Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 mei 2010, nr. BJZ2010013120,
Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op artikel III, eerste lid, van de wet van 19 november 2009 tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging
van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen (Stb. 2010, 18);
Hebben goedgevonden en verstaan:
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit regelt de inwerkingtreding van enkele onderdelen van de wet van 19 november 2009 tot wijziging van
de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling
en enkele andere wijzigingen (Stb. 2010, 18) (hierna: de Wijziging van de Kernenergiewet). Het gaat daarbij om de onderdelen B, onder 2, C, E, I, I1, J, K, L, N, onder
1, P, Q, S, U, V, V1 en W van artikel I en om artikel IIA.
Genoemde onderdelen van artikel I houden onder meer verband met de wettelijke verankering van de uiterste sluitingsdatum voor
de kerncentrale Borssele, de mogelijkheid om de aanvraag voor de bouw van een verouderd type kerncentrale te kunnen weigeren,
en de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het ontmantelen van kerncentrales.
Artikel IIA treedt in werking met ingang van 1 april 2011. Deze datum van inwerkingtreding hangt direct samen met het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel I, onder G, dat regels bevat over het stellen van financiële zekerheid voor de kosten van
buitengebruikstelling en ontmanteling van een nucleaire inrichting. Onderdeel G treedt ingevolge artikel III, tweede lid,
van de Wijziging van de Kernenergiewet in werking met ingang van de eerste dag van het vijfde kalenderkwartaal na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin die wet is geplaatst, zijnde 1 april 2011.
Over de inwerkingtreding van de overige onderdelen van de Wijziging van de Kernenergiewet wordt het volgende opgemerkt.
De onderdelen R en T van artikel I hebben betrekking op de registratie van stralingsdeskundigen. De inwerkingtreding van deze
onderdelen is afhankelijk van een nog tot stand te brengen algemene maatregel van bestuur met eisen inzake stralingsdeskundigen.
De inwerkingtreding van deze onderdelen geschiedt tegelijk met de inwerkingtreding van dat besluit.
Voor de inwerkingtreding van de onderdelen A, B, onder 1, D, H, M, N, onder 2 en 3, en O van artikel I zijn enkele aanpassingen
in verschillende op de Kernenergiewet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur nodig. Deze aanpassingen zijn opgenomen
in het nog in voorbereiding zijnde besluit tot intrekking van het Besluit geluidinformatie huishoudelijke apparaten en herstel
van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De inwerkingtreding van deze onderdelen van artikel I van de Wijziging
van de Kernenergiewet zal worden geregeld in het besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd
reparatiebesluit.
In aansluiting op het systeem van vaste verandermomenten van regelgeving (Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309) is bij de nu geregelde inwerkingtreding van onderdelen uit artikel I van de Wijziging van de Kernenergiewet gekozen voor
inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2010.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa