het gebied van sensitieve technologie.

Dit besluit regelt nader wat tot sensitieve technologie in het kader van de Wet vifo wordt gerekend, zodat daarvan een preciezere en nader afgewogen afbakening wordt gegeven dan in de Wet vifo (zie hierna paragrafen 2 en 3). Daarnaast verkleint dit besluit de werking van de Wet vifo door te differentiëren naar de mate van invloed die met een verwervingsactiviteit moet worden verkregen of worden vergroot om onder de werking van deze wet te vallen. Op grond van dit besluit heeft voor bepaalde soorten sensitieve technologieën de ex ante toetsing uit de Wet vifo pas betekenis als daarmee een grote mate van invloed over die onderneming wordt verkregen (zogeheten beslissende invloed oftewel zeggenschap). En voor andere soorten sensitieve technologieën wordt die drempel in dit besluit lager gelegd, namelijk bij de verkrijging of vergroting van wat in de wet significante invloed wordt genoemd (zie hierna paragrafen 4 en 5). Dit besluit identificeert derhalve soorten sensitieve technologieën, weegt in deze toelichting hun risico’s voor de nationale veiligheid en differentieert op basis van die weging naar de mate van invloed die vereist is om onder de ex ante toetsing van de wet te vallen. Deze differentiatie zorgt ervoor dat de wet niet te vroeg van toepassing wordt, zodat dit de proportionaliteit vergroot. Hiermee is ook het investeringsklimaat gediend en wordt het instrument op de meest doeltreffende wijze ingezet ten behoeve van de nationale veiligheid. Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid.

2. Mogelijkheden tot nadere afbakening sensitieve technologie

De Wet vifo bepaalt in artikel 8, eerste lid, wat tot sensitieve technologie wordt gerekend. Uit dat artikellid volgt dat in beginsel onder sensitieve technologieën wordt begrepen:

  • de lijst van goederen krachtens artikel 3, eerste lid, van de verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206) (verder: de lijst van producten voor tweeërlei gebruik); en

  • de goederen die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (verder: de militaire-goederenlijst).

De beide lijsten gezamenlijk worden verder de EU-exportcontrolelijsten genoemd.

De Wet vifo biedt op grond van artikel 8, tweede lid, de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (hierna verder te noemen: besluit) een technologie die op een EU-exportcontrolelijst staat uit te zonderen als sensitieve technologie voor de toepassing van de Wet vifo. Deze uitzonderingen verkleinen het toepassingsbereik van de Wet vifo. Hierdoor worden deze technologieën voor de toepassing van deze wet niet langer als sensitief aangemerkt, zodat er geen meldplicht voor een voorgenomen verwervingsactiviteit in een onderneming met een dergelijke niet-sensitieve technologie geldt. Technologieën die op de EU-exportcontrolelijsten staan vermeld en die niet bij besluit zijn uitgezonderd, blijven op grond van de Wet vifo onverminderd gehandhaafd als sensitieve technologie.

De werking van Vifo kan ook worden verbreed door bij besluit technologieën die niet op de EU-exportcontrolelijsten voorkomen als sensitieve technologie bij besluit aan te wijzen. Het bij besluit mogen aanwijzen van technologieën als sensitieve technologie is aan voorwaarden gebonden. Dit volgt uit artikel 8, derde lid, van de Wet vifo, waarop in paragraaf 3.2 nader wordt ingegaan.

Dit besluit voorziet zowel in het uitzonderen als toevoegen van technologieën aan het bereik van de Wet vifo als sensitief; de EU-exportcontrolelijsten vormen voor dat bereik de basis. Het doel van de EU-exportcontrolelijsten is exportcontrole en heeft met het doel van de Wet vifo gemeen dat er een raakvlak is met risico’s voor de nationale veiligheid. De manifestatie van risico’s voor de nationale veiligheid is echter niet gelijk: bij exportcontrole manifesteert een risico voor de nationale veiligheid zich bij het eindgebruik van een product over de grens. Bij verwervingsactiviteiten manifesteert een risico zich doordat een verwerver zeggenschap of significante invloed verkrijgt in de doelonderneming die actief is op het gebied van een sensitieve technologie. Daarnaast zijn de EU-exportcontrolelijsten tot stand gekomen gedurende een lange periode. Hierdoor zijn er technologieën die vroeger weliswaar lastig en moeilijk toegankelijk waren, maar inmiddels vele civiele toepassingen hebben, die relatief eenvoudig toegankelijk zijn en waarvoor een relatief groot aantal aanbieders actief is. Daarnaast staan er op de EU-exportcontrole lijsten bepaalde zeldzame aardmetalen. Deze zeldzame aardmetalen komen uit mijnen; in Nederland zitten deze metalen niet in de bodem en hier zullen dus per definitie nooit dergelijke mijnen gevestigd zijn. Voor exportcontrole is dit zeer relevant, maar voor de Wet vifo niet. Dit soort verschillen maken het wenselijk dat wordt nagegaan of een engere, beperktere, afbakening moet worden gemaakt van wat sensitieve technologie is met het oog op toepassing van de Wet vifo. Dit vereist een nadere beoordeling van de EU-exportcontrolelijsten.

De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) heeft met het oog op het kunnen maken van die afbakening voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 20 operationele sessies met experts vanuit kennisinstellingen, ondernemingen en overheid georganiseerd om te bepalen welke technologieën van de EU-exportcontrolelijsten in aanmerking komen voor uitzondering in het kader van de Wet vifo. De totstandkoming van dit besluit is mede gebaseerd op de bevindingen van TNO.

3. Afwegingskader en toepassing tot nadere afbakening sensitieve technologie

3.1 Handhaven en uitzonderen als sensitieve technologie

In de sessies met experts zijn verschillende criteria gebruikt om af te wegen of een sensitieve technologie die op de EU-exportcontrolelijsten voorkomt wel of niet voor uitzondering in aanmerking komt in het kader van de Wet vifo. De belangrijkste criteria zijn:

  • De afhankelijkheid van de technologie: hierbij is onder meer gekeken naar de mate waarin de samenleving afhankelijk is van de betreffende technologie, de mate waarin bondgenoten afhankelijk zijn van de betreffende technologie, de mate waarin andere sensitieve technologieën afhankelijk zijn van de betreffende technologie, en de mate waarin het verdwijnen van de technologie kan worden opgevangen door andere technologieën. Naarmate de afhankelijkheden van de technologie groter zijn, neemt het risico voor de nationale veiligheid toe.

  • Het aanbod van de technologie: het gaat hier om het aantal bedrijven in Nederland dat deze technologie ontwikkelt en/of produceert en het aantal bedrijven in de rest van de wereld dat deze technologie aanbiedt. In een sterk geconcentreerde markt waarbij de vraag relatief inelastisch is ten opzichte van de technologie gaat er een groter belang uit van het beschermen van de doelonderneming dan in een zeer concurrerende markt waarbij meerdere aanbieders sterk vergelijkbare producten aanleveren.

  • De uniciteit van de technologie: hier is onder meer gekeken naar de mate van toegankelijkheid van de kennis over een technologiegebied, de mate waarin Nederlandse aanbieders een unieke kennispositie hebben op een technologiegebied, en de mate waarin de technologie bijzondere faciliteiten (laboratoria, instrumenten, productiefaciliteiten etc.) vereisen en mate waarin deze verplaatsbaar zijn of in een ander land op te zetten zijn. Er is een positief verband tussen de mate van uniciteit van een technologie en de risico’s voor de nationale veiligheid.

Verder is bij het maken van de kwalitatieve afweging of een technologie voor handhaving of uitzondering in aanmerking komt, ook gekeken naar (inter)nationale regelgeving of verdragen met betrekking tot de betreffende technologie om een vollediger beeld te krijgen van ontwikkelingen ten aanzien van de beschikbaarheid van de technologie en de mogelijke risico’s voor de nationale veiligheid. Hierbij kan gedacht worden aan bilaterale afspraken tussen staten of memoranda of understanding waarin afspraken zijn gemaakt over het gebruik, de productie en de verspreiding van technologieën. Met name bij militaire-, crypto- en nucleaire technologie kan het voorkomen dat er landen zijn die het ter beschikking stellen van dergelijke technologie aan andere landen verbinden aan eisen over wie controle heeft over en toegang krijgt tot deze technologie. Als er een verwerving plaatsvindt, is het land dat deze technologie ter beschikking kan stellen of heeft gesteld soms gerechtigd de transactie te blokkeren, extra eisen te verlangen of de technologie terug te halen.

Aan de hand van de criteria is vastgesteld dat een beperkt aantal technologieën voor uitzondering in aanmerking komt. Het besluit zondert deze technologieën uit.

3.2 Toevoegen als sensitieve technologie

Naast het uitzonderen van technologieën die op de EU-exportcontrolelijsten staan, kunnen op grond van de Wet vifo bij besluit ook technologieën die niet op de lijsten staan als sensitief worden aangewezen. Het bestempelen van een technologie als sensitief, dient met inachtneming van de voorwaarden plaats te vinden die de Wet vifo daaraan stelt (artikel 8, derde lid). Een technologie mag alleen als sensitief worden aangewezen, indien:

  • deze van essentieel belang kan zijn voor het functioneren van defensie, opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de uitoefening van hun taken;

  • de beschikbaarheid en aanwezigheid daarvan binnen Nederland of haar bondgenoten essentieel is om onaanvaardbare risico’s voor de verkrijgbaarheid van bepaalde essentiële producten of voorzieningen te voorkomen; of

  • deze wordt gekenmerkt door een breed toepassingsbereik binnen verschillende vitale processen of processen die raken aan de nationale veiligheid.

