Ontwerpbesluit tot wijziging Speelautomatenbesluit 2000

Ingevolge artikel 30aa, tweede lid, van de Wet op de kansspelen wordt het ontwerp tot wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in de Staatscourant bekendgemaakt.

Besluit van ... tot wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in verband met de wijziging van enkele voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van ...., nr. ...;

Gelet op artikel 30n, tweede en derde lid, van de Wet op de kansspelen;

De Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van ... nr. ...;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Speelautomatenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 onder g, komt te luiden:

  • g. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

B

In artikel 5, eerste lid wordt ‘krachtens artikel 5, vierde lid, van de Drank- en horecawet’ vervangen door: krachtens artikel 8, vijfde lid, van de Drank- en horecawet.

C

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

  • d. de inworp slechts gedaan kan worden in de vorm van in Nederland geldige munten en bankbiljetten van ten hoogste € 50;

2. Het eerste lid, onder j, komt te luiden:

  • j. de uitbetaling slechts kan plaatsvinden in de vorm van in Nederland geldige munten en bankbiljetten, hetzij door middel van een uitbetalingsmechanisme, hetzij door inschakeling van het personeel van de inrichting via een door de kansspelautomaat afgegeven tegoedbon waarop ten minste duidelijk vermeld staat het bedrag en de omstandigheden van de uitbetaling en een tekst die waarschuwt tegen kansspelverslaving;

3. In het eerste lid, onder p en w wordt ‘gedurende welke de automaat niet bespeelbaar is en geen inworp mogelijk is’ vervangen door: gedurende welke op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden.

4. Het eerste lid, onder dd, komt te luiden:

  • dd. na inworp van een bankbiljet een bij ministeriële regeling te bepalen wachttijd volgt, gedurende welke op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden;

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel hh door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd aan het eerste lid, luidende:

  • ii. inworp niet mogelijk is indien het tegoed op de kredietmeter hoger is dan een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

6. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder h, m, n, p, q, u, z, aa en ff, wordt het model van de kansspelautomaat, indien het een model betreft waarvan het uitkeringspercentage als bedoeld in het eerste lid, onder f, ten minste 70% en het uurverlies, bedoeld in het eerste lid, onder g, ten hoogste € 30 bedraagt, zodanig geconstrueerd dat:

    • a. de tijd die verstrijkt tussen de start van het basisspel en het moment waarop het volgende basisspel gestart kan worden, ten minste drie seconden bedraagt;

    • b. de som van de waarde aan prijzen, die in één spel gewonnen kan worden en de volgens statistische methoden gewaardeerde kansen op prijzen die in datzelfde spel ontstaan, maar slechts benut kunnen worden in latere spellen, niet meer kan bedragen dan 300 maal de inzet van het basisspel;

    • c. per spel niet meer uitgekeerd kan worden aan prijzen dan een waarde van 300 maal de inzet van het basisspel;

    • d. indien op enig moment in het spel een prijs van 300 maal de inzet van het basisspel wordt behaald, meteen automatische uitbetaling van de behaalde prijs volgt, alsmede een wachttijd van ten minste 15 seconden nadat de uitbetaling heeft plaatsgevonden, gedurende welke op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden;

    • e. indien op enig moment in het spel een prijs wordt behaald waardoor de totale waarde van de onderbroken spellen 300 maal de inzet van het basisspel of meer bedraagt, meteen automatische uitbetaling volgt van een zodanig bedrag dat de totale waarde van de onderbroken spellen wordt teruggebracht tot minder dan 300 maal de inzet van het basisspel;

    • f. indien een winbank aanwezig is en deze een waarde van € 60 of meer bereikt, de waarde van de gehele winbank meteen automatisch wordt uitbetaald;

    • g. wanneer een basisspel gestart wordt, de som van de waarde van de te innen prijzen en de volgens statistische methoden gewaardeerde kansen op prijzen niet meer kan bedragen dan 300 maal de inzet van het basisspel, de waarde van de kredietmeter en de winbank daaronder niet begrepen;

    • h. bij simultaan afspelen van onderbroken spellen, per handeling een prijs behaald kan worden van maximaal 300 maal de inzet van het basisspel waarbij per handeling de som van de waarde van de te innen prijzen en de volgens statistische methoden gewaardeerde kansen op prijzen niet meer kan bedragen dan 300 maal de inzet van het basisspel;

    • i. presentatie of suggestie van spelresultaten hoger dan 300 maal de inzet van het basisspel niet mogelijk is.

7. Na het derde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister kan nadere regels stellen over de in het eerste tot en met derde lid genoemde onderwerpen.

D

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

  • d. de inworp slechts gedaan kan worden in de vorm van in Nederland geldige munten en bankbiljetten van ten hoogste € 50;

2. Het eerste lid, onder j, komt te luiden:

  • j. de uitbetaling slechts kan plaatsvinden in de vorm van in Nederland geldige munten en bankbiljetten, hetzij door middel van een uitbetalingsmechanisme hetzij door inschakeling van het personeel van de inrichting;

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ee door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd aan het eerste lid, luidende:

  • ff. na inworp van een bankbiljet een bij ministeriële regeling te bepalen wachttijd volgt, gedurende welke op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden;

  • gg. inworp niet mogelijk is indien het tegoed op de kredietmeter hoger is dan een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. In afwijking van het eerste lid, onder m, q en r, wordt het model van de kansspelautomaat, indien het een model betreft waarvan het uitkeringspercentage, bedoeld in het eerste lid, onder f, ten minste 70% en het uurverlies, bedoeld in het eerste lid, onder g, ten hoogste € 30 bedraagt, en het geen automaat betreft waarop meerdere spelers tegelijk een spel kunnen spelen met als basis een centraal toevalsproces als bedoeld in het tweede lid, zodanig geconstrueerd dat:

    • a. de som van de waarde aan prijzen, die in één spel gewonnen kan worden en de volgens statistische methoden gewaardeerde kansen op prijzen die in datzelfde spel ontstaan, maar slechts benut kunnen worden in latere spellen, niet meer kan bedragen dan 400 maal de inzet van het basisspel;

    • b. bij simultaan afspelen van onderbroken spellen, per handeling een prijs behaald kan worden van maximaal 400 maal de inzet van het basisspel waarbij per handeling de som van de waarde van de te innen prijzen en de volgens statistische methoden gewaardeerde kansen op prijzen niet meer kan bedragen dan 400 maal de inzet van het basisspel;

    • c. per spel niet meer uitgekeerd kan worden aan prijzen dan een waarde van 400 maal de inzet van het basisspel.

5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Onze Minister kan nadere regels stellen over de in het eerste tot en met vijfde lid genoemde onderwerpen.

E

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister kan aan de houder van een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten in een speelautomatenhal ontheffing verlenen van het vereiste van artikel 12, eerste lid, onder d en j en artikel 13, eerste lid, onder d en j, indien deze ten genoegen van Onze Minister aantoont dat de door hem in de speelautomatenhal gehanteerde centrale inworp- en uitbetalingssystemen een betrouwbare afhandeling van inworp en uitbetaling garanderen.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister kan aan de ontheffingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, voorschriften verbinden, waaronder het voorschrift dat het centrale inworp- en uitbetalingssysteem in ieder geval zodanig functioneert dat:

    • a. na inworp een bij ministeriële regeling te bepalen wachttijd volgt, gedurende welke op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden;

    • b. een maximum kan worden gesteld aan de hoogte van het tegoed op de kredietmeter waarbij nog inworp mogelijk is;

    • c. een maximum kan worden gesteld aan de hoogte van het spelerstegoed;

    • d. de speler tijdens openingstijden te allen tijde het tegoed kan laten uitbetalen.

  • 4. De aanvrager van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid laat de mechanische, elektrische en elektronische processen die gepaard gaan met een centraal inworp- en uitbetalingsmechanisme voorafgaand aan de ontheffing goedkeuren en periodiek controleren door een bij ministeriële regeling aan te wijzen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Justitie,

TOELICHTING

I. Inleiding en samenvatting

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet op de kansspelbelasting gewijzigd en wordt kansspelbelasting geheven op (de opbrengst van) kansspelautomaten. De speelautomatenbranche heeft aangegeven zwaar getroffen te zijn door deze wijziging, mede omdat deze samenvalt met de zich toen manifesterende algehele economische achteruitgang. Bij wijze van tegemoetkoming heeft de Staatssecretaris van Financiën de Eerste Kamer toegezegd1 dat het kabinet bereid is:

  • toe te staan dat in speelautomatenhallen gespeeld mag worden met een speelrekening op een chipkaart (cashless play), zoals reeds gebruikt wordt bij Holland Casino, en

  • te onderzoeken of – indien een dergelijke maatregel op draagvlak kan rekenen binnen de speelautomatenbranche – een inflatiecorrectie van het maximale gemiddelde uurverlies2 en daarmee samenhangende bedragen mogelijk is.

De VAN Speelautomatenbranche-organisatie (hierna: VAN) heeft hierop verzocht3:

  • cashless play niet te beperken tot chipkaarten, maar te kiezen voor een techniekneutrale regeling omdat onduidelijk is welke technische oplossingen4 voor speelhallen geschikt zijn, en tevens betaling door middel van papiergeld en handpay (het uitbetalen via het personeel en niet rechtstreeks door de kansspelautomaat) toe te staan, als een met cashless play vergelijkbare wijze van kostenbesparing; en

  • niet het maximale gemiddelde uurverlies te verhogen, omdat dat neerkomt op een prijsverhoging voor de spelers. In plaats daarvan verzocht de VAN om twee nieuwe soorten kansspelautomaten, die juist gekenmerkt worden door een lager uurverlies, hogere maximumprijzen, een hoger uitkeringspercentage, en een hoger speltempo.

Het verzoek van de VAN, met zijn accent op kostenverlaging door vermindering van contant geldverkeer en op aanpassing van technische eisen voor speelautomaten, is hiermee een verdergaande invulling van de toezegging van de Staatssecretaris.

Het verzoek van de VAN moet beoordeeld worden tegen de achtergrond van het in essentie restrictieve Nederlandse kansspelbeleid. Het hoofddoel hiervan is het reguleren en beheersen van kansspelen, met bijzondere aandacht voor het tegengaan van kansspelverslaving, bescherming van de consument en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit. Voor wat betreft kansspelautomaten is vooral de kansspelverslaving van belang, omdat het spel op kansspelautomaten algemeen wordt beschouwd als één van de meest verslavende vormen van kansspelen. Dit wordt nog eens bevestigd in het CVO-verslavingsonderzoek uit 20055.

Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en Verispect B.V. (de toezichthouder voor de speelautomatenregelgeving), heeft, in overleg met vertegenwoordigers van de branche, gemeenten en de verslavingszorg, onderzocht in hoeverre de voorstellen gerealiseerd kunnen worden binnen de grenzen van het restrictieve kansspelbeleid. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van een onderzoek dat in opdracht van de VAN is verricht door een drietal internationaal bekende wetenschappers op het gebied van de kansspelverslaving. De resultaten van dit onderzoek worden kortheidshalve aangeduid als het EGM-rapport (Mark Griffiths, Jonathan Parke & Jeffrey Derevinsky, Electronic gaming machines in the Netherlands (Nottingham Trent University, December 2008)).

Op basis van het advies van de werkgroep is besloten om aan het verzoek van de VAN tegemoet te komen, maar slechts in afgezwakte vorm en met voorwaarden omgeven teneinde ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, vooral met betrekking tot kansspelverslaving. Om ieder risico uit te sluiten zullen de gevolgen van deze maatregelen zorgvuldig gemonitord worden door het Ministerie van Justitie (met name voor wat betreft de kansspelverslaving). Het CVO-onderzoek uit 2005 en het reeds aangekondigde vervolgonderzoek6 kunnen hierbij fungeren als nulmeting.

Het toegestane pakket maatregelen bestaat uit de volgende delen:

  • betaling door middel van papiergeld en handpay in speelautomatenhallen en hoogdrempelige inrichtingen (hierna: horeca)7, onder zodanige voorwaarden (maximumbedragen, wachttijden) dat de speler voldoende beschermd wordt tegen kansspelverslaving;

  • betaling door middel van een cashless play-systeem in speelautomatenhallen, onder zodanige voorwaarden (maximumbedragen, wachttijden) dat de speler voldoende beschermd wordt tegen kansspelverslaving;

  • de introductie van twee nieuwe soorten kansspelautomaten, in een ten opzichte van de voorstellen van de VAN afgezwakte vorm (qua speltempo en maximumprijs per spel).

Deze maatregelen vereisen een wijziging van de voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat en enkele andere wijzigingen van het Speelautomatenbesluit 2000. Dit besluit strekt hiertoe. Tevens strekt dit besluit tot uitvoering van de motie-Teeven/Gerkens over het effectueren van gedane toezeggingen met betrekking tot compenserende maatregelen van de kansspelbelasting op speelautomaten.8

II. Mitigerende maatregelen

Toestaan van papiergeld in speelautomatenhallen en hoogdrempelige inrichtingen

Momenteel is inworp en uitbetaling bij kansspelautomaten in speelautomatenhallen en hoogdrempelige inrichtingen alleen toegestaan in de vorm van geldige Nederlandse munten. In casino’s in binnen- en buitenland is ook inworp en uitbetaling via papiergeld toegestaan. Apparatuur voor de inworp van bankbiljetten wordt op grote schaal gebruikt, zowel voor kansspelautomaten als voor andere automaten. Apparatuur voor de uitbetaling van papiergeld is echter tamelijk kostbaar. Deze apparatuur kan daarom wel gebruikt worden voor centrale uitbetaalautomaten (te vergelijken met de geldautomaat in een bank), maar op dit moment niet voor inbouw in speelautomaten. Uitbetaling vindt dan plaats via het personeel, zoals via een kassier. Dit zogeheten handpay is op dit moment al toegestaan in speelautomatenhallen, maar niet in de hoogdrempelige horeca.

Het toestaan van inworp van en uitbetaling in papiergeld kan volgens de branche een aanzienlijke kostenbesparing meebrengen. De muntapparatuur is één van de meest onderhoudsgevoelige delen van de automaat en ook het bijvullen ervan is arbeidsintensief. Daarnaast wordt verwacht dat het gebruiksgemak van papiergeld door klanten positief wordt gewaardeerd.

Vanuit de doelstellingen van het kansspelbeleid bezien kan het spelen met papiergeld enige risico’s opleveren. Deze liggen vooral op de volgende twee terreinen:

  • Het risico van het langer blijven doorspelen. Bankbiljetten vertegenwoordigen een grotere waarde dan munten, en inworp van hogere waarden kan ertoe leiden dat de speler langer doorspeelt;

  • Het risico van een afname van bezinnings- en aanspreekmomenten. Op dit moment wisselen de spelers veelvuldig bankbiljetten om in muntgeld. Deze wisselpauzes geven de speler de gelegenheid om even los te komen van het spel en het eigen speelgedrag te overwegen (bezinningsmomenten). Ook geven deze momenten andere aanwezigen, zoals medespelers en personeel, de kans om de speler aan te spreken op zijn speelgedrag (aanspreekmomenten). Het vervallen van het wisselen vermindert deze momenten.

Daarnaast bestaan er twijfels of de uitbetaling via handpay in de horeca soepel zal verlopen.

Om deze risico’s te beperken wordt de introductie van papiergeld verbonden aan de volgende beperkende maatregelen:

  • de inworp kan slechts gedaan worden in de vorm van in Nederland geldige munten en bankbiljetten van ten hoogste  € 50;

  • blokkering van de inworp vindt plaats bij een bepaald bedrag op de kredietmeter;

  • na de inworp van een bankbiljet moet een verplichte wachttijd volgen waarbinnen niet verder gespeeld kan worden en geen verdere inworp meer mogelijk is;

  • in de horeca moet bij een handpay een tegoedbon afgegeven worden, met daarop in ieder geval het bedrag en gegevens rond de uitbetaling (tijd en datum, geldigheidsduur, het merktekennummer van de uitbetalende kansspelautomaat en de opstellocatie waar de uitbetaling plaatsvindt);

  • de tegoedbon wordt voorzien van teksten die waarschuwen tegen kansspelverslaving.

De papiergeldapparatuur en de eventuele tegoedbonprinter vormen onderdeel van de kansspelautomaat. De eisen aan deze apparatuur worden geregeld in het Speelautomatenbesluit 2000, met een nadere uitwerking in de Speelautomatenregeling 2000. De keuring door de keuringsinstellingen en de conformiteitstoets door de toezichthouder Verispect vinden plaats op dezelfde wijze als bij de reeds bestaande technische eisen voor kansspelautomaten.

Introductie centrale betalingssystemen in speelautomatenhallen

Momenteel is inworp en uitbetaling bij kansspelautomaten in speelautomatenhallen en in de horeca alleen toegestaan in de vorm van geldige Nederlandse munten. Bij Holland Casino is ook inworp en uitbetaling toegestaan via een centraal betalingsysteem voor kansspelautomaten, waarbij een speeltegoed wordt bijgehouden op een chipkaart (en tevens in een centraal schaduwsysteem). Daarnaast kan Holland Casino gebruik maken van het ‘ticket-in ticket-out’ (TITO)-systeem, waarbij de kansspelautomaten elektronisch leesbare tegoedbonnen afgeven, die ook weer geaccepteerd worden door de kansspelautomaten. Dit zijn echter niet de enige systemen voor cashless play: er zijn verschillende andere vormen ontwikkeld en nog in ontwikkeling

Inworp en uitbetaling via cashless play-systemen kan volgens de branche een aanzienlijke kostenbesparing meebrengen. Daarnaast wordt het gebruiksgemak door de klanten gewaardeerd en bevordert cashless play de veiligheid doordat er minder contant geld in omloop hoeft te zijn.

Evenals de introductie van papiergeld brengt de introductie van cashless play-systemen vanuit de doelstellingen van het kansspelbeleid bezien bepaalde risico’s mee. Hierbij moet met name worden gedacht aan de vermindering van geldbesef, de bevordering van terugkeergedrag en de afname van aanspreekmomenten. Deze risico’s kunnen door middel van aanvullende waarborgen beperkt worden. Het evaluatie-onderzoek bij Holland Casino naar aanleiding van de invoering van cashless play via chipkaarten heeft geen verandering te zien gegeven in het speelgedrag. Bovendien zijn niet-contante betaalmiddelen (PIN-pas, Chipknip, creditcard) in beginsel nu ook al toegestaan in Holland Casino en speelhallen.

De risico’s van cashless play-systemen lijken sterk op die van het gebruik van bankbiljetten. Om die reden worden gelijksoortige, aanvullende eisen gesteld aan cashless play-systemen in speelautomatenhallen:

  • een maximum aan de inworp via een cashless-play systeem;

  • een blokkering van de inworp wanneer de kredietmeter boven een bepaald maximum staat;

  • de invoering van een verplichte wachttijd na de inworp via een cashless-play systeem, waarbinnen op die spelersplaats geen verdere inworp mogelijk is en geen nieuw basisspel of vervolgspel gestart kan worden.

Daarnaast dient de uitbetaling van de tegoeden op cashless play-systemen tijdens de openingstijden te allen tijde mogelijk te zijn. Zowel vanuit kansspelverslavings- als consumentenoptiek is het onwenselijk dat een speler niet op ieder moment zijn speeltegoed zou kunnen verzilveren en op die manier als het ware gedwongen zou worden verder te spelen of terug te komen. Om die reden dient gegarandeerd te zijn dat tegoeden op cashless play-systemen altijd (d.w.z. gedurende de openingsuren van de locatie) verzilverd kunnen worden. Voor het chipkaartsysteem van Holland Casino bestaat al een dergelijke eis.

Speelautomaten hebben bepaalde aanpassingen nodig, met name softwarematig, om samen te kunnen werken met een cashless play-systeem. Deze aanpassingen worden ‘meegekeurd’ door de keuringsinstelling in het kader van de normale modeltoelating. Het grootste deel van een cashless play-systeem is echter geen onderdeel van een kansspelautomaat, zoals de netwerkverbindingen, de centrale servers, en eventuele uitbetaalautomaten. Om die reden is gekozen voor een ander stelsel van regulering dan voor de modeltoelating voor speelautomaten. Cashless play-systemen worden gereguleerd door een ontheffing per speelautomatenhal, waarbij de nodige voorschriften en beperkingen (zoals de bovengenoemde eisen) aan de ontheffing verbonden kunnen worden. Een dergelijk stelsel wordt nu reeds gebruikt voor centrale tellersystemen9.

Dit stelsel heeft het bijkomende voordeel dat de vergunningenpraktijk gemakkelijk aangepast kan worden aan nieuwe technische en bedrijfsmatige ontwikkelingen. Zo is het denkbaar dat speelautomatenhallen belangstelling krijgen voor nieuwe vormen van cashless play. In dat geval zullen voor die vormen passende eisen gesteld worden in lijn met het bovenstaande. Ook is het denkbaar dat bepaalde technische implementaties (bijvoorbeeld draadloze systemen) specifieke, additionele eisen noodzakelijk maken.

Nieuwe klassen kansspelautomaten

De VAN heeft verzocht twee additionele klassen kansspelautomaten toe te staan, één voor speelautomatenhallen en één voor de hoogdrempelige horeca. Beiden zijn varianten van de bestaande klassen voor hallen en horeca en zouden naast de bestaande automaten op de markt komen. Deze nieuwe automaten zouden de recreatieve speler meer aan moeten spreken dan de bestaande, en tegelijk risico’s moeten vermijden met betrekking tot problematisch spelgedrag. De nieuwe klassen zijn identiek aan de bestaande voor wat betreft het overgrote deel van de normen, zoals de inzet per basisspel (20 eurocent) en de pieknormen. Het onderscheid met de bestaande automaten bestaat uit een pakket met de volgende vier onderdelen:

  • een hoger minimumuitkeringspercentage (het percentage van de inzetten dat gemiddeld terugvloeit naar de spelers in de vorm van prijzen);

  • een lager maximaal gemiddeld uurverlies (het bedrag dat de speler gemiddeld per uur verliest);

  • een hoger speltempo;

  • een hogere maximumprijs.

De twee nieuwe klassen zijn bedoeld als ‘enkelspeler’, in de zin dat de bijzondere eisen voor ‘meerspelers’10 er niet op van toepassing zijn.

Dit pakket bestaat uit een combinatie van maatregelen die gelden als ‘gunstig’ voor de speler en van maatregelen die gelden als ‘riskant’ voor de speler. De eerste twee maatregelen gelden als gunstig voor de speler vanuit de consumentenoptiek: de spelers krijgen gemiddeld een groter deel van het geld dat ze inwerpen terug in de vorm van prijzen, en ze verliezen gemiddeld minder geld per uur. De laatste twee maatregelen gelden als riskant voor de speler, omdat ze gelden als factoren die van invloed kunnen zijn op de kansspelverslaving.

Traditioneel worden snelle kansspelen (zoals casinospelen en kansspelautomaten) gezien als risicovoller dan langzame kansspelen (zoals loterijen). Het is echter niet duidelijk of gelet op het kenmerkende, hoge speltempo van kansspelautomaten een seconde meer of minder enig verschil uitmaakt. Gezien het belang dat in het Nederlandse kansspelbeleid gehecht wordt aan de preventie van kansspelverslaving wordt in plaats van het door de VAN gevraagde speltempo (minimaal 2,5 seconden per spel gemiddeld en 3 seconden per spel absoluut11) geen hoger tempo toegestaan dan minimaal 3 seconden per spel absoluut. Dit speltempo wordt op dit moment gebruikt voor casino-automaten en halautomaten, en vóór 2000 ook voor horeca-automaten. Er zijn geen aanwijzingen dat dit leidt tot problemen. Daarnaast wordt een spelduur van 3 seconden internationaal veel gebruikt.

