Besluit van de Minister voor Jeugd en Gezin van 8 oktober 2008, nr. JZ/GJ-2882155, houdende instelling van de Commissie Financiering Jeugdzorg

De Minister voor Jeugd en Gezin,

Gelet op het rapport van de heer Kaiser ‘Voorstel financieringsstelsel provinciale jeugdzorg’;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister voor Jeugd en Gezin;

b. het IPO:

het Interprovinciaal Overleg;

c. commissie:

de Commissie, genoemd in artikel 2, eerste lid;

d. bestuurlijk overleg:

het bestuurlijk overleg over de jeugdzorg tussen de Minister voor Jeugd en Gezin en het Interprovinciaal Overleg;

e. het rapport Kaiser:

het rapport ‘Voorstel financieringsstelsel provinciale jeugdzorg’, opgesteld door de heer H. Kaiser en vastgesteld in het bestuurlijk overleg d.d. 27 september 2007.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Financiering Jeugdzorg.

  • 2. De commissie is onafhankelijk en adviseert het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg over het macrobudget voor de provinciale jeugdzorg en de verdeling hiervan over de provincies en stadsregio’s. De commissie adviseert over een meerjarig kader en een jaarbudget.

  • 3. De taak en werkwijze van het CFJ is beschreven in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 3. Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat uit:

    • a. een voorzitter, tevens lid;

    • b. maximaal vier andere leden.

  • 2. De benoeming van de leden geschiedt voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.

  • 3. De leden kunnen zich niet laten vervangen.

  • 4. De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 5. Indien één van de leden de werkzaamheden voor de commissie voortijdig beëindigt, kan de Minister, op voordracht van het bestuurlijk overleg, een nieuw lid aanwijzen.

  • 6. De Minister stelt aan de commissie secretariële ondersteuning beschikbaar.

Artikel 4. Werkwijze

De commissie stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 5. Vergoedingen

  • 1. Aan de leden wordt een vacatiegeld toegekend op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988.

  • 2. Daarnaast hebben de voorzitter en leden van de commissie recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten in overeenstemming met het Reisbesluit Binnenland.

Artikel 6. Geheimhouding

  • 1. De leden van de commissie nemen geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

  • 2. De leden zorgen ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 7. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten die door, namens of in opdracht van de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan het bestuurlijk overleg jeugdzorg uitgebracht of na toestemming van het bestuurlijk overleg.

Artikel 8. Archivering

  • 1. Het beheer van de archiefbestanden van de Commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als het beheer van de archiefbescheiden door het Ministerie voor Jeugd en Gezin.

  • 2. De archiefbescheiden van de Commissie worden na opheffing, of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie voor Jeugd en Gezin.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin mededeling van de regeling wordt gedaan.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Financiering Jeugdzorg.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet.

BIJLAGE

Taak en werkwijze van de Commissie Financiering Jeugdzorg

1 Taak

De Commissie Financiering Jeugdzorg wordt gezamenlijk door het Ministerie van Jeugd en Gezin en het Interprovinciaal Overleg ingesteld. De taak van de CFJ kent verschillende onderdelen. Deze vloeien voort uit de afspraken die zijn vastgelegd in het Akkoord Kaiser en het Bestuurlijk Overleg met het IPO over dit advies op 27 september 2007.

De CFJ richt zich primair op het adviseren van het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg over het macrobudget voor de provinciale jeugdzorg en de verdeling hiervan over de provincies en grootstedelijke regio’s. De CFJ adviseert over een meerjarenkader en een jaarbudget.

De CFJ baseert haar adviezen over het macrobudget op behoefteramingen jeugdzorg van het Sociaal & Cultureel Planbureau over de te verwachten vraag naar jeugdzorg en informatie over de prijzen van de Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders.

De adviezen over de verdeling baseert de CFJ op het door het SCP te ontwikkelen verdeelmodel en signalen die de CFJ bereiken over de uitvoering van het provinciale jeugdzorgbeleid.

Adviestaak

Van de CFJ worden de volgende adviezen verwacht:

  • a) De CFJ brengt eens per vier jaar aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg een zwaarwegend advies uit over het meerjarig budgettair kader dat naar diens oordeel nodig is voor de provinciale jeugdzorg (bureau jeugdzorg en provinciaal gefinancierd jeugdzorgaanbod) in de vorm van een financiële meerjarenraming en over de verdeling van dit budget over de provincies en grootstedelijke regio’s.

  • b) De CFJ brengt jaarlijks zwaarwegend advies uit aan het Bestuurlijk Overleg over de ontwikkeling van het benodigde jaarbudget voor de provinciale jeugdzorg en de verdeling daarvan over de provincies en grootstedelijke regio’s.