Door de voor dit besluit verantwoordelijke departementen zijn in aanloop naar dit besluit enkele innovatieve technologieën aangedragen met potentiële risico’s voor de nationale veiligheid en die niet onder de EU-exportcontrolelijsten vallen.1 In de expertsessies is vervolgens gekeken naar de wenselijkheid om (onderdelen van) die aangedragen technologieën als sensitieve technologie aan te merken. Vervolgens hebben enkele verdiepende interviews met experts plaatsgevonden om te kunnen afwegen welke van die technologieën voor toevoeging in aanmerking komen. De input van de departementen, de uitkomsten van de gesprekken en een quick scan analyse die TNO op basis hiervan heeft gemaakt (zie hierna de toelichting op de tabel in bijlage 2 voor de kernbevindingen), gaven mij voldoende aanleiding om in ieder geval alle kwantumtechnologie (met uitzondering op digital quantum simulators), het hele technologieterrein fotonica, en halfgeleidertechnologie in dit besluit aan te wijzen als sensitieve technologieën. Verder heb ik besloten High Assurance (HA)-producten eveneens aan te wijzen als sensitieve technologie gelet op hun betekenis voor het functioneren van defensie, opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de uitoefening van hun taken. HA is gericht op informatiebescherming volgens de hoogste beveiligingsnormen om weerstand te bieden tegen aanvallen van statelijke actoren en andere geavanceerde aanhoudende dreigingen («advanced persistent threats»). HA-producten vallen deels maar niet volledig onder een van de categorieën die op de lijst voor producten voor tweeërlei gebruik wordt genoemd. Daardoor zijn HA-producten op grond van die lijst niet (volledig) sensitieve technologie en brengt de aanwijzing van HA-producten als sensitieve technologie daar verandering in. Bij de aanwijzing in dit besluit van technologieën als sensitief, is bij de beoordeling daarvan telkens betrokken of dit om één of meer van de hierboven genoemde gronden is. In de toelichting op bijlage 2 van dit besluit wordt hierop specifieker ingegaan.

Niet alle aangedragen innovatieve technologieën met potentiële risico’s voor de nationale veiligheid die buiten de EU-exportcontrolelijsten vallen, zijn door middel van dit besluit als sensitieve technologie aangewezen. De uitkomsten van het doorlopen beoordelingstraject als hiervoor geschetst, bood voor enkele technologieën onvoldoende inzicht om de conclusie te trekken dat het hierbij (volledig) om sensitieve technologie gaat. Daarom is TNO gevraagd om een vervolgonderzoek te doen naar de gevoeligheid van deze technologieën, zoals bijvoorbeeld naar biotechnologie. Dit onderzoek zal nog geruime tijd in beslag nemen. Indien de uitkomsten van dat onderzoek daarvoor gegronde aanleiding geven, kan dit naderhand tot een wijziging van dit besluit leiden. Meer in het algemeen zullen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van innovatieve technologieën worden gevolgd op basis van reguliere monitoring, zodat dit aanleiding kan geven tot wijzigingen van dit besluit, ook in de verdere toekomst (zie hierna nader paragraaf 7).

4. Mogelijkheden tot nadere afbakening naar significante invloed

De toepasselijkheid van de Wet vifo is mede afhankelijk van de omvang van de invloed die met een verwervingsactiviteit tot stand komt. Voor verwervingsactiviteiten in ondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie ligt de begrenzing aan invloed waarbij de wet van toepassing is in beginsel op een lager niveau dan voor vitale aanbieders en beheerders van bedrijfscampussen die onder de Wet vifo vallen. Deze wet is dus voor ondernemingen actief op het gebied van sensitieve technologie in beginsel eerder van toepassing. Dit is af te leiden uit artikel 3 van de Wet vifo waarin staat dat die wet van toepassing is, indien met een verwervingsactiviteit significante invloed wordt verkregen of vergroot in een doelonderneming die actief is op het gebied van sensitieve technologie. Voor vitale aanbieders en beheerders van bedrijfscampussen ligt de begrenzing aan invloed waarbij de wet van toepassing is hoger, namelijk bij het verkrijgen van zeggenschap. Zeggenschap is een verdergaande mate van invloed dan significante invloed omdat sprake is van beslissende invloed in de zin van het mededingingsrecht. De invloed die met significante invloed wordt verkregen of vergroot is dus altijd kleiner dan de beslissende invloed die met zeggenschap wordt verkregen. Dit volgt uit artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet vifo. Het eerste lid stelt de drempels en criteria vast waarbij significante invloed wordt verkregen of vergroot en het tweede lid bepaalt dat geen sprake is van significante invloed als sprake is van zeggenschap.

De in artikel 4, eerste lid, vastgestelde drempels en criteria tot het verkrijgen of vergroten van significante invloed zijn in beginsel allemaal van toepassing op alle doelondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie. Het eerste lid maakt echter het voorbehoud dat de daarin gegeven afbakening niet geldt als is voorzien in een besluit dat met inachtneming van de daaraan in artikel 4, derde lid, van de wet Vifo gestelde eisen significante invloed voor de bij dat besluit aangewezen categorieën doelondernemingen regelt. Van die mogelijkheid wordt door middel van dit besluit gebruik gemaakt. Dit besluit bepaalt welke categorieën doelondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie zich bezig houden met zeer sensitieve technologieën en regelt voor die categorieën wanneer significante invloed wordt bereikt of vergroot. Voor doelondernemingen die zich gelet op de aard van hun activiteiten bezighouden met zeer sensitieve technologie worden de risico’s voor de nationale veiligheid aanzienlijk groter geacht dan voor «gewone» sensitieve technologie. Het wordt gelet op die aanzienlijk grotere risico’s alleen voor verwervingsactiviteiten in doelondernemingen die actief op een gebied van zeer sensitieve technologie zijn, passend en noodzakelijk geacht een meldplicht al te laten gelden bij het bereiken of vergroten van significante invloed.

De doelondernemingen die zich bezig houden met zeer sensitieve technologie vormen gezamenlijk een deelverzameling van de doelondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie. Daardoor kan het zich voordoen dat een verwerver zich met een verwervingsactiviteit richt op een doelonderneming die actief is op het gebied van sensitieve technologie, maar waarbij die doelonderneming buiten iedere bij dit besluit aangewezen categorie valt. De desbetreffende doelonderneming is dan actief op een gebied van sensitieve technologie dat niet als zeer sensitief wordt gezien. Met een verwervingsactiviteit in die doelonderneming actief op het gebied van sensitieve, maar niet zeer sensitieve, technologie zal geen significante invloed kunnen worden verkregen of vergroot. Dit volgt uit artikel 4, vierde lid (in samenhang gelezen met artikel 4, eerste en derde lid) van de Wet vifo. Het vierde lid bepaalt namelijk dat significante invloed zich uitsluitend voordoet als is voldaan aan de drempel(s)/criteria die bij besluit van toepassing is of zijn verklaard op een doelonderneming die behoort tot een bij besluit aangewezen categorie van doelondernemingen. Voor een verwervingsactiviteit in een doelonderneming, actief op het gebied van sensitieve technologie die buiten een aangewezen categorie valt, zal gelet op artikel 2 van de Wet vifo uitsluitend het verkrijgen van zeggenschap (beslissende invloed) tot toepasselijkheid van die wet leiden. Het voorgaande kan schematisch als volgt worden weergegeven:

Dit besluit voldoet aan de eisen die de Wet vifo stelt aan het per besluit regelen van significante invloed. Deze eisen zijn in artikel 4, derde lid, van de Wet vifo vastgelegd. Als eis geldt dat de categorieën van doelondernemingen waarin significante invloed kan worden verkregen of vergroot in het besluit moeten worden aangewezen. En daarbij dient per aangewezen categorie op basis van de aard van de activiteiten of de inrichting van doelondernemingen die onder een categorie vallen, te worden bepaald welke van de drempels en criteria die de Wet vifo kent daarop van toepassing zijn. In dit besluit worden categorieën aangewezen op basis van nader omschreven sensitieve technologieën die extra gevoelig zijn voor risico’s voor de nationale veiligheid: zeer sensitieve technologieën. Daarnaast worden de drempels/criteria vastgesteld aan de hand van de aard van de activiteiten in verband met die technologieën.

Als eis wordt verder gesteld dat voor iedere bij besluit aangewezen categorie van doelondernemingen significante invloed daarin alleen kan worden afgebakend door te selecteren uit de verschillende manieren die de Wet vifo kent om significante invloed te verkrijgen of te vergroten. Er kan gelet op de Wet vifo per aangewezen categorie worden geselecteerd uit de volgende drempels en criteria ten aanzien van het verkrijgen of vergroten van significante invloed:

  • een persoon kan ten minste een tiende van de stemmen van de algemene vergadering in een doelonderneming uitbrengen of laten uitbrengen;

  • een persoon kan ten minste een vijfde van de stemmen van de algemene vergadering in een doelonderneming uitbrengen of laten uitbrengen;

  • een persoon kan ten minste een vierde van de stemmen van de algemene vergadering in een doelonderneming uitbrengen of laten uitbrengen;

  • de onderneming kan zich jegens een derde verbinden of heeft zich verbonden om te bevorderen dat de daartoe bevoegde organen van een doelonderneming een of meer bestuurders die zijn voorgedragen door deze derde, benoemen of ontslaan; of

  • tussen aandeelhouders is overeengekomen dat een aandeelhouder de significante invloed via een van de drie mogelijkheden die hierboven zijn genoemd, verkrijgt of vergroot.

Er mogen in een besluit meerdere drempels voor een specifieke categorie van doelondernemingen worden bepaald. In het geval dat de meldingsdrempel van 10% van de stemmen in de algemene vergadering van toepassing is, dan zal ook bij het bereiken van de drempels 20%, 25% en zeggenschap een melding gedaan moeten worden als dit althans in het besluit is bepaald. Ook de overige criteria kunnen worden geselecteerd. In de volgende paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

5. Afwegingskader en toepassing tot nadere afbakening naar significante invloed

Bij de beoordeling of een technologie als zeer sensitief is aan te merken, zijn de volgende factoren betrokken als relevant: grote ketenafhankelijkheid van deze technologie voor het gehele technologiegebied (of zelfs daarbuiten), grote mate van uniciteit en moeilijke reproduceerbaarheid, directe (geavanceerde) militaire of veiligheidstoepassingen, internationale eisen ten aanzien de bescherming en beveiliging van deze technologie. Deze beoordeling is uitgevoerd voor iedere technologie die op de EU-exportcontrolelijsten staat. TNO heeft voor bepaalde technologieën die op de EU-exportcontrolelijsten geoordeeld dat die zeer sensitief zijn. Naar deze zeer sensitieve technologieën wordt verwezen door middel van verwijzingscodes die in de tabel in bijlage 3 van dit besluit zijn opgenomen. Daarnaast acht ik de kwalificatie als zeer sensitief tevens gerechtvaardigd voor technologieën die niet (volledig) op die EU-exportcontrolelijsten voorkomen, maar die krachtens artikel 8, derde lid, van de Wet vifo in dit besluit zijn aangewezen (zie hiervoor paragraaf 3.2). Deze technologieën staan omschreven in de tabel opgenomen in bijlage 2 van dit besluit.

Naar aanleiding van observaties die TNO in de eigen rapportage ten aanzien van deze toegevoegde technologieën heeft gedaan, beschouw ik de impact van misbruik van deze technologieën of de risico’s bij het wegvallen van de beschikbaarheid daarvan in aanleg wezenlijk groter dan voor «gewone» sensitieve technologieën. Een voorbeeld van het gevaar van misbruik van zeer sensitieve technologie die niet op de EU-exportcontrolelijsten staat en die in dit besluit nieuw is toegevoegd, is kwantumtechnologie. Momenteel is deze technologie nog niet op grote schaal toepasbaar, maar het is de verwachting dat met deze technologie de meeste bestaande vormen van informatieversleuteling doorbroken kunnen worden. Dit zou grote gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. Een voorbeeld van het gevaar van het wegvallen van de beschikbaarheid van (geavanceerde) halfgeleidertechnologie, die eveneens als zeer sensitieve technologie in dit besluit wordt aangemerkt, is de verstoring van waardeketens ver buiten het eigen technologiegebied. In de toelichting op bijlage 2 bij dit besluit wordt per toegevoegde technologie die als zeer sensitief wordt gezien, gemotiveerd waarom die grote risico’s voor de nationale veiligheid kunnen opleveren.

Gelet op deze aanzienlijk grotere risico’s voor de nationale veiligheid is in dit besluit ervoor gekozen alle meldingsdrempels tot het verkrijgen en vergroten van significante invloed van toepassing te laten zijn op iedere categorie doelondernemingen die naar zeer sensitieve technologie is afgebakend. Dit betekent dat significante invloed al wordt verkregen bij het bereiken van een drempel van 10% van de stemmen van een algemene vergadering en dat ook bij opvolgende hogere of andere drempels, significante invloed kan worden bereikt of vergroot.

De toepasselijkheid van dit samenstel aan (opeenvolgende) drempels is gerechtvaardigd, omdat het stapsgewijs uitbreiden van een aandelenbelang of daaraan gelijk te stellen vormen van invloed kan wijzen op een strategische keuze van de verwerver om geleidelijk aan een dominante investeerder in de doelonderneming te worden en mogelijk de strategie van de onderneming te wijzigen. Juist bij zeer sensitieve technologie kunnen dergelijke lichtere vormen van beïnvloeding van het bestuur van een onderneming belangrijke gevolgen hebben. Het stapsgewijs opbouwen van een aandelenbelang of daaraan gelijk te stellen vormen van invloed kunnen ook indicatief zijn van het voornemen om uiteindelijk zeggenschap te verwerven (het zogeheten stakebuilding). Door bij het bereiken van elke drempel opnieuw de risico’s voor de nationale veiligheid te toetsen kan telkens opnieuw bezien worden of (nieuwe) mitigerende voorschriften opgelegd moeten worden en/of bestaande mitigerende voorschriften hun werking voldoende of juist onvoldoende hebben gehad. Juist bij zeer sensitieve technologie is – gelet op de aard van de technologie – een extra zorgvuldige toetsing op zijn plaats op elk moment waarop een aanvullend risico voor de nationale veiligheid kan ontstaan.

Het leggen van de meldingsdrempel op 10% van de stemmen van de algemene vergadering voor ondernemingen die gelet op de aard van hun activiteiten actief zijn binnen een of meer categorieën die tot zeer sensitieve technologie worden gerekend, is gerechtvaardigd vanwege de diepgaande kennis die verwervers over de onderneming verkrijgen, en het substantiële samenstel van formele rechten en van informele invloed die verbonden is aan 10% van de stemmen in een algemene vergadering. Dit percentage is zowel gebaseerd op het samenstel van rechten dat een aandeelhouder formeel toekomt in een naamloze vennootschap, als de invloed die een investeerder met een dergelijk belang bedingt bij een investering in bijvoorbeeld een besloten vennootschap via aandeelhoudersovereenkomsten of financieringsvoorwaarden. Hoewel een drempel ook lager gelegd had kunnen worden, is dit percentage een proportionele keuze tussen enerzijds het belang van de bescherming van nationale veiligheid en anderzijds het belang van het vestigings- en investeringsklimaat, in het bijzonder voor start-ups en scale ups.

Een algemene vergadering moet bestuursbesluiten ter goedkeuring voorgelegd krijgen omtrent belangrijke veranderingen van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming. Daaronder vallen onder meer de verkoop van de doelonderneming, mogelijke fusies met andere ondernemingen of het aankopen of verkopen van vermogensbestanddelen met een waarde van meer dan een derde van het kapitaal van de doelonderneming. Ook kan het bestuur ter verantwoording geroepen worden. Aandeelhouders kunnen daarnaast (weigeren om) decharge te verlenen aan het bestuur of een nieuw bestuur en in sommige gevallen ook een nieuwe raad van commissarissen benoemen (afhankelijk van de aard en inrichting van de vennootschap).

Ten eerste, heeft een aandeelhouder met formeel 10% van de stemmen het recht om het bestuur of de raad van commissarissen te verzoeken om een algemene aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen (bij een naamloze vennootschap, bij een besloten vennootschap ligt dit percentage lager). Indien het bestuur hier geen gevolg aan geeft, kan een aandeelhouder de voorzieningenrechter verzoeken hem te machtigen alsnog een dergelijke vergadering bijeen te roepen. Dit bijeenroepingsrecht betreft een reële formele invloed omdat aan de algemene vergadering van aandeelhouders binnen de door de wet en statuten gestelde grenzen alle bevoegdheid toebehoort die niet aan het bestuur of anderen is toegekend. Als 10% aandeelhouder komt hem sowieso ook al het agenderingsrecht toe dat aan een lager aandelenbelang verbonden is (namelijk 3% van de stemmen). Met dit agenderingsrecht in combinatie met het bijeenroepingsrecht en het vergaderrecht dat iedere aandeelhouder toekomt, kan een minderheidsaandeelhouder zijn stempel proberen te drukken op de dialoog tussen de aandeelhouders en het bestuur en de raad van commissarissen. Omdat de besluitvorming in de algemene vergadering in beginsel geschiedt bij meerderheid (dat wil zeggen, 50% plus één aandeel), kan 10% van de stemmen in de vergadering een substantieel aandeel zijn om naast formele invloed, ook behoorlijke informele invloed uit te kunnen oefenen op de strategie van de doelonderneming en haar activiteiten.

Hoewel aan bestuur van de vennootschap het bestuur en de strategie van de onderneming toekomt, kunnen aandeelhouders druk zetten. Dit is met name het geval wanneer er een grote afhankelijkheid bestaat van een of meer minderheidsaandeelhouders die vervolgfinanciering kunnen bieden aan een groeiende onderneming of van belang zijn voor de doorontwikkeling van een onderneming gelet op de markttoegang die een dergelijke minderheidsaandeelhouder onder omstandigheden zou kunnen faciliteren.

Ten tweede, in combinatie met de informele invloed en kennispositie van een aandeelhouder met minimaal 10% van de stemmen ontstaat er weliswaar geen formele, maar wel feitelijke invloed op de strategie van de doelonderneming en de technologie waarover de onderneming beschikt of die zij ontwikkelt. Dit risico is in het bijzonder aanwezig bij start- en scale ups of technologiebedrijven met een zeer grote kapitaalbehoefte. In het geval van zeer sensitieve technologie kan dit snel tot risico’s voor de nationale veiligheid leiden of juist een grote impact hebben op de nationale veiligheid als dit risico zich voordoet. Het is daarom ook voor de nationale veiligheid van belang om voor doelondernemingen die beschikken over zeer sensitieve technologieën een meldingsdrempel van 10% te stellen.

