Besluit van 29 oktober 2022 tot instelling van de Wetenschappelijke Klimaatraad

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 25 oktober 2022, nr. WJZ / 22524141, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Er is een Wetenschappelijke Klimaatraad.

Artikel 2

De Wetenschappelijke Klimaatraad heeft tot taak de regering en beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over het te voeren klimaatbeleid. De Wetenschappelijke Klimaatraad brengt daarbij ten minste een advies uit ter voorbereiding van het Klimaatplan, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Klimaatwet.

Artikel 3

De Wetenschappelijke Klimaatraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden.

Artikel 4

De evaluatie van de taakvervulling vindt drie jaar na instelling plaats.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 4 november 2026.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Klimaatraad.

Onze Minister voor Klimaat en Energie is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 oktober 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de vierde november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Klimaatverandering is een van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen voor onze en toekomstige generaties. De aarde warmt op en we krijgen steeds vaker te maken met extreem weer. Dit bedreigt het leven van mensen, dieren en de natuur. Beleid om klimaatverandering zo veel mogelijk te beperken is daarom van groot belang. Ook is beleid nodig om de samenleving voor te bereiden op ingrijpende gevolgen van klimaatverandering. Vanwege de aard, omvang en het structurele karakter van deze uitdaging – die kabinetsperiodes zal overstijgen – acht de regering het van belang om onafhankelijke wetenschappelijke advisering ten behoeve van het langetermijnbeleid voor het klimaat te ontvangen.

In het coalitieakkoord van 15 december 2021 is aangekondigd dat er een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad voor het klimaatbeleid komt. In het ontwerp-beleidsprogramma Klimaat van 2 juli 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1049) is de positie en taak van deze adviesraad verder uitgewerkt. Uit de publieksconsultatie en in de beschouwing van de Raad van State op het concept-beleidsprogramma is aandacht gevraagd voor het verduidelijken van de voorgenomen taak en positie van deze onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad (hierna: Wetenschappelijke Klimaatraad).

De Wetenschappelijke Klimaatraad is een onafhankelijk, wetenschappelijk adviescollege dat gevraagd en ongevraagd advies geeft aan regering of parlement over het te voeren klimaatbeleid. Daarnaast brengt de Wetenschappelijke Klimaatraad ten minste advies uit ter voorbereiding van het vijfjaarlijkse Klimaatplan (zoals bedoeld in de Klimaatwet, artikel 3, eerst lid). Dit advies zal voorafgaand aan een nieuw Klimaatplan worden gepubliceerd. Aangezien het eerstvolgende Klimaatplan in 2024 moet worden vastgesteld, zal het eerste advies van de Wetenschappelijke Klimaatraad uiterlijk eind 2023 moeten verschijnen.

In dat advies kan de Wetenschappelijke Klimaatraad bijvoorbeeld aandacht besteden aan:

  • (Keuzes ten aanzien van) transitiepaden (opties en timing) naar klimaatneutraliteit in de sectoren

  • Maatschappelijk draagvlak

  • Gedrag van burgers en bedrijven

  • Samenhang in beleid (w.o. het beleid gericht op adaptatie en biodiversiteit)

  • Verhouding nationale beleid en ontwikkelingen in het internationale beleid

  • Benodigde innovaties en toekomstig verdienvermogen

  • Investeringsopgave

De Wetenschappelijke Klimaatraad stelt conform de Kaderwet adviescolleges jaarlijks een werkprogramma op en brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. De minister voor Klimaat en Energie is verplicht te reageren op de adviezen van de Wetenschappelijke Klimaatraad zoals omschreven in artikel 24 van de Kaderwet adviescolleges. De evaluatie van de taakvervulling vindt drie jaar na instelling plaats, zodat deze kan worden gebruikt bij de beoordeling van een eventuele voortzetting van de adviestaak. De regering acht het van belang dat de Wetenschappelijke Klimaatraad een advies uitbrengt ten behoeve van het tweede Klimaatplan dat in 2024 moet worden vastgesteld. Daarom wordt op dit moment de Wetenschappelijke Klimaatraad als tijdelijk adviescollege ingesteld voor maximaal 4 jaar. De regering is voornemens een wetsvoorstel voor te bereiden om de positie en taak van de Wetenschappelijke Klimaatraad in de Klimaatwet vast te leggen.

De Wetenschappelijke Klimaatraad wordt een multidisciplinair samengestelde raad, met maximaal tien leden waaronder een voorzitter. Zowel de voorzitter als de leden worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor de onafhankelijke advisering over het klimaatbeleid en middels een open sollicitatieprocedure. De leden van de Wetenschappelijke Klimaatraad zullen met hun wetenschappelijke expertise het interdisciplinaire karakter van de raad weerspiegelen. Het gaat om wetenschapsterreinen zoals klimaat, energie, economie, maatschappij, bestuur, gedrag en ethiek. De Wetenschappelijke Klimaatraad wordt ondersteund door een deskundig secretariaat onder leiding van een secretaris-directeur. Dit secretariaat heeft zowel kennis van en ervaring met wetenschap als met beleid. De Wetenschappelijke Klimaatraad besteedt aandacht aan het draagvlak voor en de uitvoerbaarheid van zijn adviezen.

Zoals vastgelegd in de Klimaatwet, hebben twee andere instanties een belangrijke rol ten aanzien van het klimaatbeleid: het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Raad van State. Het PBL brengt eenmaal per jaar de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) uit om de voortgang van het klimaatbeleid te monitoren en voorziet hiermee de regering van een wetenschappelijk gefundeerde rapportage over de verwachte effecten van het gevoerde klimaatbeleid (artikel 6 van de Klimaatwet). Het PBL verricht (zoals vastgelegd in de Klimaatwet) verkenningen, analyses en evaluaties ten dienste van het te voeren energie- en klimaatbeleid. Het PBL vervult daarmee de rol van rekenmeester en niet de rol van adviseur aan de regering over het te voeren beleid. De Raad van State heeft als taak om het klimaatbeleid van de regering te toetsen. Meer specifiek toetst de Raad van State of de regering met het Klimaatplan, de Klimaatnota en de Voortgangsrapportage kan voldoen aan de klimaatdoelstellingen die de Klimaatwet stelt. Jaarlijks adviseert de Raad van State over de concept-Klimaatnota (artikel 7, vierde lid, van de Klimaatwet) en over het concept-Klimaatplan of tussentijdse wijzigingen daarvan (gelet op artikel 5, derde en vierde lid van de Klimaatwet). De toetsing van het klimaatbeleid op bestuurlijke- en uitvoeringsaspecten en op juridische aspecten ligt primair bij de Raad van State. De Wetenschappelijke Klimaatraad heeft een complementaire taak: hij brengt op basis van onafhankelijke wetenschappelijke kennis advies uit aan de regering ten behoeve van de voorbereiding van het langetermijnbeleid voor het klimaat. Gelet op de regeringsdoelstelling van klimaatneutraliteit in 2050, kan de Wetenschappelijke Klimaatraad, gevraagd of ongevraagd, advies geven voor het korte- of middellangetermijnbeleid. Daarmee is de rol van de Wetenschappelijke Klimaatraad strategisch en geeft hij advies ten behoeve van de beleidsvoorbereiding van de regering. Dit betekent ook dat de regering, mede naar aanleiding van de beschouwing van de Raad van State, afziet van het eerdere voornemen om de Wetenschappelijke Klimaatraad ook de taak te geven om een jaarlijkse «Staat van het Klimaat» uit te brengen zoals beschreven in het ontwerp-beleidsprogramma Klimaat. Dit omdat niet goed is te onderbouwen dat een jaarlijkse «Staat van het Klimaat» een aanvullende rol kan vervullen op de rol van de Raad van State en op de jaarlijkse monitorende functie die de KEV vervult. Zoals hierboven omschreven, zal de Wetenschappelijke Klimaatraad wel gevraagd of ongevraagd advies kunnen geven voor het korte- of middellangetermijnbeleid. De Wetenschappelijke Klimaatraad houdt bij het moment van publicatie van zijn adviezen rekening met de publicaties van de rapporten en adviezen van andere instanties die een rol vervullen ten aanzien van het klimaatbeleid (zoals PBL en de Raad van State).

De Wetenschappelijke Klimaatraad onderscheidt zich voorts van andere adviesraden, zoals de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR), doordat de Wetenschappelijke Klimaatraad zich structureel richt op klimaatvraagstukken. De Wetenschappelijke Klimaatraad zal de klimaatvraagstukken benaderen vanuit een interdisciplinaire invalshoek en daarbij naar verwachting ook ingaan op de relaties met andere grote maatschappelijke vraagstukken. Met bovengenoemde instanties is gesproken over de beoogde taken van de Wetenschappelijke Klimaatraad, hun inbreng is gewogen en verwerkt.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven