Beleidsregel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 april 2017, 2017-0000057854, tot wijziging van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 in verband met de door GGD GHOR Nederland uit te voeren Pilot groene inspectieactiviteit

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 1.64 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 wordt na artikel 4a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4aa. Pilot groene inspectieactiviteit

Gedurende de looptijd van de door GGD GHOR Nederland uit te voeren Pilot groene inspectieactiviteit kan een aan genoemde pilot deelnemende toezichthouder, voor wat betreft een kindercentrum dat conform het risicomodel een groen risicoprofiel heeft, afwijken van artikel 4a, derde lid, onderdelen a tot en met d, f en g, met dien verstande dat voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, eenzelfde aantal uren beschikbaar is als het aantal uren dat op grond van het risicomodel beschikbaar is voor een kindercentrum met een groen risicoprofiel.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 april 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Inleiding

In de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 (hierna: de beleidsregels) is onder meer vastgelegd welke onderzoeken de toezichthouder, dat wil zeggen de afzonderlijke GGD, in de kinderopvang uitvoert. De toezichthouder hanteert bij het toezicht een risicomodel op basis waarvan voor ieder kindercentrum een risicoprofiel wordt opgesteld dat een indicatie geeft van de mate waarin op verantwoorde wijze kinderopvang geboden wordt en blijft worden. Kindercentra krijgen op grond van artikel 4, derde lid, van de beleidsregels, voor het eerst een risicoprofiel nadat het vervolgonderzoek na registratie heeft plaatsgevonden. Het risicoprofiel wordt vervolgens jaarlijks bijgesteld als daarvoor aanleiding is. Bij groene locaties is het risico op tekortkomingen laag, bij rode locaties is het risico op tekortkomingen hoog. Artikel 4a, derde lid, bevat een opsomming van de onderwerpen die jaarlijks bij ieder kindercentrum in ieder geval beoordeeld moeten worden, ongeacht hoe de toezichthouder de locatie inschat op basis van het risicomodel.

Pilot groene inspectieactiviteit

Met het project ‘Professionalisering uitvoerders toezicht kinderopvang’ werkt GGD GHOR Nederland in opdracht van het Ministerie van SZW samen met VNG aan een verbetering van het toezicht in de kinderopvang. Het project ‘Professionalisering uitvoerders toezicht kinderopvang’ wordt ook wel ‘Nieuw Toezicht’ genoemd. In het kader van het project wordt gewerkt aan het verbeteren van de werkwijze van de toezichthouder en worden verschillende pilots opgezet. Een daarvan is de ‘Pilot groene inspectieactiviteit’ (hierna: de pilot). Met de pilot wil GGD GHOR Nederland nagegaan of flexibiliteit in de door de toezichthouder te onderzoeken onderwerpen de effectiviteit van het toezicht kan verbeteren. GGD GHOR Nederland constateert momenteel dat de verplichte set met minimaal te beoordelen onderwerpen mogelijk haar doel voorbij schiet. GGD’en en gemeenten geven aan dat dit met name speelt bij kindercentra die reeds op basis van zogenoemde groene inspecties worden beoordeeld. Het bezwaar dat de toezichthouder dikwijls noemt is dat er geen ruimte is om andere onderwerpen te beoordelen doordat de beschikbare tijd aan de onderwerpen, bedoeld in artikel 4a, derde lid, opgaat. Hierdoor zouden onderwerpen buiten beeld kunnen raken, zoals de eisen aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het vierogenprincipe, de binnen- en buitenspeelruimtes en de oudercommissie. Een ander bezwaar is dat de inspecties voor kindercentra met een groen risicoprofiel te voorspelbaar worden.

De strekking van de pilot die GGD GHOR Nederland wil gaan uitvoeren is dat de deelnemende toezichthouder bij kindercentra die een groen risicoprofiel hebben naar eigen inzicht de onderwerpen van het jaarlijks onderzoek, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, kan bepalen. Inspecties bij peuterspeelzalen vallen buiten de pilot. De reden hiervoor is dat de toezichthouder in de aanloop naar de gelijkschakeling van de kwaliteitseisen aan dagopvang en peuterspeelzaalwerk (middels het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang, Kamerstukken 34 597) bij peuterspeelzalen alvast kijkt naar de dagopvangeisen. Het meenemen van peuterspeelzalen in deze pilot zou de analyse bemoeilijken. Er treden dan teveel verschillen op ten opzichte van de reguliere inspectiepraktijk.

Binnen de pilot zijn twee varianten mogelijk. In de eerste variant bepalen gemeente en GGD samen naar eigen inzicht de onderwerpen. In de tweede variant bepaalt de GGD naar eigen inzicht de onderwerpen. GGD GHOR Nederland zal de aanmelding, begeleiding en evaluatie van de pilot uitvoeren. De pilot zal circa 100 inspecties beslaan, verdeeld over vier GGD’en. GGD GHOR Nederland is voornemens de pilot in het tweede en derde kwartaal van 2017 uit te voeren en in het vierde kwartaal van 2017 te evalueren. Teneinde de pilot mogelijk te maken, is het noodzakelijk de beleidsregels aan te passen.

Wijziging beleidsregels

Met onderhavige wijziging van de beleidsregels wordt een artikel 4aa ingevoegd dat het mogelijk maakt dat een aan de pilot deelnemende toezichthouder naar eigen inzicht de onderwerpen van het onderzoek, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, kan bepalen1. Er wordt een mogelijkheid geboden om af te wijken van artikel 4a, derde lid, onderdelen a tot en met d, f en g. Afwijken van artikel 4a, derde lid, onder e, wordt niet wenselijk geacht. De aan de pilot deelnemende toezichthouder blijft derhalve ook bij een jaarlijkse inspectie bij een kindercentrum met een groen risicoprofiel gehouden de verklaringen omtrent het gedrag te beoordelen.

Artikel 4aa maakt het mogelijk dat een toezichthouder tijdens de jaarlijkse inspectie bijvoorbeeld niet opnieuw de beroepskwalificaties van het personeel beoordeelt, maar een uitgebreidere beoordeling geeft van de pedagogische praktijk. Ook is het mogelijk dat de toezichthouder andere onderwerpen dan die genoemd in artikel 4a, derde lid, beoordeelt, bijvoorbeeld de eisen aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het vierogenprincipe, de binnen- en buitenspeelruimte en de oudercommissie. Vanzelfsprekend geldt ook bij inspecties in de pilot dat de toezichthouder altijd uitgebreider onderzoek kan doen of meer onderwerpen kan beoordelen als daar in de specifieke situatie aanleiding voor bestaat.

Het onderhavige artikel 4aa bepaalt dat de toezichthouder voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, eenzelfde aantal uren beschikbaar heeft als het aantal uren dat op grond van het risicomodel beschikbaar is voor kindercentra met een groen risicoprofiel. De afwijkingsmogelijkheid van artikel 4aa geldt gedurende de looptijd van de pilot. Na afloop van de pilot dient het onderzoek weer plaats te vinden volgens artikel 4a, derde lid.

Indien de evaluatie van pilot daartoe aanleiding geeft is het mogelijk dat de beleidsregels op dit punt worden aangepast.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Het onderzoek, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, bestaat uit de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, dat wil zeggen een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden en/of een locatiebezoek.

Naar boven