Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2022, 541 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2022, 541 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2022, nr. 2022-0000261458;
Gelet op artikel 10i van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord 30 november 2022, no. W06.22.00167/III;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2022, nr. 2022-0000302916;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. Dit besluit en de daarop berustende bepalingen geeft uitvoering aan artikel 10i van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
2. Dit besluit verstaat onder wet: de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
1. Met het oog op de rapportage, bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, derde en vijfde lid, van de wet, verzamelt de rapporterende platformexploitant ten aanzien van iedere verkoper die een natuurlijke persoon en geen uitgesloten verkoper is de volgende inlichtingen:
a. voor- en achternaam;
b. het hoofdadres;
c. elk aan die verkoper afgegeven fiscale identificatienummer, met vermelding van elke lidstaat van afgifte, en bij gebrek daaraan, de geboorteplaats van die verkoper;
d. het btw-identificatienummer indien van toepassing;
e. de geboortedatum.
2. Met het oog op de rapportage, bedoeld in het eerste lid, verzamelt de rapporterende platformexploitant ten aanzien van iedere verkoper die een entiteit en geen uitgesloten verkoper is de volgende inlichtingen:
a. de wettelijke benaming;
b. het hoofdadres;
c. elk aan die verkoper afgegeven fiscale identificatienummer met vermelding van elke lidstaat van afgifte;
d. het btw-identificatienummer indien van toepassing;
e. het bedrijfsregistratienummer;
f. het bestaan van elke vaste inrichting via welke relevante activiteiten worden verricht in de Europese Unie, voor zover van toepassing, met aanduiding van elke respectievelijke lidstaat waar een dergelijke vaste inrichting is gelegen.
3. In afwijking van het eerste lid hoeft ten aanzien van iedere verkoper die een natuurlijke persoon en geen uitgesloten verkoper is en die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat niet te worden verzameld:
a. de geboorteplaats; en
b. het btw-identificatienummer.
4. In afwijking van het tweede lid hoeft ten aanzien van een entiteit die geen uitgesloten verkoper is en die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat niet te worden verzameld:
1° het btw-identificatienummer; en
2°. het bestaan van elke vaste inrichting via welke relevante activiteiten worden verricht.
5. Niettegenstaande het eerste en tweede lid is de rapporterende platformexploitant niet verplicht de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, en tweede lid, onderdelen b tot en met f, te verzamelen indien de inlichtingen zijn gebaseerd op een directe bevestiging van de identiteit en het hoofdadres van de verkoper via een identificatiedienst die door een lidstaat, de Europese Unie of een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, beschikbaar is gesteld om de identiteit en de fiscale woonplaats van de verkoper vast te stellen.
6. Niettegenstaande het eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen c en e, is de rapporterende platformexploitant niet verplicht het fiscale identificatienummer of, naargelang het geval, het bedrijfsregistratienummer te verzamelen indien de lidstaat of het niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, waarvan de verkoper een ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU, respectievelijk deel II, paragraaf D, OESO-modelregels, geen fiscaal identificatienummer of bedrijfsregistratienummer aan de verkoper afgeeft of niet verlangt dat het aan de verkoper afgegeven fiscale identificatienummer wordt verzameld.
1. Om te bepalen of een verkoper die een entiteit is, kan gelden als uitgesloten verkoper als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 4, subonderdelen a en b, van Richtlijn 2011/16/EU, kan de rapporterende platformexploitant zich baseren op publiekelijk beschikbare informatie of een bevestiging van een verkoper die een entiteit is.
2. Om te bepalen of een verkoper kan gelden als een uitgesloten verkoper als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 4, subonderdelen c en d, van Richtlijn 2011/16/EU, kan een rapporterende platformexploitant zich baseren op de registers waarover hij beschikt.
1. Met het oog op de rapportage, bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, derde en vijfde lid, van de wet, verzamelt de rapporterende platformexploitant ten aanzien van iedere verkoper die een ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU van een lidstaat en die als relevante activiteit de verhuur van onroerend goed verricht, de adresgegevens van elke eigendomslijst en, voor zover toegekend, het kadasternummer of het equivalent daarvan in het nationale recht van de lidstaat waar het gelegen is.
2. Met het oog op de rapportage, bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, derde en vijfde lid, van de wet, verzamelt de rapporterende platformexploitant ten aanzien van iedere verkoper die een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat en die als relevante activiteit de verhuur van onroerend goed verricht, de adresgegevens van de eigendomslijst.
3. Indien een rapporterende platformexploitant meer dan 2.000 relevante activiteiten heeft gefaciliteerd door een eigendomslijst te verhuren voor dezelfde verkoper die een entiteit is, verzamelt de rapporterende platformexploitant ondersteunende documenten, gegevens of inlichtingen waaruit blijkt dat de eigendomslijst eigendom is van dezelfde eigenaar.
4. Het derde lid is niet van toepassing op iedere verkoper die een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat.
1. De rapporterende platformexploitant bepaalt of de inlichtingen die zijn verzameld op grond van de artikelen 2, eerste en tweede lid, onderdelen a tot en met e, 3 en 4 betrouwbaar zijn door gebruik te maken van alle inlichtingen en documenten waarover hij in zijn registers beschikt, alsmede, indien van toepassing, van elke elektronische interface die gratis beschikbaar is gesteld door een lidstaat of de Europese Unie teneinde de geldigheid van het fiscale identificatienummer of het btw-identificatienummer vast te stellen en iedere elektronische interface die beschikbaar is gesteld door een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat teneinde de geldigheid van het fiscale identificatienummer vast te stellen.
2. Ten aanzien van verkopers die op 1 januari 2023 of vanaf de datum waarop een entiteit een rapporterende platformexploitant wordt al op het platform waren geregistreerd, bepaalt de rapporterende platformexploitant of de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, betrouwbaar zijn door gebruik te maken van de inlichtingen en documenten waarover hij in zijn elektronisch doorzoekbare registers beschikt.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid verzoekt de rapporterende platformexploitant die redenen heeft om aan te nemen dat inlichtingen als bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 4 onnauwkeurig kunnen zijn op basis van inlichtingen die zijn verstrekt door Onze Minister, de verkoper de gegevens die niet correct zijn gebleken, te corrigeren en ondersteunende documenten, gegevens of inlichtingen te verstrekken die betrouwbaar zijn en afkomstig uit een onafhankelijke bron, zoals:
a. een geldig identiteitsbewijs afgegeven door een overheidsorgaan; of
b. een recent certificaat van de fiscale woonplaats.
1. De rapporterende platformexploitant voltooit de verzamel- en verificatievereisten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5, uiterlijk op 31 december van de rapportageperiode.
2. In afwijking van het eerste lid voltooit de rapporterende platformexploitant de verzamel- en verificatievereisten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5, ten aanzien van verkopers die al op het platform waren geregistreerd op 1 januari 2023 of vanaf de datum waarop een entiteit een rapporterende platformexploitant wordt, uiterlijk op 31 december van de tweede rapportageperiode voor de rapporterende platformexploitant.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de rapporterende platformexploitant zich baseren op de verzamel- en verificatievereisten die in eerdere rapportageperioden zijn uitgevoerd, mits:
a. de in artikel 2, eerste en tweede lid, vereiste inlichtingen over de verkoper zijn verzameld en geverifieerd of bevestigd in de laatste 36 maanden; en
b. er voor de rapporterende platformexploitant geen redenen zijn om aan te nemen dat de inlichtingen die op grond van de artikelen 2, 3 of 4 zijn verzameld, onbetrouwbaar of incorrect zijn of zijn geworden.
4. In afwijking van het derde lid, onderdeel a, geldt ten aanzien van een verkoper die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat dat een rapporterende platformexploitant zich kan baseren op de verzamel- en verificatievereisten die in eerdere rapportageperioden zijn uitgevoerd als het hoofdadres van de verkoper, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, is verzameld en geverifieerd of bevestigd in de laatste 36 maanden.
De rapporterende platformexploitant kan ervoor kiezen de verzamel- en verificatievereisten als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6 uitsluitend op actieve verkopers toe te passen.
1. Indien een rapporterende platformexploitant een beroep doet op een derde als dienstverrichter om de verzamel- en verificatievereisten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6, te vervullen, blijft de verantwoordelijkheid ter zake berusten bij de rapporterende platformexploitant.
2. Indien de derde, bedoeld in het eerste lid, een platformexploitant is die met betrekking tot hetzelfde platform de verzamel- en verificatievereisten vervult, voert die platformexploitant de verzamel- en verificatievereisten uit op grond van artikelen 2 tot en met 6. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van die verzamel- en verificatievereisten blijft berusten bij de rapporterende platformexploitant.
Indien een verkoper de inlichtingen, bedoeld in hoofdstuk 2, niet verstrekt na twee aanmaningen van de rapporterende platformexploitant volgend op het initiële verzoek van die rapporterende platformexploitant, maar niet voordat 60 dagen sinds het initiële verzoek zijn verstreken, sluit de rapporterende platformexploitant de account van die verkoper af en verhindert hij dat de verkoper zich opnieuw op het platform registreert, of houdt hij de betaling van de tegenprestatie aan de verkoper in zolang de verkoper de vereiste inlichtingen niet heeft verstrekt.
1. De rapporterende platformexploitant legt in een register vast welke stappen zijn ondernomen en, indien van toepassing, welke inlichtingen zijn gebruikt bij de uitvoering van de rapportageverplichtingen en de verzamel- en verificatievereisten die voortvloeien uit de wet en dit besluit.
2. Het register wordt bewaard gedurende de termijn, bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, volgend op het einde van de rapportageperiode waarop zij betrekking heeft.
’s-Gravenhage, 21 december 2022
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Uitgegeven de zevenentwintigste december 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Het onderliggende Uitvoeringsbesluit verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten (hierna: het besluit) hangt samen met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/5141 in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Met deze richtlijn wordt het instrumentarium voor samenwerking op belastinggebied uitgebreid op het terrein van de digitale economie. Het doel van deze richtlijn is, kort samengevat, meer transparantie inzake de activiteiten die via digitale platformen worden verricht en de inkomsten die via deze activiteiten worden vergaard.2 Dit zal leiden tot een eerlijkere belastingheffing en tot een vermindering van de nalevingslasten voor zowel belastingdiensten als belastingbetalers. Om dit doel te kunnen realiseren, is het van wezenlijk belang dat de belastingautoriteiten van lidstaten van de Europese Unie (EU) (EU-lidstaten) op automatische basis volledige en relevante informatie met elkaar uitwisselen ten aanzien van zogenoemde relevante activiteiten die via digitale platformen worden verricht. Met die informatie komen de EU-lidstaten te beschikken over inlichtingen die behulpzaam zijn bij het correct vaststellen van de verschuldigde belastingen. De richtlijn bevat derhalve een uniforme rapportageverplichting voor platformexploitanten.
Dat betekent kort gezegd dat bepaalde platformexploitanten3 vanaf 1 januari 2023 gehouden zijn om bepaalde inlichtingen4 over verkopers die inwoner zijn van een EU-lidstaat5, op hun digitale platform bij te houden en jaarlijks te rapporteren aan de belastingautoriteit van een EU-lidstaat.6 Vervolgens is de EU-lidstaat waarin is gerapporteerd, gehouden die inlichtingen automatisch te verstrekken aan de belastingautoriteit van de EU-lidstaat waar de verkoper woont en, indien sprake is van het verhuren van onroerende zaken, de EU-lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.7 Voor deze uitwisseling wordt gebruik gemaakt van het gemeenschappelijke communicatienetwerk van de Europese Commissie (CCN).
Aangezien belastingautoriteiten wereldwijd worden geconfronteerd met uitdagingen in verband met de almaar groeiende digitale platformeconomie is internationale samenwerking ook met landen buiten de EU essentieel. Op 3 juli 2020 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de op 29 juni 2020 goedgekeurde «Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy» (de OESO-modelregels) gepubliceerd.8 Ook deze OESO-modelregels verplichten platformexploitanten om informatie over verkopers in verband met de verhuur van onroerende zaken, het aanbieden van persoonlijke diensten, de verkoop van goederen en de verhuur van transportmiddelen via digitale platformen te verzamelen en te rapporteren (zogenoemde due diligence- en rapportageverplichtingen).9 Daardoor kan naast de uitwisseling van informatie met EU-lidstaten (op basis van Richtlijn (EU) 2021/514) ook informatie worden uitgewisseld met niet-Unierechtsgebieden die met Nederland zijn overeengekomen om inlichtingen als hierboven genoemd, op wederkerige basis uit te wisselen. Deze uitwisseling zal lopen op basis van het WABB-verdrag en de «Multilateral Competent Authority Agreement Automatic Exchange of Information on Income Derived through Digital Platforms» (DPI MCAA). Voor een platformexploitant die aan Nederland rapporteert10 betekent dit kort gezegd dat ook moet worden gerapporteerd over (en verzameld en geverifieerd ten aanzien van) verkopers die inwoner zijn van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat. Opgemerkt wordt dat een uitwisselingsverplichting alleen geldt als het niet-Unierechtsgebied aan het coördinerende secretariaat van de OESO heeft laten weten op een wederkerige basis te willen uitwisselen.11 Als dat niet het geval is, zijn er voor een platformexploitant die in Nederland rapporteert geen verzamel- en verificatievereisten of een rapportageverplichting ten aanzien van verkopers die gevestigd zijn in dat betreffende niet-Unierechtsgebied. De OESO zal op haar website bijhouden welke uitwisselingsrelaties tot stand komen, per wanneer die van kracht zijn en of die wederkerig zijn, net zoals dat nu ook het geval is voor Country-by-Country Reporting en de Common Reporting Standard.12 Zoals ook in de memorie van toelichting bij de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie opgemerkt, volgt Nederland zowel de huidige als de toekomstige uitleg van de OESO ten aanzien van de verplichtingen die door middel van de genoemde wet en het onderliggende besluit worden vastgesteld, tenzij deze uitdrukkelijk niet overeenkomen met de bepalingen uit of de bedoeling van Richtlijn (EU) 2021/514.13
Om aan de rapportageverplichting te kunnen voldoen, zijn rapporterende platformexploitanten gehouden specifieke inlichtingen te verzamelen over verkopers die gebruikmaken van hun digitale platform op grond van zogenoemde verzamel- en verificatievereisten, in Richtlijn (EU) 2021/514 ook wel due diligence-procedures genoemd.14 In dit besluit worden deze verzamel- en verificatievereisten vastgelegd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de hiertoe in de WIB opgenomen delegatiebepaling.15 De verplichtingen die zijn vastgelegd in dit besluit sluiten één-op-één aan bij de verplichtingen zoals opgenomen in Richtlijn (EU) 2021/514 en de OESO-modelregels, inclusief het internationale uitwisselingskader en de optionele module.16 Er zijn geen andere vereisten gesteld, waardoor sprake is van zuivere implementatie van de richtlijn.
Dit besluit treedt net als de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie in werking met ingang van 1 januari 2023.17
In dit besluit wordt allereerst vastgesteld welke gegevens de rapporterende platformexploitanten van hun verkopers moeten verzamelen en verifiëren, om die vervolgens te rapporteren aan Onze Minister.
Een rapporterende platformexploitant dient de verzamel- en verificatievereisten uiterlijk op 31 december van de rapportageperiode te hebben voltooid.18 Onder de rapportageperiode wordt verstaan het kalenderjaar waarop de rapportage ziet.19 Voor verkopers die op 1 januari 2023 reeds op een digitaal platform zijn geregistreerd of die reeds op een digitaal platform zijn geregistreerd vanaf de datum waarop een entiteit een rapporterende platformexploitant wordt – zogenoemde «bestaande verkopers», geldt dat de genoemde verzamel- en verificatievereisten uiterlijk op 31 december van de tweede rapportageperiode voor de rapporterende platformexploitant moeten worden voltooid.20 Dit betekent dat ten aanzien van bestaande gebruikers extra tijd wordt geboden om de juiste gegevens en inlichtingen te verzamelen en te verifiëren. Rapporterende platformexploitanten zijn gehouden om de verzamelde en geverifieerde inlichtingen uiterlijk 31 januari van het jaar dat volgt op de rapportageperiode waarin de verkoper als te rapporteren verkoper is aangemerkt, aan de Belastingdienst te rapporteren.21 Ten aanzien van de te rapporteren verkopers die reeds op 1 januari 2023 op het platform waren geregistreerd, geldt gezien het voorgaande dat de verzamel- en verificatievereisten uiterlijk op 31 december 2024 dienen te zijn voltooid.22 De gegevens en inlichtingen over deze verkopers dienen uiterlijk op 31 januari 2025 te worden gerapporteerd.23 De te rapporteren informatie dient in dat geval alleen te zien op het jaar waarin de verkoper als te rapporteren verkoper wordt aangemerkt.24 Als dat in 2024 het geval is, zal de rapportageplicht alleen zien op 2024. Als de verzamel- en verificatievereisten toch al in 2023 zijn voltooid en de bestaande verkoper dus al in dat jaar als te rapporteren verkoper wordt aangemerkt, dan ziet de rapportageverplichting ook op dat jaar. De Belastingdienst is gehouden deze inlichtingen uiterlijk twee maanden na het einde van de rapportageperiode op automatische basis uit te wisselen met de betreffende belastingautoriteiten van andere EU-lidstaten.25 Kort gezegd betekent dit dat de Belastingdienst de inlichtingen ten aanzien van een rapportageperiode uiterlijk 31 januari van het jaar volgend op die rapportageperiode ontvangt, waarna zij die inlichtingen voor 1 maart van dat jaar dient uit te wisselen.26
Dit besluit is gebaseerd op de delegatiebepaling opgenomen in de WIB.27 In dit besluit worden derhalve geen boetebepalingen geïntroduceerd, maar het niet of niet volledig nakomen van een verplichting uit dit besluit zorgt ervoor dat indien de rapporterende platformexploitant de verplichtingen opgenomen in de WIB28 niet of niet volledig nakomt, dat tot gevolg heeft dat de sancties die volgen uit de WIB29 opgelegd kunnen worden aan de rapporterende platformexploitant. Ten aanzien van binnenlandse rapportage op grond van artikel 53bis AWR geldt het sanctieregime van de AWR.
De gegevens en inlichtingen die rapporterende platformexploitanten ingevolge het onderhavige besluit dienen te verzamelen en verifiëren bevatten ook persoonsgegevens. Onder een persoonsgegeven wordt verstaan elk gegeven ten aanzien van een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.30 Zoals in de memorie van toelichting bij de Wet implementatie EU-richtlijn transparantie digitale platformeconomie uiteengezet31, vloeit iedere vorm van gegevensverwerking in die wet voort uit Richtlijn (EU) 2021/514. In het onderhavige besluit worden geen extra verplichtingen of voorwaarden ten opzichte van de richtlijn geïntroduceerd. Het voorstel dat ten grondslag heeft gelegen aan Richtlijn (EU) 2021/514 is onderworpen aan een zogenoemd «impact assessment» door de Europese Commissie (EC).32 Hierin is geconcludeerd dat het voorstel wat betreft de impact op fundamentele rechten geheel in lijn is met Europese verdragen. Daarnaast is ook de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, welke heeft geoordeeld dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 2011/16/EU in overeenstemming is met de Algemene verordening gegevensbescherming33 (AVG) en Verordening (EU) 2018/172534 van het Europees Parlement en de Raad. De Nederlandse toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens, heeft over de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie een blanco advies gegeven. Het feit dat rapporterende platformexploitanten die aan Onze Minister rapporteren ook ten aanzien van verkopers die ingezetene35 zijn van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat inlichtingen verzamelt, verifieert en rapporteert volgt volledig uit de verplichtingen die de OESO-modelregels in het leven hebben geroepen.
Dit besluit introduceert de verplichting voor rapporterende platformexploitanten om gegevens en inlichtingen te verzamelen en te verifiëren ten aanzien van te rapporteren verkopers die relevante activiteiten verrichten via hun digitale platform. Dientengevolge heeft het onderhavige wetsvoorstel een toename van de administratieve lasten tot gevolg voor rapporterende platformexploitanten. Afhankelijk van de activiteiten van de betreffende rapporterende platformexploitant is een aantal van de te verzamelen en te verifiëren gegevens en inlichtingen wellicht al aanwezig in de registers van dat platform. Ten aanzien van de gegevens waarvoor dat niet geldt, zal de rapporterende platformexploitant de te rapporteren verkoper moeten vragen deze te verstrekken. Op grond van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie zijn rapporterende platformexploitanten gehouden om de gegevens en inlichtingen die op grond van dit besluit zijn verzameld en geverifieerd, jaarlijks te rapporteren aan de Belastingdienst. Ook zijn rapporterende platformexploitanten op grond van die wet gehouden om de betrokken verkopers in te lichten over de hen aangaande gegevens en inlichtingen die zijn gerapporteerd aan de Belastingdienst. Voorgaande verplichtingen zorgen voor extra administratieve lasten voor rapporterende platformexploitanten. Deze kunnen zich bijvoorbeeld uiten in de aanpassing of het ontwerp van ICT-systemen. Immers, de verstrekking van de gegevens en inlichtingen zal, net als andere vergelijkbare gegevensstromen, digitaal plaatsvinden. Over de wijze waarop de gegevens en inlichtingen aan de Belastingdienst worden gerapporteerd, worden regels gesteld die via de website van de Belastingdienst raadpleegbaar zullen zijn.
In de memorie van toelichting bij de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie is ingegaan op de administratieve lasten die de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 in het geheel (dus zowel de rapportageverplichtingen die zijn opgenomen in de wet als de verzamel- en verificatievereisten die zijn opgenomen in dit besluit), tot gevolg heeft.36 Hierbij is onder andere aangegeven dat de Europese Commissie verwacht dat de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 eenmalige kosten voor rapporterende platformexploitanten met zich brengt ter grootte van € 875 miljoen. De structurele kosten bedragen € 105 miljoen. Naar rato bedraagt de toename in administratieve lasten voor Nederlandse bedrijven incidenteel € 44 miljoen en structureel € 5 miljoen.37
Ook de uitvoeringstoets38 die ten aanzien van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie heeft plaatsgevonden, zag op de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 in het geheel (dus zowel de rapportageverplichtingen als de verzamel- en verificatievereisten). Om wetstechnische redenen is bij de implementatie gekozen om de verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten niet in de wet maar in onderhavig besluit op te nemen. De verzamel- en verificatievereisten die in dit besluit zijn opgenomen, volgen één-op-één uit Richtlijn (EU) 2021/514 en zijn in de memorie van toelichting bij de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie uitgebreid toegelicht.39 Ook zag de uitvoeringstoets op de implementatie van de OESO-modelregels. Dit betekent dat de uitkomsten van de uitvoeringstoets die ten aanzien van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie is uitgevoerd, onverkort van toepassing zijn op het onderhavige besluit. Inmiddels zijn ook de technische specificaties van de berichtenuitwisseling en het registratiesysteem (vastlegging meldingen digitale platformen) door de EU bekend gemaakt. Deze specificaties hebben niet tot problemen geleid en daarmee blijven de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie en het onderhavige besluit uitvoerbaar.
Zoals hierboven aangegeven beslaat de memorie van toelichting bij de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie zowel de bepalingen die in die wet zijn opgenomen als de verzamel- en verificatievereisten die in dit besluit zijn opgenomen. Laatstgenoemde zijn in die toelichting uitgebreid toegelicht. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft op deze wet en op onderhavig besluit advies uitgebracht. De ATR heeft daarin gevraagd om de gevolgen voor de regeldruk in kaart te brengen conform de rijksbrede methodiek. De nota van toelichting is hierop aangepast.40 De Wet implementatie EU-richtlijn en de daarin reeds besproken verzamel- en verificatievereisten heeft in de periode van 8 oktober 2021 tot 9 november 2021 voor internetconsultatie opengestaan.
Bepaling Richtlijn 2011/16/EU, bijlage 5 |
Implementatiebepaling |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting keuzes beleidsruimte |
---|---|---|---|
Deel II, onderdeel A, eerste zin |
Artikel 3, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel A, tweede zin |
Artikel 3, tweede lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel B, onder 1 |
Artikel 2, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel B, onder 2 |
Artikel 2, tweede lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel B, onder 3 |
Artikel 2, vijfde lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel B, onder 4 |
Artikel 2, zesde lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel C, onder 1 |
Artikel 5, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel C, onder 2 |
Artikel 5, tweede lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel C, onder 3 |
Artikel 5, derde lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel D |
Geen |
Het begrip ingezetene is al in de wet opgenomen. |
|
Deel II, onderdeel E, eerste zin |
Artikel 4, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel E, tweede zin |
Artikel 4, derde lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel F, onder 1 |
Artikel 6, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel F, onder 2 |
Artikel 6, tweede lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel F, onder 3 |
Artikel 6, derde lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel G |
Artikel 7 |
Geen |
|
Deel II, onderdeel H, onder 1 |
Artikel 8, eerste lid |
Geen |
|
Deel II, onderdeel H, onder 2 |
Artikel 8, tweede lid |
Geen |
|
Deel IV, onderdeel A, onder 1 |
Geen |
Is reeds geregeld in de wet. |
|
Deel IV, onderdeel A, onder 2 |
Artikel 9 |
Geen |
|
Deel IV, onderdeel B, onder 1, eerste zin |
Artikel 10, eerste lid |
Geen |
|
Deel IV, onderdeel B, onder 1, tweede zin |
Artikel 10, tweede lid |
Bewaartermijn minimaal 5, maximaal 10 jaar |
Aangesloten bij de nationale bewaartermijn van 7 jaar uit artikel 52 AWR. |
In artikel 1, eerste lid, van dit besluit wordt aangegeven dat dit besluit berust op de delegatiebepaling in artikel 10i WIB. Artikel 10i WIB delegeert de bevoegdheid om regels te stellen met betrekking tot de verzamel- en verificatievereisten. Hierbij gaat het om de verzamel- en verificatievereisten die worden gesteld aan rapporterende platformexploitanten als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB, met het oog op het door die platformen rapporteren van gegevens en inlichtingen als bedoeld in de artikelen 10j tot en met 10l WIB. Daarmee is dit besluit enkel van belang voor platformexploitanten die in Nederland moeten rapporteren. Ook regelt artikel 10i WIB dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop die gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt. In artikel 1, tweede lid, van dit besluit wordt verduidelijkt dat in dit besluit onder «wet» wordt verstaan de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
In artikel 2 van dit besluit is opgenomen welke inlichtingen een rapporterende platformexploitant moet verzamelen ten aanzien van te rapporteren verkopers. Het gaat hierbij om de verzameling met het oog op de rapportage als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, derde en vijfde lid, WIB, dus kort gezegd om rapportage aan Onze Minister. Artikel 2, eerste lid, van dit besluit betreft de inlichtingen die moeten worden verzameld ten aanzien van iedere verkoper die een natuurlijke persoon en geen uitgesloten verkoper is. Het gaat om de voor- en achternaam, het hoofdadres, elk aan de verkoper afgegeven fiscale identificatienummer met vermelding van elke lidstaat van afgifte en, bij gebrek daaraan, de geboorteplaats van die verkoper, het btw-identificatienummer (indien van toepassing) en de geboortedatum. Artikel 2, tweede lid, van dit besluit ziet op inlichtingen die moeten worden verzameld ten aanzien van iedere verkoper die een entiteit en geen uitgesloten verkoper is. Hierbij gaat het om de volgende inlichtingen; de wettelijke benaming, het hoofdadres, elk aan die verkoper afgegeven fiscale identificatienummer met vermelding van elke lidstaat van afgifte, het btw-identificatienummer (indien van toepassing), het bedrijfsregistratienummer en het bestaan van elke vaste inrichting via welke relevante activiteiten worden verricht in de EU, voor zover van toepassing, met aanduiding van elke respectievelijke lidstaat waar een dergelijke vaste inrichting is gelegen. Deze inlichtingen zijn noodzakelijk voor belastingautoriteiten om de te rapporteren verkopers te kunnen identificeren. Het hoofdadres is voor een natuurlijk persoon bedoeld om te bepalen van welke EU-lidstaat of gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied de verkoper ingezetene is en derhalve met welke landen de informatie dient te worden uitgewisseld door de Belastingdienst.41 Als het hoofdadres gedurende de rapportageperiode verandert (bijvoorbeeld door een verhuizing) zal een rapporterende platformexploitant het meest recente hoofdadres moeten rapporteren. Voor entiteiten geldt als hoofdadres het geregistreerd kantooradres.
In artikel 2, derde lid, van dit besluit is geregeld dat in afwijking van het eerste lid ten aanzien van iedere verkoper die een natuurlijke persoon en geen uitgesloten verkoper is en die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, een tweetal inlichtingen níet hoeft te worden verzameld. Het gaat hierbij om de geboorteplaats en het btw-identificatienummer. Dit is het geval omdat de OESO-modelregels niet verplichten tot het verzamelen van die gegevens. Artikel 2, vierde lid, van dit besluit voorziet in eenzelfde soort uitzondering ten aanzien van een entiteit die geen uitgesloten verkoper is en die ingezetene is van een niet-Unierechtsgebied als hiervoor omschreven. Ten aanzien van een dergelijke entiteit hoeft het btw-identificatienummer en het bestaan van elke vaste inrichting via welke relevante activiteiten worden verricht, niet te worden verzameld.
Verder geldt op basis van artikel 2, vijfde lid, van dit besluit dat een rapporterende platformexploitant niet verplicht is een aantal inlichtingen42 te verzamelen indien die inlichtingen zijn gebaseerd op een directe bevestiging van de identiteit en het hoofdadres van de verkoper via een identificatiedienst die door een EU-lidstaat, de EU of een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, beschikbaar is gesteld om de identiteit en de fiscale woonplaats van de verkoper vast te stellen. Deze uitzondering zorgt ervoor dat als de identiteit en het hoofdadres van de verkoper via de genoemde onafhankelijke identificatiediensten worden bevestigd, niet nog eens apart een aantal extra gegevens hoeft te worden verzameld door de rapporterende platformexploitant. Door de bevestiging van een onafhankelijke bron is de kwaliteit van de data vastgesteld en hoeven verkopers zelf minder administratieve handelingen te verrichten.
In artikel 2, zesde lid, van dit besluit is bepaald dat een rapporterende platformexploitant niet verplicht is om het fiscaal identificatienummer of, in het geval van een rechtspersoon, het bedrijfsregistratienummer van een verkoper te verzamelen indien de EU-lidstaat of het niet-Unierechtsgebied waarvan de verkoper een ingezetene is geen fiscaal identificatienummer of bedrijfsregistratienummer aan de verkoper afgeeft of niet verlangt dat het aan de verkoper afgegeven fiscale identificatienummer of bedrijfsregistratienummer wordt verzameld. Wanneer een land geen fiscaal identificatienummer of bedrijfsregistratienummer afgeeft, is het logischerwijs ook niet mogelijk voor de verkoper die aan de rapporterende platformexploitant te verstrekken. Als het land waarvan de verkoper een ingezetene is heeft aangegeven dat het fiscaal identificatienummer of bedrijfsregistratienummer niet hoeft te worden ontvangen, kan de platformexploitant deze gegevens wel verzamelen en rapporteren. Vanuit het oogpunt van eenvoud is het voor te stellen dat een platformexploitant hiertoe toch overgaat.
In artikel 3 van dit besluit wordt uitgewerkt uit welke informatiebronnen een rapporterende platformexploitant kan putten om te bepalen of een verkoper als een uitgesloten verkoper kwalificeert.43 Op grond van Richtlijn (EU) 2021/514 en de OESO-modelregels zijn enkele groepen verkopers uitgesloten van de rapportageverplichting om onnodige nalevingskosten te beperken. Voor een rapporterende platformexploitant is het van belang om met zekerheid te kunnen vaststellen dat hij met een uitgesloten verkoper te maken heeft, omdat hij de verkoper anders als een te rapporteren verkoper moeten behandelen mits aan de overige voorwaarden ten aanzien daarvan is voldaan.
Artikel 3, eerste lid, van dit besluit geeft aan welke inlichtingen gebruikt mogen worden om te bepalen of een verkoper die een entiteit is, kwalificeert als een uitgesloten verkoper in de zin van bijlage V, deel I, onder 4, subonderdelen a en b, van Richtlijn 2011/16/EU. Dit betreft verkopers die overheidsinstantie zijn of een entiteiten waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op een erkende effectenbeurs, of gelieerde entiteiten van entiteiten waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld of een erkende effectenbeurs. Deze verkopers zijn uitgesloten van de rapportageverplichting omdat voor hen op andere wijze de transparantie van hun fiscale verplichtingen al is gewaarborgd.44 45
Bij het bepalen dat een verkoper kwalificeert als uitgesloten verkoper kan een rapporterende platformexploitant zich baseren op publieke informatie over een entiteit, zoals bijvoorbeeld de website van de entiteit, krantenartikelen of een aandelenindex. Ook kan een rapporterende platformexploitant zich baseren op een bevestiging van de entiteit in kwestie dat hij een overheidsinstantie of beursgenoteerde entiteit is. De platformexploitant kan aan deze bevestiging bepaalde eisen stellen, bijvoorbeeld in de vorm van aanvullende documentatie. Deze documentatie zou de bevestiging kunnen staven dat een entiteit op de beurs is genoteerd of gehouden wordt door een beursgenoteerde entiteit, of dat een entiteit zelf een overheidslichaam is of gehouden wordt door een overheidslichaam. Bij entiteiten die niet zelf beursgenoteerd zijn of een overheidsinstantie zijn, kan bijvoorbeeld een eigendomsstructuur of uittreksel van de Kamer van Koophandel wenselijk zijn.
Artikel 3, tweede lid, van dit besluit regelt welke inlichtingen gebruikt mogen worden om te bepalen of een verkoper kwalificeert als een uitgesloten verkoper in de zin van bijlage V, deel I, onder 4, subonderdelen c en d, van Richtlijn 2011/16/EU. Een rapporterende platformexploitant kan voor de kwalificatie van deze uitgesloten verkopers vertrouwen op de informatie uit de registers waarover hij beschikt. Verkopers die als uitgesloten verkoper kwalificeren op grond van bijlage V, deel I, onder 4, onderdeel c, van Richtlijn 2011/16/EU, zijn entiteiten waarvoor de rapporterende platformexploitant tijdens de rapportageperiode meer dan 2.000 relevante activiteiten heeft gefaciliteerd door de verhuur van onroerende zaken die op hetzelfde straatadres zijn gelegen, in het bezit zijn van dezelfde eigenaar en door dezelfde verkoper via een digitaal platform te huur worden aangeboden.46 Dit betekent dat de rapportageverplichting ten aanzien van bijvoorbeeld hotelketens of touroperators niet van toepassing is. Ten aanzien van hen geldt dat transparantie over behaalde inkomsten langs andere weg wordt bewerkstelligd.47 Verkopers die als uitgesloten verkoper kwalificeren op grond van bijlage V, deel I, onder 4, onderdeel d, van Richtlijn 2011/16/EU, zijn verkopers voor wie de platformexploitant tijdens de rapportageperiode minder dan 30 relevante activiteiten heeft gefaciliteerd door de verkoop van goederen, en voor wie het totale bedrag van de tegenprestatie dat is betaald of gecrediteerd ten hoogste € 2.000 bedroeg. Dit is de drempel voor de zogenoemde «kleine verkopers». De drempel voor de kleine verkopers geldt dus voor verkopers voor wie de rapporterende platformexploitant in een rapportageperiode:
– minder dan 30 relevante activiteiten heeft gefaciliteerd;
– de relevante activiteit de verkoop van goederen betrof; en
– het totale bedrag aan tegenprestatie maximaal € 2.000 was.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat artikel 10 van dit besluit ook van toepassing is op de in dit artikel bepaalde informatie.
Artikel 4 van dit besluit is een aanvulling op de inlichtingen die rapporterende platformexploitanten moeten verzamelen wanneer de relevante activiteit van de verkoper de verhuur van onroerende goederen betreft. Artikel 4, eerste lid, van dit besluit ziet alleen op verkopers die ingezetenen zijn van een EU-lidstaat. Ingevolge dit lid wordt de rapporterende platformexploitant verplicht om de adresgegevens van de eigendomslijst en, voor zover dit is toegekend, het kadasternummer te verzamelen. Op deze wijze kan naast de verkoper ook het onroerend goed worden geïdentificeerd.48 Dit is relevant omdat in verschillende landen het onroerend goed wordt gezien als heffingsobject en met deze informatie de gegevens en inlichtingen kunnen worden uitgewisseld aan de landen met het heffingsrecht. Door deze aanvullende informatie over het onroerend goed is het mogelijk om de inkomsten van de verhuur van het onroerend goed aan het relevante land te verstrekken.
Artikel 4, tweede lid, van dit besluit geeft aan dat een rapporterende platformexploitant ten aanzien van iedere verkoper die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, en die als relevante activiteit de verhuur van onroerend goed verricht, slechts de adresgegevens van de eigendomslijst hoeft te verzamelen. Het verzamelen van een kadasternummer is ingevolge de OESO-modelregels niet nodig.
Artikel 4, derde lid, van dit besluit geeft aan dat een rapporterende platformexploitant die meer dan 2.000 relevante activiteiten heeft gefaciliteerd door een eigendomslijst te verhuren voor dezelfde verkoper die een entiteit is, de ondersteunende documenten, gegevens of inlichtingen verzamelt waaruit blijkt dat de eigendomslijst eigendom is van dezelfde eigenaar. Hierdoor wordt voorkomen dat verschillende verkopers zich voordoen als één verkoper met als doel te worden aangemerkt als «uitgesloten verkoper» ten aanzien waarvan geen rapportageverplichting geldt.
Artikel 4, vierde lid, van dit besluit geeft een uitzondering op de hiervoor genoemde verplichting uit artikel 4, derde lid, van dit besluit. In de situatie dat de verkoper een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, hoeft de rapporterende platformexploitant de gegevens, genoemd in artikel 4, derde lid, van dit besluit, niet te verzamelen. Dat de in dat lid genoemde verplichting niet geldt voor een verkoper uit een dergelijk niet-Unierechtsgebied komt door een verschil tussen Richtlijn (EU) 2021/514 en de OESO-modelregels.
Artikel 5 van dit besluit bepaalt hoe de rapporterende platformexploitant de verzamelde inlichtingen moet verifiëren. De inlichtingen die de rapporterende platformexploitant aan de belastingautoriteiten rapporteert moeten betrouwbaar zijn. Daarom is naast het verzamelen ook de verificatie van deze gegevens verplicht gesteld. Met eenduidige en duidelijke verificatieregels wordt voorkomen dat verkeerde informatie gerapporteerd en vervolgens uitgewisseld wordt tussen belastingautoriteiten.
Artikel 5, eerste lid, van dit besluit regelt dat een rapporterende platformexploitant bepaalt of de verzamelde inlichtingen49 betrouwbaar zijn door gebruik te maken van alle inlichtingen en documenten waarover hij in zijn registers beschikt. In geval van verkopers die inwoner zijn van een EU-lidstaat dient een rapporterende platformexploitant ook gebruik te maken van een elektronische interface die gratis beschikbaar is gesteld door een EU-lidstaat of de EU, als daarvan sprake is, voor het vaststellen van de geldigheid van de verzamelde fiscale identificatienummers of btw-identificatienummers.50 Voor verkopers die inwoner zijn van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, dient de rapporterende platformexploitant ook gebruik te maken van iedere beschikbare elektronische interface die door dat niet-Unierechtsgebied beschikbaar wordt gesteld. Vanwege een verschil tussen de richtlijn en de OESO-modelregels moet in het geval van een inwoner van een niet-Unierechtsgebied gebruik worden gemaakt van elke elektronische interface die beschikbaar is, ongeacht of die gratis ter beschikking wordt gesteld. Het is niet verplicht voor een rapporterende platformexploitant om naast het zoeken in de eigen registers en de elektronische interface van hetzij de EU-lidstaat of de EU, hetzij het niet-Unierechtsgebied, een extern onderzoek te doen naar de verzamelde inlichtingen, bijvoorbeeld door onderzoek op het internet.
Artikel 5, tweede lid, van dit besluit regelt dat voor verkopers die al op een platform zijn geregistreerd voor 1 januari 2023, of vanaf de datum dat de platformexploitant een rapporterende platformexploitant wordt (zogeheten bestaande verkopers), de rapporterende platformexploitant in het verificatieproces uitsluitend onderzoek hoeft te doen in de elektronisch doorzoekbare registers waarover de rapporterende platformexploitant beschikt.51 Wanneer een rapporterende platformexploitant er tijdens het verificatieproces als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van dit besluit achter komt dat de verzamelde informatie onbetrouwbaar of niet juist is, bijvoorbeeld omdat de verzamelde gegevens afwijken van hetgeen in de registers is opgenomen, is hij gehouden alsnog de juiste informatie te verzamelen.52
Artikel 5, derde lid, van dit besluit regelt dat onverminderd artikel 5, eerste en tweede lid, van dit besluit een rapporterende platformexploitant die op basis van inlichtingen die zijn verstrekt door Onze Minister redenen heeft om aan te nemen dat inlichtingen als bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 4 van dit besluit onnauwkeurig kunnen zijn, de verkoper verzoekt de gegevens die niet correct zijn gebleken, te corrigeren en ondersteunde documenten, gegevens of inlichtingen te verstrekken die betrouwbaar zijn en afkomstig uit een onafhankelijke bron, zoals een geldig identiteitsbewijs of een recent certificaat van de fiscale woonplaats.53
In artikel 6, eerste lid, van dit besluit wordt bepaald dat de rapporterende platformexploitant is gehouden om zijn verplichtingen op het gebied van het verzamelen en verifiëren van de gegevens uiterlijk te voltooien op 31 december van de rapportageperiode. Door deze deadline moet de kwaliteit van de data die de rapporterende platformexploitanten binnen een maand na het einde van de rapportageperiode aan de belastingautoriteiten rapporteren worden gewaarborgd, en is de verwachting dat zij tijdig tot de (juiste) rapportage kunnen overgaan. Zolang rapporterende platformexploitanten het verzamel- en verificatieproces afgerond hebben per jaareinde, zijn zij vrij om te bepalen hoe zij dit proces inrichten. Ook voor de belastingplichtige is het van belang dat een rapporterende platformexploitant zijn verzamel- en verificatievereisten per 31 december van de rapportageperiode heeft voltooid, omdat de belastingplichtige op grond van artikel 10o WIB van de rapporterende platformexploitant een overzicht krijgt van de over hem verzamelde gegevens. Dit overzicht waarborgt transparantie over de uitgewisselde gegevens en is tevens voor de belastingplichtige behulpzaam bij het doen van aangifte.
Artikel 6, tweede lid, van dit besluit regelt een verlengde termijn voor de zogeheten bestaande verkopers, de verkopers die al geregistreerd stonden op het platform voor 1 januari 2023 of vanaf het moment dat een platformexploitant een rapporterende platformexploitant wordt.54 Voor de bestaande verkopers hoeven de bovenstaande stappen niet op 31 december 2023 doorlopen te zijn, maar pas op 31 december 2024. In het algemeen deel van de toelichting is hierop nader ingegaan.
Artikel 6, derde lid, van dit besluit regelt dat de rapporterende platformexploitant zich in sommige situaties mag baseren op verzamel- en verificatievereisten uit eerdere jaren.55 De gegevens die verzameld moeten worden op grond van de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit zullen voor de meeste verkopers niet jaarlijks veranderen. Om hiermee rekening te houden en daarmee ook de nalevingskosten voor rapporterende platformexploitanten en verkopers te verlagen, is besloten dat de rapporterende platformexploitant niet opnieuw de inlichtingen hoeft te verzamelen en verifiëren als:
– de rapporterende platformexploitant de inlichtingen in de afgelopen 36 maanden heeft verzameld en geverifieerd, of in die periode nogmaals bevestigd heeft gekregen van de verkoper, en;
– de rapporterende platformexploitant ook geen reden heeft om aan te nemen dat de inlichtingen op grond van de artikelen 2, 3 en 4 onbetrouwbaar of niet meer correct zijn.
Dit betekent dus dat de rapporterende platformexploitant minimaal eenmaal per 36 maanden contact moet hebben met de verkoper om zijn persoonlijke identificatiegegevens uit artikel 2, eerste lid, van dit besluit te laten controleren. De overige gegevens die zijn verzameld op grond van artikel 2, 3 en 4 van dit besluit hoeven niet te worden geverifieerd op regelmatige basis. Echter, verkopers kunnen natuurlijk zelf proactief hun gegevens vernieuwen wanneer de gegevens veranderen. In het geval van een bijvoorbeeld een verhuizing is de verwachting dat verkopers hun adres aan willen passen. Vervolgens is de rapporterende platformexploitant gehouden om deze verandering mee te nemen in zijn registers en uiteindelijk in de rapportage aan de belastingautoriteit. Ook geldt dat een rapporterende platformexploitant zich niet op eerdere rapportageperioden kan baseren als er voor hem redenen zijn om aan te nemen dat de inlichtingen onbetrouwbaar of incorrect zijn geworden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als uit de registers van een rapporterende platformexploitant blijkt dat bepaalde inlichtingen niet meer correct kunnen zijn. Mocht dat gebeuren, dan is een rapporterende platformexploitant gehouden actief bij de verkoper te achterhalen of de inlichtingen nog steeds juist zijn of aangepast moeten worden. Dat de inlichtingen niet opnieuw hoeven te worden verzameld en geverifieerd betekent uiteraard niet dat de platformexploitant ze niet hoeft uit te wisselen.
Artikel 6, vierde lid, van dit besluit regelt dat voor een verkoper die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, een rapporterende platformexploitant zich kan baseren op de verzamel- en verificatievereisten die in eerdere rapportageperioden zijn uitgevoerd als het hoofdadres van de verkoper is verzameld en geverifieerd of bevestigd in de afgelopen 36 maanden.
In artikel 7 van dit besluit is een uitzondering op de verzamel- en verificatievereisten opgenomen ten aanzien van niet-actieve verkopers.56 Er kunnen situaties voorkomen waarin een verkoper bijvoorbeeld meerdere jaren actief is op een platform om vervolgens één of enkele jaren geen relevante activiteit meer te verrichten, maar ondertussen wel op het platform geregistreerd blijft. In dit soort gevallen is het vanuit de achterliggende gedachte van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie om transparantie over de inkomsten die verkopers op platformen te verkrijgen, niet noodzakelijk de gegevens over deze verkopers te verzamelen en verifiëren. De verkoper behaalt immers geen inkomsten. Rapporterende platformexploitanten hebben daarom de mogelijkheid om ten aanzien van verkopers die niet actief57 zijn in een kalenderjaar, de identificatiegegevens niet te verzamelen (indien van toepassing) en te verifiëren. Dit zorgt ervoor dat verkopers die geen actief gebruik maken van het platform ook geen gegevens hoeven te verstrekken. Voor platformexploitanten en belastingautoriteiten zorgt dit ervoor dat de hoeveelheid te verwerken gegevens verminderd wordt.58
In artikel 8, eerste lid, van dit besluit is opgenomen dat een rapporterende platformexploitant voor de voltooiing van de verzamel- en verificatievereisten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6 van dit besluit een beroep kan doen op een derde als dienstverrichter, maar dat de verantwoordelijkheid ter zake in dat geval bij de rapporterende platformexploitant blijft rusten.59
Artikel 8, tweede lid, van dit besluit ziet op een situatie waarin de eerdergenoemde derde als dienstverrichter een platformexploitant is die met betrekking tot hetzelfde platform de verzamel- en verificatievereisten vervult.60 Als dit het geval is, is ook die platformexploitant gehouden de verzamel- en verificatievereisten uit te voeren op grond van de artikelen 2 tot en met 6 van dit besluit. Ook in dit geval blijft de verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de verzamel- en verificatievereisten liggen bij de rapporterende platformexploitant.
In artikel 9 van dit besluit is bepaald dat als een te rapporteren verkoper de vereiste gegevens en inlichtingen niet verstrekt na twee aanmaningen volgend op het initiële verzoek van de rapporterende platformexploitant, die platformexploitant gehouden is het account van die te rapporteren verkoper af te sluiten en te verhinderen dat die verkoper zich opnieuw op het platform registreert of de betaling van de tegenprestatie aan te houden zolang de verkoper de vereiste inlichtingen niet heeft verstrekt.61
Hoewel de rapporterende platformexploitant ingevolge artikel 9 van dit besluit een verplichting heeft om in het genoemde geval over te gaan tot één van de genoemde acties, bestaat voor de rapporterende platformexploitant vrijheid om dit proces in te richten zoals hij dat wenst. De platformexploitant kan bijvoorbeeld het moment bepalen waarop de verkoper voor het eerst om zijn gegevens wordt gevraagd, wat de termijn voor het antwoorden is of wanneer een eventuele aanmaning wordt verstuurd. Uiteraard dient de rapporterende platformexploitant zich voor het voltooien van de verzamel- en verificatievereisten uiteindelijk wel te houden aan de in artikel 6, eerste lid, van dit besluit genoemde deadline van 31 december van de rapportageperiode. Artikel 9 van dit besluit geeft waarborgen voor de verkopers, zodat een rapporterende platformexploitant niet zonder meer een verkoper van het platform kan weerhouden met een beroep op de wet. De eerste waarborg is dat minimaal 60 dagen moeten verstrijken tussen het moment waarop de platformexploitant voor het eerst verzoekt om informatie en het sluiten van de account van de verkoper. De tweede waarborg is dat de platformexploitant minimaal twee aanmaningen moet versturen voordat het account gesloten wordt. Deze aanmaningen moeten zijn verstuurd na het eerste verzoek om informatie en voor het uiteindelijke sluiten van het account van de verkoper. Welk van de voorgeschreven acties de rapporterende platformexploitant uiteindelijk uitvoert als een verkoper de inlichtingen niet na twee aanmaningen verstrekt, is aan de platformexploitant. Hij kan daarin kiezen tussen het sluiten van het account van de verkoper en het verhinderen dat de verkoper zich opnieuw registreert op het platform, of het tegenhouden van de nog resterende betalingen van de tegenprestaties aan de verkoper. Hierdoor moet worden voorkomen dat de desbetreffende verkoper doorgaat met het vergaren van inkomsten via het platform zonder gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de platformexploitant.
In artikel 10, eerste lid, van dit besluit wordt bepaald dat een rapporterende platformexploitant in een register vast moet leggen welke stappen zijn ondernomen bij de verzamel- en verificatievereisten en, indien van toepassing, welke inlichtingen zijn gebruikt bij de uitvoering ervan.62 Uit het register zal onder meer moeten blijken hoe de rapporterende platformexploitant omgaat met de uitzonderingen van artikel 2, vijfde en zesde lid, van dit besluit, welke publieke informatie wordt onderzocht en als betrouwbaar wordt geacht voor de uitgesloten verkopers van artikel 3 van dit besluit en/of aan welke (interne) data de verzamelde gegevens getoetst worden in het verificatieproces.
Artikel 10, tweede lid, van dit besluit verplicht de rapporterende platformexploitant om conform artikel 10, eerste lid, van dit besluit in een register zijn administratie vast te leggen en conform artikel 52, vierde lid, AWR, gedurende zeven jaar na afloop van de rapportageperiode te bewaren. Deze termijn zorgt er enerzijds voor dat de Belastingdienst op een later moment nog een controle kan uitvoeren en waarborgt anderzijds dat de gegevens van te rapporteren verkopers niet onnodig lang bij een rapporterende platformexploitant worden bewaard.
In artikel 11 van dit besluit wordt bepaald dat de rapporterende platformexploitant de gegevens en inlichtingen als bedoeld in de artikelen 10j tot en met 10l, WIB rapporteert op een door Onze Minister voorgeschreven wijze. Daarbij zal via de website van de Belastingdienst nader worden aangegeven op welke wijze de digitale indiening dient plaats te vinden en met behulp van welke berichtenspecificaties.
Dit besluit treedt net als de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie in werking met ingang van 1 januari 2023.63
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104/1).
Overweging 36 van Richtlijn (EU) 2021/514 geeft aan dat gegevensverwerking in Richtlijn 2011/16/EU uitsluitend aan bod komt met als doel een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk belastingheffing en de beoogde bestrijding van belastingfraude-, ontduiking en ontwijking, het veiligstellen van belastinginkomsten en het bevorderen van eerlijke belastingheffing, waardoor de mogelijkheden voor sociale, politieke en economische inclusie in de lidstaten worden verstrekt.
Zie artikel 8 bis quater en bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 4, van Richtlijn 2011/16/EU.
Of verkopers die een onroerend goed verhuren dat in een EU-lidstaat is gelegen, zie bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 3, van Richtlijn 2011/16/EU.
Zie bijlage V, deel III, onderdeel A, onder 1 en deel I, onderdeel A, onder 4, subonderdeel a, van Richtlijn 2011/16/EU, waar is bepaald in welke EU-lidstaat tot rapportage dient te worden overgegaan.
Zie artikel 8 bis quater, tweede lid, van Richtlijn 2011/16/EU en Sectie 1, onderdeel 1, van de Multilateral Competent Authority Agreement Automatic Exchange of Information on Income Derived through Digital Platforms (DPI MCAA).
OECD (2020), Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, OECD, Paris. www.oecd.org/tax/exchange-of-tax-information/.
OECD (2020), Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, OECD, Paris, en de Optional Module for Sale of Goods and Rental of Means of Transportation (2021).
«Co-ordinating Body Secretariat» Section 7 onder 1 OECD (2021), Model Reporting Rules for Digital Platforms: International Exchange Framework and Optional Module for Sale of Goods, OECD, Paris.
https://www.oecd.org/tax/beps/country-by-country-exchange-relationships.htm.en https://www.oecd.org/tax/automatic-exchange/international-framework-for-the-crs/exchange-relationships/.
In eerste instantie bevatten de OESO-modelregels alleen een rapportageplicht ten aanzien van de relevante activiteiten het verhuren van onroerend goed en het verrichten van persoonlijke diensten. Richtlijn (EU) 2021/514 omvatte een grotere scope, namelijk ook een rapportageplicht voor de relevante activiteiten het verhuren van transportmiddelen en de verkoop van goederen. Met de optionele module worden de OESO modelregels uitgebreid met de relevante activiteiten verkoop van goederen en verhuur van transportmiddelen. Met deze uitbreiding is de omvang van de OESO-modelregels gelijk aan de omvang van Richtlijn (EU) 2021/514.
Zie artikel 7, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten.
Zie bijlage V, deel III, onderdeel A, onder 1, 2 en 3 en deel II, onderdeel F, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU.
Zie ook het commentaar bij de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig economy, sectie III, 2 (p. 31).
Meer specifiek worden de inlichtingen op automatische basis uitgewisseld met de belastingautoriteit van de EU-lidstaat waarvan de verkoper een ingezetene is en, als de verkoper een onroerende zaak verhuurt, in ieder geval aan de bevoegde autoriteit van de EU-lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen. Zie artikel 8 bis quater, tweede lid, van Richtlijn 2011/16/EU.
Gegevens en inlichtingen die op basis van de OESO-modelregels zijn gerapporteerd worden binnen twee maanden tot niet later dan vier maanden na het einde van de rapportageperiode uitgewisseld met het betreffende land. De uitwisselingstermijn is dus iets langer dan de termijn voor uitwisseling binnen EU-lidstaten. Zie ook de OESO-modelregels for Digital Platforms – Internationl Exchange Framework and Option Module for Sale of Goods, sectie III, onder 2 (p. 8).
Zie artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119) (Algemene verordening gegevensbescherming).
Te raadplegen via: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=SWD%3A2020%3A131%3AFIN. Het relevante citaat luidt: «To sum up, irrespective of the precise scope and possible exemptions, any EU intervention on the basis of which personal data will be processed will be compliant with GDPR and any possible impact justified. According to the Charter of Fundamental Rights of the European Union, the freedom to conduct a business is recognised, as long as business is conducted in accordance with EU and national laws (art. 16 EVRM). The intervention does not impact negatively such freedom, rather it will contribute to ensure that such freedom is exercised in respect of the law, in particular applicable tax laws of the Member States.»
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PbEU 2018, L 295/39).
Zie het Impact assessment van de Europese Commissie bij Richtlijn (EU) 2021/514 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU.
Zie in het bijzonder Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, artikelsgewijze toelichting bij artikel 10i, pagina 47 tot en met 50.
Zie ook Commentary op de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, paragraaf C, onder 65.
Het gaat hierbij om de inlichtingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, en tweede lid, onderdelen b tot en met f, van dit besluit.
Zie ook Commentary op de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, paragraaf A, onder 48.
Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU 2004, L 390).
Zie ook Commentary op de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, sectie 1, paragraaf A, onder 46.
Waarbij het gaat om de inlichtingen die zijn verzameld op grond van de artikelen 2, eerste en tweede lid, onderdelen a tot en met e, 3 en 4, van dit besluit.
Zie ook Commentary op de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, sectie 2, paragraaf C, onder 18.
Een actieve verkoper is een verkoper die tijdens de rapportageperiode een relevante activiteit verricht, of aan wie een tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd in verband met een relevante activiteit tijdens de rapportageperiode. Als hiervan geen sprake is, is sprake van een niet-actieve verkoper. Zie bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 2 van Richtlijn 2011/16/EU.
Zie ook Commentary op de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, sectie 2, paragraaf G, onder 36.
Zie artikel II van de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-541.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.