Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 468 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 468 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 26 september 2022, nr. 2022-0000192262;
Gelet op de artikelen 39, tweede lid, 52, zevende lid, 52a, zesde lid, 70a, zevende lid, 151, zevende lid, 176, tweede lid, en 220b, vierde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet en de artikelen 50, tweede lid, 63, zevende lid, 63a, zesde lid, 81a, zesde lid, 146, zevende lid, 171, tweede lid, en 214a, vierde lid, onderdeel a, en 214a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2022, no. W12.22.00114/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 17 november 2022, nr. 2022-0000227257,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, onderdeel d, wordt «artikel 66, tweede lid, onderdeel c,» vervangen door «de artikelen 66, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, en 69, tweede lid,» en wordt «artikel 75, tweede lid, onderdeel c,» vervangen door «de artikelen 78, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, en 80a, tweede lid,».
B
Artikel 14da wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het tweede, derde of vierde lid» vervangen door «het tweede, derde, vierde of vijfde lid».
2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:
5. Het tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de verwerving van pensioen is geëindigd om andere redenen dan beëindiging van de deelneming.
C
In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt «66, tiende lid, en 69, zevende lid» vervangen door «66, elfde lid, en 69, achtste lid» en wordt «78, tiende lid, en 80a, zevende lid» vervangen door «78, elfde lid, en 80a, achtste lid».
D
In het opschrift van paragraaf 6.1 wordt «70a, zesde lid» vervangen door «70a, zevende lid» en wordt «81a, zesde lid» vervangen door «81a, zevende lid».
E
Artikel 17e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «is geëindigd» vervangen door «is beëindigd» en wordt «de gewezen deelnemer» vervangen door «de aanspraakgerechtigde».
2. In het derde, vierde en zevende lid wordt «de gewezen deelnemer» telkens vervangen door «de aanspraakgerechtigde».
F
Artikel 17f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en c, wordt «gewezen deelnemers» vervangen door «aanspraakgerechtigden».
2. In het derde lid wordt «de gewezen deelnemer» vervangen door «de aanspraakgerechtigde».
G
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «66, derde en vierde lid, 67, tweede lid, 68, tweede lid, 71, derde lid,» vervangen door «66, vierde en vijfde lid, 67, tweede lid, 68, tweede lid, 69, tweede lid, 71, derde lid,».
2. In het tweede lid wordt «78, derde en vierde lid, 79, tweede lid, 80, tweede lid, 82, derde lid,» vervangen door «78, vierde en vijfde lid, 79, tweede lid, 80, tweede lid, 80a, tweede lid, 82, derde lid,».
H
Artikel 51a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «66, derde, vierde, vijfde, zesde en negende lid» vervangen door «66, vierde, vijfde, zesde en tiende lid» en wordt «69, tweede en derde lid» vervangen door «69, vierde, vijfde en achtste lid».
2. In het eerste lid wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
70a, derde, vierde, vijfde en zevende lid |
2 |
3. In het tweede lid wordt «78, derde, vierde, vijfde, zesde en negende lid» vervangen door «78, vierde, vijfde, zesde en tiende lid».
4. In het tweede lid wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
80a, vierde, vijfde en achtste lid |
2 |
81a, derde, vierde, vijfde en zevende lid |
2 |
I
Artikel 56 komt als volgt te luiden:
De overdragende uitvoerder die gebruikmaakt van het recht op waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak, bedoeld in artikel 70a, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 81a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor de aanspraken van aanspraakgerechtigden van wie de verwerving is beëindigd, anders dan door individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel individuele beëindiging van de deelneming, tussen 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022, doet in afwijking van artikel 17e, eerste lid, binnen een jaar vanaf 1 januari 2023, bij het pensioenregister een opgave van de uitvoerder bij wie de aanspraakgerechtigde pensioenaanspraken verwerft, tenzij de uitvoerder aantoont dat aan uitvraag binnen deze termijn redelijkerwijs niet kan worden voldaan.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 november 2022
Willem-Alexander
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Uitgegeven de vierentwintigste november 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit heeft tot doel het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling te wijzigen in verband met Wet tot aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente. Deze wet geeft aanleiding tot wijziging van diverse bepalingen in voornoemd besluit.
De Wet tot aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente voorziet in onder meer de volgende aanpassingen:
1. pensioenuitvoerders hebben het recht alle kleine pensioenen automatisch over te dragen, en niet alleen meer die zijn ontstaan door baanwisseling, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar;
2. voor zover pensioenuitvoerders nog een recht op afkoop hebben van kleine pensioenen, geldt dat voor alle kleine pensioenen, en eveneens niet alleen meer voor die ontstaan door baanwisseling, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar; en
3. pensioenuitvoerders hebben het recht ook kleine nettopensioenen af te kopen, zonder dat dit fiscaal gezien «onregelmatig» is.
De voornoemde aanpassingen in de Wet leiden tot de volgende wijzigingen in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling:
– uitbreiding van de informatie die de deelnemer ontvangt op het moment dat zijn deelname aan de pensioenregeling is beëindigd;
– het toezicht door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt uitgebreid zodat zij ook toeziet op de naleving van de regels met betrekking tot de afkoop klein nettopensioen en kan de AFM Stichting Autoriteit Financiële Markten een bestuurlijke boete van de 2e categorie opleggen bij een overtreding van een voorschrift behorend bij automatische waardeoverdracht van alle kleine pensioenaanspraken of behorend bij afkoop klein nettopensioen;
– voor de situatie dat de collectieve beëindiging heeft plaatsgevonden tussen 1 januari 2018 tot het moment dat deze wet in werking treedt, krijgen uitvoerders langer de tijd om de eerste uitvraag te doen bij het pensioenregister, en
– het onderscheid tussen de ontstaansgronden van kleine pensioen komt te vervallen, waardoor de artikelen die voorheen van toepassing waren op kleine pensioenen ontstaan door einde deelneming, nu gelden voor alle kleine pensioenen, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar.
In paragraaf 2 volgt een toelichting op die wijzigingen voor zover het geen technische wijzigingen betreffen.
Kleine pensioenen kunnen zowel ontstaan als gevolg van einde deelneming van de deelnemer als door collectieve beëindiging door de werkgever. Met de wet kan de pensioenuitvoerder ook kleine pensioenen ontstaan door collectieve beëindiging automatisch overdragen. De pensioenuitvoerder informeert de vertrokken deelnemer in de zogenoemde «stopbrief» over de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraak. Indien er sprake is van een klein pensioen komt in de stopbrief te staan wat hiermee gaat gebeuren: de uitvoerder laat de aanspraak in de administratie staan tot pensioen of de uitvoerder doet mee aan het systeem van automatische waardeoverdracht. In de laatste situatie wordt de gewezen deelnemer geïnformeerd over dit traject. In de stopbrief staat ook dat de nieuwe uitvoerder de gewezen deelnemer zal informeren zodra de waardeoverdracht is afgerond, inclusief een duidelijke verwijzing naar www.mijnpensioenoverzicht.nl, zodat de deelnemer altijd kan zien waar deze pensioen heeft opgebouwd en opbouwt. De ontvangende uitvoerder informeert de deelnemer binnen tien werkdagen na het aanwenden van de overdrachtswaarde voor pensioenaanspraken over de waardeoverdracht en de verworven pensioenaanspraken.
Daarnaast regelt dit besluit dat de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemers aan een nettopensioenregeling informeert over de keuze die zij kunnen maken ten aanzien van het nettopensioen. De deelnemer weet al dat zijn pensioenopbouw is gestopt. Indien er bij beëindiging van deelname aan de nettopensioenregeling een klein nettopensioen ontstaat, kan de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer voorstellen of hij zijn opgebouwde nettopensioenaanspraken wil afkopen. De pensioenuitvoerder informeert de (gewezen) deelnemer hierover.
Het toezicht volgt de voorgestelde uitbreiding van de mogelijkheden tot afkoop, in dit geval de mogelijkheid om klein nettopensioen af te kopen. Het toezicht door de AFM wordt uitgebreid, zodat het ook toeziet op de naleving van de regels met betrekking tot de afkoop klein nettopensioen.
Pensioenuitvoerders hebben in overleg met Stichting Pensioenregister een plan van aanpak waardeoverdracht klein pensioen opgesteld. Het doel van het plan is zorg te dragen voor een beheerste en efficiënte overdracht van het «stuwmeer» aan kleine pensioenen van vóór 2018. In het plan van aanpak staat tevens beschreven welke uitvoerders hiervan gebruik maken en in welk tijdvak dat gebeurt. Dit besluit regelt dat pensioenuitvoerders ook voor de kleine pensioenen, ontstaan in de periode tussen 2018 en de ingang van het wetsvoorstel anders dan door individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel individuele beëindiging van de deelneming, langer de tijd krijgen om de eerste uitvraag te doen bij het pensioenregister. Dat kan tot een jaar na inwerkingtreding van deze wet, tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan.
Het onderscheid tussen de ontstaansgronden van kleine pensioenen komt te vervallen, zodat de artikelen die voorheen van toepassing waren op kleine pensioenen ontstaan door einde deelneming, nu gelden voor alle kleine pensioenen met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar.
Voor het wetsvoorstel is geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling (PIA) uitgevoerd omdat de Autoriteit Persoonsgegevens bij de vervanging van het recht op afkoop van kleine pensioenen door waardeoverdracht van deze pensioenen geen aanleiding zag tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Net als het wetsvoorstel leiden de aanpassingen in het besluit niet tot een wezenlijke toename van of wezenlijk risico voor verwerking van persoonsgegevens. Een PIA wordt om die reden niet nodig geacht.
Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aanpassing regeling waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (Kamerstukken II 2021/22, 36 004, nr. 3) beschreven, beoogt het wetsvoorstel de pensioenuitvoerder meer ruimte te geven om kleine pensioenen automatisch te kunnen overdragen zonder tussenkomst van de (gewezen) deelnemer. Hiermee wordt de deelnemer als het ware ontzorgd en wordt geen/ zo min mogelijk een beroep gedaan op het doenvermogen van de deelnemer. Ook met de wijzigingen in het besluit wordt de deelnemer zoveel mogelijk ontzorgd. Kortom, dit besluit leidt niet tot een extra beroep op het doenvermogen van de deelnemers.
Voor een beschrijving van de inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aanpassing regeling waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (Kamerstukken II 2021/22, 36 004, nr. 3). In aanvulling daarop wordt het toezichtsterrein van de AFM uitgebreid. Dit zal slechts beperkt effect hebben op de regeldruk. Daarnaast heeft de ATR dit dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Aangezien dit ontwerpbesluit hoofdzakelijk een technische uitwerking is van de wet, is er voor gekozen om dit ontwerpbesluit niet voor (internet)consultatie open te stellen.
Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan De Nederlandsche Bank (DNB) en de AFM voor een toezichttoets. Beide toezichthouders hebben de toets uitgevoerd en zien geen aanleiding tot het maken van (aanvullende) opmerkingen.
In artikel 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staan onderwerpen waarover de pensioenuitvoerder informatie moet verstrekken aan een deelnemer bij beëindiging van de deelneming. Het informeren gebeurt via de zogenoemde stopbrief.
Hierbij valt te denken aan informatie over de automatische waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak als hiervan sprake is (onderdeel b) en de mogelijkheid van de uitvoerder om klein pensioen af te kopen na vijf (jaarlijkse) mislukte pogingen tot automatische waardeoverdracht (onderdeel d).
Onderdeel d is aangepast zodat de uitvoerder informatie moet verstrekken over het recht van de uitvoerder om een klein nettopensioen af te kopen. Deze informatie is natuurlijk alleen relevant als sprake is van een klein nettopensioenaanspraak onder de afkoopgrens.
Daarnaast is in onderdeel d een tekstuele omissie hersteld.
Artikel 14da van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangepast zodat de uitvoerder de voorkeur, zoals bedoeld in artikel 14d, vijfde lid, van dit besluit, niet hoeft uit te vragen bij een kleine pensioenaanspraak die de pensioenuitvoerder door automatische waardeoverdracht probeert of heeft geprobeerd over te dragen aan een andere uitvoerder.
In artikel 14da, vijfde lid, is deze uitzondering van overeenkomstige toepassing verklaard op kleine pensioenen waarvan de verwerving van het pensioen is beëindigd om een ander reden dan de individuele beëindiging vanwege uitdiensttreding.
Het opschrift in Hoofdstuk 5 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangepast aan de vernummering van de leden van een aantal artikelen.
Het opschrift in paragraaf 6.1 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangepast aan de vernummering van de leden van een aantal artikelen.
In artikel 17e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staan regels over waardeoverdracht van nieuw kleine pensioenaanspraken. Van nieuwe kleine pensioenaanspraken is sprake bij individuele beëindiging vanaf 1 januari 2018. Door de vervanging van gewezen deelnemer in de aanspraakgerechtigde zijn de regels in dit artikel aangepast zodat deze waardeoverdrachtregels ook gelden voor bijvoorbeeld nieuwe kleine pensioenaanspraken die vanwege een collectieve beëindiging zijn ontstaan vanaf 1 januari 2018. Daarnaast is in het eerste lid een tekstuele omissie hersteld.
In artikel 17f van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staan regels over waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenaanspraken. Van bestaande kleine pensioenaanspraken is sprake bij individuele beëindiging vóór 1 januari 2018. Door de vervanging van gewezen deelnemer in aanspraakgerechtigde zijn de regels in dit artikel aangepast zodat deze waardeoverdrachtregels ook gelden voor bestaande kleine pensioenaanspraken die bijvoorbeeld vanwege een collectieve beëindiging zijn ontstaan vóór 1 januari 2018. De pensioenuitvoerders die hiervan gebruik maken, hebben dit opgenomen in het plan van aanpak. In dit plan is geanticipeerd op de aangekondigde wijziging van de Wet waardeoverdracht klein pensioen1.
Artikel 36 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangepast aan de vernummering van de leden van een aantal artikelen. Daarnaast is het toezicht door de AFM op de naleving van de regels met betrekking tot de afkoop klein nettopensioen volgens artikel 69, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 80a, tweede lid van de Wet verplichte beroepspensioenregeling uitgebreid.
Artikel 51a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangepast aan de vernummering van de leden van een aantal artikelen. Daarnaast is dit artikel aangepast zodat een overtreding van een voorschrift van automatische waardeoverdracht van kleine pensioenaanspraken beboetbaar is volgens de tweede categorie. Het ziet op overtreding van een voorschrift volgens artikel 70a, derde, vierde, vijfde, zesde en negende lid, van de Pensioenwet en artikel 81a, derde, vierde, vijfde en zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Verder is dit artikel gewijzigd zodat een overtreding van een voorschrift op grond van afkoop fiscaal bovenmatig pensioen, alsmede afkoop klein nettopensioen beboetbaar is volgens de tweede categorie. Het ziet op overtreding van een voorschrift volgens artikel 69, vierde lid, vijfde en achtste lid, van de Pensioenwet en artikel 80a, vierde, vijfde en achtste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Artikel 56 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is gewijzigd. In dit artikel is overgangsrecht opgenomen. In artikel 17e, eerste lid, is bepaald dat de eerste uitvraag bij het pensioenregister plaatsvindt binnen een jaar na einde deelneming, tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan. In artikel 56 is bepaald dat de eerste uitvraag bij het pensioenregister in de situatie dat de deelname bijvoorbeeld collectief is beëindigd tussen 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022, binnen een jaar vanaf 1 januari 2023 plaatsvindt, tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan.
Dit artikel bevat de inwerkingtredingsbepaling.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-468.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.