A. TITEL
Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband,
met Aanhangels;
Espoo, 25 februari 1991
B. TEKST
De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag en de Aanhangsels zijn geplaatst
in Trb. 1991, 104.
Voor de ondertekeningen zie Trb. 1991, 104 en 1741).
C. VERTALING
Zie Trb. 1991, 174.
D. PARLEMENT
Bij brieven van 2 oktober 1992 (Kamerstukken II 1992/93, 22 883 (R 1453),
nr. 1) is het Verdrag, in overeenstemming met artikel 91, juncto additioneel
artikel XXI, eerste lid, onderdeel a, van de Grondwet op de voet van artikel
61, derde lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 overgelegd aan de Eerste
en de Tweede Kamer der Staten-Generaal en in overeenstemming met artikel 24,
eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk aan de Staten van de Nederlandse
Antillen en van Aruba.
De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer J. G.
M. ALDERS en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken P. DANKERT.
Op 10 november 1992 hebben leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
de wens te kennen gegeven dat het Verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal zou worden onderworpen (Kamerstukken II 1992/93 (R
1453), nr. 2).
Artikel 1 van de Wet van 22 december 1993 (Stb. 39) luidt als
volgt:
„Het op 25 februari 1991 te Espoo tot stand gekomen Verdrag inzake
milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, met Aanhangsels, waarvan
de Engelse en Franse tekst is geplaatst in Tractatenblad 1991, 104, en de
vertaling in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 1991, 174, wordt
goedgekeurd voor Nederland.".
Deze Wet is gecontrasigneerd door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer J. G. M. ALDERS en de Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken P. DANKERT.
Voor de behandeling in de Staten-Generaal zie Kamerstukken II 1992/93,
22 883 (R 1453); Hand. II 1993/94, blz. 1043–1061 en 1083; Kamerstukken
I 1993/94, nrs. 92, 92a; Hand. I 1993/94, blz. 664.
E. BEKRACHTIGING
Zie Trb. 1991, 174.
Behalve de aldaar genoemde Staat hebben nog de volgende Staten in overeenstemming
met artikel 17, derde lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging of aanvaarding
bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:
Zweden | 24 januari 1992 |
Spanje | 10 september 1992 |
Noorwegen | 23 juni 1993 |
Oostenrijk1 | 27 juli 1994 |
Italië | 19 januari 1995 |
het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland)2 | 28 februari 1995 |
Bulgarije3 | 12 mei 1995 |
Finland | 10 augustus 1995 |
Luxemburg | 29 augustus 1995 |
F. TOETREDING
In overeenstemming met artikel 17, derde lid, van het Verdrag heeft de
volgende Staat een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties nedergelegd:
G. INWERKINGTREDING
Zie Trb. 1991, 104.
Het Verdrag is nog niet in werking getreden.
J. GEGEVENS
Zie Trb. 1991, 104.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest der
Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.
XNoot
1De Tsjechische Republiek heeft op 30 september 1993 medegedeeld
zich vanaf 1 januari 1993 als ondertekenende Staat te beschouwen.
Slowakije heeft op 28 mei 1993 medegedeeld zich vanaf 1 januari
1993 als ondertekenende Staat te beschouwen.
XNoot
1Onder de volgende verklaring:
“The Republic of Austria declares in accordance with Article 15 Paragraph
2 of the Convention that its accepts both of the means of dispute settlement
mentioned in this Paragraph as compulsory in relation to any Party accepting
an obligation concerning one or both of these means of dispute settlement."
XNoot
2Onder de volgende verklaring:
“The Kingdom of the Netherlands declares, in accordance with paragraph
2 of Article 15 of the Convention on Environmental Impact Assessment in a
Transboundary Context, that it accepts both means of dispute settlement referred
to in that paragraph as compulsory in relation to any Party accepting one
or both of these means of dispute settlement."
XNoot
3Onder de volgende verklaring:
“The Republic of Bulgaria declares that for a dispute not resolved in
accordance with paragraph 1 of article 15, it accepts both of the following
means of dispute settlement as compulsory in relation to any party accepting
the same obligation:
a) Submission of the dispute to the International Court of Justice;
b) Arbitration in accordance with the procedure set out in Appendix VII." (VN-vertaling)