Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2008, 28 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2008, 28 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ter uitvoering van verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) en van het op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153, en Trb. 2007, 95) de Wet milieubeheer en enkele andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.1, eerste lid, worden in de alfabetische rangschikking het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving opgenomen:
EG-verordening PRTR: verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33);.
Artikel 8.12, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «of».
2. Onderdeel b wordt geletterd c.
3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. die gegevens krachtens artikel 12.20, eerste lid, moeten worden opgenomen in een PRTR-verslag dat ten behoeve van een bestuursorgaan moet worden opgesteld, of.
Artikel 8.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «of».
2. Onderdeel b wordt geletterd c.
3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. die uitkomsten als gegevens krachtens artikel 12.20, eerste lid, moeten worden opgenomen in een PRTR-verslag dat ten behoeve van een bestuursorgaan moet worden opgesteld, of.
Na artikel 12.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 12.4, tweede lid, tweede volzin, worden in het milieuverslag niet de gegevens opgenomen die degene die de inrichting drijft, met betrekking tot het verslagjaar reeds overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR dient te verstrekken.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de afbakening, bedoeld in het eerste lid, wordt aangebracht.
Aan hoofdstuk 12 wordt na artikel 12.17 een titel toegevoegd, luidende:
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
PRTR: register inzake de emissie en overbrenging van verontreinigende stoffen als bedoeld in artikel 12.25, eerste lid;
PRTR-protocol: op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153, en Trb. 2007, 95);
PRTR-verslag: verslag als bedoeld in artikel 12.20, eerste lid;
verslagjaar: kalenderjaar waarover ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR een PRTR-verslag moet worden opgesteld.
1. Deze titel is van toepassing op inrichtingen waarin een of meer van de in bijlage I bij de EG-verordening PRTR genoemde activiteiten worden verricht in een mate die de ingevolge die bijlage van toepassing zijnde capaciteitsdrempelwaarde overschrijdt.
2. Onder inrichtingen als bedoeld in het eerste lid worden mede begrepen inrichtingen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.
1. Indien degene die een inrichting drijft, ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR met betrekking tot een kalenderjaar rapportageplichtig is, zendt hij uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar aan de op grond van artikel 12.21 bevoegde instantie langs elektronische weg een verslag bevattende de in artikel 5, eerste en tweede lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde gegevens.
2. Het PRTR-verslag voldoet aan de in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR genoemde kwaliteitseisen.
3. Het eerste verslagjaar is 2007.
1. Als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2, onder 2, van de EG-verordening PRTR wordt aangewezen het bestuursorgaan dat voor de inrichting bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van deze wet of artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren te verlenen, dan wel, in geval op de inrichting de Mijnbouwwet van toepassing is, Onze Minister van Economische Zaken.
2. In afwijking van het eerste lid wordt Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als bevoegde instantie voor inrichtingen waar activiteiten worden verricht als bedoeld in bijlage I, nummer 7, onder a, bij de EG-verordening PRTR.
De kwaliteitsbeoordeling van het PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, geschiedt uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.
1. De op grond van artikel 12.21 bevoegde instantie kan uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar verklaren dat een PRTR-verslag niet voldoet aan de bij artikel 5, eerste of tweede lid, of artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR gestelde eisen of niet is opgesteld met inachtneming van de bij artikel 5, derde of vierde lid, van de EG-verordening PRTR of de krachtens artikel 12.29, aanhef en onder a tot en met c, gestelde eisen.
2. De bevoegde instantie kan het afgeven van de in het eerste lid bedoelde verklaring voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt uiterlijk op het in het eerste lid bedoelde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het PRTR-verslag heeft ingediend.
3. De bevoegde instantie kan na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, na het tijdstip dat met toepassing van het tweede lid is vastgesteld, alsnog verklaren dat het PRTR-verslag niet voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen, indien:
a. het verslag onjuiste of onvolledige gegevens bevat of
b. het verslag anderszins onjuist was, en degene die het verslag heeft ingediend, dit wist of behoorde te weten.
4. De bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, vervalt vijf jaren na afloop van het verslagjaar.
5. In gevallen waarin niet tijdig een PRTR-verslag is ingediend, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verklaring inhoudt dat geen PRTR-verslag is ingediend en dat in plaats van 30 juni wordt gelezen: 30 september. Het tweede lid is niet van toepassing.
1. De op grond van artikel 12.21 bevoegde instanties verstrekken de in artikel 12.20, eerste lid, bedoelde gegevens waarvan zij overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR de kwaliteit hebben beoordeeld, aan Onze Minister. De verstrekking vindt plaats in elektronische vorm telkens uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. op gegevens, opgenomen in een PRTR-verslag ten aanzien waarvan een verklaring als bedoeld in artikel 12.23, eerste lid, is afgegeven, en
b. indien een verklaring als bedoeld in artikel 12.23, vijfde lid, is afgegeven,
in welke gevallen de bevoegde instantie uiterlijk op het in het eerste lid bedoelde tijdstip aan Onze Minister meldt dat een verklaring als bedoeld onder a onderscheidenlijk b is afgegeven.
3. De bevoegde instantie kan op verzoek van degene die de inrichting drijft, of ambtshalve bepalen dat bepaalde in een PRTR-verslag opgenomen gegevens niet aan Onze Minister worden verstrekt. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin wordt ingediend gelijktijdig met het toezenden van het PRTR-verslag, doch uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar. Een ambtshalve bepaling als bedoeld in de eerste volzin vindt plaats uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.
4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid, deelt de bevoegde instantie uiterlijk op het in het eerste lid, tweede volzin, genoemde tijdstip aan Onze Minister mee:
a. welk type informatie geheim is gehouden;
b. op welke grond tot geheimhouding is besloten.
5. In afwijking van het eerste lid worden gegevens ten aanzien waarvan een verzoek als bedoeld in het derde lid is afgewezen, niet eerder verstrekt dan nadat het betrokken besluit ingevolge artikel 20.3 in werking is getreden. Artikel 20.5 is niet van toepassing.
6. In afwijking van het tweede lid worden verklaringen als bedoeld in artikel 12.23 niet eerder gemeld dan nadat het betrokken besluit ingevolge artikel 20.3 in werking is getreden. Artikel 20.5 is niet van toepassing.
1. Er is een register dat gegevens bevat over de emissie en overbrenging van verontreinigende stoffen.
2. Het PRTR is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.
3. Het PRTR wordt beheerd door Onze Minister.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm en de inrichting van het PRTR.
1. Het PRTR bevat de door de op grond van artikel 12.21 bevoegde instanties overeenkomstig artikel 12.24, eerste lid, aan Onze Minister verstrekte gegevens alsmede de overeenkomstig artikel 12.24, tweede lid, aan Onze Minister gemelde verklaringen.
2. Het PRTR bevat tevens gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen als bedoeld in artikel 2, negende lid, van het PRTR-protocol, voorzover die gegevens bij Onze Minister aanwezig zijn, die gegevens een voldoende mate van ruimtelijke detaillering bezitten en het opnemen van die gegevens in het PRTR in praktische zin mogelijk is. Indien in het PRTR gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen worden opgenomen, wordt tevens aangegeven met behulp van welke methode die gegevens zijn vergaard.
3. Indien een bevoegde instantie bepaalde gegevens met toepassing van artikel 12.24, derde lid, niet aan Onze Minister heeft verstrekt, wordt in het PRTR aangegeven:
a. welk type informatie geheim is gehouden;
b. op welke grond tot geheimhouding is besloten.
1. Onze Minister maakt de in artikel 12.26 bedoelde gegevens per verslagjaar via het PRTR openbaar telkens uiterlijk op 31 maart van het tweede kalenderjaar volgend op het verslagjaar.
2. In afwijking van het eerste lid geschiedt de openbaarmaking met betrekking tot het verslagjaar 2007 uiterlijk op 30 juni 2009.
Onze Minister is belast met de uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de EG-verordening PRTR.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de goede werking van het PRTR en ter uitvoering van de EG-verordening PRTR regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de EG-verordening PRTR;
b. de frequentie van informatievergaring, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de EG-verordening PRTR;
c. de wijze waarop een PRTR-verslag moet worden opgesteld en de inhoud van een dergelijk verslag;
d. de geheimhouding van gegevens, bedoeld in de artikelen 12.24, derde en vierde lid, en 12.26, derde lid;
e. de wijze waarop de kwaliteitsbeoordeling van een PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, moet worden uitgevoerd.
Artikel 18.1a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De punt aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een puntkomma.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de EG-verordening PRTR.
Aan artikel 18.2, eerste lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3°. de EG-verordening PRTR;.
Na artikel 18.2f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens titel 12.3 en de EG-verordening PRTR gestelde verplichtingen, voor zover zij ingevolge artikel 12.21, eerste onderscheidenlijk tweede lid, als bevoegde instantie zijn aangewezen.
Artikel 21.6, vierde lid, eerste volzin, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «12.5,» wordt ingevoegd: 12.10, tweede lid,.
2. Na «12.16, derde lid,» wordt ingevoegd: 12.29,.
In artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer voor «15.32, eerste en tweede lid» ingevoegd: 12.20, eerste en tweede lid, 12.29, aanhef en onder a tot en met c, 12.30,.
In artikel 29, onder a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt «van het bij of krachtens deze wet en van het bij of krachtens titel 12.1 van de Wet milieubeheer bepaalde» vervangen door: van het bij of krachtens deze wet, van het bij of krachtens titel 12.1 van de Wet milieubeheer en van het bij of krachtens verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) bepaalde.
Indien artikel II, onder C, van de wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) (Stb. 1998, 687) eerder in werking treedt dan artikel III van dit wetsvoorstel, nadat dit tot wet is verheven, wordt in voornoemd artikel III «artikel 29, onder a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: artikel 29, eerste lid, onder a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa
Uitgegeven de vijfde februari 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.