Aanhouding van uw verzoek tot verlenging van de opsporingsvergunning Noord-Brabant, Ministerie van Economische Zaken

DGETM/EM/14143306

7 oktober 2014

Op 8 september 2014 heeft u een aanvraag tot verlenging van de opsporingsvergunning Noord-Brabant ingediend. Met u ben ik van mening, dat de ontwikkelingen rond de opsporing van schaliegasvoorkomens zodanig zijn geweest, dat het tijdvak waarvoor aan Cuadrilla Brabant BV (en haar rechtsvoorganger Cuadrilla Resources Ltd.) een opsporingsvergunning is verleend onvoldoende is gebleken om de activiteiten waarvoor de vergunning gold te voltooien.

Zoals u bekend vinden op dit moment onderzoeken plaats in het kader van de opstelling van een plan-MER en een structuurvisie met betrekking tot schaliegas. Ik verwijs naar mijn brief van 18 september 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 28 982, nr. 133). In afwachting van de resultaten van die onderzoeken en de opstelling van een structuurvisie en plan-MER worden beslissingen over schaliegas aangehouden. In mijn brief van 25 april 2014 (Kamerstukken 2013/14, 28 982, nr. 138) heb ik aangegeven dat ik in deze periode nieuwe aanvragen voor opsporingsvergunningen gericht op schaliegas niet in behandeling zal nemen en dat ik verzoeken tot verlenging van lopende vergunningen zal aanhouden.

Het doel van deze lijn is dat er gedurende de onderzoeksperiode geen (nieuwe) rechten ontstaan. Het is echter evenmin de bedoeling dat als gevolg van de aanhouding bestaande rechten verloren gaan. Door Cuadrilla Brabant BV is tijdig een verzoek tot verlenging van de opsporingsvergunning aangevraagd. Om te voorkomen dat de opsporingsvergunning afloopt willig ik uw aanvraag in, alleen voor zover nodig om te voorkomen dat de lopende opsporingsvergunning teniet gaat en totdat ik na afronding van de structuurvisie op uw aanvraag zal hebben beslist. Op deze wijze wil ik voorkomen dat derden aanspraak kunnen maken op het eerder aan u vergunde gebied. Ik neem daarbij in aanmerking dat de opsporingsvergunning een marktordeningsinstrument is waarmee de rechten van u als vergunninghouder mede in relatie tot mogelijke andere partijen die koolwaterstoffen willen opsporen in het betreffende gebied wordt geregeld. Eerder is al met u afgesproken dat u geen gebruik zal maken van uw opsporingsvergunning totdat de structuurvisie schaliegas is vastgesteld.

Na afronding van de structuurvisie ben ik voornemens u te verzoeken of er voor u aanleiding bestaat uw aanvraag te actualiseren. Daarna zal ik – mede op basis van de onderzoeken en het daarop te baseren beleid – opnieuw op uw aanvraag beslissen.

H.G.J. Kamp Minister van Economische Zaken

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken.

Naar boven