Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2004, 35 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2004, 35 | Verdrag |
Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad;
New York, 15 november 2000
De Engelse en Franse tekst van het Protocol zijn geplaatst in Trb. 2001, 69.
In dit Tractatenblad is ten onrechte vermeld dat het Protocol voor Nicaragua ondertekend is en verder zijn foutieve data van ondertekening vermeld voor de Dominicaanse Republiek, Polen en de Seychellen. De correcte data zijn:
de Dominicaanse Republiek | 15 december 2000 |
Polen | 4 oktober 2001 |
de Seychellen | 22 juli 2002 |
Behalve voor de in Trb. 2001, 69 genoemde Staten is het Protocol nog ondertekend voor de volgende staten:
Algerije | 6 juni 2001 |
Armenië | 15 november 2001 |
Australië1 | 11 december 2002 |
de Bahama's | 9 april 2001 |
Barbados | 26 september 2001 |
Botswana | 10 april 2002 |
Cambodja | 11 november 2001 |
Chili | 8 augustus 2002 |
Egypte | 1 mei 2002 |
El Salvador2 | 15 augustus 2002 |
Estland | 20 september 2002 |
India | 12 december 2002 |
Israel | 14 november 2001 |
Jamaica | 13 februari 2002 |
Japan | 9 december 2002 |
Letland | 10 december 2002 |
Libanon | 9 december 2002 |
Libië | 13 november 2001 |
Litouwen | 25 april 2002 |
Nauru | 12 november 2001 |
Niger | 21 augustus 2001 |
Oekraïne | 15 november 2001 |
Oezbekistan | 28 juni 2001 |
Saoedi-Arabië3 | 10 december 2002 |
Sierra Leone | 27 november 2001 |
Sint Vincent en de Grenadines | 20 november 2002 |
Slovenië | 15 november 2001 |
Slowakije | 15 november 2001 |
Thailand | 18 december 2001 |
Trinidad en Tobago | 26 september 2001 |
Tsjechië | 10 december 2002 |
Zwitserland | 2 april 2002 |
Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad
Preambule
De Staten die partij zijn bij dit Protocol,
Verklarend dat doeltreffende stappen ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, een alomvattende internationale aanpak vereisen in de landen van herkomst, doorvoer en bestemming, met inbegrip van maatregelen ter voorkoming van deze handel, ter bestraffing van de handelaren en ter bescherming van slachtoffers van deze handel, met inbegrip van de bescherming van hun internationaal erkende mensenrechten,
Gelet op het feit dat er, ondanks het bestaan van uiteenlopende internationale instrumenten die regels en praktische maatregelen bevatten ter bestrijding van de uitbuiting van mensen, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, geen universeel instrument bestaat dat alle aspecten van mensenhandel aanpakt,
Bezorgd over het feit dat, door het ontbreken van een dergelijk instrument, personen die kwetsbaar zijn voor mensenhandel, niet voldoende worden beschermd,
In herinnering roepend resolutie 53/111 van de Algemene Vergadering van 9 december 1998, waarin de Vergadering besloot een ``open-ended" intergouvernementele ad hoc-commissie in het leven te roepen ten behoeve van de opstelling van een alomvattend internationaal verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en ter bespreking van de uitwerking van, onder andere, een internationaal instrument dat de handel in vrouwen en kinderen aanpakt,
Ervan overtuigd dat aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad met een internationaal instrument ter voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, zal bijdragen tot de voorkoming en bestrijding van die misdaad,
Zijn het volgende overeengekomen:
1. Dit Protocol vult het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad aan. Het dient tezamen met het Verdrag te worden uitgelegd.
2. De bepalingen van het Verdrag zijn van overeenkomstige toepassing op dit Protocol, tenzij hierin anders wordt bepaald.
3. De overeenkomstig artikel 5 van dit Protocol strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overeenkomstig het Verdrag strafbaar gestelde feiten.
De doelen van dit Protocol zijn:
a. voorkoming en bestrijding van mensenhandel, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan vrouwen en kinderen;
b. bescherming van en bijstand aan slachtoffers van deze handel, met volledige eerbiediging van hun mensenrechten; en
c. bevordering van samenwerking tussen de Staten die partij zijn teneinde deze doelstellingen te verwezenlijken.
Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:
a. „mensenhandel": het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen, door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, bedrog, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of in ontvangst nemen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van uitbuiting. Uitbuiting omvat mede: ten minste de uitbuiting van prostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij, onderworpenheid of de verwijdering van organen;
b. de instemming van een slachtoffer van mensenhandel met de beoogde uitbuiting, bedoeld in onderdeel a van dit artikel, is irrelevant indien een van de in onderdeel a bedoelde middelen zijn gebruikt;
c. het werven, vervoeren en overbrengen van, het bieden van onderdak aan of het opnemen van een kind met het oogmerk van uitbuiting wordt beschouwd als „mensenhandel", ook indien hierbij geen van de in onderdeel a van dit artikel bedoelde middelen zijn gebruikt;
d. „kind": iedere persoon jonger dan achttien jaar.
Dit Protocol is van toepassing, tenzij hierin anders is bepaald, op de voorkoming, opsporing en vervolging van de overeenkomstig artikel 5 van dit Protocol strafbaar gestelde feiten, indien deze een grensoverschrijdend karakter hebben en er een criminele organisatie bij betrokken is, alsmede op de bescherming van slachtoffers van deze strafbare feiten.
1. Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de in artikel 3 van dit Protocol omschreven handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd, strafbaar te stellen.
2. Elke Staat die partij is, neemt tevens de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om strafbaar te stellen:
a. met inachtneming van de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, poging tot het plegen van een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel strafbaar gesteld feit;
b. het als medeplichtige deelnemen aan een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel strafbaar gesteld feit; en
c. het organiseren van of aan andere personen opdracht geven tot het plegen van een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel strafbaar gesteld feit.
1. In voorkomende gevallen en voor zover mogelijk ingevolge zijn nationale recht beschermt iedere Staat die partij is de persoonlijke levenssfeer en identiteit van slachtoffers van mensenhandel, onder andere door juridische procedures inzake deze handel als vertrouwelijk aan te merken.
2. Elke Staat die partij is, verzekert dat zijn nationale rechtsstelsel of bestuursstelsel voorziet in maatregelen om slachtoffers van mensenhandel in de daarvoor in aanmerking komende gevallen te voorzien van:
a. informatie over relevante gerechtelijke en bestuurlijke procedures;
b. bijstand om mogelijk te maken dat hun meningen en zorgen naar voren worden gebracht en dat daarmee rekening wordt gehouden in de desbetreffende fasen van de strafrechtelijke procedure tegen de daders, op een wijze die de rechten van de verdediging niet schaadt.
3. Elke Staat die partij is, overweegt de uitvoering van maatregelen ten behoeve van het lichamelijke, geestelijke en sociale herstel van slachtoffers van mensenhandel, waaronder, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, in samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, andere relevante organisaties en andere geledingen uit de samenleving, en, in het bijzonder, het verzorgen van:
a. passende huisvesting;
b. advisering en informatie, in het bijzonder inzake hun wettelijke rechten, in een taal die slachtoffers van mensenhandel kunnen begrijpen;
c. medische, geestelijke en materiële bijstand; en
d. kansen op werk, onderwijs en scholing.
4. Elke Staat die partij is, houdt bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel rekening met de leeftijd, het geslacht en de specifieke behoeften van slachtoffers van mensenhandel, in het bijzonder de specifieke behoeften van kinderen, met inbegrip van passende huisvesting, passend onderwijs en passende verzorging.
5. Elke Staat die partij is, spant zich in te voorzien in de fysieke veiligheid van slachtoffers van mensenhandel terwijl zij zich op zijn grondgebied bevinden.
6. Elke Staat die partij is, verzekert dat zijn nationale rechtsstelsel voorziet in maatregelen die slachtoffers van mensenhandel de mogelijkheid bieden schadeloosstelling te verkrijgen voor geleden schade.
1. In aanvulling op het nemen van maatregelen krachtens artikel 6 van dit Protocol overweegt iedere Staat die partij is wettelijke of andere passende maatregelen te nemen die slachtoffers van mensenhandel in staat stellen in de daarvoor in aanmerking komende gevallen tijdelijk of permanent op zijn grondgebied te blijven.
2. Bij de uitvoering van de bepaling, vervat in het eerste lid van dit artikel, houdt iedere Staat die partij is op passende wijze rekening met humanitaire en persoonlijke factoren.
1. De Staat die partij is en waarvan een slachtoffer van mensenhandel onderdaan is of waarin de persoon recht had op permanent verblijf ten tijde van de binnenkomst op het grondgebied van de ontvangende Staat die partij is, vergemakkelijkt en aanvaardt, met zorgvuldige inachtneming van de veiligheid van die persoon, de terugkeer van die persoon zonder onnodige of onredelijke vertraging.
2. Wanneer een Staat die partij is een slachtoffer van mensenhandel terugzendt naar een Staat die partij is en waarvan die persoon onderdaan is of waarin hij of zij ten tijde van de binnenkomst op het grondgebied van de ontvangende Staat die partij is, recht op permanent verblijf had, geschiedt deze terugzending bij voorkeur vrijwillig en met zorgvuldige inachtneming van de veiligheid van die persoon en van de stand van eventuele juridische procedures in verband met het feit dat de persoon het slachtoffer is van mensenhandel.
3. Op verzoek van een ontvangende Staat die partij is, verifieert een aangezochte Staat die partij is zonder onnodige of onredelijke vertraging of een persoon die slachtoffer is van mensenhandel zijn onderdaan is of recht had op permanent verblijf op zijn grondgebied ten tijde van de binnenkomst op het grondgebied van de ontvangende Staat die partij is.
4. Teneinde de terugkeer van een slachtoffer van mensenhandel dat niet over de juiste documenten beschikt te vergemakkelijken, neemt de Staat die partij is en waarvan die persoon onderdaan is of waarin hij of zij recht op permanent verblijf had ten tijde van de binnenkomst op het grondgebied van de ontvangende Staat die partij is, op zich, op verzoek van de ontvangende Staat die partij is, de reisdocumenten of andere vergunningen af te geven die nodig kunnen zijn om die persoon in staat te stellen te reizen naar zijn grondgebied en dat opnieuw te betreden.
5. Dit artikel tast geen enkel door een nationale wet van de ontvangende Staat die partij is aan slachtoffers van mensenhandel verleend recht aan.
6. Dit artikel tast geen enkele toepasselijke bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling aan die de terugkeer van slachtoffers van mensenhandel geheel of gedeeltelijk regelt.
1. De Staten die partij zijn, stellen alomvattend beleid, programma's en andere maatregelen vast:
a. teneinde mensenhandel te voorkomen en te bestrijden; en
b. teneinde slachtoffers van mensenhandel, in het bijzonder vrouwen en kinderen, zodanig te beschermen dat zij niet opnieuw het slachtoffer worden.
2. De Staten die partij zijn, streven ernaar maatregelen te nemen als onderzoek, informatiecampagnes en campagnes in de massamedia alsmede sociale en economische initiatieven ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel.
3. De overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleidslijnen, programma's en andere maatregelen omvatten, naar gelang wat van toepassing is, samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, andere relevante organisaties en andere geledingen uit de samenleving.
4. De Staten die partij zijn, nemen maatregelen, of scherpen deze aan, mede door bilaterale of multilaterale samenwerking, om de factoren die mensen, in het bijzonder vrouwen en kinderen, kwetsbaar maken voor mensenhandel, zoals armoede, onderontwikkeling en het ontbreken van gelijke kansen, te verlichten.
5. De Staten die partij zijn, nemen wetgevende of andere maatregelen, of scherpen deze aan, zoals educatieve, sociale of culturele maatregelen, mede door middel van bilaterale en multilaterale samenwerking, teneinde de vraag te ontmoedigen die alle vormen van uitbuiting van mensen, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, die tot mensenhandel leidt, stimuleert.
1. De rechtshandhavings-, immigratie- of andere relevante autoriteiten van Staten die partij zijn werken, naar gelang van wat van toepassing is, met elkaar samen door het uitwisselen van informatie, overeenkomstig hun nationale recht, die hen in staat stelt vast te stellen:
a. of personen die een internationale grens overschrijden of trachten te overschrijden zonder reisdocumenten of met reisdocumenten die toebehoren aan andere personen, daders of slachtoffers zijn van mensenhandel;
b. de soorten reisdocumenten die personen hebben gebruikt of getracht hebben te gebruiken voor het overschrijden van een internationale grens ten behoeve van mensenhandel; en
c. de door criminele organisaties gebruikte middelen en methoden ten behoeve van mensenhandel, met inbegrip van het werven en vervoeren van slachtoffers, routes en verbanden tussen en onder personen en groepen die betrokken zijn bij deze handel, en mogelijke maatregelen voor het opsporen ervan.
2. De Staten die partij zijn, verzorgen of verbeteren de opleiding van rechtshandhavings-, immigratie- en andere bevoegde functionarissen ten behoeve van de voorkoming van mensenhandel. De opleiding dient te worden gericht op methoden gehanteerd bij de voorkoming van deze handel, de vervolging van handelaren en de bescherming van de rechten van slachtoffers, met inbegrip van de bescherming van slachtoffers tegen de handelaren. Bij de opleiding dient ook rekening te worden gehouden met de noodzaak mensenrechten en de specifieke problemen van vrouwen en kinderen te behandelen en dient de samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, andere relevante organisaties en andere geledingen uit de samenleving te worden aangemoedigd.
3. Een Staat die partij is die informatie ontvangt dient te voldoen aan ieder verzoek van de Staat die partij is die de informatie heeft verzonden, dat beperkingen stelt aan het gebruik ervan.
1. Onverminderd internationale verplichtingen ten aanzien van het vrije verkeer van personen, scherpen de Staten die partij zijn, voor zover mogelijk, de grenscontroles aan die nodig kunnen zijn ter voorkoming en opsporing van mensenhandel.
2. Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke of andere passende maatregelen ter voorkoming, voor zover mogelijk, van het gebruik van door commerciële vervoerders geëxploiteerde transportmiddelen bij het plegen van de overeenkomstig artikel 5 van dit Protocol strafbaar gestelde feiten.
3. Indien van toepassing en onverminderd toepasselijke verdragen omvatten dergelijke maatregelen het vaststellen van de verplichting van commerciële vervoerders, met inbegrip van elk transportbedrijf of elke eigenaar of exploitant van een transportmiddel, om te verifiëren of alle passagiers in het bezit zijn van de voor de toegang tot de ontvangende Staat benodigde reisdocumenten.
4. Elke Staat die partij is, neemt de nodige maatregelen, in overeenstemming met zijn nationale recht, om te voorzien in sancties in gevallen van schending van de in het derde lid van dit artikel bedoelde verplichting.
5. Elke Staat die partij is, overweegt maatregelen te nemen die, in overeenstemming met zijn nationale recht, het weigeren van de toegang of het intrekken van visa van personen die betrokken zijn bij het plegen van de overeenkomstig dit Protocol strafbaar gestelde feiten, mogelijk maken.
6. Onverminderd artikel 27 van het Verdrag overwegen de Staten die partij zijn de samenwerking tussen instellingen voor grenscontroles te versterken, onder andere door het creëren en onderhouden van rechtstreekse communicatiekanalen.
Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, binnen de beschikbare middelen:
a. te verzekeren dat door hem verstrekte reis- of identiteitsdocumenten van een zodanige kwaliteit zijn dat er niet eenvoudig misbruik van kan worden gemaakt en dat zij niet gemakkelijk kunnen worden vervalst of onrechtmatig worden gewijzigd, vermenigvuldigd of afgegeven; en
b. de integriteit en betrouwbaarheid van reis- of identiteitsdocumenten afgegeven door of namens de Staat die partij is te verzekeren en om de onrechtmatige vervaardiging, afgifte en gebruikmaking ervan te voorkomen.
Op verzoek van een andere Staat die partij is, verifieert een Staat die partij is, in overeenstemming met zijn nationale recht, binnen een redelijke termijn de rechtmatigheid en rechtsgeldigheid van reis- of identiteitsdocumenten die namens hem zijn afgegeven of beschouwd worden als zijnde door hem afgegeven en ten aanzien waarvan de verdenking bestaat dat zij zijn gebruikt voor mensenhandel.
1. Geen enkele bepaling van dit Protocol tast de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van Staten en personen uit hoofde van het internationale recht aan, met inbegrip van het internationale humanitaire recht en het internationale recht inzake mensenrechten en, in het bijzonder, waar toepasselijk, uit hoofde van het Verdrag van 1951 en het Protocol van 1967 betreffende de status van vluchtelingen en het daarin vervatte grondbeginsel van „non-refoulement".
2. De in dit Protocol bedoelde maatregelen worden uitgelegd en toegepast op een wijze die niet discriminerend is voor personen op grond van het feit dat zij het slachtoffer zijn van mensenhandel. De uitleg en toepassing van die maatregelen dient in overeenstemming te zijn met de internationaal erkende beginselen van non-discriminatie.
1. De Staten die partij zijn, spannen zich in geschillen betreffende de uitleg of toepassing van dit Protocol te beslechten door onderhandeling.
2. Elk geschil tussen twee of meer Staten die partij zijn betreffende de uitleg of toepassing van dit Protocol dat niet binnen een redelijke termijn door onderhandelingen kan worden beslecht, wordt op verzoek van een van de Staten die partij zijn onderworpen aan arbitrage. Indien deze Staten die partij zijn binnen zes maanden na de datum van het verzoek om arbitrage er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken over de regeling van de arbitrage, kan ieder van deze Staten die partij zijn het geschil voorleggen aan het Internationale Gerechtshof door middel van een verzoek overeenkomstig het Statuut van het Hof.
3. Elke Staat die partij is, kan bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Protocol verklaren zich niet gebonden te achten door het tweede lid van dit artikel. De andere Staten die partij zijn, zijn niet gebonden door het tweede lid van dit artikel ten aanzien van een Staat die partij is die een dergelijk voorbehoud heeft gemaakt.
4. Een Staat die partij is die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het derde lid van dit artikel, kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
1. Dit Protocol is voor alle Staten opengesteld voor ondertekening van 12 tot en met 15 december 2000 te Palermo, Italië, en daarna tot en met 12 december 2002 op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties te New York.
2. Dit Protocol is tevens opengesteld voor ondertekening door regionale organisaties voor economische integratie, mits ten minste een lidstaat van een dergelijke organisatie dit Protocol heeft ondertekend overeenkomstig het eerste lid van dit artikel.
3. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Een regionale organisatie voor economische integratie kan haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nederleggen indien ten minste een van haar lidstaten dit eveneens heeft gedaan. In die akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring geeft een dergelijke organisatie de omvang van haar bevoegdheid ter zake van door dit Protocol geregelde aangelegenheden aan. Een dergelijke organisatie stelt de depositaris ook in kennis van elke relevante wijziging in de omvang van haar bevoegdheden.
4. Dit Protocol staat open voor toetreding door elke Staat of elke regionale organisatie voor economische integratie waarvan ten minste een lidstaat partij is bij dit Protocol. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Bij haar toetreding geeft een regionale organisatie voor economische integratie de omvang van haar bevoegdheden ter zake van in dit Protocol geregelde aangelegenheden aan. Een dergelijke organisatie stelt de depositaris ook in kennis van elke relevante wijziging in de omvang van haar bevoegdheden.
1. Dit Protocol treedt in werking negentig dagen na de datum van de nederlegging van de veertigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, met dien verstande dat het niet vóór de inwerkingtreding van het Verdrag in werking treedt. Voor de toepassing van dit lid wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast de door de lidstaten van deze organisatie reeds nedergelegde akten.
2. Voor elke Staat of regionale organisatie voor economische integratie die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt na de nederlegging van de desbetreffende veertigste akte treedt dit Protocol in werking dertig dagen na de datum van nederlegging door een dergelijke Staat of organisatie van de desbetreffende akte of op de datum waarop dit Protocol in werking treedt ingevolge het eerste lid van dit artikel, naar gelang van welke datum het laatst valt.
1. Na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol kan een Staat die partij is bij het Protocol een wijziging voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die de voorgestelde wijziging vervolgens toezendt aan de Staten die partij zijn en aan de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag, teneinde het voorstel te bestuderen en erover te beslissen. De Staten die partij zijn bij dit Protocol die bijeenkomen tijdens de Conferentie van de Partijen stellen alles in het werk om consensus te bereiken over iedere wijziging. Indien alle pogingen om consensus te bereiken zijn mislukt en er geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de wijziging in laatste instantie aangenomen met een tweederde meerderheid van de Staten die partij zijn bij dit Protocol, die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen tijdens de Conferentie van de Partijen.
2. Regionale organisaties voor economische integratie oefenen ter zake van binnen hun bevoegdheid vallende aangelegenheden hun stemrecht ingevolge dit artikel uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die Partij zijn bij dit Protocol. Deze organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen en vice versa.
3. Een wijziging aangenomen overeenkomstig het eerste lid van dit artikel dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de Staten die partij zijn.
4. Een wijziging aangenomen overeenkomstig het eerste lid van dit artikel wordt ten aanzien van een Staat die partij is van kracht negentig dagen na de datum van de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van die wijziging bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
5. Wanneer een wijziging van kracht wordt, is zij bindend voor de Staten die partij zijn en die het feit dat zij ermee instemmen erdoor gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht. De andere Staten die partij zijn, blijven gebonden door de bepalingen van dit Protocol en alle eerdere wijzigingen die zij hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.
1. Iedere Staat die partij is, kan dit Protocol opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
2. Een regionale organisatie voor economische integratie houdt op partij te zijn bij dit Protocol wanneer al haar lidstaten het hebben opgezegd.
1. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties wordt aangewezen als depositaris van dit Protocol.
2. Het oorspronkelijke exemplaar van dit Protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
Zie Trb. 2001, 69
De volgende staten hebben in overeenstemming met artikel 16, derde lid, van het Protocol een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
Albanië | 21 augustus 2002 |
Argentinië | 19 november 2002 |
Armenië | 1 juli 2003 |
Azerbeidzjan1 | 30 oktober 2003 |
Belarus | 25 juni 2003 |
Bosnië-Herzegovina | 24 april 2002 |
Botswana | 29 augustus 2002 |
Brazilië | 29 januari 2004 |
Bulgarije | 5 december 2001 |
Burkina Faso | 15 mei 2002 |
Canada | 13 mei 2002 |
Costa Rica | 9 september 2003 |
Cyprus | 6 augustus 2003 |
Denemarken2 | 30 september 2003 |
Ecuador3 | 17 september 2002 |
Equatoriaal Guinea | 7 februari 2003 |
de Filippijnen | 28 mei 2002 |
Frankrijk | 29 oktober 2002 |
Gambia | 5 mei 2003 |
Jamaica | 29 september 2003 |
Kirgizië | 2 oktober 2003 |
Kroatië | 24 januari 2003 |
Lesotho | 24 september 2003 |
Litouwen4 | 23 juni 2003 |
Mali | 12 april 2002 |
Malta | 24 september 2003 |
Mexico | 4 maart 2003 |
Monaco | 5 juni 2001 |
Namibië | 16 augustus 2002 |
Nieuw-Zeeland5 | 19 juli 2002 |
Nigeria | 28 juni 2001 |
Noorwegen | 23 september 2003 |
Peru | 23 januari 2002 |
Polen | 26 september 2003 |
Roemenië | 4 december 2002 |
Rwanda | 26 september 2003 |
Senegal | 27 oktober 2003 |
Servië en Montenegro | 6 september 2001 |
Spanje | 1 maart 2002 |
Tunesië6 | 14 juli 2003 |
Turkije | 25 maart 2003 |
Venezuela | 13 mei 2002 |
Zuid-Afrika7 | 20 februari 2004 |
De volgende staten hebben in overeenstemming met artikel 16, vierde lid, van het Protocol een akte van toetreding nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties:
Belize | 26 september 2003 |
Laos1 | 26 september 2003 |
Mauritius | 24 september 2003 |
Tadzjikistan | 8 juli 2002 |
De bepalingen van het Protocol zijn ingevolge artikel 17, eerste lid, in werking getreden op 25 december 2003.
Voor elke staat of organisatie die na deze datum een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt, treedt het Protocol ingevolge artikel 17, tweede lid, in werking op de dertigste dag na de nederlegging van die akte.
Zie Trb. 2001, 69.
Titel | : | Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 179 |
Titel | : | Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 34 |
Onder de volgende verklaring:
``The Government of Australia hereby declares that nothing in the Protocol shall be seen to be imposing obligations on Australia to admit or retain within its borders persons in respect of whom Australia would not otherwise have an obligation to admit or retain within its borders.".
Onder het volgende voorbehoud:
``The Government of the Republic of El Salvador does not consider itself bound by paragraph 2 of article 15, inasmuch as it does not recognize the compulsory jurisdiction of the International Court of Justice.".
Onder de volgende verklaring en het volgende voorbehoud:
``The public order of the Kingdom of Saudi Arabia prohibits trafficking in persons for the purpose referred to in paragraph (a) of Article 3 of the Protocol to Prevent, Suppress, and Punish Trafficking in Persons, Especially Women and Children.
The Kingdom does not consider itself bound by paragraph 2 of Article 15 of the said Protocol. It makes reservations regarding the contents of paragraph 3d of Article Six and paragraph 1 of Article 7 of the said protocol.".
Onder de volgende verklaring en het volgende voorbehoud:
``The Republic of Azerbaijan declares that it is unable to guarantee the application of the provisions of the Protocol in the territories occupied by the Republic of Armenia until these territories are liberated from that occupation.
In accordance with paragraph 3 of Article 15 of the Protocol, the Republic of Azerbaijan declares that it does not consider itself bound by paragraph 2 of Article 15.".
Onder de volgende verklaring:
``With a territorial exclusion in respect of the Faroe Islands and Greenland.".
Onder het volgende voorbehoud:
``Exercising the powers referred to in article 15, paragraph 3, of the Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, Especially Women and Children, the Government of Ecuador makes a reservation with regard to article 15, paragraph 2, relating to the settlement of disputes.".
Onder het volgende voorbehoud:
``And whereas, it is provided in paragraph 3 of Article 15 of the Protocol, the Seimas of the Republic of Lithuania would like to declare that the Republic of Lithuania does not consider itself bound by paragraph 2 of Article 15, which provides that any State Party may refer any dispute concerning the interpretation or application of the said Protocol to the International Court of Justice.".
Onder de volgende verklaring:
``...consistent with the constitutional status of Tokelau and taking into account the commitment of the Government of New Zealand to the development of self-government for Tokelau through an act of self-determination under the Charter of the United Nations, this ratification shall not extend to Tokelau unless and until a Declaration to this effect is lodged by the Government of New Zealand with the Depositary on the basis of appropriate consultation with that territory...".
Onder het volgende voorbehoud:
``In ratifying the Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, especially Women and Children, supplementing the United Nations Convention against Transnational Organized Crime, adopted by the General Assembly of the United Nations on 15 November 2000, declares that it does not consider itself bound by article 15, paragraph 2, of the Protocol and affirms that disputes concerning the interpretation or application of the Protocol may be referred to the International Court of Justice only after it has given its prior consent.".
Onder het volgende voorbehoud:
``And whereas pending a decision by the Government of the Republic of South Africa on the compulsory jurisdiction of the International Court of Justice, the Government of the Republic does not consider itself bound by the terms of Article 15 (2) of the Protocol which provides for the compulsory jurisdiction of the International Court of Justice in differences arising out of the interpretation or application of the Protocol. The Republic will adhere to the position that, for the submission of a particular dispute for settlement by the International Court, the consent of all the parties to the dispute is required in every individual case.".
Onder het volgende voorbehoud:
``In accordance with paragraph 3, Article 15 of the Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, especially Women and Children, Supplementing the United Nations Convention Against Transnational Organized Crime, the Lao People's Democratic Republic does not consider itself bound by paragraph 2, Article 15 of the present Protocol. The Lao People's Democratic Republic declares that to refer a dispute relating to interpretation and application of the present Protocol to arbitration or [the] International Court of Justice, the agreement of all parties concerned in the dispute is necessary.".
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2004-35.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.