Voor zover een onderneming zowel een technologie exploiteert die sensitief is als een technologie die krachtens dit besluit zeer sensitief is, geldt het zwaarste en meest indringende toetsingskader voor de beoordeling van een voorgenomen verwerving van deze onderneming. De op grond van dit besluit vastgestelde drempels voor zeer sensitieve technologie zijn met andere woorden van toepassing. Dit kan anders zijn als deze onderneming via een spin off de sensitieve technologie verkoopt door bijvoorbeeld de betrokken dochtermaatschappij te verkopen. In zo’n geval is – mits daadwerkelijk alleen sensitieve technologie wordt verkocht via deze spin off – alleen de drempel van zeggenschap van toepassing. Dit vergt echter een grote mate van zorgvuldigheid bij het opzetten van zo’n spin off en vergt dat zowel de verwerver als de verkopende onderneming zeer grote mate van zekerheid hebben dat alleen sensitieve technologie wordt verkocht. Bij twijfel is het noodzakelijk om de drempels voor zeer sensitieve technologie te respecteren.

6. De gevolgen van de nadere afbakening voor het innovatiebeleid

Dit besluit ziet op (zeer) sensitieve technologieën vanuit het perspectief van investeringsbescherming tegen risico’s voor de nationale veiligheid. Vanuit breder perspectief wordt naast investeringsbescherming door de overheid, investeren in deze technologieën door de overheid bevorderd. De Nederlandse overheid en de Europese Commissie stimuleren de ontwikkeling van belangrijke technologieën namelijk via verschillende investerings- en subsidieprogramma’s. Het betreft technologie die voor bedrijven en overheden interessant is om in te investeren omdat het vaak disruptieve technologie betreft die kan bijdragen aan het innovatievermogen en lange termijn concurrentiepositie. Tevens betreft het vaak technologie die een belangrijke bijdrage levert aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Voorbeelden van nationale investerings- en subsidieprogramma’s zijn het DeepTechFund en het Nationaal Groeifonds waarmee risicodragende financiering beschikbaar wordt gesteld voor ondernemingen actief in (zeer) sensitieve technologieën.

Deze technologieën worden via investeringen in startups, spin-offs en door investeringsmaatschappijen zoveel mogelijk tot volle wasdom gebracht en kunnen worden geïntegreerd in civiele/commerciële producten of militaire systemen. Een krachtig bedrijfsleven kan op eigen kracht bescherming tegen bepaalde dreigingen bieden, zoals de beschikbaarheid van middelen om technische maatregelen te treffen ter bescherming van integriteit en exclusiviteit van bedrijfsgegevens. Maar daarvan te onderscheiden zijn investeringen in ondernemingen die een risico voor de nationale veiligheid tot gevolg kunnen hebben. Daarom is overheidsbeleid niet alleen gericht op stimuleren van (zeer) sensitieve technologie, maar als gevolg van geopolitieke dreigingen ook op het beschermen van die technologie (op de weg naar het succes) tegen die risico’s.

In het bieden van deze bescherming staat Nederland bepaald niet alleen. In 25 van de 27 EU-lidstaten zijn er door middel van wetgeving investeringstoetsen geregeld of zijn die in voorbereiding, zulks ook naar aanleiding van de EU-verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in Unie2. Daarbij kenmerkt de Wet vifo in vergelijking tot wetgeving van andere lidstaten zich onder meer door veel aandacht voor transparantie en rechtszekerheid met het bieden van laagdrempelige rechtsbescherming. Daar is het investeringsklimaat van Nederland mee gediend, ook waar het gaat om de in dit besluit nader geregelde (zeer) sensitieve technologie waarvoor een eerste meldingsdrempel bij het kunnen uitoefenen van 10% van de stemmen geldt.

Deze drempel wordt voor deze technologieën noodzakelijk geacht gegeven de daaraan verbonden risico’s voor de nationale veiligheid, waarvoor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de NCTV laatstelijk hebben gewaarschuwd in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (2022)3. De drempel van 10% is gebaseerd op een beleidsmatige inschatting van risico’s voor de nationale veiligheid, rekening houdend met stelsels voor investeringstoetsing in andere EU-lidstaten en de invloed die na verwerving met 10% kan worden uitgeoefend (zie over dit laatste uitvoerig de vorige paragraaf van deze toelichting). Er wordt derhalve vanuit gegaan dat hetgeen dit besluit regelt over (zeer) sensitieve technologie noodzakelijk is in het belang van nationale veiligheid. Het is daarbij niet met zekerheid uit te sluiten dat de geboden bescherming van nationale veiligheid toch een negatief effect kan blijken te hebben op het investeringsklimaat voor (zeer) sensitieve technologie, met name voor start ups en scale ups. Het omgekeerde van een positief effect kan overigens ook opgaan, indien blijkt dat de investeringstoets van andere lidstaten op bepaalde aspecten meer belastend blijkt te zijn dan die van Nederland. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om de snelheid van het afhandelen van meldingen tot het willen doen van een investering. Dit besluit zal gemonitord worden, waarbij ook een vinger aan de pols wordt gehouden wat betreft de gevolgen van de investeringstoets voor de aantrekkelijkheid van het investeringsklimaat. Monitoring is behulpzaam om tijdig tot bijstellingen van het besluit te kunnen komen, mocht dat noodzakelijk blijken te zijn. Daarbij is van belang te onderkennen dat het onderscheid tussen incidentele en structurele effecten naar verwachting pas over een langere periode zal kunnen worden bepaald.

7. Monitoring

Het besluit voorziet in een evaluatie over de doeltreffendheid en de effecten van het besluit vijf jaar na de inwerkingtreding er van. Deze evaluatie laat onverlet dat het gewenst is tussentijds een vinger aan de pols te houden. Zaken als ketenafhankelijkheid, de mate van uniciteit van technologie en de moeilijke reproduceerbaarheid daarvan kunnen immers in korte tijd wijzigen en technologie kan snel verouderd raken. Om voortdurend zicht te houden op voor het besluit relevante veranderingen en ontwikkelingen zal worden voorzien in monitoring.

De monitoring omvat twee fasen: signaleren en beoordelen. Bij signaleren kan worden gedacht aan het vaststellen van veranderingen in de EU-exportcontrolelijsten, van opkomende nieuwe technologieën die (nog) geen onderdeel van de EU-exportcontrolelijsten zijn en van eventuele afnemende relevantie van bestaande technologieën die thans (zeer) sensitief zijn. Met het oog op het investeringsklimaat en innovatiebeleid kan verder worden gedacht aan het vaststellen van doorlooptijden van meldingen, ontwikkelingen in regelgeving van stelsels van investeringstoetsen in landen om ons heen en van Europese beleidsvorming. Ontwikkelingen ten aanzien van waarderingen in de markt van start-ups en scale-ups op het gebied van sensitieve technologie, kunnen eveneens in het kader van signalering worden betrokken. Signalen worden in het licht van het besluit op basis van analyses beoordeeld op risico’s voor de nationale veiligheid.

De frequentie en wijze van beoordeling kan verschillen. Een beoordeling van een verandering in de EU-exportcontrolelijst zal worden uitgevoerd zodra die verandering is gesignaleerd. Afhankelijk van aard en inhoud van die verandering, kan deze beoordeling eenvoudig of ingewikkelder zijn. Zo nodig zal daarbij externe expertise worden betrokken. Hiervan te onderscheiden is een systematische monitoring eens in de twee jaar op basis van informatie uit eigen signaleringen en externe onderzoeken, het internationale netwerk van overheidsinstellingen betrokken bij investeringstoetsing en veiligheidsdiensten en casuïstiek naar aanleiding van de Wet vifo. Ook nieuwe EU voorstellen – los van exportcontrole – kunnen aanleiding geven tot een herijking, zie bijvoorbeeld het voorstel over kritieke grondstoffen dat ten tijde van de totstandkoming van dit besluit in 2023 is gedaan4. Deze monitoring is breder van opzet dan die zich beperkt tot een verandering in de EU-exportcontrolelijsten. De beleidsmatige bevindingen uit de bredere monitoring wordt getoetst op strategische (expert-)tafels met een representatieve afspiegeling van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen. Deze repeterende exercitie kan als uitkomst hebben: uitzonderen/schrappen, handhaven, toevoegen of afzien van toevoegen als (zeer) sensitieve technologie in het besluit, waarbij ook de drempels waarbij toetsing geldt in aanmerking kunnen worden genomen. De opbrengst van deze consultatierondes wordt verwerkt in een voorstel tot aanpassing van het besluit indien dat noodzakelijk wordt geacht.

8. Consultatie

Van 18 juli tot en met 22 augustus 2022 is een ontwerp van dit besluit opengesteld voor internetconsultatie. Op dit ontwerp zijn 2 reacties gekomen van InvestNL respectievelijk van QuantumDelta en PhotonDelta gezamenlijk. Daarnaast is er een reactie binnengekomen die anoniem wilde blijven. Met alle genoemde partijen is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (het ministerie) in gesprek gegaan.

InvestNL heeft aangegeven het doel van de wet nuttig te achten en vroeg aandacht voor praktische en uitvoerbare werkafspraken met het Bureau Toetsing Investeringen, zodat het beoordelingsproces zo soepel en efficiënt mogelijk verloopt. Quantum Delta en PhotonDelta hebben gezamenlijk aangegeven het niet eens te zijn met de kwalificatie van kwantum en fotonica als zeer sensitieve technologieën. In een nader gesprek tussen het ministerie en beide partijen is verkend of en hoeverre het ministerie aan deze kritiek tegemoet zou kunnen komen.

In de anonieme reactie werd daarnaast de vraag gesteld hoe er met ondernemingen die toeleveranciers zijn van sensitieve technologieën wordt omgegaan. In reactie daarop heeft het ministerie aangegeven dat toeleveranciers niet onder de reikwijdte van de wet vallen, tenzij deze ondernemingen zelf actief zijn op sensitieve technologie. Zo kan het voorkomen dat een toeleverancier van een bedrijf met sensitieve technologie, omwille van de producten die zij specifiek vervaardigt voor het bedrijf met sensitieve technologie zelf onder de toepassingsbereik van de wet valt. In dat geval is de toeleverancier dus zelf actief op het gebied van sensitieve technologie. Zo valt bijvoorbeeld een producent van bepaalde lenzen die gebruikt kunnen worden in militaire goederen (nachtzichtapparatuur, periscopen), geavanceerde lithografiesystemen voor halfgeleiders en ruimtevaart zelf al binnen het toepassingsbereik van de Wet vifo, omdat op verschillende deelaspecten de lenzen zelf al kwalificeren als sensitieve technologie en niet alleen het product waarin deze lenzen worden gebruikt.

In het gesprek met Quantum Delta en PhotonDelta gaven deze partijen aan dat de wettelijke doorlooptijd van de behandeling van een melding te lang zou zijn voor snelle investeringsrondes. Ook gaven Quantum Delta en PhotonDelta aan de meldingen bij het Bureau Toetsing Investeringen (BTI), die deze moet behandelen, als belemmerend te zien voor het investeringsklimaat, met name voor start-ups. Daarnaast verzochten Quantum Delta en PhotonDelta om de categorieën kwantumtechnologie en fotonica verder te verfijnen om deze niet geheel als (zeer) sensitief te hoeven kenmerken, aangezien dit een disproportionele afbakening zou zijn. Quantum Delta en PhotonDelta deden enkele suggesties, waaronder een «whitelist» van financiers waarvoor geen of een lichtere toets zou moeten gelden.

In het gesprek met Quantum Delta en PhotonDelta is door het ministerie toegelicht dat de wettelijke doorlooptijd van de behandeling van een melding aan maximumtermijnen is gebonden. Het BTI, Quantum Delta en PhotonDelta zullen met elkaar in overleg treden ten behoeve van een zo spoedig mogelijke afhandeling van meldingen. Zo kan een tijdige aankondiging van een melding en de volledigheid van te verstrekken informatie de doorlooptijd verkorten. Ook zal worden onderzocht of binnen de geldende wettelijke kaders het meldingsproces voor herhaalde meldingen door meldingsplichtigen vereenvoudigd kan worden zonder dat dit afbreuk kan doen aan de beoordeling op risico’s voor de nationale veiligheid. Daarnaast kan BTI in haar beoordeling meenemen of er publieke partijen (of entiteiten waarover deze entiteiten zeggenschap uitoefenen) en/of reeds eerder onderzochte partijen als co-financiers optreden.

Naar aanleiding van het verzoek om de verschillende soorten zeer sensitieve technologie verder te verfijnen heeft het ministerie met inschakeling van externe experts in vervolg op de eerder uitgevoerde quick scan door TNO (zie paragraaf 3.2) nader onderzocht of en waar verfijning haalbaar is. Uit de gemaakte analyses tot inschatting op hoge risico’s van de nationale veiligheid volgt dat kwantum en fotonica vanuit nationale veiligheidsoptiek in hun geheel als (zeer) sensitief aangeduid dienen te blijven, maar dat «digital quantum simulators» wel kan worden uitgezonderd als sensitieve technologie. Dit zijn klassieke, traditionele computers die digitaal een quantumproces simuleren. Deze systemen hebben niet de eigenschappen van een quantum computer en maken geen gebruik van quantummechanica. De rest van alle quantum technologie blijft wel zeer sensitief. Het kenmerken van quantum en fotonica anders dan zeer sensitief is na nadere analyse van externe experts niet mogelijk gebleken vanwege de risico’s voor de nationale veiligheid die hiermee zijn gemoeid. Deze risico’s spelen bij zowel fundamenteel onderzoek als meer concrete toepassingen.

Daarnaast is naar aanleiding van suggesties van Quantum Delta en PhotonDelta geanalyseerd of het mogelijk is een lichter meldings- en toetsingsregime te hanteren voor start-ups en/of investeringen waarin sprake is van deelname door een overheidspartij of een door de overheid gefinancierde partij. Op grond van de risico’s voor de nationale veiligheid is geconcludeerd dat dit onderscheid niet mogelijk is, omdat de risico’s voor de nationale veiligheid in beide gevallen gelijk blijven.

Tevens is het op grond van de Wet vifo niet mogelijk om ondernemingen middels een «whitelist» op voorhand uit te sluiten van een toetsing door het BTI. De Wet vifo maakt dit niet mogelijk omdat ondernemingen altijd eerst moeten melden als ze actief zijn op het gebied van (zeer) sensitieve technologie, zodat beheersing van risico’s voor de nationale veiligheid gewaarborgd blijft. Daarmee wordt voorkomen dat ondernemingen zelf kunnen bepalen of er sprake is van een risico voor de nationale veiligheid.

Ten slotte heeft het ministerie over het belang van het investeringsklimaat in algemene zin aangegeven dat EU-breed dit type investeringstoetsen worden ingevoerd en dat Nederland hier niet alleen in staat.

9. Notificatie

Dit besluit bevat geen technische voorschriften in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel f, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241). Er is derhalve geen notificatie krachtens deze richtlijn nodig.

Het besluit bevat wel verwijzingen naar technische specificaties ter omschrijving van de kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, etc. Deze verwijzingen zien echter op technische specificaties die zijn opgenomen op de EU lijst van producten voor tweeërlei gebruik en de EU militaire-goederenlijst.

Ook bevat het besluit geen eis die, zonder een technische specificatie te zijn, ter bescherming van met name de consument of het milieu wordt opgelegd en betrekking heeft op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals voorwaarden voor gebruik, recycling, hergebruik of verwijdering van het product, wanneer deze voorwaarden op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kunnen beïnvloeden. Tot slot bevat dit besluit geen regel betreffende diensten: het besluit bevat geen algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten zoals bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten.

Voor zover een belemmerend effect uitgaat van dit besluit ten aanzien van de handel in goederen en diensten van de informatiemaatschappij op de interne markt, hangt dit belemmerend effect onlosmakelijk samen de Wet vifo zelf. De wet voorziet namelijk in een ex ante toetsing voor de verwerving van zeggenschap of significante invloed waarmee de vestiging van ondernemingen door middel van overnames, fusies etc. wordt beoordeeld. Zoals in de memorie van toelichting op de Wet vifo is toegelicht (hoofdstuk 5), is ondanks dat belemmerende effect geen notificatie vereist.

Het besluit bevat ook geen zelfstandige eisen of vergunningstelsels in de zin van artikel 4, onderdelen 6 en 7, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (Pb EG 2006, L 376). Het besluit dient derhalve ook niet te worden genotificeerd ingevolge artikel 15, zevende lid, of artikel 39, vijfde lid, jo. artikel 16, eerste tot en met derde lid, van die richtlijn.

10. Bedrijfseffecten

Er is een schatting gedaan naar het aantal en type in Nederland gevestigde bedrijven dat onder bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik, militaire goederenlijst en onder de sensitieve technologieën kwantum, fotonica en halfgeleiders vallen.

Er wordt uitgegaan van 675 tot 1.350 ondernemingen die onder de EU-exportcontrolelijsten vallen. Deze lijsten zijn niet statisch en worden jaarlijks uitgebreid. Tevens zijn er zeven codes uit bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik uitgezonderd van het zijn van sensitieve technologie onder Wet vifo. Dit is meegenomen in de schatting. Er wordt verwacht dat het overgrote merendeel van deze groep van ondernemingen deel uitmaken van MKB. De EU-exportcontrolelijsten zijn aangevuld met drie technologiegebieden: kwantum, fotonica en halfgeleiders. Voor kwantum en fotonica zijn naast enkele universiteiten en kennisinstellingen, vooral kleine bedrijven (start-ups, al dan niet afkomstig uit de universiteiten) die op dit gebied actief zijn. Tevens gaat het om een beperkt aantal bedrijven in de halfgeleiderindustrie dat met toetsing te maken zou krijgen. Dit betreft bedrijven met specifieke, eigen kennis op het gebied van chipfabricage, industriële machines voor chipfabricage en ontwerpsoftware voor chips. In totaal wordt er geschat dat er tussen de 735 en 1.460 bedrijven geraakt worden door de Wet vifo.

Bovengenoemde getallen zijn een schatting aangezien het precieze aantal moeilijk te achterhalen is. Bedrijven hebben er belang bij om niet publiekelijk te delen over welke technologische kennis ze precies beschikken en dat zij onder de EU-exportcontrolelijsten vallen. Daarnaast zijn de bedrijven die in beeld zijn bij de overheid, over het algemeen de bedrijven die zich zelf kenbaar hebben willen maken. Daarnaast is er overlap tussen lijsten waardoor bedrijven mogelijk meermaals meegerekend worden. Bovendien zijn er bedrijven die mogelijk meermaals meegerekend worden omdat ze producten leveren die onder verschillende lijsten vallen.

Om te voorkomen dat bedrijven onnodig door de Wet vifo geraakt worden, heeft TNO 20 operationele sessies met experts vanuit kennisinstellingen, ondernemingen en overheid georganiseerd om te bepalen welke technologieën van de EU-exportcontrolelijsten in aanmerking komen voor uitzondering in het kader van de Wet vifo. Mede gebaseerd op de bevindingen van TNO heeft dit geresulteerd in het uitsluiten in dit besluit van zeven codes uit bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik die anders volgens de Wet vifo sensitieve technologie zouden zijn.

Om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden zijn er in de Wet vifo passende doorlooptermijnen geregeld, alsmede beoordelingscriteria en op te leggen eisen en nadere voorschriften daarin vastgelegd die de transparantie bevorderen. En ook zal vooraf duidelijk zijn welke informatie een bedrijf standaard bij een melding aan moet leveren aan de hand van meldingsformulieren. De kosten die zullen voortvloeien uit de meldplicht zullen hoofdzakelijk bestaan uit (interne en externe) juridische advisering. De kosten hiervan zullen per verwervingsactiviteit en partij variëren. Het kan immers gaan om een simpele investering in een mkb-onderneming, maar ook om een complexe fusie tussen multinationals. In voorkomende gevallen is het voldoende dat een onderneming eenmalig informatie aanlevert. Indien er aanknopingspunten zijn om de activiteit (investering, fusie, overname) nader te onderzoeken kan er extra informatie opgevraagd worden. Dit betekent dat een onderneming aanvullende informatie moet aanleveren. De regeldruk voor een meldingsplichtige onderneming behelst met name het kennisnemen van de regelgeving en de administratieve handelingen zoals het opzoeken van de juiste informatie om een volledige melding te kunnen doen. Indien er vanuit het Bureau Toetsing Investeringen om aanvullende informatie gevraagd wordt zal deze opgezocht en aangeleverd moeten worden. Voor de inschatting van de regeldrukkosten hieronder wordt er uitgegaan van twee verschillende scenario’s: complexe en simpele activiteiten. Gemiddeld wordt verwacht dat de kosten van een simpele melding voor het MKB 9.136 Euro zullen zijn en voor een multinational 83.268 Euro (zie tabel 1 en 2). Deze kosten bestaan met name uit juridische kosten voor interne en externe juristen (zie tabel 2).

Tabel 1: Gemiddelde kosten Wet vifo in Euro
 

Standaard

Extra aanvraag info

Gemiddeld

Simpele melding

Vb: Binnenlandse overname MKB

8.734

10.7441

9.136

Complexe melding

Vb: Fusie multinational

50.580

105.0602

83.268

X Noot
1

In 20% van de simpele meldingen wordt extra informatie opgevraagd n.a.v. 1e melding.

X Noot
2

In 60% van de complexe meldingen wordt extra informatie opgevraagd n.a.v. 1e melding.

Tabel 2: Juridische adviseringskosten (intern/extern) per melding
 

Standaard melding

Extra aanvraag info (totaal)1

Simpele melding

Vb: Binnenlandse overname MKB

21 uur intern, 19 uur extern2

36 uur intern, 21 uur extern

Complexe melding

Vb: Fusie multinational

70 uur intern, 117 extern

190 uur intern, 237 extern

X Noot
1

Dit bedrag refereert aan het totaal aantal uren voor een partij om de standaard aanvraag te doen en aan het verzoek voor extra informatie te voldoen.

X Noot
2

Er wordt een standaarduurtarief van 54 euro voor hoogopgeleide medewerkers en 400 euro als uurtarief bij externe advisering gehandhaafd

De bovengenoemde lasten betreffen eenmalige lasten. De exacte omvang van het aantal meldingen is onbekend. Niettemin wordt er uitgegaan van 30 zaken per jaar, waarvan ongeveer 5 complexe zaken. Dit levert een totaaleffect van administratieve lasten per jaar op van naar schatting 644.740 euro.5 Van dit bedrag zal tweederdedeel ten laste komen van complexe verwervingsactiviteiten van grote bedrijven.

Bureau Toetsing Investering (BTI)6 zal een belangrijke rol spelen in het uitdragen van de wet en het bewust maken van de regelgeving bij bedrijven en juristen. Tevens zal er via verschillende brancheverenigingen gecommuniceerd worden over dit besluit.

De totstandkoming van de Wet vifo moet worden bezien tegen de achtergrond en in de context van de inwerkingtreding van verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79). Uit rapporten van de Europese Commissie blijkt dat in andere lidstaten reeds investeringstoetsen zijn geïntroduceerd of eveneens worden ontwikkeld. Omdat omliggende Europese landen ook investeringstoetsen introduceren is het risico dat het vestigingsklimaat verslechtert, beperkt.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft geoordeeld dat dit besluit kan worden ingediend. Het ATR vindt nut en noodzaak van het voorstel onderbouwd. Het ATR heeft geen opmerkingen bij minder belastende alternatieven en het besluit lijkt volgens het ATR werkbaar. Het ATR is ook van oordeel dat de regeldruk toereikend in kaart gebracht.

II. Artikelen

Artikel 1

Militaire goederen zijn volgens dit besluit militairen goederen als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012. Het betreft de goederen die opgenomen zijn in de lijst met goederen waarop een in 2008 verkondigd standpunt van de Raad van de Europese Unie over de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie van toepassing is. Dit in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde standpunt is nog steeds actueel. Het desbetreffende standpunt wordt in dit besluit verkort aangehaald als Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen en is gedefinieerd door de titel ervan voluit weer te geven en de vindplaats van publicatie ervan in artikel 1 te vermelden. De lijst van goederen waarop dit Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen van toepassing is, wordt met tussenpozen geactualiseerd onder verwijzing naar dit standpunt. Een geactualiseerde lijst wordt standaard gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De lijst voorziet op systematische wijze in gecategoriseerde omschrijvingen van goederen, die ieder afzonderlijk gekoppeld zijn aan afzonderlijke codes bestaande uit een combinatie van cijfers en letters. Deze codes kunnen in andere documenten of systemen worden aangehaald waardoor het overbodig is uitgebreide omschrijvingen van categorieën goederen daarin op te nemen.

In de definitie van het product voor tweeërlei gebruik gaat het om producten waarvan de uitvoer onderworpen is aan een vergunningplicht krachtens artikel 3, eerste lid, van de EU-verordening die in dit besluit eveneens is gedefinieerd en die als volgt in dit besluit wordt aangehaald: Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Artikel 3, eerste lid, van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik verwijst naar bijlage 1 van die verordening. In die bijlage is een omvangrijke lijst met producten voor tweeërlei gebruik opgenomen waarvoor een vergunningplicht tot uitvoer bestaat. De lijst voorziet op systematische wijze in gecategoriseerde omschrijvingen van producten, die ieder afzonderlijk gekoppeld zijn aan afzonderlijke codes bestaande uit een combinatie van cijfers en letters. Deze codes kunnen in andere documenten of systemen worden aangehaald waardoor het overbodig is uitgebreide omschrijvingen van categorieën producten voor tweeërlei gebruik daarin op te nemen.

Een definitie van het begrip verwijzingscode is nodig omdat in de bijlagen van dit besluit in tabellen veelvuldig daarnaar wordt verwezen. Een verwijzingscode komt overeen met een code uit de EU-lijst van militaire goederen, met een code uit bijlage 1 van Verordening producten voor tweeërlei gebruik of met een code uit bijlage 2 van dit besluit. Het gebruik van verwijzingscodes in dit besluit is dynamisch, voor zover die overeenkomen met de codes die op een van beide EU-lijsten staan vermeld. Indien de omschrijving op een EU-lijst/bijlage van een categorie voor een militair goed of een product voor tweeërlei gebruik wijzigt, werkt dat automatisch door op wat daaronder in dit besluit wordt verstaan als door een verwijzingscode naar die omschrijving is verwezen. Door deze dynamische verwijzingen blijft de doorlopende actualiteit van de omschrijvingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen gewaarborgd.

Het begrip zeer sensitieve technologie is ook gedefinieerd. Dit is een deelverzameling van hetgeen tot sensitieve technologie wordt gerekend. Het betreft sensitieve technologieën die zich door een grotere gevoeligheid voor risico’s voor de nationale veiligheid onderscheiden van andere sensitieve technologieën. In paragraaf 5 van het algemene deel van de nota van toelichting wordt beschreven welke factoren relevant zijn bij het vaststellen van een sensitieve technologie als zeer sensitief. Naar de omschrijving van wat zeer sensitieve technologieën zijn, wordt in de tabel van bijlage 3 verwezen.

Artikelen 2 en 3

Artikel 2 bepaalt welke producten voor tweeërlei gebruik uitgezonderd zijn als sensitieve technologie. De grondslag om producten voor tweeërlei gebruik te mogen uitzonderen, berust op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wet vifo. Aan de hand van de tabel in bijlage 1 is met behulp van de daarin vermelde verwijzingscodes bepaald welke producten voor tweeërlei gebruik zijn uitgezonderd. Er zijn geen militaire goederen uitgezonderd als sensitieve technologie, zodat artikel 2 hierover niets bepaalt. Alle producten voor tweeërlei gebruik (en alle militaire goederen) die dus niet zijn genoemd in bijlage 1, zijn sensitieve technologieën waarop de Wet vifo van toepassing blijft. Artikel 3 bepaalt welke technologieën nog meer sensitieve technologieën zijn, naast de militaire goederen en de producten voor tweeërlei gebruik die niet krachtens artikel 2 als sensitieve technologie zijn uitgezonderd. Deze technologieën zijn in bijlage 2 nader omschreven en op de aanwijzing daarvan is in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting nader ingegaan.

Artikel 4

Op grond van dit artikel wordt bepaald wanneer het verkrijgen of vergroten van significante invloed zich voordoet in doelondernemingen die gelet op de aard van hun activiteiten actief zijn op het gebied van zeer sensitieve technologie. Dit doet zich voor bij iedere drempel/criterium die de Wet vifo onderscheidt waarbij significante invloed kan worden verkregen of vergroot, namelijk in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van die wet. In paragraaf 5 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is toegelicht waarom hiervoor is gekozen.

