Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2011, 9438 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2011, 9438 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op de artikelen 9, eerste en vierde lid, 11, derde lid, en 12 van het Frequentiebesluit;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet;
frequentie of samenstel van frequenties voor het gebruik waarvan een vergunning kan worden verleend;
een vergunning voor commerciële radio-omroep voor één van de kavels B1 tot en met B37 met een looptijd tot en met 31 augustus 2011 die verleend is op grond van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003 of de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007;
een vergunning voor commerciële radio-omroep voor één van de kavels C1 tot en met C12, uitgezonderd kavel C8, met een looptijd tot en met 31 augustus 2011 die verleend is op grond van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003 of de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007;
radioprogramma als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
een geografisch afgebakend deel van een frequentieband, zijnde een van de allotments 6B, 7A, 8A, 9D-N en 9D-Z, zoals omschreven in bijlage 3;
een vergunning voor het gebruik van een deel van de capaciteit van een allotment, zoals nader bepaald in artikel 6;
een schriftelijke overeenkomst, gesloten tussen een houder van een FM-vergunning of een middengolfvergunning en een houder van een vergunning voor digitale omroep die betrekking heeft op de frequentieband 219,496–221,208 MHz of op de in de tabel behorende bij nationale voetnoot 002 van het Nationaal Frequentieplan 2005 bedoelde frequentiebanden, voor de gelijktijdige en ongewijzigde doorgifte door de houder van de vergunning voor digitale omroep van radioprogramma’s van de houder van de FM-vergunning of de middengolfvergunning.
1. Een aanvraag om verlenging van de looptijd van een FM- of een middengolfvergunning tot en met 31 augustus 2017 wordt ingediend bij de minister.
2. De aanvraag wordt na inwerkingtreding van deze regeling en uiterlijk 28 juni 2011 om 14.00 uur per post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres: Agentschap Telecom, Emmasingel 1, 9726 AH Groningen.
3. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.
4. De aanvrager dient slechts één aanvraag in, ook indien hij als houder van verscheidene FM- of middengolfvergunningen aanspraak wenst te maken op verlenging van zijn vergunningen.
5. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage 1 opgenomen model en gaat vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.
6. Bij de aanvraag maakt de aanvrager per te verlengen FM- of middengolfvergunning kenbaar of hij aan de in nationale voetnoot 004 van het Nationaal Frequentieplan 2005 bedoelde koppeling voldoet en blijft voldoen:
a. door middel van een vergunning voor digitale radio-omroep overeenkomstig de artikelen 6 en 7; of
b. door middel van doorgifte op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onder i.
7. De aanvrager doet, uitgaand van zijn in het zesde lid bedoelde keuze, zijn aanvraag vergezeld gaan van:
a. een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep overeenkomstig artikel 7;
b. een kopie van een door hem gesloten doorgifte-overeenkomst die voldoet aan het gestelde in bijlage 2.
8. Het zesde en zevende lid zijn niet van toepassing op de aanvrager van verlenging van een middengolfvergunning die mede beschikt over een vergunning voor digitale radio-omroep binnen het frequentiebereik 219,584–221,120 MHz.
Indien niet is voldaan aan artikel 2, tweede lid, weigert de minister de verlenging van de vergunning.
1. Indien de aanvraag niet is geweigerd op grond van artikel 3 en de aanvrager heeft niet voldaan aan een van de in artikel 2, vierde tot en met zevende lid, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.
2. De aanvrager heeft gedurende acht werkdagen te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.
3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per post ontvangen op dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 2, tweede lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 17.00 uur.
4. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of de aanvrager na herstel niet heeft voldaan aan de in artikel 2, vierde tot en met zevende lid, gestelde eisen, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten.
1. Voor een houder van een FM- of een middengolfvergunning, uitgezonderd een houder van een middengolfvergunning als bedoeld in artikel 2, achtste lid, is voor het verkrijgen van een vergunning een achttiende deel van de capaciteit van de allotment die overeenkomstig bijlage 3 is gekoppeld aan de desbetreffende FM- of middengolfvergunning, beschikbaar voor het gelijktijdig uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden met gebruikmaking van de FM-vergunning respectievelijk de middengolfvergunning, behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid.
2. Indien de vergunninghouder verscheidene FM- of middengolfvergunningen heeft, is voor het verkrijgen van een vergunning beschikbaar voor het gelijktijdig uitzenden van de radioprogramma’s die worden uitgezonden met gebruikmaking van de desbetreffende FM-vergunningen respectievelijk middengolfvergunningen, behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid:
a. indien deze vergunningen op grond van bijlage 3 zijn gekoppeld aan dezelfde allotment: een achttiende deel van de capaciteit van die allotment;
b. indien deze vergunningen op grond van bijlage 3 niet zijn gekoppeld aan dezelfde allotment: een achttiende deel van de capaciteit van elk van de gekoppelde allotments.
3. Het eerste en tweede lid gelden niet langer voor zover de aanvraag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet wordt toegewezen of voor zover bij de toepassing van artikel 2, zesde lid, is gekozen voor de onder b van die bepaling vermelde optie.
1. Een aanvraag van een houder van een FM- of een middengolfvergunning, uitgezonderd een houder van een middengolfvergunning als bedoeld in artikel 2, achtste lid, voor een vergunning voor digitale radio-omroep met betrekking tot de in artikel 6, eerste en tweede lid, bedoelde frequentiecapaciteit wordt ingediend bij de minister.
2. Indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde aanvraag om verlenging betrekking heeft op verscheidene FM- of middengolfvergunningen, heeft de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, betrekking op even veel vergunningen voor digitale radio-omroep als het aantal te verlengen FM- of middengolfvergunningen waarbij is gekozen voor de in artikel 2, zesde lid, onder a, vermelde optie, met dien verstande dat per allotment slechts een vergunning voor digitale radio-omroep wordt aangevraagd.
3. Artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ook in het geval dat bij de aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep niet is voldaan aan artikel 2, tweede lid, de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld het verzuim te herstellen overeenkomstig artikel 4.
1. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt toegewezen, wijst de minister gelijktijdig de aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep toe.
2. De minister kan een vergunning voor digitale radio-omroep verlenen die minder dan een achttiende deel maar ten minste 1/21 deel van de capaciteit van een allotment betreft indien het aantal aanvragen om vergunningen voor digitale radio-omroep voor die allotment dat op grond van deze regeling is gedaan of dat in het kader van een toekomstige verleningsprocedure kan worden gedaan, hiertoe naar het oordeel van de minister aanleiding geeft.
Aan artikel 1 van de Regeling uitvoering artikel 9 Frequentiebesluit wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor FM- en middengolfvergunningen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM) kan een aanvraag om verlenging tevens worden ingediend gedurende een periode die aanvangt op het tijdstip van inwerkingtreding van die regeling en eindigt op 28 juni 2011 om 14.00 uur.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 1 juni 2011
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.
Aan Agentschap Telecom,
t.a.v. Projectteam verlengingen
Emmasingel 1
9726 AH Groningen
Hiermee dien ik een aanvraag in* om verlenging van de looptijd tot en met 31 augustus 2017 van de vergunning(en) voor de hieronder door mij aangekruiste kavel(s) voor niet-landelijke commerciële FM-omroep of commerciële middengolfomroep en kies ik voor die kavel(s) voor de wijze van digitalisering zoals aangekruist in de onderstaande tabel.
Instructie voor invullen tabel voor aanvraag verlenging en keuze voor digitaliseringsverplichting
In de linker kolom kruist u de kavel aan waarvoor u verlenging aanvraagt. Indien u voor meer dan één kavel verlenging aanvraagt, kruist u elk van deze kavels aan.
Bij iedere kavel waarvoor u verlenging aanvraagt, maakt u een keuze uit de volgende twee digitaliseringsopties:
1) ‘eigen vergunning’, of
2) doorgifte.
Indien u bij een kavel kiest voor een ‘eigen vergunning’, kruist u het hokje in de tweede kolom aan. Indien u voor een kavel kiest voor doorgifte, dan kruist u het hokje in de derde kolom aan. Voor één kavel kunt u dus slechts één digitaliseringsoptie kiezen.
Indien u (dezelfde rechtspersoon of natuurlijk persoon) houder bent van een middengolfvergunning en ook van een vergunning voor digitale radio-omroep voor kavel 11c, kruist u voor die middengolfvergunning géén hokje aan in de tweede of derde kolom. Het betreft de situatie, bedoeld in artikel 2, 8e lid, van de regeling. Indien de middengolfvergunning gehouden wordt door een andere rechtspersoon dan de rechtspersoon die houder is van een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep, dient u wél een hokje in de tweede of derde kolom aan te kruisen.
Te verlengen vergunningen |
Aanvraag eigen vergunning voor digitale radio-omroep (optie 1) |
Doorgifte (optie 2) |
|
---|---|---|---|
Ik vraag verlenging aan van de looptijd van de vergunning(en) voor de volgende kavel(s): |
Ik vraag voor de periode van 1 september 2011 tot en met 31 augustus 2017 een vergunning voor digitale radio-omroep aan met betrekking tot de allotment die overeenkomstig bijlage 3 is gekoppeld aan de desbetreffende vergunning1. |
Ik overleg hierbij een kopie van een doorgifte-overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in bijlage 22. |
|
B1 |
□ |
□ |
□ |
B2 |
□ |
□ |
□ |
B3 |
□ |
□ |
□ |
B4 |
□ |
□ |
□ |
B5 |
□ |
□ |
□ |
B6 |
□ |
□ |
□ |
B7 |
□ |
□ |
□ |
B8 |
□ |
□ |
□ |
B9 |
□ |
□ |
□ |
B10 |
□ |
□ |
□ |
B11 |
□ |
□ |
□ |
B12 |
□ |
□ |
□ |
B13 |
□ |
□ |
□ |
B14 |
□ |
□ |
□ |
B15 |
□ |
□ |
□ |
B16 |
□ |
□ |
□ |
B17 |
□ |
□ |
□ |
B18 |
□ |
□ |
□ |
B19 |
□ |
□ |
□ |
B20 |
□ |
□ |
□ |
B21 |
□ |
□ |
□ |
B22 |
□ |
□ |
□ |
B23 |
□ |
□ |
□ |
B24 |
□ |
□ |
□ |
B25 |
□ |
□ |
□ |
B26 |
□ |
□ |
□ |
B27 |
□ |
□ |
□ |
B28 |
□ |
□ |
□ |
B29 |
□ |
□ |
□ |
B30 |
□ |
□ |
□ |
B31 |
□ |
□ |
□ |
B32 |
□ |
□ |
□ |
B33 |
□ |
□ |
□ |
B34 |
□ |
□ |
□ |
B35 |
□ |
□ |
□ |
B36 |
□ |
□ |
□ |
B37 |
□ |
□ |
□ |
C1 |
□ |
□ |
□ |
C2 |
□ |
□ |
□ |
C3 |
□ |
□ |
□ |
C4 |
□ |
□ |
□ |
C5 |
□ |
□ |
□ |
C6 |
□ |
□ |
□ |
C7 |
□ |
□ |
□ |
C9 |
□ |
□ |
□ |
C10 |
□ |
□ |
□ |
C11 |
□ |
□ |
□ |
C12 |
□ |
□ |
□ |
De allotment waarop de aangevraagde vergunning voor digitale radio-omroep betrekking heeft, wordt bepaald overeenkomstig de tabel van bijlage 3. Hierin wordt aangeduid met welke allotment het verzorgingsgebied van de middengolf- of FM-vergunning waarvoor verlenging wordt gevraagd, (het meest) overeenkomt. Alleen in deze allotment is capaciteit beschikbaar voor verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep – dat wil zeggen in beginsel een achttiende deel van de capaciteit van de allotment (artikel 6, jo. 8, tweede lid, van de regeling).
Indien meer dan één keer een hokje wordt aangekruist ter verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep en het betreft ingevolge de in bijlage 3 opgenomen tabel dezelfde allotment, wordt dit (gelet op artikel 7, tweede lid, van de regeling) aangemerkt als één aanvraag voor die allotment (in beginsel een achttiende deel van de capaciteit daarvan, gelet op artikel 6, tweede lid, van de regeling).
Ten aanzien van doorgifte-overeenkomsten wordt verwezen naar bijlage 2 bij de regeling die de eisen gesteld aan doorgifte-overeenkomsten bevat.
Naam van de vergunninghouder: .....
Naam en functie van degene die namens de vergunninghouder deze aanvraag indient en ondertekent: ....., .....
Informatie of bijgevoegde bescheiden waaruit blijkt dat de indiener van de aanvraag bevoegd is deze aanvraag namens de vergunninghouder in te dienen (bijv. door bijvoeging van een uittreksel uit het handelsregister of een kopie van de statuten): .....
Handtekening: .....
* Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de regeling dient de aanvraag uiterlijk 24 juni 2011 om 14.00 uur per post te zijn ontvangen op dan wel door middel van persoonlijke overhandiging te zijn ingediend op het bovengenoemde adres. Ingevolge artikel 2, vierde lid, van de regeling dient de aanvrager slechts één aanvraag in, ook indien hij als houder van verscheidene FM- of middengolfvergunningen aanspraak wenst te maken op verlenging van zijn vergunningen.
Indien de houder van de te verlengen vergunning(en) bij de aanvraag om verlenging één of meer keren gekozen heeft voor de optie van digitalisering door middel van doorgifte, dient hij bij zijn aanvraag een kopie van een doorgifte-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onder i, van de regeling, te overleggen welke voldoet aan de in deze bijlage gestelde eisen.
Dit betekent dat de doorgifte-overeenkomst ten tijde van de aanvraag om verlenging reeds dient te zijn gesloten. Wel kan de overeenkomst gesloten zijn onder de voorwaarde dat de gevraagde verlenging wordt toegewezen.
De houder van de op grond van deze regeling te verlengen vergunning (verder: de vergunninghouder) dient de doorgifte-overeenkomst te hebben gesloten met een partij die houder is van een vergunning voor digitale radio-omroep die betrekking heeft op de frequentieband 219,496–221,208 MHz (kavel 11c) of op een van de frequentiebanden die zijn bedoeld in de tabel behorende bij nationale voetnoot 002 van het Nationaal Frequentieplan 2005 (verder: de opdrachtnemer).
Indien de aanvraag betrekking heeft op verscheidene vergunningen voor digitale radio-omroep kan de vergunninghouder volstaan met één doorgifte-overeenkomst, mits hiermee voor elk van de FM- of middengolfvergunningen wordt voldaan aan de hieronder genoemde digitaliseringseisen.
De doorgifte-overeenkomst dient aan de volgende eisen te voldoen:
1. De opdrachtnemer verspreidt met gebruikmaking van zijn vergunning voor digitale radio-omroep vanaf 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2017 één programmakanaal, bestaande uit een aanbod van radioprogramma’s, een en ander in de zin van artikel 1.1 Mediawet 2008, dat hem door de vergunninghouder ter beschikking wordt gesteld, zijnde het aanbod dat de vergunninghouder uitzendt met gebruikmaking van zijn eigen FM- of middengolfvergunning. Het programmakanaal wordt verspreid in het gebied, c.q. de gebieden, bedoeld onder 2a dan wel 2b, waarbij wordt voldaan aan de eisen, bedoeld onder 3.
2a. Indien de doorgifte-overeenkomst de digitalisering betreft van één te verlengen kavel, wordt het in punt 1 bedoelde radioprogrammakanaal verspreid in een of meer gebieden:
a. met vanaf 1 september 2015 (gezamenlijk) een grootte van ten minste:
i. het voorspelde maximale theoretische verzorgingsgebied van de te verlengen kavel overdag, zoals berekend op basis van de van toepassing zijnde planningsnorm (*)(verder: het analoge verzorgingsgebied);
of, indien dat kleiner is:
ii.
– gedurende de periode 1 september 2015 tot en met 31 december 2016: 2988,4 km2 (= 8% van Nederland) (**);
– gedurende de periode 1 januari 2017 tot en met 1 september 2017: 5976,8 km2 (= 16% van Nederland) (**);
en
b. waarvan (tezamen) ten minste 80% overlapt met het analoge verzorgingsgebied.
2b. Indien de doorgifte-overeenkomst de digitalisering betreft van meer dan één te verlengen kavel, wordt het in punt 1 bedoelde radioprogrammakanaal uitgezonden in een of meer gebieden:
a. met vanaf 1 september 2015 gezamenlijk een grootte van ten minste:
i. de voorspelde maximale theoretische verzorgingsgebieden van de te verlengen kavels overdag, zoals berekend op basis van de van toepassing zijnde planningsnorm (*), met dien verstande dat theoretische verzorgingsgebieden voor zover zij elkaar overlappen maar één keer meetellen bij de berekening van de grootte van de gebieden waar die dienst moet worden aangeboden (verder: het analoge verzorgingsgebied);
of, indien dat kleiner is,
ii.
– gedurende de periode 1 september 2015 tot en met 31 december 2016: 8% van Nederland voor elke allotment waaraan de te verlengen kavels overeenkomstig bijlage 3 zijn gekoppeld (8%, dus 2988,4 km2, indien de kavels aan één allotment zijn gekoppeld; 16%, dus 5976,8 km2, indien de te verlengen kavels aan twee allotments zijn gekoppeld etc.);
– gedurende de periode 1 januari 2017 tot en met 1 september 2017: 16% van Nederland voor elke allotment waaraan de te verlengen kavels overeenkomstig bijlage 3 zijn gekoppeld (16%, dus 5976,8 km2, indien de kavels aan één allotment zijn gekoppeld; 32%, dus 11.953,6 km2, indien de te verlengen kavels aan twee allotments zijn gekoppeld etc.);
en
b. waarvan (tezamen) ten minste 80% overlapt met het analoge verzorgingsgebied.
3. Het radioprogrammakanaal, bedoeld onder 1:
a. kan op ten minste 98 procent van de locaties in de gebieden, bedoeld onder 2, op iedere tijdstip waarop een radioprogramma wordt uitgezonden met gebruikmaking van de desbetreffende FM- of middengolfvergunning, zonder storingen of onderbrekingen worden ontvangen, waarbij in motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 de ontvangst moet kunnen worden gerealiseerd met een gangbare ontvanger die bestemd is voor ontvangst in motorrijtuigen en een standaardantenne en waarbij in andere gevallen de ontvangst op een hoogte van anderhalve meter boven het maaiveld moet kunnen worden gerealiseerd met een gangbare ontvanger voor portable ontvangst, en
b. wordt uitgezonden in een geluidskwaliteit die gelijk is aan 192 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruikt wordt gemaakt van MPEG 2, in een geluidskwaliteit die gelijk is aan 48 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruik wordt gemaakt van AAC+, of , indien gebruik wordt gemaakt van een andere techniek, met een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de kwaliteit die met stereo kan worden behaald door middel van de twee genoemde technieken, en
c. bevat de radioprogramma’s die tevens door middel van een eigen FM- of middengolfvergunning van de vergunninghouder worden uitgezonden, met dien verstande dat die radioprogramma’s gelijktijdig en ongewijzigd digitaal dienen te worden uitgezonden.
4. De doorgifte-overeenkomst bevat een passend boetebeding voor gevallen waarin de opdrachtnemer in gebreke is bij het nakomen van de onder 1 bedoelde verplichting.
(*)
Middengolfvergunningen
De van toepassing zijnde planningsnorm voor de middengolfvergunningen is de planningsnorm die is gebruikt bij de uitgifte van deze vergunningen in 2003 en nadien. Deze planningsnorm is als volgt:
Propagatiemodel |
Grondgolf propagatie conform GE 75 met bodemgeleidbaarheid conform ITU-R Recommendatie P.832-2 |
Protectieverhoudingen |
30 dB voor 0 kHz 5 dB voor +/– 9 kHz |
Berekening interferentie |
Conform GE75 |
Nominale veldsterkte |
Dagverzorging 66 dBμV/m Nachtverzorging 77 dBμV/m |
Niet-landelijke FM-vergunningen
De frequentieplanning in de band van 87,6 MHz tot en met 104,8 MHz geschiedt op basis van onderstaande planningsnorm die is gebruikt bij de uitgifte van deze vergunningen in 2003 en nadien.
Parameter |
||
---|---|---|
Propagatiemodel |
ITU Recommendation 370 met TCA en morfo |
|
Ontvangstantenne |
Non-directief |
|
Hoogte ontvangstantenne |
1,5 meter; met een morfografisch afhankelijke correctie om van 10 m. naar 1,5 m. om te rekenen |
|
Polarisatiediscriminatie |
Geen |
|
Gewenst signaalniveau |
50% plaats 50% tijd |
|
Ongewenst signaalniveau |
50% plaats 10% tijd & 50% tijd (worst case) |
|
Terrein-oneffenheid |
Terrain Clearance Angle (TCA) conform ITU rec. 370-7 |
|
Protectieverhoudingen conventioneel geplande zenders voor respectievelijk continue / troposferische storing |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
40 B / 32 dB 30 B / 22 dB – 2 dB – 15 dB – 25 dB |
Protectieverhoudingen voor SFN en NSF geplande zenders |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
2 .. 25 dB (afhankelijk van looptijd) 5 dB – 5 dB – 15 dB – 25 dB |
Berekening interferentie |
Methode sterkste stoorder |
|
Ontvangst |
Stereo |
|
Minimum bruikbare veldsterkte |
37 tot 43,5 dBμV/meter op 1,5 meter hoogte; afhankelijk van de morfografie. |
(**) Deze minimum-norm wordt toegelicht in paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting bij de regeling.
In de onderstaande tabel worden aangeduid:
– in kolom 1: de niet-landelijke FM-vergunningen en middengolfvergunningen waarvoor verlenging kan worden aangevraagd;
– in kolom 2: de ‘gekoppelde’ allotment, d.w.z. de allotment waarin (uitsluitend) capaciteit beschikbaar is voor een vergunning voor digitale radio-omroep; in voetnoot 1 zijn de allotments omschreven op overeenkomstige wijze als in nationale voetnoot 006 van het Nationaal Frequentieplan 2005.
Niet-landelijke commerciële radio-omroep |
Allotment1 |
---|---|
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096488 (kavel B1) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5403842 (kavel B2) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096425 (kavel B3) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096268 (kavel B4) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096201 (kavel B5) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096488 (kavel B6) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096378 (kavel B7) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096240 (kavel B8) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096488 (kavel B9) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096441 (kavel B10) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5403764 (kavel B11) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096419 (kavel B12) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096349 (kavel B13) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096380 (kavel B14) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096419 (kavel B15) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096382 (kavel B16) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096382 (kavel B17) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096382 (kavel B18) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096248 (kavel B19) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096374 (kavel B20) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096158 (kavel B21) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096206 (kavel B22) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096474 (kavel B23) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096258 (kavel B24) |
allotment 9D-Z |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096492 (kavel B25) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5403838 (kavel B26) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165338 (kavel B27) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165342 (kavel B28) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165345 (kavel B29) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165347 (kavel B30) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165351 (kavel B31) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165357 (kavel B32) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165361 (kavel B33) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165367 (kavel B34) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165370 (kavel B35) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165372 (kavel B36) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165377 (kavel B37) |
allotment 6B |
Omschrijving van de in de tabel genoemde allotments:
– allotment 6B (182.880 MHz–184.416 MHz) komt uit DVB allotment HOL0902H en betreft de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en het grootste deel van de provincie Flevoland;
– allotment 7A (188.160 MHz–189.696 MHz) komt uit DVB allotment HOL0905H en betreft de provincies Brabant en Limburg;
– allotment 8A (195.168 MHz–196.704 MHz) komt uit DVB allotment HOL0903H en betreft de provincies Zuid Holland, Utrecht, en een deel van de provincies Noord-Holland en Flevoland;
– allotments 9D-N en 9D-Z (207.296 MHz–208.832 MHz), waarbij allotment 9D-Z komt uit het DVB allotment HOL0901H en betrekking heeft op de provincie Zeeland en allotment 9D-N komt uit het DVB allotment HOL0906H en betrekking heeft op de provincie Friesland en een deel van de provincie Noord-Holland.
Commerciële middengolfomroep |
Allotment |
---|---|
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096381 (kavel C1) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096266 (kavel C2) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096377 (kavel C3) |
allotment 6B |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165391 (kavel C4) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096377 (kavel C5) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096477 (kavel C6) |
allotment 7A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5403765 (kavel C7) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5096377 (kavel C9) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/5403824 (kavel C10) |
allotment 9D-N |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165417 (kavel C11) |
allotment 8A |
De vergunning met kenmerk AT-EZ/6165419 (kavel C12) |
allotment 8A |
Op 23 juni 2009 is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het beleid ten aanzien van analoge en digitale etherradio (Kamerstukken II, 2008/09, 24 095, nr. 241). Kern van dit beleid is dat een transitie van analoge naar digitale radio wenselijk is en dat deze ondersteund zal worden door het verlengen van de looptijd van de huidige vergunningen voor commerciële, analoge radio-omroep voor de periode van 1 september 2011 tot 1 september 2017, op voorwaarde dat door de vergunninghouders ook geïnvesteerd wordt in digitale radio. Daarna zal de analoge etherradio worden afgeschakeld indien voldoende luisteraars gebruik maken van digitale etherradio.
Deze regeling strekt er toe ter uitvoering van het hiervoor bedoelde beleid regels te stellen betreffende de aanvraag om verlenging van de looptijd van de bestaande middengolfvergunningen en niet-landelijke FM-vergunningen voor commerciële radio-omroep en betreffende de voorwaarde van digitalisering. Voor dit laatste hebben vergunninghouders twee opties, namelijk de optie van een eigen vergunning voor digitale radio-omroep, dan wel de optie van doorgifte via de vergunning voor digitale radio-omroep van een andere partij.
Het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio is er op gericht het aanbod van etherradio te verrijken, het bereik te vergroten voor in het bijzonder de luisteraar onderweg en de introductie van innovatieve diensten, zoals een elektronische programmagids, mogelijk te maken. Tevens strekt dit beleid er toe de beschikbare frequentieruimte intensiever en dus doelmatiger te kunnen gebruiken. Invoering van digitale etherradio leidt tot een doelmatiger gebruik van frequentieruimte, zodat meer radioprogramma’s tegelijkertijd kunnen worden uitgezonden. Daarbij biedt digitale radio ook voordelen voor de dekkingsgraad van vergunningen. Zo kunnen niet-landelijke commerciële FM-programma’s dan in een groter gedeelte van Nederland beluisterd worden. De vergroting van de capaciteit is ook relevant voor de doelstellingen waarop het beleid voor etherradio van oudsher gericht is, pluriformiteit en pluraliteit. Bij een overgang naar digitale radio wordt op die punten een grote stap voorwaarts gezet.
Digitalisering is niet alleen in Nederland aan de orde. In andere Europese landen worden ook stappen gezet om digitalisering te bevorderen. In Denemarken bijvoorbeeld worden landelijke commerciële omroepen verplicht hun analoge programma ook digitaal uit te zenden. In Frankrijk wordt digitale radio gestimuleerd door partijen die een vergunning voor digitale radio verkrijgen zonder meer een verlenging voor hun vergunning voor analoge radio te geven. In het Verenigd Koninkrijk is verlenging van vergunningen voor analoge radio mogelijk indien de desbetreffende radioprogramma’s gelijktijdig ook digitaal worden uitgezonden1. In het kader van de Europese Unie wordt ook het belang van digitalisering van ethergebruik onderkend, zo blijkt bijv. uit het recente rapport The future of radio broadcasting in Europe, Identified needs, opportunities and possible ways forward (Working Group RSPG10-349, 2010-10-29) van de Radio Spectrum Policy Group, een adviesorgaan van de Europese Commissie.
Op dit moment komt de transitie van analoge naar digitale radio in Nederland nog niet van de grond, omdat de uitrol van een nieuw netwerk de nodige investeringen vergt, terwijl de vraag naar digitale radio nog moet ontstaan. De kosten gaan dus voor de baten uit. Gelet op het beleidsmatige belang van digitalisering is het wenselijk de (investeringen in) digitalisering een impuls te geven, en wel door te bevorderen dat er een goed aanbod van digitale radio komt. Een goed aanbod is bij uitstek een aanbod dat luisteraars er toe brengt de stap te zetten naar digitale radio. De grootschalige overstap van luisteraars is noodzakelijk voor commercieel verantwoorde exploitatie en ook om te kunnen besluiten tot de omschakeling en daarmee de afschakeling van analoge radio. Commerciële radio wordt immers hoofdzakelijk gefinancierd uit reclame-opbrengsten. In een overgangsperiode dienen radiozenders zowel analoog als digitaal uit te zenden. Het is van belang dat deze periode zo kort mogelijk is, nu in deze periode het beslag op frequentieruimte relatief groot is.
Het creëren van een aantrekkelijk aanbod voor digitale radio dient logischerwijs primair te gebeuren door partijen met een vergunning voor analoge radio. Er is niet veel animo voor aparte vergunningen voor digitale radio-omroep; zo bleek er bij een verdeling van twee vergunningen voor digitale omroep in het voorjaar van 2009 geen schaarste te zijn, terwijl die vergunningen een ruimere bestemming hadden dan digitale radio-omroep. Dat heeft te maken met het feit dat luisteraars niet snel hun vertrouwde zenders inruilen voor een onbekende zender2. Het is dus moeilijk digitale radio commercieel gezond te exploiteren als men niet gebruik kan maken van de bekendheid van het publiek met bestaande analoge uitzendingen. Om die reden is in het Nationaal Frequentieplan 2005 een koppeling aangebracht tussen frequentieruimte bestemd voor analoge radio-omroep en frequentieruimte bestemd voor digitale radio-omroep. De vergunninghouder van een niet-landelijke FM-vergunning of van een middengolfvergunning dient er voor te zorgen dat zijn analoge radioprogramma’s tegelijkertijd ook digitaal worden uitgezonden (de z.g. simulcastverplichting), hetzij op basis van een (eigen) vergunning voor digitale radio-omroep, hetzij door met een andere vergunninghouder doorgifte van de programma’s overeen te komen3. Op deze wijze kan de luisteraar de overstap maken naar digitale radio zonder afstand te hoeven nemen van vertrouwde programma’s. De prikkel om die stap daadwerkelijk te zetten, is onder meer gelegen in het grotere bereik en het aanbod van innovatieve en extra diensten dat bij digitale radio kan worden gerealiseerd.
Zoals naar voren gebracht in de eerder genoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 kan de overgang naar digitale radio worden ondersteund door het verlengen van de bestaande vergunningen voor analoge radio-omroep onder de gelijktijdige verplichting te investeren in digitale radio-omroep. Bij een verlenging kan de omschakeling naar digitale radio veel sneller plaatsvinden dan bij een verdeling, omdat geen sprake is van een ‘ingroeifase’ waarin de markt zich moet stabiliseren en luisteraars nog niet vertrouwd zijn met de uitgezonden programma’s zodat zij minder snel zullen overstappen op digitale radio. Uiteraard is de snelheid van omschakeling naar digitale radio mede afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt, de invulling die partijen geven aan digitale radio en de wijze waarop het publiek hierop reageert. Maar tegelijkertijd kan men constateren dat een verlenging de kansen op een snelle omschakeling aanmerkelijk vergroot en daarmee de voorkeur heeft boven de optie van een nieuwe verdeling. Bij verlenging kan de overgangsperiode met extra beslag op de frequentieruimte relatief kort worden gehouden en kan de huidige schaarste eerder worden opgeheven, althans aanmerkelijk worden verminderd.
Tegen deze achtergrond is in artikel 9, eerste lid, van het Frequentiebesluit een expliciete basis geschapen voor het verlengen van z.g. schaarse vergunningen als dat ‘naar het oordeel van Onze Minister van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek’ (Besluit van 18 februari 2011, houdende wijziging van het Frequentiebesluit in verband met het digitaliseringsbeleid voor commerciële radio, Stb. 2011, 88). Vastgesteld kan worden dat verlenging van de bestaande middengolfvergunningen en niet-landelijke FM-vergunningen voor commerciële radio, met de verplichting te investeren in digitale radio-omroep, in het belang is van de overgang van analoge naar digitale techniek. De in de toelichting bij de hiervoor bedoelde wijziging van het Frequentiebesluit gegeven onderbouwing van het verlengings- en digitaliseringsbeleid is onverkort relevant voor deze verlenging. Bijgevolg voorziet deze regeling op grond van artikel 9, eerste lid, Frequentiebesluit in verlenging van de bestaande middengolfvergunningen en van de bestaande niet-landelijke FM-vergunningen voor commerciële radio onder voorwaarde van digitalisering.
De keuze voor verlenging van de vergunningen impliceert dat de huidige situatie ten aanzien van de vergunningen en ook de verhoudingen in de markt min of meer gehandhaafd blijven. Zo blijven de gebruiksbeperkingen, clausuleringen en andere voorschriften die sinds 2003 gelden, goeddeels van kracht. Ook in de samenstelling van de frequentiekavels zijn geen wijzigingen doorgevoerd, behalve enkele kleinschalige aanpassingen om ontvangstproblemen van publieke omroepen te kunnen oplossen, zoals aangekondigd in de eerder genoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009.
De verlenging heeft betrekking op 37 van de 38 niet-landelijke FM-vergunningen en op elf van de twaalf middengolfvergunningen. De FM-vergunning en de middengolfvergunning die niet worden verlengd, betreffen de kavels B38 en C8 die thans niet worden gebruikt. Deze vergunningen zijn recentelijk teruggevallen aan de staat en zullen nog worden verdeeld. Bij deze verdeling zullen zoveel mogelijk dezelfde uitgangspunten gelden als voor de verlenging van de overige vergunningen, te weten de verplichting te investeren in digitale radio-omroep en handhaving van de bestaande gebruiksbeperkingen, clausuleringen en andere voorschriften.
Zoals hiervoor reeds aangeduid kunnen de houders van de niet-landelijke FM- en middengolfvergunningen bij het aanvragen van verlenging kiezen uit twee opties voor digitalisering, namelijk via een eigen vergunning voor frequentiecapaciteit in het zogenaamde bovenregionale kavel of via doorgifte door vergunninghouders van bepaalde, reeds vergunde TDAB-multiplexen. De doorgifte-optie wordt vooral geboden omdat de businesscase van de niet-landelijke commerciële FM-partijen en van de commerciële middengolfpartijen hier mogelijk beter bij aansluit. Het betreft ten eerste de twee in 2009 vergunde TDAB-kavels die een meer regionale en lokale indeling hebben, wat ook aansluit bij het bereik van de meeste niet-landelijke FM- en middengolfvergunningen. Omdat enkele partijen in de eind vorig jaar gehouden consultatie hebben aangegeven ambities te hebben om hun programma landelijk digitaal uit te zenden, wordt ook doorgifte mogelijk gemaakt via de vergunningen voor het landelijke kavel voor digitale radio-omroep, kavel 11C. Zeven van de negen vergunningen voor kavel 11c zijn onlangs verleend aan de landelijke commerciële FM-partijen. De doorgifte-optie in zijn verschillende varianten is geregeld in het Nationaal Frequentieplan 2005. Bij de doorgifte-optie wordt uitgegaan van marktwerking: de partij die kiest voor de doorgifte-optie dient zelf met een desbetreffende TDAB-vergunninghouder afspraken over doorgifte te maken. Er is dus niet sprake van een (wettelijk) voorkeursrecht voor (bepaalde) partijen die kiezen voor de doorgifte-optie.
Naar aanleiding van de motie Verhoeven c.s. over de middengolfomroepen (Kamerstukken TK 2010–2011, 31 412, nr. 38) is een aantal alternatieve digitaliseringsopties onderzocht. De optie van digitalisering door middel van internetradio bleek voor de middengolfomroepen het enige kansrijke alternatief. Er is voor gekozen te volstaan met de digitaliseringsopties van een eigen vergunning voor digitale radio-omroep en doorgifte. Het huidige beleid gaat uit van het betrekken van zoveel mogelijk partijen bij digitalisering om de luisteraar zo te kunnen stimulerenover te stappen naar digitale radio, alsmede van het inzetten op één digitaal platform, namelijk digitale etherradio in band III – waarbij de meest kansrijke techniek op dit moment Digital Audio Broadcasting (DAB) is. Het toestaan van digitalisering via internetradio zou dit beleid ondergraven.
Bij zowel digitalisering met een eigen vergunning als doorgifte is uitgangspunt dat analoge radioprogramma’s simultaan digitaal worden uitgezonden, in beginsel in het verzorgingsgebied van de vergunning voor analoge radio. Er zijn ook verschillen: een belangrijk verschil tussen een eigen vergunning en doorgifte is dat bij een eigen vergunning meerdere partijen gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. De optie van digitalisering met een eigen vergunning betekent dat de vergunninghouder een deel van de bovenregionale kavel tezamen met andere vergunninghouders gaat exploiteren. De bovenregionale kavel is ingedeeld in geografisch afgebakende allotments. Een vergunning voor digitale radio heeft betrekking op één van deze allotments. Om die reden is bij een eigen vergunning de uitrolplicht gerelateerd aan de gezamenlijke analoge verzorgingsgebieden van commerciële radio-omroepen met een vergunning voor de betreffende allotment. Er wordt hierbij dus geen rekening gehouden met de verzorgingsgebieden van de regionale publieke omroepen en de commerciële middengolfomroepen, omdat anders per allotment een bereik van (nagenoeg) 100% gerealiseerd zou moeten worden. Dit zou niet proportioneel zijn. Bij de doorgifte-optie daarentegen is er geen sprake van gezamenlijke exploitatie. Om die reden is daar de simulcastverplichting gekoppeld aan het ‘analoge’ verzorgingsgebied van de desbetreffende vergunninghouder.
Bij de keuze voor de optie van een eigen vergunning voor digitale radio-omroep wordt per te verlengen vergunning voor analoge radio-omroep een vergunning verleend voor distributiecapaciteit in de allotment die op grond van bijlage 3 is ‘gekoppeld’ aan de te verlengen vergunning. Indien het ‘analoge’ verzorgingsgebied in verscheidene allotments ligt, gaat het om die allotment waar het zwaartepunt ligt van het verzorgingsgebied van de middengolf- of FM-vergunning waarvoor verlenging wordt gevraagd. Bij het begrip verzorgingsgebied gaat het overigens om het maximale theoretische verzorgingsgebied – voor middengolfradio overdag – zoals berekend op basis van de toepasselijke planningsnorm. De vergunning betreft in beginsel een achttiende deel van de in de allotment beschikbare capaciteit. Indien een vergunninghouder verlenging aanvraagt voor verscheidene vergunningen die samenvallen met een zelfde allotment, krijgt hij slechts één vergunning voor die allotment. Met die vergunning voor een achttiende deel van de capaciteit van de allotment kan hij immers voldoen aan de simulcastverplichting voor alle vergunningen die dezelfde allotment betreffen.
Bij de keuze voor de optie van doorgifte dienen met de desbetreffende vergunninghouder afspraken over de doorgifte te worden gemaakt. Deze dienen te worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die moet voldoen aan bepaalde eisen, vermeld in bijlage 2. Voorop staat de wijze waarop de simulcastverplichting in het kader van doorgifte nagekomen moet worden. In de periode vanaf 1 september 2014 moeten de analoge programma’s van de houder van de niet-landelijke FM- of middengolfvergunning simultaan via digitale radio in een deel van het allotment zijn te ontvangen. Gedurende het eerste jaar, tot 1 september 2015, gelden nog geen eisen ten aanzien van omvang of ligging van het verzorgingsgebied. Vanaf 1 september 2015 daarentegen moeten de programma’s worden uitgezonden in een gebied ter grootte van het verzorgingsgebied voor analoge radio. Tevens dient het verzorgingsgebied voor digitale radio-omroep te overlappen met dat voor analoge radio-omroep. Omdat soms dat verzorgingsgebied bestaat uit verscheidene, kleine gebieden, wordt niet vereist dat de ‘analoge’ en ‘digitale’ verzorgingsgebieden geheel overeenkomen. Het digitale verzorgingsgebied behoeft slechts voor 80% het ’analoge’ verzorgingsgebied te overlappen. Omdat de hiervoor bedoelde dekkingsnorm voor vergunninghouders met een relatief groot verzorgingsgebied, bijvoorbeeld middengolfvergunninghouders met een landelijk bereik, onevenredig zwaar zou zijn, wordt ook de mogelijkheid geboden te voldoen aan een oppervlaktenorm in vierkante kilometers. Voor de periode van 1 september 2015 tot 1 januari 2017 moet het verzorgingsgebied minimaal 2988,4 km2 groot zijn en voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 september 2017 minimaal 5976,8 km2. Dit komt overeen met een dekking van respectievelijk 40% en 80% van de gemiddelde grootte van een allotment (dus resp. 40% en 80% van een vijfde deel van Nederland). Deze minimumnormen sluiten aan bij de voorschriften die zijn bepaald voor de digitale vergunningen voor gezamenlijke exploitatie van de bovenregionale kavel.
Houders van een middengolfvergunning of een niet-landelijke FM-vergunning voor commerciële radio-omroep kunnen gedurende enkele weken een aanvraag om verlenging van hun vergunning indienen met een gelijktijdige aanvraag om verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep dan wel gelijktijdige overlegging van een doorgifte-overeenkomst voor het voorzien in digitale radio-omroep. Omdat deze periode voor de indiening van een verlengingsaanvraag afwijkt van de gebruikelijke, in artikel 9 van het Frequentiebesluit bedoelde periode, is op grond van dat artikel voorzien in een wettelijke basis voor de afwijkende aanvraagperiode. Hiertoe is met deze regeling de Regeling uitvoering artikel 9 Frequentiebesluit aangepast.
De aanvrager kan voor de indiening van de aanvraag in essentie volstaan met het invullen en toesturen van het aanvraagformulier en, indien van toepassing, het overleggen van een doorgifte-overeenkomst. Een tijdig ingediende en complete aanvraag wordt toegewezen tenzij er reden is voor afwijzing krachtens één van de wettelijke weigeringsgronden. Een reden voor afwijzing kan onder meer gelegen zijn in het feit dat de aanvrager niet meer voldoet aan de eisen die zijn gesteld bij de verkrijging van zijn vergunning, bijvoorbeeld omdat hij failliet is verklaard. Een afwijzingsgrond doet zich ook voor als de aanvrager niet heeft voldaan aan financiële verplichtingen in verband met de vergunning waarvoor hij verlenging vraagt.
In geval van een gelijktijdige aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep geldt dat deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien ook de verlengingsaanvraag wordt toegewezen.
De voorgenomen besluiten voor de verlenging van de middengolfvergunningen en de niet-landelijke FM-vergunningen zijn in het najaar van 2010 geconsulteerd. Hierbij is ook een beschrijving kenbaar gemaakt van de voorgenomen uitvoering van het digitaliserings- en verlengingsbeleid.
Na afloop van de consultatie bleek dat vier potentiële toetreders bezwaar maakten tegen het digitaliserings- en verlengingsbeleid voor niet-landelijke FM-omroepen als zodanig en dat geen enkele potentiële toetreder voor middengolfomroep bezwaar maakte. De andere reacties ondersteunden het geconsulteerde beleid op hoofdlijnen maar hadden op onderdelen daarvan aanmerkingen die hierna worden toegelicht.
Ten aanzien van de ontwerpbesluiten zijn er voor de niet-landelijke commerciële FM-vergunningen en voor de commerciële middengolfvergunningen in totaal 25 reacties ontvangen. Deze waren afkomstig van huidige vergunninghouders, andere belanghebbenden en potentiële toetreders.
In de reacties van de huidige commerciële vergunninghouders overheersten opmerkingen over de inrichting en toedeling van de kavel voor digitale radio (de zogeheten bovenregionale kavel) en over de samenwerking van vergunninghouders bij de exploitatie van die kavel. Om meer maatwerk te bieden aan de niet-landelijke commerciële radiopartijen en met het oog op de haalbaarheid van digitalisering van de niet-landelijke commerciële radio is besloten om de digitaliseringsverplichting voor vergunninghouders die digitaliseren via een eigen vergunning enigszins aan te passen. Niet langer geldt deze verplichting per vergunning voor analoge radio-omroep maar geldt deze voor alle ’analoge’ vergunningen van de vergunninghouder die (overwegend) het gebied van één allotment betreffen. De vergunninghouder kan dus volstaan met het simultaan digitaal uitzenden van de programma’s van slechts één van zijn ‘analoge’ vergunningen in de betreffende allotment.
Verder heeft de consultatie er ten aanzien van de doorgifte-optie toe geleid dat ook de mogelijkheid wordt geboden van doorgifte van het ‘analoge’ programma via een landelijke commerciële digitale radiovergunning.
Verder waren sommige respondenten van oordeel dat de voorgenomen eenmalige bedragen voor vijf van de niet-landelijke FM-vergunningen te hoog waren. Tezamen met de reacties die in het kader van de consultatie over de voorgenomen eenmalige bedragen voor de verlenging van de landelijke commerciële vergunningen zijn ontvangen, heeft dit geleid tot wijzigingen in het berekeningsmodel en tot een hernieuwde berekening van de contante waarden waarop de eenmalige bedragen zijn gebaseerd. Een en ander is vastgelegd in het Addendum van maart 2011 bij het onderzoek ‘Waarde commerciële radiovergunningen van 28 april 2010, beide voor kennisgeving gepubliceerd op de website van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De wijzigingen betreffen in het bijzonder de zogenaamde ingroeicurve, de toegepaste discontovoet (de WACC) en de toegerekende digitaliseringskosten. Voor niet-landelijke commerciële FM-vergunningen waarvoor eerder nog een eenmalig bedrag was voorzien, hebben deze wijzigingen in het berekeningsmodel er toe geleid dat de contante waarden ervan ook op nihil zijn gesteld. Derhalve wordt voor de verlenging van deze vergunningen onder de voorwaarde van digitalisering niet een eenmalig bedrag in rekening gebracht.
Er is voor gekozen om eerst de frequentiecapaciteit van de bovenregionale kavel voor het simulcast-gebruik door commerciële partijen te verdelen en daarna de restcapaciteit omdat de verdeling inzake de bovenregionale kavel een complexe aangelegenheid is waarbij veel partijen betrokken zijn. Door deze fasering kan de onzekerheid over de beschikbare restcapaciteit gereduceerd worden. Alvorens over te kunnen gaan tot een verdeling van de restcapaciteit dient ook duidelijk te zijn welk beslag publieke partijen op de bovenregionale kavel leggen.
De bovenregionale kavel voor digitale radio-omroep is namelijk mede bestemd voor simulcast-gebruik door de regionale publieke omroepen. In verband hiermee is aan de regionaal publieke omroepen de gelegenheid gegeven om een aanvraag in te dienen voor een vergunning voor distributiecapaciteit in de bovenregionale kavel. Alle dertien regionale publieke omroepen hebben capaciteit gevraagd om dekking in hun gehele verzorgingsgebied mogelijk te kunnen maken. Omdat het ‘analoge’ verzorgingsgebied van sommige van deze omroepen meer dan één allotment betreft, betreft het aanvragen voor in totaal 21 vergunningen. Na behandeling van de op grond van deze regeling ingediende aanvragen is duidelijk wat het publieke en commerciële beslag op de beschikbare frequentieruimte in de bovenregionale kavel voor simulcast-gebruik zal zijn. De frequentieruimte die resteert zal vervolgens worden verdeeld onder de commerciële partijen die reeds een vergunning hebben in de bovenregionale kavel. Uitgangspunt daarvoor is dat de restcapaciteit om te beginnen beschikbaar wordt gesteld aan partijen wier analoge verzorgingsgebied niet geheel wordt gedekt door de reeds verkregen vergunning voor digitale radio-omroep. Op deze manier kunnen deze partijen in het digitale domein hun verzorgingsgebied aanvullen waardoor dit beter overeenkomt met hun analoge verzorgingsgebied. Dit sluit aan bij het beleidsdoel dat het verzorgingsgebied voor digitale radio bij voorkeur ten minste overlapt met het analoge verzorgingsgebied. De dan resterende capaciteit zal beschikbaar zijn voor alle commerciële partijen die reeds een vergunning hebben in de bovenregionale kavel. Partijen die hebben gekozen voor de doorgifte-optie kunnen niet later alsnog een vergunning voor restcapaciteit aanvragen omdat dit een doelmatige en kansrijke exploitatie van de allotments van de bovenregionale kavel zou doorkruisen.
De houder van een middengolfvergunning of een niet-landelijke FM-vergunning die besluit gebruik te willen maken van de mogelijkheid tot het verlengen van zijn vergunning onder de verplichting te investeren in digitale radio-omroep, zal een aanvraag moeten indienen, vergezeld van bescheiden waarmee wordt aangetoond dat de indiener van de aanvraag bevoegd is die aanvraag namens de vergunninghouder in te dienen. Er is afgezien van verplichtingen om alle gegevens te overleggen om te kunnen toetsen of de vergunninghouder nog steeds voldoet aan de bij de verlening van de oorspronkelijke vergunning gestelde toelatingseisen en toetscriteria. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen. Op deze wijze zijn de administratieve lasten van deze aanvraagprocedure sterk gereduceerd.
De procedure voor verlenging van de middengolf- of FM-vergunning en, desgewenst, verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep begint met het indienen van een volledig ingevulde aanvraagformulier en, in geval niet wordt gekozen voor verkrijging van een eigen vergunning voor digitale radio-omroep, het overleggen van een doorgifte-overeenkomst voor het voorzien in digitale radio-omroep.
Als wordt bezien wat het totaal van de administratieve lasten is dat voor de verlenging van de vergunningen en voor de verlening van een bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep dan wel voor de overlegging van een doorgifte-overeenkomst kan worden begroot, kan het volgende beeld worden geschetst.
Naar verwachting zullen ongeveer twintig vergunninghouders een aanvraag indienen voor de verlenging van hun FM-vergunning en voor de verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep. De verwachting is dat zeventien vergunninghouders zullen kiezen voor digitalisering via een eigen vergunning en drie vergunninghouders voor de doorgifte-optie. De totale administratieve lasten voor de verlenging en verlening van vergunningen zijn naar verwachting ca € 114,80 per vergunninghouder. Deze kosten zijn in principe eenmalig voor de looptijd van de vergunningen. Deze vergunningen worden voor zes jaar verlengd respectievelijk verleend, waarna er in principe een procedure volgt om deze frequentieruimte te verdelen. De eenmalige lasten mogen in dit geval aan de periode van zes jaar worden toegerekend hetgeen neerkomt op een bedrag per jaar van naar verwachting ca € 19,13.
Deze regeling strekt tot uitvoering van het digitaliseringsbeleid dat is gericht op de verlenging van vergunningen onder oplegging van een verplichting om te investeren in digitale radio-omroep. Het is van groot belang voor de marktpartijen dat de verlenging van vergunningen zo spoedig mogelijk plaatsvindt, gelet op het feit dat de betreffende vergunningen aflopen op 1 september 2011. Gelet op de digitaliseringsdoelstelling is het ook in het belang van de luisteraars dat deze regeling spoedig in werking treedt. Met het oog hierop is afgeweken van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten; de uitzonderingsgrond ’Hoge c.q. buitensporige private of publieke voor- en nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering’ is hier van toepassing.
Dit artikel bevat definities van een aantal meer algemene begrippen zoals de begrippen kavel en allotment. De vergunningen voor digitale radio-omroep betreffen de zogenaamde bovenregionale kavel. Deze kavel bestaat uit de vijf in de begripsbepaling genoemde allotments die tezamen landelijke dekking hebben. Iedere afzonderlijke allotment betreft derhalve een geografisch afgebakend deel van Nederland, zoals beschreven in bijlage 3.
Verder bevat dit artikel de omschrijving van de vergunningen waarop deze regeling betrekking heeft. Ten eerste betreft het de relevante FM-vergunningen en de middengolfvergunningen, te weten de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep met betrekking tot bepaalde kavels in de FM-band, respectievelijk de middengolfvergunningen voor commerciële radio met betrekking tot bepaalde kavels in de AM-band. Hierbij is verwezen naar de vergunningen zoals verleend op grond van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003 of de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007. Na de verlening van de oorspronkelijke vergunningen zijn de technische parameters van sommige van deze vergunningen op onderdelen gewijzigd, hetgeen ook gevolgen had voor het voorspelde maximale demografisch bereik van de desbetreffende kavel. Deze wijzigingen vonden onder meer plaatst om ontvangstproblemen op te lossen. Het object van de vergunningen is hierdoor niet gewijzigd. Daarom heeft, voor zover van dergelijke bijstellingen sprake is, de verlenging betrekking op de vergunning voor de gewijzigde kavel.
Ten tweede betreft het de vergunning voor digitale radio-omroep die betrekking heeft op het gebruik van een deel van een allotment van de bovenregionale kavel. Blijkens artikel 6 betreft de vergunning in beginsel een achttiende deel van de allotment.
Tenslotte wordt een omschrijving van het begrip doorgifte-overeenkomst gegeven. De vergunninghouder die in het kader van deze regeling om verlenging vraagt, moet deze overeenkomst hebben gesloten met de houder van een nader bepaalde vergunning voor digitale omroep. Het betreft de vergunningen voor een deel van kavel 11C (de landelijke kavel voor digitale radio-omroep waarvoor vergunningen zijn verleend in het kader van de verlenging van de landelijke commerciële FM-vergunningen) en de vergunningen van Mobiele TV Nederland B.V. (betreffende de z.g. regionale kavel) en Callmax Global B.V. (betreffende de L-band).
De houders van niet-landelijke FM-vergunningen en van middengolfvergunningen kunnen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot uiterlijk 28 juni 2011, 14:00 uur, een aanvraag om verlenging van hun vergunning indienen. Ook als een vergunninghouder eerder al een verlengingsaanvraag zou hebben ingediend, dient hij in de hiervoor bedoelde periode een aanvraag overeenkomstig deze regeling in te dienen. Aanvragen die niet in de hiervoor bedoelde periode zijn ontvangen, op een andere wijze zijn ontvangen (bijvoorbeeld per fax of e-mail) of op een ander adres, worden krachtens artikel 3 geweigerd.
De aanvraag heeft op grond van deze regeling enerzijds betrekking op verlenging van de vergunning voor analoge radio-omroep (krachtens het eerste lid) en anderzijds op de wijze van digitaliseren, door middel van een eigen vergunning of door middel van doorgifte (krachtens het zesde lid). Indien de aanvrager kiest voor de optie van digitalisering door middel van een eigen vergunning dient hij tegelijk met zijn verlengingsaanvraag een aanvraag voor verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep in te dienen. Indien de aanvrager kiest voor de optie van digitalisering door middel van doorgifte dient hij tegelijk met zijn verlengingsaanvraag een kopie van de doorgifte-overeenkomst te overleggen. Het voorgeschreven model voor de aanvraag is zo ingericht dat de aanvrager kan aankruisen welke kavel de te verlengen vergunning betreft en voor welke digitaliseringsoptie hij kiest, met inbegrip van, desgewenst, de aanvraag van een vergunning voor digitale radio-omroep. Het betreft dan steeds een vergunning voor de allotment die overeenkomstig bijlage 3 is gekoppeld aan de te verlengen vergunning.
Het aanvraagmodel biedt de mogelijkheid verlenging aan te vragen voor meer dan één vergunning. In dat geval kan de aanvrager desgewenst per vergunning kiezen voor een andere wijze van digitaliseren. De (per vergunning) gemaakte digitaliseringskeuze, bedoeld in het zesde lid, dient te worden vertaald in de toepassing van het zevende lid voor de in te dienen bescheiden. In verband hiermee kan zich de situatie voordoen dat de aanvraag om verlenging op grond van het zevende lid vergezeld gaat van zowel een aanvraag voor een of meer vergunningen voor digitale radio-omroep als een kopie van een doorgifte-overeenkomst.
Blijkens het achtste lid hoeft de houder van een middengolfvergunning die reeds beschikt over een vergunning voor digitale radio-omroep in kavel 11C niet een keuze te maken voor een van de hiervoor aangeduide digitaliseringsopties. Op grond van de artikelen 6 en 7 bestaat voor deze vergunninghouder ook niet de mogelijkheid een vergunning voor digitale radio-omroep in de bovenregionale kavel te verkrijgen.
Voor het geval de aanvrager kiest voor digitalisering door middel van doorgifte dient een doorgifte-overeenkomst zoals omschreven in artikel 1, onder i, te zijn gesloten. Deze overeenkomst dient te voldoen aan de in bijlage 2 vermelde eisen. De belangrijkste daarvan is dat de partij die de doorgifte gaat verzorgen, de opdrachtnemer, zich verplicht de radioprogramma’s van de houder van de FM- of de middengolfvergunning simultaan te verspreiden vanaf 1 september 2014. De programma’s dienen vanaf 1 september 2015 te worden verspreid in een verzorgingsgebied met een bepaalde omvang en ligging, zoals is toegelicht in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting. Verder dient bij de uitzendingen aan bepaalde kwaliteitseisen te worden voldaan. Tenslotte dient de doorgifte-overeenkomst een ‘passend boetebeding’ te bevatten voor gevallen waarin de opdrachtnemer in gebreke is bij het nakomen van zijn verplichting tot het verspreiden van de radioprogramma’s van de houder van de niet-landelijke FM- en middengolfvergunningen. Ingevolge dit beding zal de opdrachtnemer jegens de vergunninghouder een boete verschuldigd zijn als bijvoorbeeld de doorgifte stagneert en zodoende niet aan de gebieds- of de kwaliteitsnorm wordt voldaan. Met ‘passend’ wordt onder meer aangeduid dat partijen het boetebeding zo vorm moeten geven dat de belangen van beide partijen hierin worden weerspiegeld. Het ligt bijvoorbeeld niet in de rede dat een boete verschuldigd is als de vergunninghouder een grote achterstand heeft bij het voldoen aan zijn betalingsverplichtingen jegens de opdrachtnemer. De hoogte van de verschuldigde boete dient enerzijds geënt te zijn op het grote belang van de vergunninghouder bij doorgifte – indien geen doorgifte plaatsvindt, is dat een grond voor intrekking van zijn vergunning -, anderzijds in verhouding te zijn met de omvang van de verstrekte opdracht en de hieruit voortvloeiende verplichtingen. Het mag duidelijk zijn dat het aan partijen is verder invulling te geven aan de doorgifte-overeenkomst. Te denken valt bijvoorbeeld aan afspraken over informatie-uitwisseling over de voortgang van een eventuele uitrol door de opdrachtnemer van diens netwerk voor digitale radio, gelet op het belang van de houder van de FM- of middengolfvergunning dat wordt voldaan aan de digitaliseringsverplichting.
Zoals vermeld in de toelichting bij artikel 2 vormt het vereiste ten aanzien van tijdstip en wijze van indiening van een aanvraag om verlenging een weigeringsgrond. Indien niet is voldaan aan de andere vereisten – betreffende het volstaan met één aanvraag om verlenging, het gebruik van het aanvraagmodel, de keuze van de digitaliseringsoptie en bijvoeging van de gevraagde bescheiden – wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Artikel 4 bevat hiervoor nadere regels. Indien het verzuim niet tijdig en afdoende wordt hersteld kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld, op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.
In dit artikel is vastgelegd dat aanvragen die voldoen aan de vereisten van deze regeling worden getoetst aan de artikelen 3.6 en 3.7 van de wet betreffende de algemeen geldende weigerings- respectievelijk intrekkingsgronden. Op grond van artikel 9, vierde lid, Frequentiebesluit kunnen nadere regels inzake de verlenging van vergunningen worden gesteld. Het ligt niet in de rede dat op grond van deze regeling een vergunning (zonder meer) wordt verlengd indien zich één van de bedoelde weigerings- of intrekkingsgronden voordoet. Anders zou een vergunninghouder voor verlenging van zijn vergunning in aanmerking komen hoewel er redenen zijn voor intrekking van zijn vergunning of gronden om een aanvraag om verlening van een dergelijke vergunning te weigeren. Voor dit laatste aspect kan worden gewezen op een uitspraak van het College voor beroep van het bedrijfsleven (d.d. 2 september 2010, LJN BN6822) waarin het College vaststelt dat artikel 3.6 van de wet van overeenkomstige toepassing is op een aanvraag om wijziging van een vergunning. Ten aanzien van de toepassing van de wettelijke intrekkingsgronden kan men denken aan bijvoorbeeld de situatie dat de houder van een vergunning niet meer voldoet aan de gestelde eisen om in aanmerking te komen voor de vergunning of dat hij de aan de vergunning verbonden voorschriften niet nakomt en dat dat reden is voor intrekking van de vergunning. Het zou dan niet wenselijk zijn wel de vergunning te verlengen. Alsdan dient de verlenging te worden geweigerd, al dan niet voorafgegaan door een intrekking van de bestaande vergunning.
Zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting dienen ingevolge het digitaliseringsbeleid bij de verlenging van de niet-landelijke FM- en middengolfvergunningen de desbetreffende vergunninghouders te digitaliseren door middel van een eigen vergunning of door middel van doorgifte. In verband met de eerstgenoemde optie worden ook frequenties voor digitale radio-omroep uitgegeven. In het Nationaal Frequentieplan 2005 (verder: NFP) is bepaald dat de frequentieruimte waarop de niet-landelijke FM- en middengolfvergunningen betrekking hebben, bestemd is voor gebruik door partijen die ook gebruik maken van frequentieruimte die is bestemd voor digitale radio-omroep dan wel die een doorgifte-overeenkomst hebben afgesloten. In die zin zijn de onderscheidenlijke frequentiebanden ‘gekoppeld’. Zoals toegelicht in de desbetreffende wijziging van het NFP betekent dit dat geen schaarste wordt verwacht ten aanzien van de frequentieruimte voor digitale radio-omroep en dat uitgifte hiervoor plaats vindt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
Artikel 6 betreft de voor deze uitgifte beschikbare frequentiecapaciteit. Zoals aangeduid in het eerste lid heeft een vergunning voor digitale radio-omroep (in beginsel) betrekking op een achttiende deel van de capaciteit van de desbetreffende allotment. Voor elke niet-landelijke FM- en middengolfvergunning is in bijlage 3 vastgelegd aan welke allotment de vergunning is ‘gekoppeld’. Er kan zich de situatie voordoen dat het aantal (toe te wijzen) aanvragen van regionale publieke omroepen en commerciële middengolf- en niet-landelijke FM-omroepen meer dan achttien zal bedragen. Artikel 8, tweede lid, biedt dan de mogelijkheid zo nodig de uit te geven capaciteit te beperken tot minimaal een 21ste deel van de allotment. Ook met deze capaciteit kan een programmakanaal worden verspreid en wel zodanig dat de ontvangst voldoet aan de kwaliteitsnormen.
Indien een vergunninghouder voor verscheidene FM- of middengolfvergunningen verlenging aanvraagt en daarbij kiest voor digitalisering door middel van een eigen vergunning, zijn artikel 6, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van toepassing. Op grond hiervan is in elke allotment die is gekoppeld aan een of meer van zijn vergunningen voor analoge radio-omroep een achttiende deel van de capaciteit van die allotment beschikbaar en heeft ook de vergunningsaanvraag betrekking op slechts één vergunning voor gebruik van een achttiende deel van de capaciteit van de desbetreffende allotment. Overigens is bij de toepassing van deze bepalingen maatgevend of de aanvrager, dus de natuurlijke of rechtspersoon, verlenging voor verscheidene vergunningen vraagt. Indien bijvoorbeeld verscheidene in een concern verbonden rechtspersonen aanvragen indienen, gelden deze als afzonderlijke aanvragen.
Krachtens het derde lid is de bedoelde capaciteit slechts beschikbaar voor zover de aanvraag om verlenging niet is afgewezen of betrokkene niet heeft gekozen voor digitalisering door middel van doorgifte.
De artikelen 7 en 8 hebben betrekking op de aanvraagprocedure voor de vergunningen voor digitale radio-omroep. Om te verzekeren dat beide aanvragen gecombineerd worden ingediend, is in artikel 2, zevende lid, bepaald dat een aanvraag om verlenging vergezeld moet gaan van een aanvraag om verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep indien bij de verlengingsaanvraag wordt gekozen voor digitalisering door middel van een eigen vergunning. Een aanvraagprocedure voor een vergunning voor digitale radio-omroep loopt dus parallel met die voor de verlenging van de vergunning voor analoge radio-omroep en kent grosso modo dezelfde vereisten. Om die reden zijn de relevante bepalingen in artikel 7, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Een afwijking geldt voor het geval (alleen) de aanvraag voor de vergunning voor digitale radio-omroep niet binnen de in artikel 2, tweede lid, bepaalde termijn is ingediend. In dat geval krijgt de aanvrager de gelegenheid dat verzuim te herstellen overeenkomstig artikel 4. Deze herstelmogelijkheid wordt geboden omdat anders op dit punt een ongewenst onderscheid zou ontstaan tussen de digitaliseringsopties van een eigen vergunning en doorgifte.
Blijkens artikel 8, eerste lid, wordt de aanvraag om verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep (slechts) toegewezen indien ook de aanvraag om verlenging van de FM- of middengolfvergunning wordt toegewezen.
Dit artikel bevat de in paragraaf 6 van het algemene deel van de toelichting geschetste wijziging van de Regeling uitvoering artikel 9 Frequentiebesluit. Door het bepalen van een aanvullende periode voor de indiening van de onderhavige verlengingsaanvragen is een basis geschapen om de aanvragen om verlenging in behandeling te kunnen nemen. Uit het nieuwe tweede lid kan overigens, gelet op artikel 21, vierde lid, van het Frequentiebesluit, niet worden afgeleid dat ook eerder ingediende aanvragen op grond van deze regeling voor toewijzing in aanmerking komen.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.
Zie het rapport Commercial radio frequency licensing van 2009 van Analysys Mason en Hogan & Hartson.
Zie Advies nr. 4648/5.0261, randnummer 33, van de Nederlandse Mededingingsautoriteit inzake vergunningverlening TDAB, d.d. 6 juni 2005, gepubliceerd op de website van de NMa.
Ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2005 voldoet een houder van een middengolfvergunning ook aan zijn digitaliseringsverplichting, indien hij houder is van een vergunning voor een deel van kavel 11c; het kavel dat gekoppeld is aan de negen landelijke vergunningen voor commerciële radio-omroep.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-9438.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.