Besluit van 15 november 2022 tot wijziging van een aantal besluiten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in verband met enkele technische wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 4 oktober 2022, kenmerk 3442799-1037018-WJZ;

Gelet op artikel 44, eerste en tweede lid, van de Gezondheidswet, artikel 5, eerste en tweede lid, van de Opiumwet, artikel 44b, eerste lid, van de Alcoholwet, artikel 62, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid en artikel 2, tweede lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 oktober 2022, no. W13.22.00119/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 11 november 2022, kenmerk 3462023-1037018-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:

c. IJenV:

Inspectie Justitie en Veiligheid, bedoeld in artikel 60 van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;.

B

Onderdeel II van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2 vervalt na «Gezondheidswet» de aanduiding «(artikel 36a)».

2. In onderdeel 2 vervalt «- Wet op de medische hulpmiddelen».

3. In onderdeel 2 worden de volgende onderdelen in de alfabetische volgorde ingevoegd:

  • Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018

  • Wet medische hulpmiddelen

  • Wet toetreding zorgaanbieders.

4. Onderdeel 3.1 onder a, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. de uitkomsten van controle en onderzoek naar een melding als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder b en c, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, een melding als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of andere meldingen als bedoeld in artikel 1.1 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz;.

5. Onderdeel 3.1, onder c wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel iv vervalt, onder vernummering van v en vi tot iv en v.

b. Onderdeel iv (nieuw) komt te luiden:

  • iv. lasten onder dwangsom als bedoeld in:

    • artikel 35 van de Metrologiewet;

    • artikel 23, eerste lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;

    • artikel 10a van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting;

    • artikel 3.6, tweede lid, onderdeel b, en artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, van de Wet handhaving consumentenbescherming;

    • artikel 29, tweede lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;

    • artikel 12 van de Wet medische hulpmiddelen;

    • artikel 10.4.3, eerste lid, en artikel 10.4.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg;

    • artikel 12 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

    • artikel 13.4, tweede lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;

    • artikel 61, tweede lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

c. Onderdeel v (nieuw) komt te luiden:

  • v. lasten onder bestuursdwang als bedoeld in:

    • artikel 23, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;

    • artikel 29, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;

    • artikel 10.4.3, tweede lid, van de Wet langdurige zorg;

    • artikel 15, tweede lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018;

    • artikel 114 van de Geneesmiddelenwet;

    • artikel 37, eerste lid, eerste volzin, van de Wet toelating zorginstellingen;

    • artikel 22, derde lid, van de Kernenergiewet.

6. In onderdeel 3.1, onder d wordt «onderdeel v» vervangen door «onderdeel iv» en wordt «onderdeel vi» vervangen door «onderdeel v».

7. In onderdeel 3.2 vervalt onderdeel d onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

ARTIKEL II

Het Opiumwetbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Apothekers» vervangen door «Gevestigde apothekers».

2. In het tweede lid wordt «de apotheker» vervangen door «de gevestigde apotheker»

B

In artikel 5, tweede lid, vervalt «gedurende de in dat lid genoemde periode».

C

In artikel 8, derde lid, wordt «apothekers» vervangen door «gevestigde apothekers».

D

Aan artikel 16 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover het om het aanwezig hebben of vervoeren van opiumwetmiddelen gaat.

ARTIKEL III

In categorie C van de bijlage als bedoeld in artikel 7.1 bij het Alcoholbesluit wordt «artikel 20a, tweede lid» vervangen door «artikel 20a, derde lid» en wordt «artikel 20a, derde lid» vervangen door «artikel 20a, vierde lid».

ARTIKEL IV

Het Besluit publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister verleent op aanvraag van het bestuur van een rechtspersoon anders dan een gemeente, een bijdrage in de kosten die voor die rechtspersoon voortvloeien uit het door de voorzitter van de veiligheidsregio uitvoeren van de door Onze Minister opgedragen maatregelen, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de wet.

2. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel a wordt «de gemeente» vervangen door «de gemeente respectievelijk de andere rechtspersoon».

2°. In onderdeel b wordt «een gemeente» vervangen door «de gemeente respectievelijk de andere rechtspersoon».

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door «bedoeld in het derde lid».

B

In artikel 16, eerste en vijfde lid, wordt «artikel 15, eerste lid» vervangen door «artikel 15, eerste of tweede lid».

ARTIKEL V

In artikel 5a, onderdeel e, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG wordt «natuurlijke personen» vervangen door «natuurlijke personen en rechtspersonen».

ARTIKEL VI

In artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt «artikel 2.1.4, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «artikel 2.1.4a, eerste lid».

ARTIKEL VII

In de artikelen 6 en 7, eerste lid, van het Besluit afbreking zwangerschap vervalt de zinsnede «overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de wet».

ARTIKEL VIII

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel IV, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel IV treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 27 februari 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 november 2022

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Uitgegeven de eenentwintigste november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met dit besluit wordt een aantal technische en enkele beleidsarme wijzigingen doorgevoerd in verschillende besluiten op het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De beleidsarme wijzigingen zien op wijziging van het Opiumwetbesluit zodat het Nederlands Forensisch Instituut opiumwetmiddelen aanwezig kan hebben of kan vervoeren en op wijziging van het Besluit publieke gezondheid met het oog op bekostiging van door de minister opgedragen maatregelen aan andere partijen dan aan gemeenten. Daarnaast wordt een aantal technische wijzigingen doorgevoerd, die erop zien om een aantal onvolkomenheden en omissies te herstellen.

In de artikelsgewijze toelichting worden de wijzigingen inhoudelijk toegelicht.

2. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

3. Voorhang

Gelet op artikel 44b, tweede lid, van de Alcoholwet is dit besluit gedurende vier weken voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer van de Staten-Generaal. Gedurende deze procedure zijn er geen opmerkingen gemaakt.

4. Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting. De aanpassingen van het Besluit publieke gezondheid (artikel IV) breiden de partijen uit die een aanvraag kunnen indienen voor compensatie voor uitvoeringskosten van opgedragen maatregelen. De omvang van die compensatie blijft echter ongewijzigd. Die aanpassingen betreffen ook bestaande uitgaven voor de bestrijding van de pandemie van de infectieziekte covid-19 ten laste van hoofdstuk XVI van de rijksbegroting. Artikel IV van dit besluit werkt in verband daarmee terug tot en met 27 februari 202O, het begin van de pandemie van de infectieziekte covid-19 in Nederland.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel bevat herstel van een aantal onvolkomenheden.

Onderdeel II, onder 2, van de bijlage bij dit besluit, bevat een opsomming van de regelgeving van het toezichtsdomein waarop de openbaarmakingen door IGJ betrekking hebben.

Het genoemde artikel 36a van de Gezondheidswet bestaat niet. Deze verwijzing wordt geschrapt. Verder wordt de opsomming aangepast aan in werking getreden wetgeving die nog niet in de opsomming was opgenomen. Zo is de Wet op de medische hulpmiddelen vervangen door de Wet medische hulpmiddelen en zijn de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 en de Wet toetreding zorgaanbieders toegevoegd.

Onder 3.1, onderdeel a, onder i, werden de uitkomsten van controle en onderzoek die zijn vastgesteld naar aanleiding van een melding uitgezonderd van openbaarmaking (eerste tranche van het Besluit openbaarmaking (Stb. 2019, 9). De aanpassing van subonderdeel i, in de tweede tranche van het Besluit openbaarmaking (Stb. 2021, 141) was bedoeld om ook de uitkomsten van controle en onderzoek naar aanleiding van de verplichte melding van een calamiteit, openbaar te maken. Blijkens de nota van toelichting is met die wijziging niet bedoeld andere verplichte meldingen en niet verplichte meldingen openbaar te gaan maken. De wijziging onder 3.1, subonderdeel a, onder i, in artikel I brengt de bepaling in overeenstemming met de nota van toelichting door in deze uitzonderingsbepaling ook expliciet een melding als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of andere meldingen als bedoeld in artikel 1.1 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz te noemen.

Onder 3.1, onderdeel c, is een aantal wijzigingen doorgevoerd dat net als in onderdeel A van dit wijzigingsartikel is terug te voeren op enerzijds het vervallen en anderzijds het in werking treden van bepaalde regelgeving. Daarnaast ontbraken in deze onderdelen enkele verwijzingen, terwijl de desbetreffende wet wel in onderdeel II, onder 2, van de bijlage bij dit besluit was opgenomen.

De verwijzing in onderdeel iv (nieuw) naar artikel 12a Wet medische hulpmiddelen is vervallen; dit artikel bestaat niet meer. Dit geldt ook voor de verwijzing naar artikel 70a tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Toegevoegd zijn de verwijzingen naar artikel 10a van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, artikel 12 van de Wet medische hulpmiddelen, artikel 10.4.3, eerste lid, en artikel 10.4.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, en artikel 12 van de Wet toetreding zorgaanbieders toegevoegd.

In onderdeel v. (nieuw) is in de opsomming van de lasten onder bestuursdwang de verwijzing naar artikel 12 van de Wet op de medische hulpmiddelen vervallen. De nieuwe Wet medische hulpmiddelen bevat geen last onder bestuursdwang. Ook de verwijzing naar artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is vervallen, omdat dat artikel niet meer in artikel 29 van de Wkkgz wordt genoemd. De verwijzing naar een bevel als bedoeld in artikel 115 van de Geneesmiddelenwet is vervallen, omdat artikel 114 van de Geneesmiddelenwet naar niets anders verwijst.

In de opsomming zijn de verwijzingen naar de Wet ambulancezorgvoorzieningen, de Wet langdurige zorg, en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018, toegevoegd.

Vanwege de vernummering onder 3.1, onderdeel c, zijn in onderdeel d, de verwijzingen aangepast.

Dit onderdeel wordt geschrapt omdat deze per abuis is opgenomen. Een aanwijzing of bevel wordt openbaar gemaakt. Een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom om een aanwijzing of bevel bestuursrechtelijk af te dwingen, dient dan ook openbaar gemaakt te worden. Dit is in overeenstemming met artikel 44, zesde lid, van de Gezondheidswet.

Artikel II

Onderdelen A en C

In deze onderdelen wordt een omissie hersteld. Door te spreken over «gevestigde apotheker(s)» in plaats van «apotheker(s)» is duidelijk dat in deze gevallen de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van het Opiumwetbesluit van toepassing is.

Onderdeel B

In het tweede subonderdeel wordt een omissie hersteld. In het tweede lid van artikel 5 wordt verwezen naar een termijn genoemd in het eerste lid. Het eerste lid bevat echter geen termijn. Deze zinssnede kan daarom vervallen.

Onderdeel D

In artikel 16 van het Opiumwetbesluit wordt een aantal instellingen genoemd waarop de verboden, voor zover betrekking hebben op het verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in lijst I of II, behorende bij de Opiumwet, niet van toepassing zijn. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) wordt daarbij niet genoemd, terwijl een dergelijke regeling juist voor een instelling als het NFI is opgenomen. Het NFI werkt in het kader van de publiekrechtelijke taakuitoefening met opiumwetmiddelen. Het NFI is hiermee vergelijkbaar met instellingen die reeds zijn vrijgesteld. Zonder vrijstelling dient het NFI veelvuldig opiumwetontheffingen aan te vragen. Gelet op voorgaande wordt de regeldruk die voortvloeit uit het aanvragen van losse ontheffingen als disproportioneel gezien. Daarom wordt aan deze opsomming in artikel 16 van het Opiumwetbesluit het Nederlands Forensisch Instituut toegevoegd, door toevoeging van een nieuw onderdeel (onderdeel g) aan artikel 16.

Artikel III

Op grond van artikel 44b, eerste lid, van de Alcoholwet wordt bij algemene maatregel van bestuur een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete bepaalt. In de bijlage als bedoeld in artikel 7.1 bij het Alcoholbesluit is hieraan uitvoering gegeven.

Met inwerkingtreding van het Alcoholbesluit is per abuis een foutieve verwijzing opgenomen. In de bijlage was opgenomen dat overtreding van de artikelen 20a, tweede lid, en artikel 20a, derde lid, van de Alcoholwet beboet kan worden met een boete van € 1360,- of € 2720,- (categorie C). Verwezen had moeten worden naar de artikelen 20a, derde lid, en 20a, vierde lid, van de Alcoholwet. Op grond van deze bepalingen is het verboden alcoholhoudende drank te koop aan te bieden of te verstrekken in het kader van verkoop op afstand indien niet is voldaan aan het bepaalde krachtens artikel 20a, eerste lid, van de Alcoholwet en om in het kader van verkoop op afstand van alcoholhoudende drank een verkoopovereenkomst te sluiten met een persoon van wie door middel van het leeftijdsverificatiesysteem als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, onderdeel a, van de Alcoholwet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Met dit besluit wordt deze foutieve verwijzing hersteld. De foutieve verwijzing is ontstaan doordat in het oorspronkelijke voorstel van de Alcoholwet de twee verboden opgenomen waren in artikel 20a, tweede en derde lid. In het gewijzigde voorstel van de Alcoholwet zijn de verboden opgenomen in artikel 20a, derde en vierde lid. Deze wijziging in de leden van artikel 20a van de Alcoholwet was per abuis niet doorgevoerd in de bijlage bij het Alcoholbesluit. Met deze wijziging wordt dit hersteld en kan de toezichthouder op correcte wijze handhaven op basis van artikel 20a.

Artikel IV

Dit artikel vult artikel 15 van het Besluit publieke gezondheid (hierna: Bpg) aan. Artikel 15 en artikel 16 Bpg worden gewijzigd in verband met die aanvulling. Artikel 15 betreft de bijdrage die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna; VWS) op grond van artikel 62, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) verleent. Die bijdrage ziet op de kosten van de uitvoering van de eenzijdige opdracht die de Minister van VWS op grond van artikel 7, eerste of derde lid, Wpg, geeft aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s, respectievelijk de burgemeester(s). De bijdrage is bestemd voor degene waarop de uitvoeringskosten van de eenzijdige opdracht drukken. Artikel 15 Bpg regelde slechts de situaties waarin de uitvoeringskosten op gemeenten zelf drukken. De uitvoeringskosten van de eenzijdige opdracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s kunnen echter ook op andere partijen dan gemeenten drukken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de eenzijdige opdracht ter bestrijding van de infectieziekte covid-19. De uitvoeringskosten van die eenzijdige opdracht drukken op de veiligheidsregio’s, gemeentelijke gezondheidzorgdiensten (hierna: GGDꞌen) respectievelijk een samenwerkingsverband van die diensten. De uitvoeringskosten die op dat samenwerkingsverband drukken zijn kosten ter zake van de landelijke maatregelen die gemeenschappelijk zijn voor de GGDꞌen. De aanvulling regelt de situaties waarin de uitvoeringskosten van de eenzijdige opdracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s op een andere rechtspersoon dan de gemeente drukken. Het bestuur van die andere rechtspersoon kan een aanvraag voor de bijdrage indienen. De aanvulling is opgenomen in het ingevoegde tweede lid.

Deze bijzondere vergoeding waarbij de kosten drukken op een andere rechtspersoon dan de gemeente, doet zich alleen voor wanneer sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, Wpg, zodat de vergoeding beperkt kan blijven tot gevallen waarin de voorzitters van de veiligheidsregio’s opdrachten krijgen, en niet de burgemeester(s) (conform artikel 7, derde lid, Wpg)

De wijzigingen van het tot derde lid vernummerde tweede lid van artikel 15 Bpg en van artikel 16 Bpg bestaan uit technische aanpassingen in verband hiermee. De wijziging van het tot vierde lid vernummerde derde lid van artikel 15 Bpg houdt verband met de vernummering van het tweede lid tot het derde lid van dat artikel.

Artikel V

Dit artikel herstelt een omissie. De individuele vennoten zijn voor zover zij zorg doen verlenen in het kader van hun maatschap of vennootschap (zoals een vennootschap onder firma) uitgezonderd van de artikelen 40a en 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De reden voor de uitzondering is het voorkomen van dubbele verplichtingen met dezelfde inhoud aangezien ook de maatschap en de vennootschap op grond van de artikelen 40a, vijfde lid, en 40b, zesde lid, Wmg, aan die artikelen moeten voldoen1. Artikel 5a, onderdeel e, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG), regelde de uitzondering alleen voor de individuele vennoten die natuurlijke personen zijn. De individuele vennoten kunnen echter ook rechtspersonen zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de vrijgevestigde medisch specialisten die door middel van een besloten vennootschap deelnemen in een medisch specialistisch bedrijf met de rechtsvorm van maatschap. De bovengenoemde reden voor de uitzondering geldt evenzeer indien de individuele vennoten rechtspersonen zijn. Het gewijzigde artikel 5a, onderdeel e, Bub WMG, regelt daarom voor individuele vennoten, ongeacht of ze natuurlijke personen dan wel rechtspersonen zijn, dezelfde uitzondering.

Artikel VI

Op 1 januari 2020 is de Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake de bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning en de beoordeling voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening (Stb. 2019, 185) in werking getreden. Indertijd is abusievelijk verzuimd om in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een correcte verwijzing naar het nieuwe artikel 2.1.4a, eerste lid, van de Wmo 2015 op te nemen. Met deze wijziging is dit hersteld.

Artikel VII

Met ingang van 1 januari 2023 treedt de Wet van 22 augustus 2022, houdende voorstel van wet van de leden Paternotte, Kuiken, Ellemeet en Tellegen tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen (Stb. 2022, 326 en Stb. 2022, 377) in werking. Op grond van die wet komt artikel 3, tweede lid, van de Wet afbreking zwangerschap te vervallen. De artikelen 6 en 7, eerste lid, van het Besluit afbreking zwangerschap dienen hierop te worden aangepast door de verwijzing naar artikel 3, tweede lid, van de Wet afbreking zwangerschap te schrappen. Dit betreft louter een technische aanpassing. De inwerkingtreding van deze aanpassing zal geschieden met inachtneming van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, Wet afbreking zwangerschap.

Artikel VIII

Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel IV, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Daarbij kan worden afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat het om reparatieregelgeving gaat.

Artikel IV treedt zo spoedig mogelijk in werking, met ingang van de dag na publicatie, en werkt terug tot en met 27 februari 2020, het begin van de pandemie van de infectieziekte covid-19 in Nederland. De terugwerkende kracht maakt geen inbreuk op de rechtszekerheid van betrokkenen omdat artikel IV louter begunstigend is. Het regelt immers de uitbreiding van de declaratiemogelijkheid voor de bijdrage op grond van artikel 62 Wpg, tot andere partijen dan gemeenten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Zie Stb. 2021, 343, p. 7 en p. 8.

Naar boven