Het toepassingsbereik van dit artikel beperkt zich tot doelondernemingen die gelet op de aard van hun activiteiten actief zijn op het gebied van zeer sensitieve technologie. Wat zeer sensitieve technologie is, is af te leiden uit de tabel in bijlage 3 van dit besluit die verwijzingscodes bevat naar omschrijvingen van technologieën in de tabel in bijlage 2 die voor de toepassing van dit besluit als zeer sensitieve technologie zijn aangemerkt. In paragraaf 5 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is hierop nader ingegaan.

Indien de verwervingsactiviteit betrekking heeft op een andere doelonderneming dan die actief is op het gebied van zeer sensitieve technologie kan het verkrijgen of vergroten van significante invloed zich niet voordoen. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 4, vierde lid, juncto derde lid en eerste lid, van de Wet vifo. Voor doelondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie, maar niet zeer sensitieve technologie, geldt derhalve dat uitsluitend bij het verkrijgen van zeggenschap in die doelondernemingen de investeringstoets relevant is.

Artikel 5

Dit artikel bevat een evaluatiebepaling waarbij het evaluatieverslag vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal moet worden toegezonden. De inwerkingtreding van dit besluit zal naar verwachting gelijktijdig plaatsvinden met de inwerkingtreding van de Wet Vifo. Aangezien de Wet Vifo eveneens een evaluatiebepaling bevat met een evaluatieverslag vijf jaar na inwerkingtreding van die wet, zal bij gelijktijdige inwerkingtreding de evaluatie zowel op de wet als op dit besluit betrekking kunnen hebben.

Bijlage 1

In de tabel in bijlage 1 van dit besluit worden de technologieën aangeduid die worden uitgesloten als sensitieve technologie. In de tabel wordt telkens verwezen naar een samenstelling van een aantal cijfers en letters. Dezelfde samenstelling komt telkens ook voor in bijlage 1 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik of op de lijst van goederen waarop het Gemeenschappelijk standpunt militaire goederen en technologie van toepassing is. Op die lijsten wordt een weergegeven combinatie van cijfers en letters telkens gekoppeld aan een daarin gegeven omschrijving van een product voor tweeërlei gebruik of een militair goed. Op die manier kan aan de hand van de in deze tabel genoemde verwijzingscode met behulp van de bijlage met producten voor tweeërlei gebruik of met de lijst van militaire goederen worden achterhaald om welk product voor tweeërlei gebruik of om welk militair goed het gaat.

Hieronder wordt toegelicht op basis van welke afwegingen technologieën die op de lijst van producten voor tweeërlei gebruik voorkomen als sensitieve technologie in de zin van de Wet vifo zijn gehandhaafd respectievelijk in dit besluit zijn uitgesloten omdat daarvoor onvoldoende redenen voor zijn. Bij het langslopen van de te beoordelen technologieën is de genummerde indeling naar (hoofd)categorieën aangehouden waaruit de lijst van producten voor tweeërlei gebruik is opgebouwd. Bij deze beoordeling is vermeld of een technologie niet sensitief is (en dus wordt uitgesloten).

Categorie

Beoordeling op uitzondering en sensitiviteit producten voor tweeërlei gebruik

CATEGORIE 0 – NUCLEAIRE GOEDEREN

Voor deze categorie geldt dat uit het TNO-onderzoek overwegingen naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat geen van deze categorieën zich leent voor exclusie. Hoewel technologieën op het gebied van nucleaire goederen reeds geruime tijd bestaan en voor veel elementen sterk zijn geëvolueerd, zijn er slechts enkele ondernemingen die deze technologie kunnen toepassen en is de afhankelijkheid van deze ondernemingen voor vitale processen sterk. Substitutiemogelijkheden zijn beperkt gelet op de gebruikte techniek.

CATEGORIE 1 – SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR

Dit besluit zondert 1A002, 1A008, 1B001, 1B101, en 1C107 uit als sensitieve technologie. Hoewel de technologieën complex en niet voor een breed publiek beschikbaar waren, is dat in de loop van de tijd veranderd. Deze technologieën kennen inmiddels veel civiele toepassingen (behalve 1A008) en worden door verscheidene marktpartijen aangeboden. Hoewel de technologie in vitale processen gebruikt wordt, zou een verwervingsactiviteit niet kunnen leiden tot economische afhankelijkheden. Omdat de kennis reeds breed bekend is, er veel substitutiemogelijkheden beschikbaar zijn en deze producten op concurrerende markten worden aangeboden, hoeft de Wet vifo voor deze technologieën geen bescherming te bieden.

Ook 1C117 wordt uitgesloten. Daaraan ligt de overweging ten grondslag dat de materialen waarnaar wordt verwezen, niet in verhandelbare hoeveelheden in de Nederlandse bodem zijn aan te treffen en er daarom geen mijnbouw naar deze stoffen kan plaatsvinden. Er kunnen daarmee geen verwervingsactiviteiten zijn in relatie tot doelondernemingen die actief zijn op het gebied van deze technologie.

Voor de overige technologieën is aan de hand van het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 2 – MATERIAALBEWERKING

2B109 wordt buiten het bereik van de Wet vifo geplaatst. Hoewel de technologie complex en niet voor een breed publiek beschikbaar was, is dat in de loop van de tijd veranderd. Deze technologie kent inmiddels veel civiele toepassingen en wordt door verscheidene marktpartijen aangeboden. Hoewel de technologie in vitale processen gebruikt wordt, zou een verwervingsactiviteit niet kunnen leiden tot economische afhankelijkheden. Omdat de kennis reeds breed bekend is, er veel substitutiemogelijkheden beschikbaar zijn en deze producten op concurrerende markten worden aangeboden, hoeft de Wet vifo voor deze technologieën geen bescherming te bieden.

Voor de overige technologieën is aan de hand van het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

Er is geen aanleiding technologieën genoemd in deze categorie als zeer sensitief aan te merken.

CATEGORIE 3 – ELECTRONICA

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 4 – COMPUTERS

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven. Er is geen aanleiding technologieën genoemd in deze categorie als zeer sensitief aan te merken.

CATEGORIE 5 – TELECOMMUNICATIE EN «INFORMATIEBEVEILIGING»

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het aan het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 6 – SENSOREN EN LASERS

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het aan het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 7 – NAVIGATIE EN VLIEGTUIGELEKTRONICA

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 8 – ZEEWEZEN EN SCHEPEN

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het in paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

CATEGORIE 9 – RUIMTEVAART EN VOORTSTUWING

Geen van de technologieën genoemd in deze categorie komt voor uitzondering in aanmerking. Voor deze technologieën is aan de hand van het paragraaf 3.1 toegelichte afwegingskader geoordeeld dat behoud van deze categorieën onder de Wet vifo gehandhaafd dient te blijven.

Tot slot, voor zover het gaat om de EU-lijst militaire goederen is op basis van het onderzoek van TNO geoordeeld dat er geen uitzonderingen zich voordoen om bepaalde technologieën uit te zonderen als sensitieve technologieën onder de Wet vifo.

Bijlage 2

In de tabel in bijlage 2 wordt een omschrijving gegeven van enkele technologieën die niet (geheel) op de EU-exportcontrolelijsten voorkomen, maar die krachtens dit besluit wel als sensitief worden aangemerkt. Daarmee zijn het sensitieve technologieën die onder het toepassingsbereik van de Wet vifo vallen. Iedere omschrijving die in de tabel in bijlage 2 van een technologie wordt gegeven is gekoppeld aan een verwijzingscode die telkens begint met de letters AST gevolg door een cijfer. De letters AST staan voor «Aangewezen Sensitieve Technologie». Hierna wordt telkens ingegaan op het sensitieve karakter van de afzonderlijke technologieën die krachtens dit besluit als sensitief worden aangemerkt (en die bovendien als «zeer sensitief» gelden).

Kwantumtechnologie

Kwantumtechnologie kent meerdere verschijningsvormen. Met name de enorme rekenkracht die computers dankzij kwantumtechnologie kunnen krijgen, kan ten goede worden gebruikt voor onder andere communicatie, wetenschap en innovatie, maar ook worden ingezet als «digitaal wapen» voor bijvoorbeeld het doorbreken van cryptografie. Kwantumsensoren kunnen voor militaire en andere veiligheidstoepassingen worden gebruikt met mogelijk grote gevolgen. Zo wordt bijvoorbeeld voorspeld dat de detectie van onderzeeboten door specifieke kwantumsensoren veel beter wordt, met impact op de veiligheid van onze eigen onderzeeboten, maar ook op nucleaire afschrikkingsconcepten in bondgenootschappelijk verband. Kwantumtechnologie kan ook de veiligheid van communicatiesystemen en sensitieve informatie in gevaar brengen, met name als de technologie offensief wordt ingezet om beveiligingssystemen te doorbreken. Door het veronderstelde belang van de technologie voor de nationale veiligheid, alsmede de snelle innovatie die erin plaatsvindt, wordt kwantumtechnologie krachtens dit besluit als sensitieve technologie aangewezen, die bovendien zeer sensitief is. Een uitzondering hierop zijn «digital quantum simulators» die geen gebruik maken van kwantummechanica, maar gebaseerd zijn op traditionele computersystemen.

