Besluit van 24 maart 2023, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (verhoging vergoeding voor de werkzaamheden statenleden en leden algemeen bestuur)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2023, nr. 2023-0000060918;

Gelet op de artikelen 43, eerste lid, van de Provinciewet, en 44, eerste lid, van de Waterschapswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 maart 2023, nr. W04.23.0021/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 maart 2023, nr. 2023-0000139612;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1.1, eerste lid, wordt «€ 1.329,38» vervangen door «€ 1.894,59».

B

Artikel 4.1.1, eerste lid, wordt «€ 545,38» vervangen door «€ 719,94».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt inwerking met ingang van 29 maart 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 maart 2023

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de eenendertigste maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Met het onderhavige besluit wordt de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van provinciale staten structureel verhoogd tot een bedrag van € 1.894,59, zijnde het maandbedrag in 2023 van de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden in gemeenten van 100.001–150.000 inwoners.

In navolging hiervan wordt ook de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van de algemene besturen van de waterschappen structureel verhoogd tot een bedrag van € 719,94, zijnde 38% van het maandbedrag in 2023 van de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden van gemeenten van 100.001–150.000 inwoners.

Advies Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers

Op 24 juni 2022 heeft het Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers advies uitgebracht over de vergoeding voor de werkzaamheden van leden van provinciale staten en de leden van het algemeen bestuur van een waterschap.

Het college adviseert de door SEO Economisch Onderzoek eerder voorgestelde maatstaf te concretiseren, door voor statenleden uit te gaan van het gemiddelde van de vergoedingen voor de beide laatste categorieën inwonertallen in de categorie middelgrote gemeenten, wat neerkomt op een bedrag van € 1.526,07 per maand in 2022. Dit leidt tot een gerechtvaardigde en naar het oordeel van het college beheerste verhoging van het huidige bedrag van de vergoeding, met circa 16%.

Ook voor het advies over de vergoeding voor leden van algemeen besturen van de waterschappen sluit het college aan bij het voor de statenleden gebruikte criterium, en wil daarbij uitgaan van het gemiddelde van de vergoedingen voor raadsleden bij de genoemde twee categorieën inwonertallen van de middelgrote gemeenten. Het college deelt het door de onderzoekers van SEO Economisch Onderzoek voorgestelde bescheiden karakter van een verhoging. Uitgaande van een verhoging met drie procentpunt van de in 2008 vastgestelde basis van 35% van de vergoeding van een raadslid in de toenmalige inkomensklasse van 60.001–80.000 inwoners, komt dat neer op een bedrag geldend in 2022 van € 580,00 (38% van € 1.526,07), een verhoging met bijna 8%. Dit is een verhoging die naar het oordeel van het college in een redelijke verhouding staat tot de geadviseerde verhoging van de vergoeding voor statenleden, die immers al sinds de jaren zeventig niet meer is herijkt.

Kabinetsstandpunt op advies

In het kabinetsstandpunt (Kamerstukken II 2022/23 36 200-VII, nr. 45) heeft het kabinet onderschreven dat de taakzwaarte van statenleden is toegenomen en dat de vergoeding ontoereikend is om gederfde inkomsten uit werk te compenseren.

Verder wordt de vergoeding door veel statenleden al zeer geruime tijd als te laag ervaren. Het mogelijk gevolg van de te laag ervaren vergoeding is dat het ambt minder aantrekkelijk wordt voor burgers en zij zich niet (opnieuw) verkiesbaar stellen als Statenlid. Er is daarom reden de vergoeding voor statenleden aan te passen en in lijn te brengen met onder andere de toegenomen taakzwaarte. Door uit te gaan van het gemiddelde van de vergoedingen van raadsleden van middelgrote gemeenten (gemeenten in de bezoldigingsklasse van 40.001–60.000 inwoners en van 60.001–100.000 inwoners), blijft er binnen het bouwwerk van vergoedingen een eigen salarispositie voor statenleden bestaan die leidt tot een gerechtvaardigde en beheerste verhoging van de vergoeding.

Het kabinet onderschreef daarom het advies van het college om de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van provinciale staten structureel te verhogen tot een bedrag van € 1.526,07 (maandbedrag geldend voor 2022).

Het kabinet onderschreef in zijn standpunt ook het advies van het college om de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van de algemene besturen van de waterschappen structureel te verhogen tot een bedrag van € 580,00 (maandbedrag geldend voor 2022). Door ook hier uit te gaan van een percentage van het gemiddelde van de vergoedingen van raadsleden van middelgrote gemeenten, blijft er binnen het bouwwerk van vergoedingen een eigen salarispositie voor leden van de algemene besturen van waterschappen bestaan die ook hier leidt tot een gerechtvaardigde en beheerste verhoging.

Motie-Bisschop en consultatie

In de aanvaarde motie-Bisschop (Kamerstukken II 2022/23, 36 200-VII, nr. 35) wordt gesteld dat een royale vergoeding voor statenleden en algemeen bestuursleden van waterschappen van belang is om een goede vervulling van deze ambten blijvend te kunnen waarborgen en dat de voorgestelde verhoging van de vergoedingen netto gezien te beperkt is. De Kamer verzocht de regering in overleg te treden met het Interprovinciaal Overleg (IPO), Statenlid.nu en de Unie van Waterschappen (UvW) over een ruimhartiger verhoging van de in het kabinetsstandpunt voorgestelde vergoeding voor Staten- en AB-leden van de waterschappen.

Ook in de bestuurlijke consultatie van het ontwerpbesluit, waarin voor de hoogte van de vergoedingen ook was aangesloten bij het eerdere advies van het Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers (Arpa) en het kabinetsstandpunt over dit advies, is de aanvankelijk beoogde verhoging van de vergoedingen als niet toereikend aangemerkt. Statenlid.nu en het IPO bepleiten voor statenleden aan te sluiten bij de vergoeding van raadsleden van een gemeente met 100.001–150.000 inwoners.

De Unie van Waterschappen en de Vereniging van AB-leden van de waterschappen vinden de beoogde vergoeding voor algemeen bestuursleden gezien het verzwaarde takenpakket te laag.

Ook in de 108 reacties van de internetconsultatie op het ontwerpbesluit wordt een hogere vergoeding bepleit dan in het ontwerpbesluit beoogd.

In de (internet)consultatie en het naar aanleiding van de motie gevoerde gesprek met IPO, Statenlid.nu en de Unie van Waterschappen is op de overwegingen van het adviescollege de volgende aanvullende argumentatie voor een ruimhartiger vergoeding aangevoerd:

  • De eerder voorgestelde hoogte van de vergoeding is nog steeds niet in evenwicht met de tijd (gemiddeld 22 uur per week) die men in het ambt steekt.

  • De omvang, het tijdsbeslag en de complexiteit van het werk van statenleden is vergelijkbaar met raadsleden in gemeenten met 100.001–150.000 inwoners. Het gemiddelde tijdsbeslag van statenleden (22 uur) is in lijn met dat van raadsleden in de inwonersklasse van 100.001–150.000 inwoners die in een onderzoek uit 2021 een tijdsbeslag aangaven van gemiddeld 19,5 uur (Nationaal raadsledenonderzoek 2021 van onderzoeksbureau Daadkracht in samenwerking van de Nederlandse Vereniging van Raadsleden).

  • Statenleden vergaderen overdag en raadsleden in de regel in de avonduren. De vergoeding voor statenleden moet het verlies aan arbeidsuren compenseren. Dat is ook van belang voor het uitgangspunt van lekenbestuur, waarbij het mogelijk moet zijn om naast een hoofdfunctie een functie als volksvertegenwoordiger te vervullen.

  • Statenleden kennen een aanzienlijk langere reistijd ten opzichte van raadsleden. Bij de kandidaatstelling wordt vanwege de representativiteit veelal rekening gehouden met spreiding van statenleden over een provincie. Dat betekent dat het merendeel van de gekozen statenleden niet in de provinciehoofdstad wonen en dus vaak verder moeten reizen dan raadsleden.

  • Het aantal statenleden is in 2007 met circa 25% verminderd van 764 naar 564 statenleden (de zogeheten dualiseringscorrectie). Minder statenleden moeten sindsdien steeds meer werk verzetten. Het wetsvoorstel waarin ook de dualiseringskorting van het aantal raadsleden zou worden geregeld is op 9 juli 2013 door de Eerste Kamer verworpen. In tegenstelling tot de statenleden is het aantal raadsleden dus niet verminderd.

  • De complexiteit en taakzwaarte is toegenomen. Statenleden krijgen steeds meer te maken met grote landelijke opgaven als de energietransitie, woningbouw en de stikstofproblematiek. Dat laatste geldt ook voor de leden van het algemeen bestuur van de Waterschappen.

  • Sinds de introductie in 1975 van de vaste vergoeding voor statenleden is deze nooit structureel aangepast. Discussie over de statenvergoeding speelt al vanaf 2003. Pleidooi is om die discussie nu finaal te beslechten. Dat is anders voor volksvertegenwoordigers van gemeenten en waterschappen. Zo zijn in 2011 inwonersklassen voor raadsleden samengevoegd waardoor voor veel raadsleden de vergoeding structureel werd verhoogd. In 2019 is de vergoeding voor raadsleden in de laagste drie inwonersklassen (tot 24.000 inwoners) gelijk getrokken en vastgesteld op de vergoeding voor raadsleden in klasse 4 (24.001–40.000 inwoners). De vergoeding voor leden van algemene besturen van de waterschappen is in 2008 van een vergoeding per vergadering gewijzigd in een vaste maandelijkse vergoeding.

  • Bepleit is om aan te sluiten bij het bestaande loongebouw en niet weer een nieuwe salarispositie te creëren voor alleen statenleden. Het voorstel van het adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers was voor statenleden uit te gaan van een gemiddeld bedrag van de vergoeding van raadsleden van middelgrote gemeenten. In het loongebouw van politieke ambtsdragers ontstaat dan weer een nieuw salarisbedrag uitsluitend voor statenleden. Het is voor de onderlinge salarisverhoudingen raadzaam om aan te sluiten bij een al bestaand salarisbedrag.

Conclusie

Mede gezien de inhoud van de motie-Bisschop om een ruimhartiger vergoeding toe te kennen en de hiervoor bij de consultatie aangevoerde argumenten zoals de toegenomen taakzwaarte, het tijdsbeslag en de vermindering van het aantal Statenleden wordt in artikel I, onderdeel A, het onderhavige besluit de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van provinciale staten structureel verhoogd tot een bedrag van € 1.894,59, zijnde het maandbedrag in 2023 van de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden in gemeenten van 100.001–150.000 inwoners.

In navolging hiervan wordt ook de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van de algemene besturen van de waterschappen structureel verhoogd tot een bedrag van € 719,94, zijnde 38% het maandbedrag in 2023 van de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden van gemeenten van 100.001–150.000 inwoners.

Daarbij blijft de systematiek gehandhaafd om de vergoeding voor de werkzaamheden voor statenleden en leden van de algemeen besturen van de waterschappen jaarlijks per 1 januari aan te passen aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.

Kosten verhoging vergoeding voor de werkzaamheden

Het IPO heeft in zijn consultatiereactie aangegeven dat de provincies de verhoging van de statenvergoeding voor hun rekening nemen. Waterschappen dragen de extra lasten vanwege het eigen belastinggebied zelf.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Inwerkingtreding

In verband met de verkiezingen van provinciale staten en de algemeen besturen van de waterschappen op 15 maart 2023 treedt het besluit (in afwijking van het systeem van vaste verandermomenten) in werking op 29 maart 2023. Woensdag 29 maart 2023 is de dag waarop de zittende leden van provinciale staten en de algemeen bestuursleden van de waterschappen op grond van artikel C4 van de Kieswet tegelijk aftreden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven