Besluit van 30 augustus 2022 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter implementatie van gedelegeerde richtlijnen (EU) 2021/1269 en (EU) 2021/1270 (implementatie richtlijnen voor beleggingsondernemingen en icbe’s inzake duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsfactoren)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 21 juni 2022, 2022-0000169470, directie Financiële Markten;

Gelet op Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1269 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren in de productgovernanceverplichtingen (PbEU 2021, L 277) en Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1270 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van richtlijn 2010/43/EU wat betreft voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) in aanmerking te nemen duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsfactoren (PbEU 2021, L 277) en de artikelen 1:81, tweede lid, 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c, onder 3° en 4°, en 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, 4:16, derde lid, 4:59a, derde lid, 4:61, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2022, nr. W06.22.00073/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 25 augustus 2022, 2022-0000201529, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een definitie ingevoegd, luidende:

duurzaamheidsrisico:

duurzaamheidsrisico in de zin van artikel 2, onder 22, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317);

B

Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een beheerder van een icbe neemt duurzaamheidsrisico’s in aanmerking bij het voldoen aan het in het eerste lid bepaalde.

C

Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30a

Een beheerder van een icbe integreert duurzaamheidsrisico’s in het beheer van elke door hem beheerde icbe en houdt daarbij rekening met de aard, schaal en complexiteit van zijn werkzaamheden.

D

Aan artikel 31d, eerste lid, wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en de punt aan het slot van onderdeel f door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. verantwoordelijk zijn voor de integratie van duurzaamheidsrisico’s in het algemene beleggingsbeleid, beleggingsstrategieën, interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen en het risicobeheerbeleid van elke door de beheerder beheerde icbe als bedoeld in de onderdelen a tot en met f.

E

Aan artikel 32, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij de analyse en omschrijving van de beoogde doelstelling van de doelgroep, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, houdt de beleggingsonderneming eveneens rekening met de eventuele duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep.

F

In artikel 32a, eerste lid, wordt na «doelstellingen van de doelgroep» ingevoegd «, met inbegrip van duurzaamheidsdoelstellingen,».

G

Artikel 32b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, derde, vijfde en achtste lid wordt telkens «doelstellingen van de doelgroep» vervangen door «doelstellingen, met inbegrip van duurzaamheidsdoelstellingen, van de doelgroep».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De beleggingsonderneming stelt vast voor welke doelgroep een bepaald financieel instrument niet passend is, behalve indien het gaat om een financieel instrument waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheidsfactoren als bedoeld in artikel 2, onder 24, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317).

H

Artikel 38a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel e wordt «en;» vervangen door een puntkomma.

2. Onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel g, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. hij voldoende middelen en deskundigheid behoudt ten behoeve van de doeltreffende integratie van duurzaamheidsrisico’s; en.

I

Aan artikel 126a, tweede lid, wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de belangenconflicten die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico’s in zijn processen, systemen en interne controle.

J

Aan artikel 126i worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Een beheerder van een icbe houdt rekening met duurzaamheidsrisico’s bij het voldoen aan het eerste en tweede lid, artikel 23, eerste lid, Besluit prudentiële regels Wft en de artikelen 34, eerste lid, 38a, tweede lid, onderdelen e en f, en derde lid, van dit besluit.

  • 4. Indien artikel 4, eerste lid, onderdeel a, derde of vierde lid, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317) van toepassing is op de beheerder van een icbe houdt hij bij het voldoen aan de in het derde lid genoemde artikelen tevens rekening met de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren.

ARTIKEL II

In het Besluit prudentiële regels Wft wordt na artikel 23a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23.0a

In aanvulling op artikel 23, eerste lid, omvat het risicobeheerbeleid van een beheerder van een icbe procedures ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s als bedoeld in artikel 2, onder 22, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317).

ARTIKEL III

Artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:

30a

2

2. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt «30, eerste tot en met zesde lid» vervangen door «30, eerste tot en met zevende lid» en wordt «126i, eerste en tweede lid» vervangen door «126i, eerste tot en met vierde lid».

3. In de opsomming van artikelen uit het Besluit prudentiële regels Wft wordt in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:

23.0a

3

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen E, F en G, dat in werking treedt met ingang van 22 november 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 augustus 2022

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Uitgegeven de zevende september 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit implementeert richtlijnen (EU) 2021/1269 en (EU) 2021/1270.1 De richtlijn (EU) 2021/1269 dient uiterlijk op 21 augustus 2022 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving en vanaf 22 november 2022 door beleggingsondernemingen te worden toegepast. Uiterlijk op 31 juli 2022 dient richtlijn (EU) 2021/1270 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving. Vanaf 1 augustus 2022 dienen de regels te worden toegepast door beheerders van icbe’s.

De Europese Commissie is in december 2019 met de Europese Green deal gekomen. De Green deal is de groeistrategie van Europa die er onder andere op is gericht de Europese Unie vanaf 2050 klimaatneutraal te maken. Voor de financiële sector is het actieplan «Duurzame groei financieren» van belang, waarin zij een ambitieuze en brede strategie voor een duurzaam geldwezen uittekent. Een van de doelstellingen uit het actieplan is het heroriënteren van kapitaalstromen in de richting van duurzame investeringen om zo duurzame en inclusieve groei te bewerkstelligen. De bovengenoemde richtlijnen maken onderdeel uit van een breed pakket aan maatregelen om aan deze doelstelling te voldoen. Naast deze twee richtlijnen worden vier verordeningen2 aangepast die betrekking hebben op beheerders van beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen en verzekeraars. Deze verordeningen zijn van toepassing vanaf 2 augustus 2022.

2. Doel en inhoud van de richtlijnen

Richtlijn (EU) 2021/1269

Een beleggingsonderneming die een financieel instrument uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt voor cliënten met een duurzaamheidsdoelstelling moet bij het productontwikkelingsproces rekening houden met duurzaamheidsfactoren (ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping). Om ervoor te zorgen dat financiële instrumenten met duurzaamheidsfactoren ook beschikbaar zijn voor cliënten die geen duurzaamheidsvoorkeuren hebben, hoeven beleggingsondernemingen geen doelgroepen in kaart te brengen met wier behoeften, kenmerken en doelstellingen het financiële instrument met duurzaamheidsfactoren niet overeenstemt. De beleggingsonderneming die een financieel instrument uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt en in de markt verkrijgbaar stelt, dient een beleggingsonderneming die het financieel instrument distribueert te informeren over de duurzaamheidsfactoren van het financieel instrument zodat de beleggingsonderneming het financieel instrument kan distribueren aan de beoogde doelgroep.

2.2. Richtlijn (EU) 2021/1270

Een beheerder van een icbe dient ervoor te zorgen dat duurzaamheidsrisico’s worden geïntegreerd in zijn processen, systemen en interne controleprocedures. Werknemers van een beheerder van een icbe dienen over voldoende middelen en de nodige deskundigheid te beschikken ten behoeve van de doeltreffende integratie van duurzaamheidsrisico’s in interne processen en systemen. Dit dient ook het geval te zijn indien een beheerder van een icbe werkzaamheden uitbesteedt. Bij het bepalen van de soorten van belangenconflicten dient de beheerder van een icbe rekening te houden met de belangenconflicten die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico’s in zijn processen, systemen en interne controle. Bij belangenconflicten kan het onder meer gaan om conflicten die voortvloeien uit de beloning of persoonlijke transacties van betrokken werknemers, belangenconflicten die aanleiding kunnen geven tot «greenwashing», «misselling» of foutieve voorstelling van beleggingsstrategieën, en belangenconflicten tussen verschillende icbe’s die door dezelfde beheerder worden beheerd. Daarnaast dient het risicobeheerbeleid van een beheerder van een icbe procedures te omvatten ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s.

Verder dient een beheerder van een icbe duurzaamheidsrisico’s te integreren in het beheer van elke door hem beheerde icbe. Een beheerder van een icbe dient duurzaamheidsrisico’s en (in bepaalde gevallen3) de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in acht te nemen bij het selecteren en monitoren van beleggingen, bij beleggingsbeslissingen en het risicobeleid.

3. Regeldruk

3.1. Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderdelen in het besluit die effect hebben op de regeldrukkosten. Onder regeldrukkosten worden verstaan alle investeringen en inspanningen (uitgedrukt in euro’s) die burgers, bedrijven of professionals moeten doen en verrichten om te voldoen aan wet- en regelgeving van de Rijksoverheid. Het gaat hierbij om kosten die voortvloeien uit informatieverplichtingen en inhoudelijke verplichtingen, waaronder aan het toezicht gerelateerde verplichtingen op basis van wet- en regelgeving. Deze kosten worden verdeeld in eenmalige en structurele kosten.

3.2. Beleggingsondernemingen

In het register van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn 194 beleggingsondernemingen opgenomen met zetel in Nederland. Er zijn naar schatting 100 beleggingsondernemingen die zelf financiële instrumenten uitgeven, ontwikkelen of samenstellen. Indien een nieuw financieel instrument wordt ontwikkeld voor cliënten met een duurzaamheidsdoelstelling dan dient de beleggingsonderneming rekening te houden met duurzaamheidsfactoren. Uitgaande van gemiddeld twee nieuwe financiële instrumenten per jaar die gericht zijn op cliënten met een duurzaamheidsdoelstelling zullen de extra kosten per beleggingsonderneming per jaar naar schatting uitkomen op 2 * € 324 (6 uur * € 54 (uurtarief voor hoogopgeleide medewerker) = € 648. Dit betekent dat de totale structurele regeldrukkosten naar schatting € 64.800 (100 * € 648) zullen bedragen. Beleggingsondernemingen dienen bij de ontwikkeling van het financieel instrument nu reeds rekening te houden met de doelgroep en de doelstelling van de doelgroep. Daarnaast dient een beleggingsonderneming straks rekening te houden met de duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep. Een beleggingsonderneming dient tevens te evalueren of de financiële instrumenten die zij ontwikkelt nog voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de doelgroep. De extra regeldrukkosten die hieruit voortvloeien voor beleggingsondernemingen zullen beperkt zijn.

Daarnaast dient een beleggingsonderneming die een financieel instrument ontwikkelt of samenstelt een beleggingsonderneming die het financieel instrument distribueert te informeren over de duurzaamheidsfactoren van het financieel instrument. De kosten voor het opstellen en verstrekken van deze extra informatie zal € 162 (3 uur * € 54) per jaar bedragen. De totale structurele regeldrukkosten zullen naar schatting € 16.200 (100 * € 162) bedragen. Ook een beleggingsonderneming die niet zelf een financieel instrument ontwikkelt of samenstelt, dient rekening te houden met de duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep en dient te evalueren of het financieel instrument nog voldoet aan de duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep. De extra regeldrukkosten die hieruit voortvloeien voor beleggingsondernemingen zullen beperkt zijn omdat een beleggingsonderneming al rekening dient te houden met de doelstelling van de doelgroep en periodiek dient te evalueren of de financiële instrumenten nog voldoen aan de doelstelling van de doelgroep.

3.3. Beheerders van icbe’s

In Nederland zijn 17 beheerders met een vergunning voor het beheren van icbe’s. Een beheerder van een icbe dient ervoor te zorgen dat duurzaamheidsrisico’s worden geïntegreerd in zijn processen, systemen en interne controleprocedures. Daarnaast dient het risicobeheerbeleid van een beheerder van een icbe procedures te omvatten ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s. Een beheerder dient tevens duurzaamheidsrisico’s in acht te nemen bij het selecteren en monitoren van beleggingen en bij beleggingsbeslissingen. Het integreren van duurzaamheidsrisico’s in de processen, systemen en interne controleprocedures en het risicobeheerbeleid zal 80 uur in beslag nemen. De eenmalige nalevingskosten per beheerder zijn naar schatting (80 uur * € 54) = € 4320. De totale eenmalige regeldrukkosten bedragen 17 * € 4320 = € 73.440. Het meenemen van duurzaamheidsrisico’s bij het selecteren en monitoren van beleggingen en bij beleggingsbeslissingen zal naar schatting jaarlijks 80 uur per beheerder in beslag nemen. Uitgaande van een uurtarief van € 54 zijn de structurele regeldrukkosten per beheerder € 4320 (80 uur * € 54). De totale structurele regeldrukkosten zullen naar schatting € 73.440 (17 * € 4320) bedragen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft dit wetsvoorstel niet geselecteerd voor een formeel advies.

4. Uitvoeringstoets

Het wetsvoorstel is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De uitvoeringstoets heeft geen aanleiding gegeven om het ontwerpbesluit aan te passen. Uit de toets volgt dat de bevoegdheden en verplichtingen uitvoerbaar zijn.

5. Openbare consultatie

Een voorontwerp van dit besluit is openbaar geconsulteerd van 21 maart 2022 tot 22 april 2022.4 Naar aanleiding van de consultatie zijn geen reacties ontvangen.

6. Transponeringstabel

Afkortingen

BGfo

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

Bpr

Besluit prudentiële regels Wft

Richtlijn (EU) 2021/1269

Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1269 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren in de productgovernanceverplichtingen (PbEU 2021, L 277)

Richtlijn (EU) 2021/1270

Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1270 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van richtlijn 2010/43/EU wat betreft voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) in aanmerking te nemen duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsfactoren (PbEU 2021, L 277)

Implementatie van de richtlijn (EU) 2021/1269

Richtlijn

artikel (lid)

Implementatie

Toelichting

1 lid 1 (art. 1 lid 5 richtlijn (EU) 2017/593)

1 BGfo

 

1 lid 2 onderdeel a (art. 9 lid 9 eerste alinea richtlijn (EU) 2017/593)

32a lid 2 BGfo

 

1 lid 2 onderdeel b (art. 9 lid 11 richtlijn (EU) 2017/593)

32a lid 2 BGfo

 

1 lid 2 onderdeel c (art. 9 lid 13 richtlijn (EU) 2017/593)

32a lid 2 BGfo

 

1 lid 2 onderdeel d (art. 9 lid 14 richtlijn (EU) 2017/593)

32 lid 2, 3 en 6 BGfo

 

1 lid 3 onderdeel a (art. 10 lid 2 richtlijn (EU) 2017/593)

32b lid 1 t/m 3, lid 5 BGfo

 

1 lid 3 onderdeel b (art. 10 lid 5 richtlijn (EU) 2017/593)

32b lid 8 BGfo

 

2

ARTIKEL IV

 

3

Behoeft geen implementatie.

Betreft de inwerkingtreding van de richtlijn.

4

Behoeft geen implementatie.

Artikel is gericht tot de lidstaten.

Implementatie van de richtlijn (EU) 2021/1270

Richtlijn

artikel (lid)

Implementatie

Toelichting

1 lid 1 (art. 3, onder 11, richtlijn (EU) 2010/43)

1 BGfo, 23.0a Bpr

 

1 lid 1 (art. 3, onder 12, richtlijn (EU) 2010/43)

32b lid 2 BGfo

 

1 lid 2 (art. 4 lid 1 richtlijn (EU) 2010/43)

30 lid 7 BGfo

 

1 lid 3 (art. 5 lid 5 richtlijn (EU) 2010/43)

38a lid 2 onderdeel f BGfo

 

1 lid 4 (art. 5bis richtlijn (EU) 2010/43)

30a BGfo

 

1 lid 5 (art. 9 lid 2, onder g, richtlijn (EU) 2010/43)

31d lid 1 onderdeel g BGfo

 

1 lid 6 (art. 17 lid 3 richtlijn (EU) 2010/43)

126a lid 2 onderdeel c BGfo

 

1 lid 7 (art. 23 lid 5 en lid 6 richtlijn (EU) 2010/43)

126i lid 3 en 4 BGfo

 

1 lid 8 (art. 38 lid 1 richtlijn (EU) 2010/43)

23.0a Bpr

 

2

ARTIKEL IV

 

3

Behoeft geen implementatie.

Betreft inwerkingtreding van de richtlijn.

4

Behoeft geen implementatie.

Artikel is gericht tot de lidstaten.

Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

A

In artikel 1 is de definitie van duurzaamheidsrisico opgenomen omdat deze term in meerdere artikelen wordt gebruikt.

B

Artikel 30, zevende lid, is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, Wft en verwerkt artikel 1, tweede lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft een wijziging van artikel 4, eerste lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.5 De beheerder van een icbe dient ervoor te zorgen dat bij de organisatie-inrichting (bijvoorbeeld bij besluitvormingsprocedures, informatievoorziening en interne controleprocedures) duurzaamheidsrisico’s in aanmerking worden genomen.

C

Artikel 30a is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, Wft en verwerkt artikel 1, vierde lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft het nieuwe artikel 5bis van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Beheerders van icbe’s dienen duurzaamheidsrisico’s te integreren in het beheer van icbe’s. Daarbij dient de beheerder rekening te houden met de aard, schaal en complexiteit van zijn werkzaamheden.

D

Artikel 31d, eerste lid, onderdeel g, is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, Wft en verwerkt artikel 1, vijfde lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Een nieuw onderdeel g wordt toegevoegd aan artikel 9, tweede lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder zijn op grond van artikel 31d, eerste lid, onderdeel g, verantwoordelijk voor de integratie van duurzaamheidsrisico’s in het algemene beleggingsbeleid, beleggingsstrategieën, interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen en het risicobeheerbeleid van elke door de beheerder beheerde icbe (zie het eerste lid, onderdelen a tot en met f).

E

Artikel 32, derde en zesde lid, is gebaseerd op de artikelen 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, onder 3° en 4°, en 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, Wft en verwerkt artikel 1, tweede lid, onderdeel d, van de richtlijn (EU) 2021/1269. Het betreft een wijziging van artikel 9, lid 14, van de gedelegeerde uitvoeringsrichtlijn markten voor financiële instrumenten 2014.6 Op grond van artikel 32, zesde lid, is artikel 32, eerste tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing op beleggingsondernemingen. Een beleggingsonderneming die financiële instrumenten uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt, dient te beschikken over een productontwikkelingsproces. Een beleggingsonderneming dient bij de ontwikkeling of samenstelling van een financieel instrument vast te stellen voor welke doelgroep het financieel instrument geschikt is, en wat de beoogde doelstelling, met inbegrip van duurzaamheidsdoelstelling, van de doelgroep is. Op grond van artikel 32, derde lid, dient de beleggingsonderneming die het financieel instrument heeft ontwikkeld of samengesteld periodiek of als daar aanleiding toe is, te toetsen of het financieel instrument nog voldoet aan de doelstelling van de doelgroep en de distributiestrategie nog passend is. De beleggingsonderneming dient dan ook te toetsen of het financieel instrument nog voldoet aan de duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep.

F

Artikel 32a, eerste lid, is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Wft. Op grond van artikel 32a, eerste lid, dient een beleggingsonderneming die een financieel instrument uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt, de beleggingsonderneming die het financieel instrument distribueert onder meer te informeren over de kenmerken en doelstellingen van de doelgroep. Hieraan is toegevoegd dat de beleggingsonderneming die een financieel instrument uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt, de beleggingsonderneming die het financieel instrument distribueert ook dient te informeren over de duurzaamheidsdoelstelling van de doelgroep. Op deze manier is de beleggingsonderneming die de financiële instrumenten distribueert in staat om het financieel instrument aan de beoogde doelgroep te distribueren.

G

Artikel 32b is gebaseerd op de artikelen 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, onder 3° en 4° en 4:15, tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 2, Wft en verwerkt artikel 1, onderdeel 3, onderdelen a en b, van de richtlijn (EU) 2021/1269. Het betreft een wijziging van artikel 10, tweede en vijfde lid, van de gedelegeerde uitvoeringsrichtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Artikel 32b heeft betrekking op een beleggingsonderneming als distributeur. Op grond van artikel 32b, eerste lid, dient een beleggingsonderneming die financiële instrumenten distribueert, te beschikken over adequate procedures en maatregelen die waarborgen dat de financiële instrumenten voldoen aan de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelgroep. Toegevoegd wordt dat de financiële instrumenten ook dienen te voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de doelgroep. Op grond van het tweede lid dient een beleggingsonderneming vast te stellen voor welke doelgroep een bepaald financieel instrument niet passend is. Financiële instrumenten waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheidsfactoren (ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping) worden geacht ook geschikt te zijn voor consumenten die geen duurzaamheidsvoorkeuren hebben. Derhalve hoeft een beleggingsonderneming niet in kaart te brengen voor welke doelgroep een financieel instrument waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheidsfactoren niet geschikt is. In artikel 32b, achtste lid, is bepaald dat de beleggingsonderneming periodiek dient te evalueren of de financiële instrumenten en de diensten die zij verleent, voldoen aan de doelstelling van de doelgroep. Hieraan wordt toegevoegd dat de beleggingsonderneming tevens dient te evalueren of de financiële instrumenten en de diensten die zij verleent voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de doelgroep.

H

Artikel 38a, tweede lid, onderdeel f, is gebaseerd op artikel 4:16, derde lid, Wft en verwerkt artikel 1, derde lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft een wijziging van artikel 5 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van artikel 38a, tweede lid, onderdeel f, dient een beheerder van een icbe die het beheer van de icbe uitbesteedt ervoor te zorgen dat hij voldoende middelen en deskundigheid behoudt ten behoeve van de doeltreffende integratie van duurzaamheidsrisico’s in processen en systemen.

I

Artikel 126a is gebaseerd op 4:59a, derde lid, Wft en verwerkt artikel 1, zesde lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft een wijziging van artikel 17 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van artikel 126a, tweede lid, onderdeel c, dient een beheerder bij het bepalen van de soorten van belangenconflicten rekening te houden met de belangenconflicten die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico’s in zijn processen, systemen en interne controle.

J

Artikel 126i, derde en vierde lid, is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, Wft en verwerkt artikel 1, zevende lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft een wijziging van artikel 23, vijfde en zesde lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Een beheerder van een icbe dient duurzaamheidsrisico’s en (in bepaalde gevallen) de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in acht te nemen bij het selecteren en monitoren van beleggingen, bij beleggingsbeslissingen en het risicobeheer. De beheerder dient rekening te houden met de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren wanneer artikel 4, eerste lid, onder a, van de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector7 van toepassing is of de beheerder meer dan het gemiddeld aantal van 500 werknemers heeft en op grond van artikel 4, derde of vierde lid, van diezelfde verordening verplicht is om met de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren rekening te houden.

Artikel II (Besluit prudentiële regels Wft)

Artikel 23.0a is gebaseerd op artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Wft en verwerkt artikel 1, achtste lid, van de richtlijn (EU) 2021/1270. Het betreft een wijziging van artikel 38, eerste lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van artikel 23, eerste lid, Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) dient een beheerder een beleid te voeren gericht op het beheersen van relevante risico’s. Een beheerder van een icbe dient op grond van artikel 23.0a ook over procedures te beschikken ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s. Onder duurzaamheidsrisico wordt verstaan een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied die, indien deze zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken (zie artikel 2, onder 22, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317)).

Artikel III (Besluit Bestuurlijke boetes financiële sector)

In artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sectorworden de artikelen beboetbaar gesteld die worden opgenomen in het BGfo en het Bpr ter implementatie van de richtlijn (EU) 2021/1269 en de richtlijn (EU) 2021/1270. De artikelen die beboetbaar worden gesteld, hebben betrekking op het integreren van duurzaamheidsrisico’s in het beheer van een icbe, procedures ter beheersing van duurzaamheidsrisico’s die een beheerder van een icbe dient te hebben en het in aanmerking nemen van duurzaamheidsrisico’s bij de organisatie-inrichting door de beheerder van een icbe.

De desbetreffende boetecategorieën zijn bepaald naar de ernst van de overtreding en sluiten aan bij de boetecategorieën die thans gelden voor soortgelijke overtredingen.

Artikel IV

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verschillende artikelen. Uiterlijk op 31 juli 2022 dient richtlijn (EU) 2021/1270 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving. De artikelen ter implementatie van die richtlijn treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst. Richtlijn (EU) 2021/1269 dient uiterlijk op 21 augustus 2022 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving en vanaf 22 november 2022 door beleggingsondernemingen te worden toegepast. De artikelen ter implementatie van deze richtlijn treden op 22 november 2022 in werking.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1269 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren in de productgovernanceverplichtingen (PbEU 2021, L 277) en Gedelegeerde richtlijn (EU) 2021/1270 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van richtlijn 2010/43/EU wat betreft voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) in aanmerking te nemen duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsfactoren (PbEU 2021, L 277).

X Noot
2

* Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1253 van de Commissie van 21 april tot wijziging van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren, -risico’s en – voorkeuren in bepaalde organisatorische vereisten en voorwaarden voor de bedrijfsvoering van beleggingsondernemingen (PbEU 2021, L 277).

* Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1255 van de Commissie van 21 april tot wijziging van gedelegeerde verordening (EU) nr. 231/2013 wat betreft door beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in aanmerking te nemen duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsfactoren (PbEU 2021, L 277).

* Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1256 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van gedelegeerde verordening (EU) 2015/35 wat betreft de integratie van duurzaamheidsrisico’s in de governance van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen (PbEU 2021/ L 277).

* Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1257 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2017/2358 en Verordening (EU) 2017/2359 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren, -risico’s en -voorkeuren in de vereisten inzake producttoezicht en -governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs en in de regels inzake bedrijfsvoering en beleggingsadvies voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PbEU 2021, L 277).

X Noot
3

Indien de beheerder van een icbe ervoor heeft gekozen om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking te nemen in zijn due-diligence beleid of daartoe verplicht is op grond van artikel 4, derde of vierde lid, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317).

X Noot
5

Richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU 2010, L 176).

X Noot
6

Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (PbEU 2017, L 87).

X Noot
7

Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PbEU 2019, L 317).

Naar boven