Ook de maximumprijs van kansspelen wordt gezien als een factor die van invloed is op de kansspelverslaving. Gelet hierop is een grote verhoging van de maximumprijs zoals de VAN die voorstelt, € 250 per spel voor de horeca en € 500 per spel voor de speelautomatenhallen, te riskant. In plaats daarvan wordt een beperkte verhoging toegestaan, naar € 60 voor automaten in de horeca en € 80 in speelautomatenhallen. De maximumprijs is voor het laatst verhoogd in 2001 (van € 20 naar € 40). Er zijn geen aanwijzingen dat dit aanleiding heeft gegeven tot misstanden. Omdat speelhallen een beter gecontroleerde opstellocatie vormen dan horecabedrijven (met bijvoorbeeld een betere leeftijdscontrole, hogere opleidingseisen, en meer gespecialiseerd personeel) wordt het verantwoord geacht bij halautomaten een hogere maximumprijs toe te staan dan in de horeca. Dit is in lijn met het huidige beleid, dat in speelhallen riskantere automaten met hogere prijzen12 toestaat dan in de horeca.

Door aan de meer riskante maatregelen bovengenoemde beperkingen te stellen, is sprake van een evenwichtig pakket aan maatregelen dat past in de doelstellingen van het Nederlandse kansspelbeleid. De volgende tabel vat dit pakket maatregelen samen en vergelijkt het met de huidige normen.

VOORGESTELDE/ HUIDIGE NORMEN

minimum tijd per spel (sec)

maximum prijs per spel (€)

minimum % uitkering

max. gemiddeld uurverlies (€)

horeca (huidig)

3,5 absoluut 4 gemiddeld

40

60%

40

horeca (na wijziging)

3 absoluut

60

70%

30

hallen (huidig)

3 absoluut

40

60%

40

hallen (na wijziging)

3 absoluut

80

70%

30

Bij het speltempo geeft een ‘gemiddelde norm’ een minimumtijd aan waaraan spellen gemiddeld moeten voldoen; sommige spellen mogen dus korter duren, als dit gecompenseerd wordt door andere spellen die langer duren. Bij een absolute norm moet elk individueel spel aan de norm voldoen. Een absolute norm is dus strenger dan een even hoge gemiddelde norm.

De voorgestelde veranderingen betreffen uitsluitend wijzigingen van waarden voor grootheden die onder de huidige wet- en regelgeving reeds bestaan en gekeurd worden. De keuringsinstellingen kunnen de nieuwe normen dus op dezelfde wijze keuren als de bestaande.

III. Bedrijfseffecten, administratieve lasten en financiële gevolgen

Bedrijfseffecten

Het besluit heeft gevolgen voor:

  • de fabrikanten van kansspelautomaten voor speelautomatenhallen en horeca; er zijn ongeveer 8 fabrikanten in Nederland13 actief;

  • de houders van een exploitatievergunning voor speelautomaten; er zijn ongeveer 850 exploitanten van speelautomaten in Nederland actief;

  • de houders van een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen (dat wil zeggen horeca-ondernemers die een kansspelautomaat opgesteld hebben); er zijn ongeveer 15.700 hoogdrempelige inrichtingen met kansspelautomaten;

  • de houders van een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten in speelautomatenhallen; er zijn ongeveer 269 speelautomatenhallen.

(Bron: Jaarrapportage van Verispect over 2008)

De voorstellen voor mitigerende maatregelen zijn oorspronkelijk afkomstig van de branche en zijn gericht op lastenverlichting. Verwacht mag worden dat deze voorstellen positieve bedrijfseffecten teweeg zullen brengen. In hoeverre dat het geval is, hangt af van de vraag in hoeverre de bedrijven de geboden mogelijkheden aangrijpen en in hoeverre de consument deze op prijs stelt. Gelet op deze onzekerheden vallen de bedrijfseffecten op voorhand niet te kwantificeren.

Administratieve lasten

Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten voor de burger en het bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving van de overheid. Deze wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 brengt geen administratieve lasten voor de burger mee. Wel zijn er administratieve lasten voor het betrokken bedrijfsleven.

Het kabinet voert een restrictief kansspelbeleid, gericht op het reguleren en beheersen van kansspelen, met bijzondere aandacht voor het tegengaan van kansspelverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit. Dit rechtvaardigt regulering door middel van een strikt vergunningstelsel. Op grond van het Europees recht is het lidstaten toegestaan een eigen, restrictief beleid op het gebied van kansspelen te voeren, indien dat beleid niet alleen in woord maar ook in daad gericht is op beperking van de deelname aan kansspelen.

In de speelautomatensector is sprake van een drietal vergunningstelsels, gericht op de opstellocatie, de integriteit van de exploitant, en de toelating van een model speelautomaat.

Deze wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 wijzigt de eisen voor de modeltoelating. Een speelautomaat mag alleen op de markt gebracht en gebruikt worden als deze behoort tot een door de Minister toegelaten model, en ten bewijze daarvan voorzien is van een door de Minister afgegeven merkteken (in de vorm van een individueel genummerde en tegen misbruik beveiligde sticker).

In 2008 zijn 206 modeltoelatingen afgegeven. Daarnaast bestaat de zogenaamde ‘detailwijzigingsprocedure’, waarbij verklaard wordt dat een bepaalde kleine wijziging geen verandering in de aard van het model teweeg brengt. Deze procedure is eenvoudiger dan een gewone modeltoelating en wordt veelvuldig toegepast voor bijvoorbeeld vervanging van onderdelen die niet meer in productie zijn of kleine verbeteringen in de software (‘bugfixes’). In 2008 werd deze procedure 1.817 maal gevolgd.

Betaling met papiergeld

Het ombouwen van speelautomaten voor het gebruik van papiergeld is te beschouwen als het inbouwen van gestandaardiseerde bankbiljettenapparatuur, hetzij naast de huidige muntenapparatuur, hetzij ter vervanging daarvan. Deze kan worden toegelaten via de bovengeschetste detailwijzigingsprocedure. Voordeel hiervan, vanuit de optiek van administratieve lasten, is dat omgebouwde automaten geen nieuw merkteken (kosten € 131 per automaat) nodig hebben.

Het is niet bekend wat de administratieve lasten zijn die samenhangen met de detailwijzigingsprocedure. Deze procedure lijkt op de modeltoelating, maar is aanzienlijk eenvoudiger en wordt veel vaker toegepast. Geschat wordt dat de administratieve lasten ongeveer de helft zijn van die van een modeltoelating. Dit komt neer op ongeveer € 475, want de administratieve lasten van een modeltoelating zijn volgens de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 € 945.

Het is niet bekend hoeveel modellen speelautomaat omgebouwd zullen worden, maar de branche-organisatie gaat ervan uit dat:

  • alleen modellen waarvan de modeltoelating na 2006 is afgegeven, zullen worden omgebouwd. In de periode 2007–2009 zijn er naar schatting 80 modeltoelatingen voor speelautomatenhal- en horeca-automaten afgegeven;

  • alleen populaire modellen (d.w.z. die waarvan een groot aantal exemplaren gebruikt wordt) zullen worden omgebouwd; geschat wordt dat slechts 40% van de modellen omgebouwd wordt;

  • het ombouwen zich zal voltrekken in een periode van drie jaar.

Op basis van 40% van 80 modellen à € 475 over drie jaar, worden de administratieve lasten van het ombouwen naar papiergeld geschat op € 5.067 per jaar en in totaal € 15.200.

Omdat de detailwijzigingsprocedure betrekking heeft op een bepaald model, kunnen de kosten ervan worden omgeslagen over alle speelautomaten die tot dat model behoren. Er zijn in 2008 voor speelhal- en horeca-automaten 30 modeltoelatingen verleend en 4.118 merktekens afgegeven. Dit duidt erop dat gemiddeld 137 speelhal- en horeca-automaten per model in het verkeer worden gebracht. Uitgaande hiervan komen de administratieve lasten van  €475 per model neer op € 3,46 per automaat.

Betaling via cashless play

De introductie van betaling via cashless play heeft op twee manieren gevolgen voor de administratieve lasten.

Ten eerste moeten de speelautomaten omgebouwd worden om te kunnen samenwerken met de cashless play-systemen van de speelhallen. Dit is vooral een softwarematige aanpassing. Dit kan worden afgehandeld via de bovengenoemde detailwijzigingsprocedure, die ook geldt voor het ombouwen voor het gebruik van papiergeld.

Voor de onderbouwing van de administratieve lasten wordt verwezen naar de vorige paragraaf. Het betreft echter slechts 49 in plaats van 80 modellen, omdat cashless play alleen wordt toegestaan in speelhallen en dus alleen speelhalautomaten voor ombouw in aanmerking komen.

Uitgaande van € 475 per detailwijziging, 49 modeltoelatingen voor speelhalautomaten in de periode 2006–2009, 40% ombouw gedurende drie jaar, worden de administratieve lasten van het ombouwen voor cashless play geschat op € 3.103 per jaar, en in totaal € 9.310.

Ten tweede is voor de installatie van een cashless play-systeem een ontheffing van de Minister van Justitie noodzakelijk. Het is niet bekend wat de administratieve lasten zijn die samenhangen met deze ontheffing. De ontheffing lijkt, gezien het karakter van een technisch onderzoek, nog het meest op de modeltoelating, maar is aanzienlijk ingewikkelder. Veiligheidshalve wordt er daarom van uitgegaan dat de administratieve lasten het vijfvoudige zijn van die van een modeltoelating (volgens de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 € 945). Dit komt neer op ongeveer € 4.725 per speelautomatenhal.

Het is niet bekend hoeveel speelhallen een ontheffing zullen aanvragen, maar de branche-organisatie gaat ervan uit dat:

  • voornamelijk de grote speelhallen een cashless play-systeem zullen installeren. Geschat wordt dat slechts 50% van de 269 speelhallen een ontheffing zal aanvragen;

  • het ombouwen zich zal voltrekken in een periode van drie jaar.

Op basis van 50% van 269 speelhallen à € 4.725 over drie jaar, worden de administratieve lasten van de ontheffingen voor cashless play geschat op € 211.838 per jaar, en in totaal € 635.512.

Nieuwe klassen kansspelautomaten

Kansspelautomaten die behoren tot de twee nieuwe klassen worden hetzelfde behandeld als de bestaande klassen kansspelautomaten: zij mogen alleen op de markt gebracht worden als ze behoren tot een door de Minister toegelaten model. Het maakt voor een fabrikant of importeur van speelautomaten dus niet uit of zijn nieuwe modellen behoren tot de twee nieuwe, of tot de bestaande klassen. Er is geen sprake van nieuwe of andere omstandigheden die tot wijziging van de administratieve lasten aanleiding kunnen geven.

Financiële gevolgen

De mitigerende maatregelen hebben geen gevolgen voor de rijksbegroting. De aanvragen voor ontheffingen (naar verwachting 50 per jaar) kunnen binnen de bestaande formatie afgehandeld worden.

IV. Adviezen, voorhang en notificatie

Het besluit is voor advies voorgelegd aan het College van toezicht op de kansspelen, Verispect B.V., de Vereniging Nederlandse Gemeenten, branche-organisatie VAN Speelautomaten, GGZ Nederland, AGOG, NMi Certin B.V. en Gaming Labs International B.V. De VNG, GGZ Nederland, AGOG en GLI hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot consultatie.

De opmerkingen van de branche-organisatie VAN Speelautomaten, toezichthouder Verispect en certificeringsinstituut NMi Certin zijn zo veel mogelijk verwerkt. Zo is met het oog op de leesbaarheid en het gebruik in de dagelijkse praktijk vastgehouden aan de huidige volgorde van de onderdelen in de eerste leden van de artikelen 12 en 13. Op aanraden van de VAN en NMi Certin is duidelijk gemaakt in deze toelichting dat verschillende vormen van cashless play toegepast kunnen worden. Voorts wees de VAN op enkele inconsistenties van technische aard, waaronder het verbod op geldwisselapparatuur. Ook de formulering met betrekking tot de wachttijd is verduidelijkt.