De CFJ kan tevens adviseren over haar inziens noodzakelijke verbeteringen en/of aanpassingen van de door het behoefteramingsmodel en verdeelmodel van het SCP.

Intermediaire taak

De CFJ kan als intermediair optreden bij het overleg tussen het Rijk en het IPO over de ontwikkeling en hoogte van het budget voor de provinciale jeugdzorg.

Advisering bij de ontwikkeling en uitwerking financieringsstelsel

Gedurende fase van ontwikkeling van het financieringsstelsel, zal de CFJ worden betrokken bij de uitwerking en inrichting van het financieringsstelsel voor de provinciale jeugdzorg.

2 Uitgangspunten werkwijze

In het Akkoord Kaiser is vastgesteld dat de CFJ bij de totstandkoming van haar adviezen rekening houdt met:

  • a) De ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg

    De CFJ baseert haar adviezen over het financieel meerjaren budget en het jaarbudget en de ontwikkeling hierin op de behoefteramingen voor de jeugdzorg van het SCP.

    Hiertoe ontwikkelt het SCP thans een ramingsmodel voor de vraag en de uitsplitsing daarvan over provincies en grootstedelijke regio’s. Het ramingsmodel wordt gezamenlijk vastgesteld door het Ministerie van J&G en het IPO.

    Het SCP draagt zorg voor de jaarlijkse behoefteraming, welke voor 1 februari aan de CFJ beschikbaar wordt gesteld.

  • b) De ontwikkeling van de prijzen in de jeugdzorg

    Provincies bepalen zelf welke prijzen zij afspreken voor welke producten. Het financieringsstelsel voorziet derhalve niet in landelijke uniforme prijzen voor de jeugdzorg. De CFJ baseert haar adviezen echter wel op de door haar te verzamelen eenduidige informatie over de prijzen en de ontwikkeling daarvan. Die prijzen worden beschouwd als rekenprijzen. Deze rekenprijzen zijn een onderdeel voor de vaststelling van de prijzen die de CFJ in haar advies over het budget gebruikt. Daartoe vormt de uitvoeringsinformatie die de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders leveren aan de provincies de basis. Deze informatie geeft de CFJ zicht op de prijsontwikkeling en verschillen tussen provincies en tussen bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders.

    Waar het de prijzen voor het zorgaanbod betreft, wordt de informatie hierover verzameld op basis van de feitelijk gemiddelde prijzen van de verschillende zorgsoorten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de acht vastgestelde zorgcategorieën waarin de bureaus jeugdzorg indiceren.

    Voor wat betreft de prijzen voor de diensten van het bureau jeugdzorg wordt op basis van de vastgestelde dertien producten van het bureau jeugdzorg, de basisdienstverlening die ieder bureau jeugdzorg dient te leveren en de kwaliteitseisen daarvoor in beeld gebracht. Voor deze basisdienstverlening wordt één voor ieder bureau jeugdzorg reële gemiddelde prijs door de CFJ gebruikt per gewogen jeugdige. Deze reële prijs per jongere bepaalt in combinatie met de verwachte behoefte aan diensten van het bureau jeugdzorg, het benodigde budget voor de bureaus jeugdzorg.

  • c) Beleidsontwikkelingen

    De CFJ houdt bij haar adviezen rekening met relevante beleidsontwikkelingen op het terrein van de provinciale jeugdzorg en aanpalende jeugdzorg, zoals de jeugd-GGZ, de jeugd-LVG en het lokaal preventieve jeugdbeleid van gemeenten, die van invloed zijn op de behoefte aan jeugdzorg.

  • d) Maatschappelijke ontwikkelingen

    De CFJ houdt in haar adviezen rekening met maatschappelijke ontwikkelingen in de verschillende provincies die van invloed zijn op de vraag naar jeugdzorg, ook voor zover dit aanpalende vormen van jeugdzorg betreft (zoals de jeugd-GGZ, de jeugd-LVG en het lokaal preventieve jeugdzorg van gemeenten).

  • e) De kwaliteit van de jeugdzorg

    Bij het bepalen van haar advies over het benodigde budget volgt de CFJ ook de kwaliteit van de jeugdzorg. Daarbij gaat het om een goede balans tussen doelmatigheid en doeltreffendheid en het voorkomen dat eventuele neerwaartse druk op de prijzen (op termijn) de kwaliteit van de jeugdzorg aantast. De CFJ volgt de kwaliteit op basis van de bestuurlijk overeengekomen prestatie-indicatoren jeugdzorg. Over deze prestatie-indicatoren rapporteren de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders (aan de hand van de acht zorgcategorieën) aan de provincies en grootstedelijke regio’s.

  • f) Verplichtingen van provincies en grootstedelijke regio’s

    Hantering van het nog vast te stellen verdeelmodel kan leiden tot herverdeeleffecten voor de afzonderlijke provincies en grootstedelijke regio’s. Bij haar adviezen over de verdeling houdt de CFJ rekening met een overgangsregime waarin afbouw van bestaande verplichtingen ordentelijk kan plaatsvinden.

De adviezen van de CFJ zijn onderbouwd en transparant over uitgangspunten, aannames e.d.

De jaarlijks uit te brengen adviezen worden door de CFJ voor 1 maart van het betreffende jaar aan het Bestuurlijk Overleg uitgebracht.

3 Wat gebeurt er met de adviezen van de CFJ?

De verschillende CFJ adviezen betreffen verschillende onderwerpen en hebben een verschillende aanwending.

Advies over een meerjarenkader

In de nadere afspraken in het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg bij het Akkoord Kaiser is vastgelegd dat:

  • a. Als vertrekpunt voor het financieel kader geldt dat het kabinet in de rijksbegroting het advies van de CFJ over het meerjarig financieel kader zal volgen.

  • b. Indien het beschikbare financiële kader van het Rijk lager is dan het bedrag dat benodigd is op basis van het advies van de CFJ, vindt er overleg plaats tussen partijen hoe hiermee omgegaan kan worden.

  • c. Het Rijk is verantwoordelijk voor een toereikend macro-financieel kader opdat het recht op jeugdzorg daarmee kan worden geëffectueerd. Indien het Rijk toch besluit het budgettaire kader lager vast te stellen dan de CFJ adviseert, dient het Rijk dit besluit met zwaarwegende argumenten te verantwoorden.

  • d. Het Rijk heeft de intentie om bij een overmachtsituatie de behoefte aan jeugdzorg voorop te stellen en daarnaar te handelen.

Advies ter vaststelling (berekening) van het jaarbudget

Het advies van de CFJ op grond van de behoefteraming van het SCP en de geïnventariseerde prijzen wordt uitgebracht ten behoeve van het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg. Dit advies van de CFJ wordt in het Bestuurlijke Overleg voorafgaand aan de voorjaarsbesluitvorming geagendeerd. Het advies van de CFJ is zwaarwegend voor het Bestuurlijke Overleg.

Advies over verdeling

De CFJ brengt op basis van het verdeelmodel eens per vier jaar aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg advies uit over de verdeling van de middelen in het vierjarig financieel macrokader over de provincies en grootstedelijke regio’s. De CFJ brengt jaarlijks aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg advies uit over de verdeling van het benodigde macro-jaarbudget over de provincies en grootstedelijke regio’s.

De verdeling van de middelen dient jaarlijks tijdig, met het oog op de provinciale begrotingsvoorbereiding, vastgesteld te worden. Het Bestuurlijk Overleg stelt het verdeelmodel en de verdeling van de middelen over de provincies vast.

Advies over de toereikendheid van het behoefteramings- en verdeelmodel voor de financiering van de provinciale jeugdzorg.

De CFJ onderzoekt primair op macroniveau of het budget voor de provinciale jeugdzorg voldoende is. De CFJ kan bij dit onderzoek ook aanwijzingen krijgen die relevant zijn voor de beoordeling van het verdeelmodel en/of het behoefteramingsmodel. Wanneer bijvoorbeeld bepaalde factoren onvoldoende zijn verdisconteerd in het macrobudget, kan dat ook zijn gevolgen hebben voor het ramings- en/of verdeelmodel.

Wanneer de CFJ hiermee wordt geconfronteerd, dan stelt de CFJ dit vast in zijn jaarlijks advies aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg. De CFJ vervult hier een signaleringsfunctie.

Het is vervolgens aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg om te beslissen of het opportuun is de bestaande verdeling dan wel de gebruikte modellen aan te passen dan wel eerst nader onderzoek in te stellen.

Openbaarmaking CFJ adviezen

De adviezen van de CFJ worden niet openbaar gemaakt, voordat het Bestuurlijk Overleg op deze adviezen een reactie heeft geformuleerd.

4 Tijdpad CFJ adviezen

De advisering van de CFJ speelt een belangrijke rol voor een goed functioneren van de provinciale jeugdzorg. Haar adviezen moeten borgen dat de provincies en grootstedelijke regio’s op macro niveau over voldoende middelen beschikken voor de door hun uit te voeren taken in de jeugdzorg. De CFJ heeft voor het vervullen van zijn taken informatie van anderen nodig. Het zal van belang zijn dat deze informatie gelijktijdig en volledig beschikbaar zal zijn op de gewenste tijdstippen.

Bij de advisering door de CFJ spelen twee eisen een belangrijke rol:

  • 1. Een tijdige advisering waardoor ontwikkelingen in de praktijk zich zo snel mogelijk vertalen in het macrobudget dat voor provinciale jeugdzorg ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. Bestuurlijke rust gedurende het uitvoeringsjaar. Provincies en grootstedelijke regio’s mogen daarom niet lopende het uitvoeringsjaar lastig worden gevallen met aanpassingen in dat budget1.

Het SCP draagt zorg voor de behoefteraming van de provinciale jeugdzorg door middel van een groeimodel waarvan de ontwikkeling in 2007 is gestart. De CFJ inventariseert prijsgegevens aan de hand waarvan de CFJ in combinatie met de behoefteraming en de onder paragraaf 2 genoemde aspecten het benodigde macro-budget vaststelt.

De wijze waarop de CFJ deze prijsgegevens inventariseert is volledig aan de CFJ.

De CFJ zal bij advisering aan het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg te allen tijde volledige transparantie bieden over uitgangspunten, aannames en onduidelijkheden.

Adviestraject
  • 1. Het SCP levert voor 1 februari van jaar t de behoefteraming van de provinciale jeugdzorg aan de CFJ.

  • 2. De CFJ inventariseert prijsinformatie, verwerkt deze cijfers met de behoefteraming en levert voor 1 maart van jaar t een advies aan bij het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg. Met het oog op de voorjaarsbesluitvorming kan tijdig een en ander worden vastgesteld. Een advies over de verdeling van het jaarbudget kan eventueel later volgen mits tijdig met het oog op de provinciale begrotingsvoorbereiding.

  • 3. Het kabinet pleegt in maart van jaar t de kaderbrief besluitvorming ten aanzien van de begroting t+1 mede op basis van de CFJ advies. Indien de CFJ advies niet tijdig beschikbaar is zal de Minister, gehoord het IPO in het Bestuurlijk Overleg, in de beleidsbrief een voorstel doen over de budgetraming t.b.v. de besluitvorming over de begroting in het kabinet.

TOELICHTING

Aanleiding voor de benoeming van de commissie financiering jeugdzorg

Op 15 juli 2007 heeft de heer Kaiser in opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het ministerie voor Jeugd en Gezin het ‘Voorstel financieringsstelsel provinciale jeugdzorg’ opgeleverd. Op basis van dit rapport is tijdens een bestuurlijk overleg op 27 september 2007 tussen het Rijk en het IPO overeenstemming bereikt over een nieuw financieringsstelsel voor de provinciale jeugdzorg. Het streven is om dit financieringsstelsel per 1 januari 2009 bij algemene maatregel van bestuur in werking te laten treden.

Een belangrijk aspect van de nieuwe financiering is dat het budget voor de provinciale jeugdzorg en de verdeling ervan over de provincies en grootstedelijke regio’s (stadsregio’s) op basis van een macroraming van de vraag en de informatie over de prijzen wordt bepaald. Doordat het beschikbare budget wordt gebaseerd op de te verwachten vraag biedt dit de provincies en stadsregio’s meer ruimte om te sturen op effectieve en doelmatige zorg. Om de vraag naar jeugdzorg goed te kunnen bepalen wordt een vraagramings- en verdeelmodel ontwikkeld door het Sociaal Cultureel Planbureau. De nieuwe financiering voorziet in een onafhankelijke partij die op basis van het hiervoor genoemde model aan het bestuurlijk overleg adviseert over het macrobudget en de verdeling ervan. Het Rijk is verantwoordelijk voor een toereikend macro financieel kader, stelt uiteindelijk het budget vast en beslist over de verdeling van de middelen.

Met de instelling van de Commissie Financiering Jeugdzorg (CFJ) wordt voldaan aan de voorwaarde van een onafhankelijke partij.

Tijdens het bestuurlijk overleg van 12 april 2008 is de taak en werkwijze van de CFJ vastgesteld conform bijlage 1.

De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen en overige bijeenkomsten een vergoeding volgens het Vacatiegeldenbesluit 1988. Daarnaast hebben de leden van de commissie recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten in overeenstemming het Reisbesluit Binnenland.

De minister stelt aan de commissie een secretariaat beschikbaar, ter ondersteuning van de CFJ. Dit secretariaat is voor de inhoudelijke uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet.


XNoot
1

Dit laat onverlet dat het Rijk de intentie heeft om bij een overmachtsituatie de behoefte aan jeugdzorg voorop te stellen en daarnaar te handelen.

Naar boven