Fotonicatechnologie

Fotonicatechnologie wordt in zeer veel «hightech» producten toegepast, zowel in de civiele als in de militaire sector. De technologie is eveneens cruciaal voor hoogwaardige technologieontwikkelingen in andere sectoren, zoals halfgeleiders. Fotonica kan daarom beschouwd worden als een onvervangbare technologie met belang voor de nationale veiligheid wegens gebruik in militaire en andere veiligheidstoepassingen, maar ook wegens ketenafhankelijkheid richting andere sensitieve technologieën zoals halfgeleidertechnologie. Wegens deze redenen wordt fotonicatechnologie krachtens dit besluit als sensitieve technologie aangewezen, die bovendien zeer sensitief is.

Halfgeleidertechnologie

Halfgeleidertechnologie is een cruciale basistechnologie met zeer veel civiele en militaire toepassingen in elke moderne maatschappij. Halfgeleiders vormen de basis van vrijwel alle enigszins geavanceerde elektronische producten. Hoe geavanceerder halfgeleiders, hoe geavanceerder de elektronische producten waarin ze verwerkt kunnen zijn. Op termijn zal een land dat slechts beperkte toegang heeft tot halfgeleidertechnologie grote problemen kunnen ervaren; nog los van de economische en maatschappelijke toepassingen van halfgeleidertechnologie, is de toegang tot en de betrouwbaarheid van halfgeleidertoepassingen in het militaire en veiligheidsdomein van groot nationaal belang. Om deze redenen wordt halfgeleidertechnologie krachtens dit besluit aangewezen als sensitieve technologie, die bovendien zeer sensitief is.

High Assurance technologie

High Assurance (HA)-producten zijn informatiebeveiligingsproducten die gebruikt worden voor de beveiliging van (zeer) gevoelige informatie, waaronder staatsgeheimen, en die o.a. gebruikt worden door defensie, opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Als kennis over HA-producten in handen komt van verkeerde actoren, kan deze kennis gebruikt worden om vitale processen te schaden, hiermee te dreigen of toegang te krijgen tot staatsgeheime informatie. Het belang van HA-producten voor de nationale veiligheid en digitale soevereiniteit van Nederland maken dat HA-producten krachtens dit besluit aangewezen worden als sensitieve technologie, die bovendien zeer sensitief zijn.

Bijlage 3

In de tabel in bijlage 3 van dit besluit worden de sensitieve technologieën aangeduid die tevens als zeer sensitief zijn aangemerkt. Die aanduiding gebeurt met behulp van verwijzingscodes, zodat met behulp daarvan vastgesteld kan worden welke technologieën het betreft. Hieronder wordt toegelicht op basis van welke afwegingen sensitieve technologieën als zeer sensitief zijn aangemerkt.

Categorie

Beoordeling op zeer sensitief van producten voor tweeërlei gebruik

CATEGORIE 0 – NUCLEAIRE GOEDEREN

Voor de technologieën beschreven onder 0B001, 0B002, 0B003, 0B005, 0B006, 0B007, 0C002, 0C004, 0C005, 0D001 en 0E001 geldt dat ook kleinere verwervingsactiviteiten in ondernemingen die actief zijn op het gebied van deze technologieën onder de Wet vifo zouden moeten vallen. Voor deze technologieën geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de Verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën worden daarom als zeer sensitief aangemerkt.

Voor de technologieën beschreven onder 0B004 en 0C003 geldt dat het TNO-onderzoek aangeeft dat er ketenafhankelijkheden bestaan binnen het nucleaire domein. Door deze ketenafhankelijkheden is de technologie van bijzondere relevantie voor de sectoren waarin nucleaire technologieën worden toegepast. Daarnaast zijn er internationale verdragen en regels die van invloed zijn op de bescherming en toepassing van deze technologieën, waardoor de bescherming van de Wet vifo al bij kleinere verwervingsactiviteiten van toepassing moet zijn. Daarom worden deze technologieën als zeer sensitief aangemerkt.

CATEGORIE 1 – SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR

Voor de technologieën beschreven onder 1A007, 1B226, 1B231, 1B233, 1C001, 1C012, 1C101, 1C233, 1C235, 1C351, 1D103, 1E001, 1E101, 1E102, 1E201 geldt dat ook kleinere verwervingsactiviteiten in ondernemingen die actief zijn op het gebied van deze technologieën onder de Wet vifo zouden moeten blijven vallen. Voor deze technologieën geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën worden daarom als zeer sensitief aangemerkt.

CATEGORIE 2 – MATERIAALBEWERKING

Er is geen aanleiding technologieën genoemd in deze categorie als zeer sensitief aan te merken.

CATEGORIE 3 – ELECTRONICA

Voor de technologieën beschreven onder 3A201, 3A229, 3A232, 3E201 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën zijn daarom als zeer sensitief aangemerkt.

Ten aanzien van de technologieën 3A228 en 3A231 wordt een voorlopig oordeel gegeven door TNO dat deze technologieën als zeer sensitief zijn aan te merken vanwege militaire toepassingen, maar dat aanvullend onderzoek nodig is omdat de technologie mogelijk verouderd is. In het geval van technologie 3A232 wordt overwogen dat de nieuwe phased-array-technologie mogelijk maakt dat deze technologie zeer sensitief blijft. Vanwege het nationaal veiligheidsbelang hecht ik eraan deze technologieën inderdaad als zeer sensitief aan te merken, maar zal aanvullend onderzoek nodig zijn naar de indeling die ten aanzien van deze technologieën is gemaakt. Indien uit aanvullend onderzoek mocht blijken dat een andere afweging dient te worden gemaakt, zal dit besluit alsdan daarop worden aangepast.

CATEGORIE 4 – COMPUTERS

Er is geen aanleiding technologieën genoemd in deze categorie als zeer sensitief aan te merken.

CATEGORIE 5 – TELECOMMUNICATIE EN «INFORMATIEBEVEILIGING»

Voor de technologieën beschreven onder 5A004 en 5D002 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Daarnaast zijn deze technologieën van toepassing in het ondergraven van genomen maatregelen op informatiebeveiliging en daarmee in het bijzonder van belang voor de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze technologieën dienen daarom als zeer sensitief te worden aangemerkt.

CATEGORIE 6 – SENSOREN EN LASERS

Voor de technologieën beschreven onder 6A001, 6A203, 6A225, 6A226, 6B008, 6B108 en 6D003 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën zijn daarom als zeer sensitief aangemerkt. In relatie tot technologie 6A001 heeft het onderzoek van TNO terecht overwogen dat er geen Nederlandse industrie is en dat met name de integratie in systemen zeer relevant is. Dat is echter wel voldoende reden om hier vroegtijdig een vinger aan de pols te willen houden en -zoals hierboven beschreven- ook reeds helderheid op dit punt te willen verschaffen aan bedrijven die deze technologie ontwikkelen en zich in Nederland willen vestigen.

CATEGORIE 7 – NAVIGATIE EN VLIEGTUIGELEKTRONICA

Voor de technologieën beschreven onder 7A117, 7B001, 7B003, 7B103, 7D101, 7E001, 7E002 en 7E101 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën dienen daarom als zeer sensitief te worden aangemerkt.

CATEGORIE 8 – ZEEWEZEN EN SCHEPEN

Voor de technologieën beschreven onder 8A002 en 8E002 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën worden daarom als zeer sensitief aangemerkt.

CATEGORIE 9 – RUIMTEVAART EN VOORTSTUWING

Voor de technologieën beschreven onder 9A004, 9A005, 9A007, 9A008, 9A104, 9A105, 9A106, 9A108, 9A116, 9A119, 9B115, 9B116, 9D101, 9E001, 9E002, 9E101 en 9E102 geldt dat ze vanwege hun gevoeligheid volgens de verordening producten voor tweeërlei gebruik bij intra-EU export, in het kader van internationale afspraken, niet zonder vergunning geëxporteerd mogen worden, waar andere technologieën op de lijst wel binnen de EU vrij geëxporteerd mogen worden. Deze technologieën dienen daarom als zeer sensitief te worden aangemerkt.

De beoordeling in bovenstaande schema heeft betrekking op producten voor tweeërlei gebruik. Daarnaast zijn van de militaire goederen uitsluitend de technologieën beschreven op de EU-lijst voor militaire goederen die onder ML19.d vallen in dit besluit als zeer sensitief aangemerkt. Voor ML19.d geldt dat ook kleinere verwervingsactiviteiten in ondernemingen die actief zijn op het gebied van deze technologieën als zeer sensitief onder de Wet Vifo zouden moeten vallen. Deze technologieën kunnen volgens TNO de effecten van een energiewapen (bijvoorbeeld lasers) ongedaan maken. Volgens TNO kan de kennis over deze technologieën leiden tot een wapenwedloop van energiewapens en dienen deze technologieën daarom als zeer sensitief te worden aangemerkt. Tot slot is in de toelichting op bijlage 2 voor enkele technologieën die niet (geheel) op de EU-exportcontrolelijsten voorkomen, maar die krachtens dit besluit wel als sensitief worden aangemerkt, uitgelegd dat die zeer sensitief zijn.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Dit zijn technologieën waarin zeer snelle innovatie plaatsvindt met mogelijke effecten op nationale veiligheid. Het betreft: artificial intelligence, biotechnologie, fotonica, kwantumtechnologie, robotica en halfgeleidertechnologie.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie (PbEU 2019, L 79).

X Noot
3

voetnoot: Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA), 28 november 2022, p. 31–32.

X Noot
4

Proposal for a regulatation of the European Parliament and the council establishing a framework for ensuring a secure and sustainable supply of critical raw materials and amending Regulations (EU) 168/2013, (EU) 2018/858, 2018/1724 and (EU) 2019/1020

X Noot
5

(25*9.136) + (5*83.268) = 228.400 + 416.340

Naar boven