Eén van de compenserende maatregelen bestaat eruit dat twee nieuwe klassen kansspelautomaten worden geïntroduceerd die zich onder andere onderscheiden door een hoger speltempo. Het College van toezicht op de kansspelen constateert dat hiermee een norm die voortkwam uit het rapport van de Commissie Nijpels deels wordt teruggedraaid. De oude norm verdwijnt echter niet in zijn geheel, omdat de attractievere varianten naast de bestaande typen op de markt komen. Het verkorten van de spelduur maakt deel uit van een samenhangend, evenwichtig pakket van afwijkende normen voor de nieuwe klassen. Hiermee wordt beoogd een groter aantal spelers aan te trekken waardoor de automaten in totaal meer uren worden bespeeld. Deze wijziging maakt overigens alleen mogelijk dat in de horeca dezelfde absolute minimumnorm van drie seconden per spel toegestaan wordt (waar dat voorheen 3,5 seconde was). Hiermee wordt de situatie in de horeca gelijkgetrokken met die in de speelautomatenhallen en casino’s.

Hoewel in vergelijking met spellen waarvan het tempo gemeten wordt in dagen of weken (zoals loterijen), de snellere kansspelen over het algemeen een groter risico op kansspelverslaving met zich meebrengen, is niet duidelijk of bij de zeer snelle spellen van kansspelautomaten een verdere versnelling ook daadwerkelijk extra gevaar oplevert. In het EGM-rapport wordt geconcludeerd dat spellen met een zeer hoog speltempo, van vijf seconden en minder, per definitie een relatief hoog verslavingsrisico met zich meebrengen. In deze categorie van spelen neemt dit bestaande risico niet significant toe door een minimale speltijdverkorting. Ook de Commissie Nijpels wees er eerder op dat het hoge tempo nu eenmaal eigen is aan het produkt kansspelautomaten en dat kleine veranderingen waarschijnlijk niet veel effect hebben.

In dit besluit tot wijziging van het Speelautomatenbesluit wordt het relatief grote risico op kansspelverslaving bij kansspelautomaten onderkend. Gelet op het feit dat horecabedrijven, anders dan speelautomatenhallen, zich niet primair richten op kansspelen en de bijbehorende kansspelverslavingspreventie (gespecialiseerd personeel), blijven verschillen bestaan. Zo wordt in de horeca uitbetaling door het personeel alleen mogelijk als de speler een tegoedbon overlegd waarop, onder andere, waarschuwende teksten zijn afgedrukt. Een ander belangrijk onderscheid tussen de twee soorten opstellocaties wordt geïntroduceerd op het terrein van de maximumprijzen.

Artikel 30aa, tweede lid, van de Wet op de kansspelen bepaalt dat het ontwerp van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als voorzien in artikel 30n, tweede en derde lid, bekend gemaakt wordt in de Staatscourant en dat de voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur niet wordt gedaan dan nadat twee maanden na die bekendmaking zijn verstreken.

Het ontwerp-besluit is op [datum] gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998 L 204, zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG, PbEG 1998 L 217) [notificatienummer].

V. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De aanpassing in dit onderdeel is een gevolg van de overdracht van de zorg voor Titel VA Speelautomaten van de Wet op de Kansspelen van de Minister van Economische Zaken naar de Minister van Justitie. Dit is geschied bij koninklijk besluit van 23 februari 2004 (Stb. 2004, 78).

Artikel I, onderdeel B

In dit onderdeel wordt een onjuiste verwijzing naar de Drank- en horecawet hersteld.

Artikel I, onderdelen C en D

• Inworp en uitbetaling door middel van papiergeld

In de artikelen 12 en 13 van het Speelautomatenbesluit 2000 wordt geregeld dat inworp en uitbetaling via papiergeld mogelijk wordt bij kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen (artikel 12) en kansspelautomaten in speelautomatenhallen (artikel 13). In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12 in de nota van toelichting bij het Speelautomatenbesluit 2000 (Stb. 2000, 223) wordt op deze situatie al vooruitgelopen: ‘Indien in een later stadium zou blijken dat het gebruik van muntgeld sterk terugloopt, kan worden bezien of het toestaan van ‘‘inworp’’ middels een ‘‘chip-card’’ of iets dergelijks mogelijk en zinvol is.’ In de nieuwe onderdelen dd en ii van artikel 12 en ff en gg van artikel 13 worden de waarborgen die bij de inworp en uitbetaling van papiergeld in acht dienen te worden genomen vastgelegd. Voor automaten in hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen wordt inworp door middel van papiergeld met biljetten van maximaal € 50 mogelijk. Het inworpmechanisme wordt geblokkeerd indien er een bij ministeriële regeling te bepalen maximumtegoed op de kredietmeter staat. Dit maximumtegoed zal worden vastgesteld via een lijst of formule in de Speelautomatenregeling 2000 en zal evenredig zijn aan de inworp. Er geldt een verplichte, bij ministeriële regeling te bepalen wachttijd bij invoer van een bankbiljet (vergelijkbaar met de ‘bezinningspauze’ na uitbetaling van speelwinst op horeca-automaten in artikel 12, eerste lid, onder w). Die wachttijd zal ruwweg evenredig zijn aan de waarde van de inworp: hoe groter het bankbiljet, hoe langer de wachttijd. De wachttijd leidt niet tot onderbreking van lopende basis- en vervolgspellen, zoals bedoeld in artikel 1, onderderdelen b en o van het Speelautomatenbesluit 2000. Bij een meerspeler heeft de wachttijd alleen betrekking op de spelersplaats waarop de inworp wordt gedaan.

Omdat apparatuur voor de uitbetaling van papiergeld op dit moment te kostbaar is voor inbouw in kansspelautomaten wordt het toegestaan uitbetaling te doen plaatsvinden via het personeel (handpay). In speelautomatenhallen is dit nu reeds toegestaan en er zijn geen aanwijzingen dat dit aanleiding geeft tot problemen. In de horeca is handpay een nieuw fenomeen. Anders dan in speelautomatenhallen is ook geen gespecialiseerde kassier aanwezig. Om toch een soepele uitbetaling te bevorderen is het voorschrift toegevoegd dat de automaat in een hoogdrempelige inrichting een tegoedbon afgeeft met de waarde in euro’s, datum en tijdstip van afgifte, geldigheid, identificatie van opstelplaats en automaat, en teksten die waarschuwen tegen kansspelverslaving (artikel 12, eerste lid, onder j).

• Nieuwe klassen kansspelautomaten

In artikel 12, derde lid, en artikel 13, vijfde lid, worden naast de bestaande klassen automaten één nieuwe klasse kansspelautomaten voor hoogdrempelige inrichtingen en één nieuwe klasse kansspelautomaten voor speelautomatenhallen toegestaan. Deze nieuwe klassen worden gekenmerkt door een hogere maximumprijs per spel (€ 60 voor hoogdrempelige inrichtingen en € 80 voor speelhallen), een minimumspelduur van 3 seconden absoluut, zoals nu in speelautomatenhallen en casino’s, een maximum uurverlies van € 30 per uur in plaats van € 40 per uur en een uitkeringspercentage van 70% in plaats van 60%. De andere normen (zoals maximum inzet per basisspel, of de pieknormen) zijn identiek aan die voor de huidige automaten.

In artikel 12, eerste lid, vervalt het verbod op geldwisselapparatuur aan de automaat voor de omwisseling van papiergeld (oud onderdeel dd). Nu de inworp van bankbiljetten wordt toegestaan heeft deze bepaling zijn betekenis verloren.

Artikel I, onderdeel E

Inworp en uitbetaling via een centraal betalingssysteem in speelautomatenhallen wordt onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt geregeld in artikel 14, tweede tot en met vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000. Er komt een systeem van ontheffingen per speelautomatenhal, waarbij nadere voorschriften in de ontheffing worden opgenomen. De Minister van Justitie kan de ontheffing verlenen. Om deze ontheffing te verkrijgen is het noodzakelijk dat het centrale inworp- en uitbetalingssysteem een betrouwbare afhandeling van inworp en uitbetaling garandeert. Indien de houder van een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten in een speelautomatenhal van mening is dat hij voor ontheffing in aanmerking komt, dient hij dit aannemelijk te maken. Het centrale inworp- en uitbetalingssysteem zal voorafgaand aan de ontheffing gekeurd worden door een onafhankelijke derde, te vergelijken met de regeling van artikel 7 Besluit Casinospelen 1996, en periodiek opnieuw gecontroleerd worden.

Net als bij de inworp van bankbiljetten gelden enkele waarborgen (artikel 14, derde lid) bij inworp en uitbetaling. De maximumwaarde van de inworp via een cashless play-systeem zal in de ontheffing bepaald worden. Het inworpmechanisme wordt geblokkeerd wanneer het tegoed op de kredietmeter een in de ontheffing te bepalen maximum heeft bereikt. In de ontheffing wordt eveneens de verplichte wachttijd vastgesteld. Er kunnen overige (technische) voorschriften aan de ontheffing worden verbonden, die, afhankelijk van het gebruikte systeem, per speelautomatenhal kunnen verschillen.

Artikel II

Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De doelgroep van dit besluit, de speelautomenbranche, is zeer gebaat bij spoedige inwerkingtreding. Om die reden wordt afgezien van toepassing van de systematiek van vaste verandermomenten. Daarnaast speelt een rol dat dit besluit uitvoering geeft aan de dringende wens van de Tweede Kamer om de aan de sector gedane toezeggingen met betrekking tot compenserende maatregelen van de kansspelbelasting op speelautomaten zo spoedig mogelijk te effectueren (motie-Teeven/Gerkens).

De Minister van Justitie,


XNoot
1

Brief van 6 juni 2008, Kamerstukken I 2007/08, 31 205 en 31 206, M.

XNoot
2

Dit is het maximumbedrag dat spelers netto gemiddeld (gemeten over een groot aantal spellen) per uur mogen verliezen; het is dus een soort maximumprijs voor een uur spelen.

XNoot
3

Bij brief van 15 september 2008.

XNoot
4

Men kan hierbij denken aan contactloze kaarten of aan het ‘ticket-in ticket-out’ (TITO) systeem, dat inmiddels ook door Holland Casino gebruikt wordt.

XNoot
5

Kamerstukken II 2005/06, 24 557, nr. 63.

XNoot
6

Kamerstukken II 2008/09, 24 557, nr. 96, blz. 10 en 11.

XNoot
7

Hoogdrempelige inrichtingen zijn horecabedrijven waarin kansspelautomaten mogen staan. In laagdrempelige inrichtingen (snackbars en dergelijke) mogen alleen behendigheidsautomaten staan.

XNoot
8

Kamerstukken II 2009/10 24 557, nr. 106.

XNoot
9

Artikel 14 Speelautomatenbesluit 2000.

XNoot
10

Een meerspeler is een kansspelautomaat waarop meerdere spelers tegelijk een spel kunnen spelen met als basis een centraal toevalsproces; het klassieke voorbeeld is een roulette-automaat.

XNoot
11

Een gemiddelde norm geldt voor het gemiddelde over een groot aantal spellen, waarbij snelle en langzame spellen elkaar mogen compenseren. Bij een absolute norm moet elk afzonderlijk spel aan de norm voldoen.

XNoot
12

In tegenstelling tot in de horeca zijn in speelautomatenhallen immers langzaam spelende meerspelers (maximumprijs bij een langzaam spelende automaat: € 1600) en gekoppelde jackpotsystemen (maximumprijs: € 2500) toegestaan.

XNoot
13

In verband met de specifiek Nederlandse technische eisen worden kansspelautomaten voor speelautomatenhallen en horeca vrijwel uitsluitend door in Nederland gevestigde fabrikanten op de markt gebracht. Zij hebben wel vaak samenwerkingsverbanden met buitenlandse fabrikanten.

Naar boven