Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 3 maart 2014, nummer 482693, tot wijziging van de regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, nummer 463556, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddrieëntwintigste wijziging) (Stcrt. 2013, 35683)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel II, tweede lid, van het besluit van 17 december 2013 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures) (Stb. 2013, 580);

Besluit:

ARTIKEL 1

Artikel II, eerste lid, van de regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, nummer 463556, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddrieëntwintigste wijziging) (Stcrt. 2013, 35683), komt te luiden:

  • 1. De artikelen 3.6a, 3.115, eerste lid, onder e, en 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn niet van toepassing op een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, die is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende artikelen.

ARTIKEL 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 maart 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Deze regeling bevat een aanpassing van artikel II, eerste lid, van de honderddrieëntwintigste wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen (Stcrt. 2013, 35683). Dit artikel bevat overgangsrecht ten aanzien van het besluit van 17 december 2013 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures) (Stb. 2013, 580). In het eerste lid is bepaald dat de artikelen 3.6a, 3.115, eerste lid, onder e, en 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet van toepassing zijn op een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, die is ingediend voor 1 januari 2014, indien Onze Minister voornemens is de aanvraag af te wijzen binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.110, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De artikelen 3.6a, 3.115, eerste lid, onder d, en 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 dienen niet van toepassing te zijn op vanaf 1 januari 2014 ingediende eerste asielaanvragen, maar op alle eerste asielaanvragen die zijn ingediend na het nog vast te stellen tijdstip van inwerkingtreding van deze artikelen. Daarbij is niet van belang of het voornemen bestaat de asielaanvraag af te wijzen in de algemene asielprocedure of in de verlengde asielprocedure.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven